HOOFDSTUK 1 DE ONDERNEMING IN DE WERELDECONOMIE. Globalisering is een versnelling in het proces van wereldwijde economische integratie door een sterke toename van internationale handel en de directe buitenlandse investeringen. Oorzaken - De hoogte van de transportkosten zijn een steeds minder belangrijk obstakel voor internationale handel. Lagere transportkosten leiden tot een afname van het belang van de geografische afstand tussen twee plaatsen: stimuleert globalisering, want ondernemingen kunnen hierdoor gemakkelijker in ver weg gelegen markten producten produceren of afzetten. De lagere kosten zijn te danken aan schaalvoordelen en hogere snelheid waarmee goederen kunnen worden getransporteerd. - Samengaan van telecommunicatie en computertechnologie in de telematica stimuleert globalisering. Communicatie verloopt sneller en is goedkoper. - Daarnaast is de toename in het economisch verkeer tussen landen mogelijk gemaakt door een wereldwijd proces van deregulering. Het wegvallen van handels- en kapitaalsbelemmeringen heeft hetzelfde effect als het verlagen van de transport- en telecommunicatiekosten: namelijk een grotere vrijheid voor de ondernemer in zijn beslissingen. Global sourcing (wereldwijd uitbesteden) is een strategie waarbij een onderneming niet locatiegebonden bedrijfsfuncties vestigt in die delen van de wereld waar de kosten en de toegevoegde waarde het meest gunstig zijn. Het is dus een zoekproces naar de optimale vestigingsplaats van bedrijfsprocessen. Welke consequenties heeft dit voor de positie van de werknemers in Nederland? De positie wordt kwetsbaarder, doordat ondernemingen steeds makkelijker hun productie verplaatsen naar allerlei delen van de wereld. Het fenomeen dat iedere regio steeds eenvoudiger bereikt kan worden, wordt ook wel omschreven als het ontstaan van een global village. Dit heeft tot gevolg dat de bedrijfsomgeving steeds ruimer en complexer wordt. (Groter bereik, met als gevolg een toename van zaken als concurrentie). Motieven voor internationalisering: Het bedrijfsleven kan worden verdeeld in een beschermend/nationale sector en een open/ internationale sector: - In de beschermende sector worden veelal goederen en diensten geproduceerd die niet of moeilijk internationaal verhandelbaar zijn. Ook de beschermende sector heeft te maken met gevolgen van het ontstaan van een global village; er zullen namelijk activiteiten worden verplaatst naar de open/internationale sector. Daarnaast heeft globalisering invloed op het functioneren van de lokale economie. - In de open sector worden goederen en diensten geproduceerd die wel internationaal verhandelbaar zijn, zoals landbouw, industrie en steeds grotere delen van de zakelijke sector. Er bestaan diverse motieven voor internationalisering: - Omzetgeoriënteerde motieven; benutten van nieuwe marktkansen. - Kostengeoriënteerde motieven: verlaging van de kosten. Bovendien kan een organisatie door producten buiten Europa af te zetten risico’s spreiden. 1 Welke risico’s zijn verbonden aan het verkopen van producten in het buitenland? Dit zijn het valutarisico en het landenrisico. Het valutarisico betreft het risico dat als gevolg van een wisselkoersveranderingen de winst van een onderneming negatief wordt beïnvloed. Het landenrisico betreft het risico dat een handