Het in Christus zijn Ds. R. Boogaard – 2 Korinthe 5:17 Zingen: Lezen: Zingen: Zingen: Zingen: Psalm 100: 1, 3 2 Korinthe 5 Psalm 27: 3, 4, 7 Psalm 119: 32 Psalm 68: 2 Gemeente, de rechtvaardige zal door het geloof leven. Het komt dus in ons leven op het geloof aan. En met name op het geloof in de Heere Christus. Die in Hem gelooft wordt niet veroordeeld, maar die niet gelooft is alrede veroordeeld, dewijl hij niet heeft geloofd in de Naam van de eniggeboren Zoon van God. (Joh.3:18) Dus voor de zaligheid is het geloof onmisbaar. Als de kamerling aan Filippus vraagt om gedoopt te mogen worden, dan zegt Filippus: Indien gij van ganser harte gelooft, zo is het geoorloofd. En dan antwoordt die man: Ik geloof dat Jezus Christus de Zoon van God is. (Hand.8:37) Als de stokbewaarder aan Paulus en Silas vraagt: Wat moet ik doen opdat ik zalig worde?, dan krijgt hij het antwoord: Geloof in de Heere Jezus Christus, en gij zult zalig worden, gij en uw huis. (Hand.16:30-31) Het geloof in Christus is onmisbaar. Christus is het Voorwerp van het geloof van al Zijn volk. En Christus woont door het geloof in de harten van Zijn volk. Het geloof is de band waarmee ze aan Christus verbonden zijn, waardoor ze Christus ingelijfd zijn. Gelovigen zijn dus in Christus. Daarover spreekt ook de tekst voor deze dienst. U vindt de tekst in 2 Korinthe 5 vers 17: Zo dan, indien iemand in Christus is, die is een nieuw schepsel; het oude is voorbijgegaan, ziet, het is alles nieuw geworden. Paulus spreekt in deze woorden over: Het in Christus zijn. We zien: 1. Wat dit betekent 2. Waaruit dit blijkt 1. Wat dit betekent Gemeente, in het verband van de tekst schrijft de apostel over zijn ambtelijke bediening. Die ambtelijke bediening van de apostel is de bediening van de verzoening. En tot de uitvoering van die bediening van de verzoening wordt hij door de liefde gedrongen en aangedreven. De liefde van Christus dringt ons, zegt hij. En dan zegt hij verder: Als die dit oordelen, dat, indien Een voor allen gestorven is, zij dan allen gestorven zijn. En Hij is voor allen gestorven, opdat degenen die leven, niet meer zichzelven zouden leven, maar Dien, Die voor hen gestorven en opgewekt is. www.prekenweb.nl 1/11 Ds. R. Boogaard – Het in Christus zijn Paulus leert hier niet dat Christus voor alle mensen gestorven is, maar hij legt de nadruk op de tegenstelling waarover het hier gaat. Eén is er gestorven, en Hij is gestorven voor allen. Wie is die Ene? Dat is Christus. En wie zijn die allen voor wie Hij gestorven is? Dat zijn al degenen die Hem van de Vader gegeven zijn. Die heeft Hij van Zijn Vader aanvaard. Dat zijn degenen die in Hem geloven. Voor hen is Hij gestorven. En voor wie Christus gestorven is, die is ook met Hem gestorven. Niet alleen om te sterven, maar om te leven. Sterven is middel, maar leven is doel. Maar dan niet meer om zichzelf te leven, als in het eertijds, maar om te leven Dien, Die voor hen gestorven en opgewekt is. Want die met Christus gestorven is, die is gestorven aan zijn eigen leven, zegt de apostel. Die leeft nu uit Christus. En Christus is de Levensbron van de Zijnen. Hij getuigt: Ik leef en gij zult leven. (Joh.14:19) En dan komt hij tot de gevolgtrekking ervan: Zo dan, indien iemand in Christus is, die is een nieuw schepsel; het oude is voorbijgegaan, ziet, het is alles nieuw geworden. Het mag onze aandacht wel hebben, gemeente, dat Paulus hier schrijft: Zo dan, indien iemand ín Christus is. Hij schrijft niet: indien iemand mét Christus is. Want wij kunnen met Christus zijn, zonder in Hem te zijn. Denk maar aan de grote scharen die Hem gevolgd zijn, tijdens Zijn omwandeling op de aarde. De vijanden hebben moeten toestemmen dat de Heere Jezus veel aanhang had. Ze hebben een keer gezegd: Ziet, de gehele wereld gaat hem na. (Joh.12:19) Vanzelf in overdrijvende zin gesproken, want de Heere Jezus is maar één keer buiten het land Kanaän geweest, in Tyrus en Sidon, bij de Kananese vrouw. Ze vonden dat de Heere Jezus veel aanhang had. Ze hebben Zijn prediking gehoord, ze hebben Zijn wonderen gezien, ze wandelden met Hem, ze hebben ook eten van Hem gehad, en ze hebben zich in verwondering afgevraagd: ‘Vanwaar heeft Deze die wijsheid en vanwaar heeft Deze die krachten die Hij doen kan?’ Maar als Christus sprak over de noodzaak om eigen leven te verliezen, om Zijn vlees te eten en Zijn bloed te drinken, om daardoor het leven te hebben, dan wandelden ze niet meer met Hem. Ze gingen weg van Hem. Ze waren eerst wel met Hem, maar ze waren niet in Hem. En zo is het toch nog? Hoeveel mensen zijn er ook onder ons nog met Hem, die Zijn prediking horen, ook Zijn wonderen zien, maar die niet ín Hem zijn. Maar Paulus spreekt hier over het in Christus zijn. Dat wil zeggen: door het ware geloof zó met Hem verenigd zijn, dat losmaking niet meer mogelijk is. De Heere Jezus wijst op de innigheid van die vereniging met voorbeelden uit de natuur. Hij spreekt over een wijnstok. Hij zegt: Ik ben de Wijnstok en gij zijt de ranken. (Joh.15:5) De Heere Jezus zegt: ‘Zoals ranken in de wijnstok zitten, er één mee zijn, zo zijn wij ook één, Ik en u.’ Hij spreekt over de innigheid van die vereniging ook met het beeld van een lichaam waarvan Hij het Hoofd is en Zijn gemeente de leden zijn. In de voorbeelden die Hij gebruikt, is het scheiden niet onmogelijk. Dat kan daar o zo gemakkelijk gebeuren. Maar de vereniging met Hem is een onlosmakelijke vereniging. Waar Hij door het geloof de band gelegd heeft tussen de ziel en Hem, daar is losmaking nooit meer mogelijk. Hij heeft getuigd: Niemand zal dezelve uit Mijn hand rukken. Mijn Vader, Die ze Mij gegeven heeft, is meerder dan allen; en niemand kan ze rukken uit de hand Mijns Vaders. (Joh.10:28-29) www.prekenweb.nl 2/11 Ds. R. Boogaard – Het in Christus zijn Als we daar de toepassing van mogen kennen voor eigen hart en leven, dan gaan we het Paulus nazeggen: Want ik ben verzekerd dat noch dood, noch leven, noch engelen, noch overheden, noch machten, noch tegenwoordige, noch toekomende dingen, noch hoogte, noch diepte, noch enig ander schepsel ons zal kunnen scheiden van de liefde Gods, die er is in Christus Jezus, onze Heere. (Rom.8:38-39) Van nature is iemand niet in Christus. Dan leeft de mens buiten God, buiten Christus en in een geestelijke doodsstaat. En al mag dat verstandelijk nog tot ons doordringen, het brengt echter niet zoveel werkzaamheden mee dat we ons er zorgen over maken, dat we zo niet verder kunnen leven. Of is dat bij u wel zo? Dat kan, want dat gebeurt. Dat gebeurt nog steeds, dat er mensen zijn die dat gaan zien: ik leef buiten God, buiten Christus. En dat Godsgemis wordt zo smartelijk en ook zo onhoudbaar, dat men bedelaar wordt aan de troon der genade. Zulke jongens zijn er vandaag nog, echt waar. Zulke meisjes zijn er vandaag nog. Ik zou namen kunnen noemen en er zullen er misschien hier ook wel zijn. Maar ook ouderen zijn er, bij wie dat Godsgemis gevonden wordt. Dat wordt zo’n smartelijk, zo’n schrijnend gemis. ‘Heere, wat U me ook onthoudt, wat U me ook geeft, maar maakt U me zo gelukkig als Uw volk, als Uw kinderen. Want dat is een gelukkig volk.’ God geve dat het zo mag zijn in uw leven. Want dat gemis hoeft niet zo te blijven. Nee, de Heere heeft een deur der hoop ontsloten in het dal van Achor. Hoe komt een mens dan in Christus? Dat is een daad van God. Dat doet de Heere in de wedergeboorte. Hoe gaat dat dan, als God een mens wederbaart? Wel, in zo’n mens gaat de Heere door Zijn Geest en Woord werken. Begint de Heere hem dan de heilige wet voor te houden? Dat kan ja, dat gebeurt vaak. Maar maak er geen model van. God kan evengoed met een evangelische belofte beginnen. Hij roept altijd door Zijn Geest en door Zijn Woord. Hij roept zondaren door het Evangelie en die zondaren worden door de Heilige Geest bearbeid. In de weg van ontdekking is het altijd de wet van God die de Heilige Geest op de voorgrond stelt. Paulus zegt het ons zo nadrukkelijk: Door de wet is de kennis der zonde. (Rom.3:20) Nooit zal een mens zijn zonde en zijn verdorvenheid kennen, als de Heilige Geest onze ogen niet gaat openen voor de geestelijkheid van Gods wet. En zeker, als de Heere dan gaat overtuigen, dan is er ook een groot verschil in. Dat was bij Paulus heel anders en veel dieper dan bij Timotheus of bij Lydia, van wie we lezen dat de Heere haar hart opende onder de prediking van Paulus. Daar is een groot verschil in. Sta nooit naar zwaarheid, gemeente, want daar ligt het niet in. Maar het komt wel aan op de waarheid van de zaak. Judas had vreselijke overtuigingen van zonde, maar het was zo zwaar dat hij naar de strop liep. Daar was geen liefde in. Als de Heilige Geest ons gaat overtuigen, op een zaligmakende wijze, dan vallen we niet van God af, maar dan vallen we God toe. Want daar wordt de liefde van God in het hart uitgestort. En dat drijft uit naar de Heere. Dat maakt bedelaar aan de troon der genade. Daar wordt het gebed geboren: ‘O God, wees mij, de zondaar, genadig.’ Dat zijn mensen die met God te doen krijgen. Je kunt tegenwoordig zoveel mensen ontmoeten die met Jezus zijn begonnen en dan, als het God het niet verhoedt, straks bij de dood moeten eindigen met een rechtvaardig God buiten Christus. www.prekenweb.nl 3/11 Ds. R. Boogaard – Het in Christus zijn In de waarachtige bekering wordt de vraag geboren: ‘Hoe kom ik met God verzoend?’ Is dat al zo? Als dat nog niet zo is, gemeente, dan is het wel noodzakelijk dat het gebeurt. Het is nu nog de tijd. Het is een zaak, zo groot, zo eeuwig waard gezocht te worden. En ons leven is maar een handbreed. De dood wenkt ieder uur. Buiten Christus is het zo eeuwig onveilig. Eeuwig onveilig, maar ook hier in de tijd onveilig. Er is dus verschil in de diepte van de overtuiging, maar ook in de tijd wanneer en de manier waarop zo’n overtuigde zondaar tot Christus gebracht wordt. Bij sommigen duurt dit jaren, bij anderen veel korter. We lezen dat het bij Paulus drie dagen geduurd heeft. Bij de stokbewaarder gebeurde het in dezelfde nacht. Bij de één gaat het gepaard met grote zielsontroeringen en bij de ander in een bedaarde, stille zielsgestalte. Bij de één zijn de bestrijdingen hevig geweest en een ander wordt lieflijk gelokt en getrokken. Wie heeft God gesteld over Zijn weg? (Job 36:23) Hij is de Soevereine, de God Die volkomen bevoegd is om met het Zijne te doen wat Hem behaagt. Het komt erop aan of we ooit als een verloren mens tot Christus gekomen zijn. Want wie zo tot Hem komt, als een verlorene, als een doodschuldige in zichzelf, die roept Hij een hartelijk welkom toe. Hij zegt: Die zal Ik geenszins uitwerpen. (Joh.6:37) Aan zulken openbaart Hij Zich. Hoe doet Hij dat? Ja, dat doet Hij door Zijn Woord en Geest. Daartoe vertoont Hij Zichzelf aan hun geloofsoog, zodat ze Zijn heerlijkheid, Zijn dierbaarheid, Zijn beminnelijkheid, maar ook Zijn gepastheid mogen zien en bewonderen. Het is mogelijk dat we in de natuur iets zien wat we aan anderen willen vertellen, waar we geen woorden voor kunnen vinden. Dat we wel proberen om er iets van te zeggen, maar waar we dan tenslotte bij zeggen: ‘Dat moet je zelf gezien hebben.’ Zo is het ook hier. Dat hebben ook de ouden onder het oude verbond gehad. Denk maar aan wat de Heere Jezus zegt: Abraham, uw vader, heeft met verheuging verlangd, opdat hij Mijn dag zien zou; en hij heeft hem gezien. (Joh.8:56) Zo ging het met David ook, toen hij door het geloof de heerlijkheid van Christus mocht zien. Toen hij de heerlijkheid van Christus mocht zien, was zijn hart er zo vol van. Toen heeft hij Psalm 45 gedicht. Heeft David toen gezegd hoe heerlijk, hoe schoon de Messias is? Nee, hij heeft geworsteld met de taal, maar hij kon niet verder komen dan: ‘Beminnelijk Vorst, Uw schoonheid hoog te loven gaat al het schoon der mensen ver te boven!’ Daar is geen maat van. Toen de bruid Zijn heerlijkheid mocht zien, toen zei ze: Al wat aan Hem is, is gans begeerlijk. (Hoogl.5:16) Ze begon er maar iets van te zeggen, maar ze kon niet aan een eind komen. Alles wat aan Hem is… En elke nieuwe openbaring van Hem doet meer schoonheid, meer dierbaarheid, meer heerlijkheid in Hem zien. Daar krijgen Gods kinderen nooit genoeg van! Want dat zal hun zaligheid zijn: eeuwig God zien, eeuwig Christus zien, eeuwig in Zijn gemeenschap zijn. Maar wat ze er van hebben mogen ontvangen, daar hebben ze wel genoeg van. O ja, als de Heere ze er hier iets van schenkt, dan verbleekt alles wat van de wereld is. Dan gaat dat juist zo trekken. Dan komt er een heimwee. Hier richt de mens zijn ogen op wat niets betekent. Nauwelijks heeft hij het ene gezien of hij richt zijn oog weer al op wat anders. Want het is alles ijdelheid. Daar is geen verzadiging in. De ogen die Christus gezien hebben, die zullen nooit meer terugzien. Die www.prekenweb.nl 4/11 Ds. R. Boogaard – Het in Christus zijn zullen met David mogen ervaren: Ik zal verzadigd worden met Uw beeld, als ik zal opwaken. (Ps.17:15) O, onuitsprekelijk voorrecht om als een verloren zondaar of zondares aan de voeten van deze Zaligmaker te mogen komen door de trekkende liefde van de Vader! En daar mogen we nu komen zoals we zijn. Met al onze schuld, met al onze schande, met onze naaktheid, mogen we komen voor Gods aangezicht. Daar mogen we komen zoals we zijn. Want het zijn geen opgeknapte zondaren die Jezus zaligt. Het zijn vuile, snode, walgelijke zondaren die Hij bedient. En daar druist nu juist ons hoogmoedig bestaan tegenin. Wij willen eigenlijk op een roomse manier zalig worden, helpende genade ontvangen, zelf toch ook nog enigszins meetellen. Het wordt ook de beleving van Gods kinderen, dat ze wel als een vriend, maar niet als een vijand gezaligd willen worden. Maar het zijn juist vijanden! Het zal niet anders kunnen. De apostel zegt: Indien wij, vijanden zijnde, met God verzoend zijn door de dood Zijns Zoons. (Rom.5:10) En dat is nóg de beleving van al het volk van God. Het is zo noodzakelijk dat we onze ergernis aan het kruis van Christus verliezen. Maar er is zo weinig ontdekking, gemeente. Doorgaans is er zoveel tevredenheid met wat er wel eens in het leven gebeurd is. Daaruit wordt dan als conclusie getrokken dat men in Christus is. Paulus achtte alle dingen schade en drek om de uitnemendheid der kennis van de Heere Jezus Christus. Was die gezindheid er maar meer! En kijk, gemeente, die gezindheid is er nu bij hem of bij haar die zo door de schuld gedrukt wordt, dat hij geen Borg en Zaligmaker missen kan. Die staat ernaar om met bewustheid in Christus te mogen overgaan. Om afgesneden te worden van eigen leven en het leven te mogen vinden in Hem, Die Zijn Kerk overgenomen heeft van Zijn Vader, maar ze ook overneemt in het uur van de dood en ze een recht geeft op het eeuwige leven. Zij zijn erfgenamen van de eeuwige zaligheid. O, wat is het een gelukzalig volk! Het is geen wonder dat de dichter van Psalm 32 ervan zingt: Welzalig hij, wiens zonden zijn vergeven; Die van de straf voor eeuwig is ontheven; Wiens wanbedrijf, waardoor hij was bevlekt, Voor ‘t heilig oog des HEEREN is bedekt. Zo dan, indien iemand in Christus is, die is een nieuw schepsel. Wat betekent dat? Dat wil niet zeggen dat hij sinds korte tijd ontstaan is, dat hij geen eertijds zou hebben. Het betekent ook niet dat hij nu van een andere stof zou zijn. Maar het wil zeggen dat hij vernieuwd is. Zó vernieuwd, dat van een nieuwe schepping gesproken kan worden. Wie in Christus is, is een nieuw schepsel. We kunnen ook lezen: is een nieuwe mens geworden. Paulus noemt het een aflegging van de oude mens en een aandoen van de nieuwe mens. In de tekst zegt hij: Het oude is voorbijgegaan, ziet (let erop), het is alles nieuw geworden. Alles nieuw geworden? Ja, alles is nieuw geworden! We gaan er iets van zien in de tweede gedachte: 2. Waaruit dit blijkt www.prekenweb.nl 5/11 Ds. R. Boogaard – Het in Christus zijn Het oude is voorbijgegaan, zegt de apostel. Wat was dan dat oude? Dat oude was om te beginnen de geestelijke doodsstaat. Het geestelijk léven is nieuw. Wat is leven, kunt u dat verklaren? De levenden weten dat ze leven, maar kunt u het verklaren? Maar u ervaart het wel, dat u leeft. Zo is het ook geestelijk. Er komt een nieuw leven in ons. En dat heeft andere uitgangen, andere werkzaamheden, net als het natuurlijk leven. Er komt nieuw leven. De dood heerst niet meer. Dat is voorbij. Nee, niet dat het nooit dodig is in het leven van Gods kinderen. O, de dodigheid kan zo’n floers leggen op de Kerk. Dat zien we maar al teveel. Dodigheid kan in het leven van Gods kinderen nog zo heersen. Maar niet meer de dood zelf. Dat is voorbij, zegt de apostel. Nieuw is geestelijk leven. En dat leven van de genade is eeuwigheidsleven. Dat sterft nooit. Dat duurt tot in alle eeuwigheid. Voorbij is ook de geestelijke doofheid. Er is een gehoor gekomen. Niet een natuurlijk gehoor. Dat hebben we gelukkig, voor zover we niet doof zijn. Maar het gaat nu over de geestelijke doofheid. Dat wil zeggen dat we de Heere maar laten praten. We kunnen nog graag naar de kerk gaan; en gelukkig als het zo is. We kunnen nog vermaak hebben in het beluisteren van een preek; een voorrecht als het zo mag zijn. Maar in feite laten we de Heere praten. Maar dat wordt anders als we geestelijke oren krijgen. Dan gaan we luisteren naar wat de Heere zegt. Het Woord krijgt ingang vanbinnen. Nu kan het gebeuren als u eens een keer een bijzondere preek hoort of een preek die u bijzonder aangesproken heeft, dat u daar wat van onthoudt. Maar als de Heere innerlijk tot onze ziel gaat spreken, dan vergeet u dat nooit weer. Van elke preek? Nee, niet van elke preek. Maar als de Heere door Zijn Woord tot uw ziel spreekt, dan bent u daar bij. Dat wordt gegrift in de wanden van uw hart. Geestelijk gehoor… Dan horen we de stem van God. Dacht u dat die drieduizend op de pinksterdag in Jeruzalem de Heere Jezus nooit hadden horen preken? Dat is toch niet voor te stellen? Hele scharen trokken met Hem door het land. Welnu, ze waren op de pinksterdag naar Jeruzalem gekomen en daar horen ze Petrus prediken. Daar komt de Geest in mee en daar horen ze vanuit de prediking van Petrus de stem van God. En wat gebeurt er? En als zij dit hoorden, werden zij verslagen in het hart, en zeiden tot Petrus en de andere apostelen: Wat zullen wij doen, mannen broeders? (Hand.2:37) Gezegend is de dag waarop de stem van God in onze ziel gehoord wordt ten leven. De dag waarop Christus spreekt tot de ziel: ‘O zondaar, zondares, hoor des Heeren Woord!’ Welgelukzalig is de mens die naar Mij hoort, dagelijks wakende aan Mijn poorten, waarnemende de posten Mijner deuren. Want die Mij vindt, vindt het leven en trekt een welgevallen van de HEERE. Maar die tegen Mij zondigt doet zijn ziel geweld aan; allen die Mij haten hebben de dood lief. (Spr.8:34-36) Weet u wat ook voorbij is? De geestelijke blindheid. Er is een geestelijk gezichtsvermogen gekomen. Het behoort tot de zegeningen van de nieuwtestamentische bedeling, als onder het oude verbond geprofeteerd wordt door de profeten: Alsdan zullen der blinden ogen opengedaan worden. (Jes.35:5) Van nature is een mens stekeblind. Nietwaar, gemeente? We zijn toch blind voor het verderf waarheen we reizen? Onbekeerd te zijn brengt ons geen zorg en we zien de ernst er niet van. We weten het, we horen het, we geloven het, en het doet ons niets. Omdat www.prekenweb.nl 6/11 Ds. R. Boogaard – Het in Christus zijn het niet het ware geloof is. Maar als we zien waarheen we op reis zijn, dat aan het eind van onze levensweg een rechterstoel staat, dacht u dat we dan geen vrede met God zouden zoeken? En nu kunnen we alles maar z’n gang laten gaan, terwijl we geestelijk blind zijn. En het ergste is dat we denken dat we kunnen zien. Dat dachten ook de farizeeën in de dagen van de Heere Jezus. Maar het waren blinde leidslieden der blinden. En hoeveel mensen zijn aan deze leidslieden gelijk? Zijn er die aan hun blindheid ontdekt zijn? Want daar gaat de Heere mee door. God gaat met Zijn werk door, door alle tijden. Doe dan als Bartimeüs, de blinde die aan de weg zat en bedelde: ‘Heere Jezus, ontferm U mijner!’ ’t Is de HEER’, Wiens mededogen Blinden schenkt het lieflijk licht; Wie in ’t stof lag neergebogen, Wordt door Hem weer opgericht. De blindgeborene zei toen hij genezen was: Eén ding weet ik, dat ik blind was en nu zie. (Joh.9:25) Dan ziet de mens het Godonterende en ook het zielverwoestende karakter van de zonde. Dan ziet hij wat een slavernij de dienst van satan is. Dan ziet hij de grootheid van de genade, maar ook de noodzakelijkheid om in Christus te zijn. Hij ziet iets van de onnaspeurlijke rijkdom van de liefde van God en de barmhartigheid van God in Christus Jezus. Paulus roept er van uit: Gezegend zij de God en Vader van onze Heere Jezus Christus, Die ons gezegend heeft met alle geestelijke zegening in de hemel, in Christus. (Ef.1:3) Hij ziet de vrijmacht van God, dat God macht heeft om uit één klomp leem het één een vat ter eer te maken en het ander een vat ter oneer. Hij leert buigen voor de soevereiniteit van God. O, dat vrije welbehagen van God! Dan ziet de mens dat er geen enkele reden in hem is, waarom God naar hem zou omzien en een ander voorbijgaan. Dan wordt het waar: Alle roem is uitgesloten; Onverdiende zaligheên Heb ik van mijn God genoten; ‘k Roem in vrije gunst alleen! De grondtoon van het danklied van de verlosten zal in alle eeuwigheid zijn: ‘Het is door U, door U alleen, om het eeuwig welbehagen!’ Voorbij is de tijd dat het verrichten van de godsdienstplichten een gewetenszaak was. Dat we vanwege onze opvoeding eigenlijk niet thuis durfden blijven, maar eigenlijk liever thuis bleven. Dat de godsdienstplichten een last waren. Dat we het eigenlijk met ons geweten vaak op een akkoordje gooiden om er maar zo weinig mogelijk aan te doen, maar wel net zoveel dat ons geweten wat rustig bleef. En nu, het is helemaal nieuw geworden. Hoe is het dan nu? Wel, het wordt de praktijk van het leven: Hoe lieflijk, hoe vol heilgenot, O HEER’, der legerscharen God, www.prekenweb.nl 7/11 Ds. R. Boogaard – Het in Christus zijn Zijn mij Uw huis en tempelzangen! Hoe branden mijn genegenheên, Om ’s HEEREN voorhof in te treên! Dan duurt de zondag nooit te lang. Dan zijn we zondagsavonds al bezig de dagen te tellen dat het weer zondag is. We hadden liever zes zondagen in de week dan één zondag. Dan wordt het waar wat een ander zegt: ‘Uw Woord kan mij, ofschoon ik alles mis, door zijne smaak, én hart én zinnen strelen.’ Dan wordt de kerk de plaats waar we gevoed worden. De plaats waar we naar hunkeren. Dan gaan we naar de plaats van het gebed, om de Heere Zelf in de weg van Zijn instellingen te mogen ontmoeten. Om te horen of Hij een woord van vrede, van ontferming, van genade tot onze ziel spreken wil. Dan hongert de ziel naar het Brood des levens. Dan wordt het gebed de ademhaling van ons leven. Zie, hij bidt. (Hand.9:11) Voorbij is dan ook de liefde tot de zonde. Nieuw is een haat tegen de zonde en een lust en liefde tot alle gerechtigheid. Een natuurlijk mens kan veel zonden laten, maar hij kan nooit alle zonden haten. Misschien zegt u: ‘Een kind van God kan toch soms ook wel in zijn leven een verkeerd voorbeeld geven?’ Zeker, een kind van God kan ver meegevoerd worden, maar hij kan toch niet meer het vermaak in de zonde hebben van voorheen. Want de zonde is hem in wezen de dood geworden. Hij zou graag zonder zonde, heilig voor God leven. Hij zucht onder de verdorvenheden die nog in hem wonen. Dat doet hem smeken om de vervulling van de belofte van God: En Ik zal geven dat hun werk in der waarheid zal zijn; en Ik zal een eeuwig verbond met hen maken. (Jes.61:8) De vernieuwing van levenswandel komt bij de één duidelijker uit dan bij de ander. Het is ook een groot verschil hoe onze vorige levenswandel was, hoe ons eertijds geweest is. Als we uit de wereld komen, dan is er een veel grotere verandering waarneembaar dan wanneer we met toch een zeker vermaak de dienst van de Heere waargenomen hebben en in Zijn inzettingen gewandeld hebben. Dan kan er uiterlijk eigenlijk niet eens zoveel veranderen. En toch, toch is er een groot verschil in. Het is verschil tussen dood en leven. Want of een mens nu wandelt op de brede weg van het verderf, al loopt hij uiterst rechts, of hij wandelt op het smalle pad dat ten leven leidt, dat maakt toch alles uit. Nieuw is ook de liefde tot Christus. Dat heeft de mens van nature niet. Dat schenkt de Heere in de weg van de waarachtige bekering. Als Hij Zichzelf aan Zijn volk gaat ontdekken, als Hij Zijn liefde aan hen schenkt en doet ervaren. Die liefde die noopt tot wederliefde. Die doet uitroepen: Ik zal U hartelijk liefhebben, HEERE, mijn Sterkte! (Ps.18:2) Hij is hun Liefste, hun Zielenvriend, hun Zaligmaker, hun Heere en hun Koning. Aan Hem geven ze zichzelf over voor tijd en eeuwigheid. Als ze Hem missen, dan missen ze alles. En als ze Zijn gemeenschap mogen ervaren, dan hebben ze ook alles. Met Asaf zeggen ze: Bezwijkt dan ooit, in bitt’re smart, Of bange nood, mijn vlees en hart, Zo zult Gij zijn voor mijn gemoed, Mijn rots, mijn deel, mijn eeuwig goed. www.prekenweb.nl 8/11 Ds. R. Boogaard – Het in Christus zijn Zeker, er zijn er ook altijd onder Gods kinderen die hun liefde tot Christus niet voor liefde kunnen of durven houden. En toch, toch willen ze die hartelijke genegenheid tot Hem, laat ik het dan zo noemen, voor geen duizend werelden missen. Dat is ook liefde, hoor! Weet u waar die liefde soms zo duidelijk in openbaar komt? In de blijdschap. Blijdschap? Ja, blijdschap als ze horen over de uitbreiding van Gods Koninkrijk. Blijdschap als ze horen dat er hier of daar een jongen of meisje, een man of vrouw voor God in de schuld gekomen is. Daar zijn ze zo hartelijk mee verblijd. Waarom durven ze hun liefde tot Jezus niet voor liefde te houden? Omdat ze zo weinig van Hem kennen. En dan zeggen ze: ‘Als Hij mij liefhad, dan zou Hij Zich toch meer aan mij openbaren?’ Maar de liefde werkt de Heere. En Hij schenkt Zijn kinderen ieder persoonlijk naar Zijn vrijmacht. De één mag veel van de liefde ervaren en de ander minder; Hij is daar vrij in. Maar vraag uzelf eens af: zou u buiten Hem kunnen? Waar de liefde van God in het hart is uitgestort, daar zeggen ze: ‘Nee, Heere, dat zou voor mij erger zijn dan de dood.’ Dat is liefde! Nieuw is ook het beeld van God dat bij aanvang in het leven hersteld wordt. U weet, dat beeld van God bestond in kennis, gerechtigheid en heiligheid. Welnu, daarmee gaat de Heere Zijn volk bij aanvang weer begiftigen. En daarom is de rechtvaardige voortreffelijker dan zijn naaste. (Spr.12:26) De Heilige Geest maakt woning in hun hart en Hij gaat ze vernieuwen naar dat evenbeeld. Dat is een volk dat betrekking krijgt op de heiligheid. Echt waar, gemeente, houd dat altijd maar vast: wie niet heilig wil zijn, zal niet zalig kunnen zijn. Waar de Heere Zijn liefde uitstort, daar wordt het de begeerte van de ziel om in Zijn wegen te wandelen. Dat is een volk dat leert bidden: ‘O Zoon, maak ons Uw beeld gelijk!’ En dan tenslotte: nieuw is ook de vreemdelingschap. Voorheen waren ze zo goed thuis op de wereld. Ze hadden echt geen behoefte aan een ander land. Maar sinds de liefde in hun hart is uitgestort - een bewijs dat ze wedergeboren zijn tot een levende hoop - zijn ze uit God geboren. En nu ligt hun domicilie in de hemel. In de toepassing voor eigen hart zijn ze vreemdelingen geworden op de aarde. Dan kan het gebeuren dat vrienden of vriendinnen die op kerkelijk gebied met elkaar omgaan, elkaar niet verstaan. Ze hoeven de vriendschap niet te breken, maar worden toch vreemdeling voor elkaar. Vreemdeling voor elkaar worden, vreemdeling op de wereld… Dat vreemdelingschap is een zaak je niet kunt maken. Heel het werk der genade niet, maar het wordt wel vaak nagedaan. Er zijn mensen die doen alsof ze hier vreemdeling zijn, maar in wezen van de zaak zijn ze hier best thuis. Weet u wie hier vreemdeling is? Die met de dichter in gaat stemmen: ‘Heere, wanneer komt die dag dat ik toch bij U mag wezen, en zien Uw aanschijn geprezen?’ Een natuurlijk mens kan zichzelf onder de weerhoudende goedheid van God o zo goed in acht nemen voor uitbrekende zonden in de wereld. Maar een vreemdeling op de aarde worden, nee, dan moet ons domicilie boven zijn. Dan moeten we uit God geboren zijn. Dan worden we vreemdeling, misschien in eigen familie. Maar dan krijgen we toch een andere familie, een geestelijke familie. Dat zijn de gelovigen. Dan gaan we met de dichter instemmen, wat we nu doen uit Psalm 119 vers 32: www.prekenweb.nl 9/11 Ds. R. Boogaard – Het in Christus zijn Ik ben een vriend, ik ben een metgezel Van allen, die Uw naam ootmoedig vrezen, En leven naar Uw goddelijk bevel. O HEER’, hoe wordt Uw goedheid ooit volprezen! Gij doet op aard’ aan alle scheps’len wel; Och, wierd ik in Uw wetten onderwezen! Zo dan, indien iemand in Christus is, die is een nieuw schepsel; het oude is voorbijgegaan, ziet, het is alles nieuw geworden. Nieuw in beginsel, niet in volkomenheid. Want hier op de aarde worden Gods kinderen wel bij aanvang vernieuwd naar het beeld van God, maar ze dragen ook nog zoveel van het beeld van de oude Adam. Ze dragen hier ook nog de verdorvenheid met zich mee. Ze zijn hier nog aan zoveel onderworpen wat hun hart uit de hemel en de Heere uit hun hart houdt. Hier is het nog maar een beginsel. Maar wil er een volkomenheid ooit kunnen komen, dan zal het begin hier aanwezig moeten zijn. Welnu, wat zijn ze dan gelukkig, allen die in Christus zijn. Want buiten Christus, zo leert de Schrift, zal het in die grote dag der dagen zeer stormen. Vraagt u uzelf wel eens af, bij het licht van Gods Woord, hoe het met u staat op reis naar de eeuwigheid? Zijn er levende werkzaamheden aan de genadetroon? Bent u ermee bezig dat u met God verzoend en tot Hem bekeerd moet worden, dat u vrede met God moet maken, hier in de dag van de genade? Want de tijd is zo spoedig voorbij. Het kan zo vlug eeuwigheid zijn of worden. Wij zijn mensen die de adem in de neus dragen. De Heere hoeft het maar in te houden en we zijn niet meer. Denken we eraan? Of zijn we al zo verhard onder het Evangelie dat het ons niets meer zegt? Dat kan ook gebeuren. Er wordt wel eens gezegd: ‘Zo lang er leven is, is er hoop.’ Dat staat niet in de Bijbel. Er zijn mensen, dat lezen we wel in Gods Woord, die in dit leven hun geweten al als met een brandijzer hebben toegeschroeid (1Tim.4:2). We lezen ook in Gods Woord dat er mensen zijn die aan de verharding zijn overgegeven. Wat is dat erg! Dan is in ons leven de deur van de genade voor ons al op het nachtslot. O, beef ervoor! Zoek toch de Heere en leef! Want het in Christus zijn is zo nodig. Maar het is ook mogelijk. Het is een onuitsprekelijke weldaad. De Heere wil het geven aan ieder die het niet missen kan. Gebruik toch biddend de genademiddelen die de Heere ons gegeven heeft en waardoor Hij Zijn genade verheerlijken wil. En dan tenslotte, kinderen Gods, laat uw wandel boven mogen zijn, in de hemelen. Want al is het dat u in alles vernieuwd bent, er blijft ook nog zoveel oud over. U draagt de oude mens der zonde in u mee. U woont in een wereld waar alles oud is, waar nog niets vernieuwd is. U woont op vijandelijk gebied. Maar dat wordt allemaal anders. Als het begin van de vernieuwing gekomen is, is dat de zekerheid van de voltooiing. Straks zal ook de dood niet meer zijn. Noch rouw, noch gekrijt, noch moeite zal meer zijn. (Openb.21:4) Want al deze dingen behoren tot de dingen die voorbijgaan. Wat blijft, dat is de eeuwige heerlijkheid die u tegemoet reist. En dan zegt Johannes: En Die op de troon zat zei: Zie, Ik maak alle dingen nieuw. (Openb.21:5) Niet alleen Zijn volk, maar er komt ook een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, waarop gerechtigheid woont. Want Hij schept ze. Hij zal ze voortbrengen. www.prekenweb.nl 10/11 Ds. R. Boogaard – Het in Christus zijn Die hemel en aarde zullen bevolkt worden door een volk waarvan geldt wat Jesaja profeteerde: En geen inwoner zal zeggen: Ik ben ziek, want het volk dat daarin woont, zal vergeving van ongerechtigheid hebben. (Jes.33:24) Amen. Slotzang: Psalm 68:2 Maar ‘t vrome volk, in U verheugd, Zal huppelen van zielenvreugd, Daar zij hun wens verkrijgen; Hun blijdschap zal dan, onbepaald, Door ‘t licht, dat van Zijn aanzicht straalt, Ten hoogsten toppunt stijgen. Heft Gode blijde psalmen aan; Verhoogt, verhoogt voor Hem de baan; Laat al wat leeft Hem eren; Bereidt de weg, in Hem verblijd, Die door de vlakke velden rijdt; Zijn naam is HEER’ der heren. www.prekenweb.nl 11/11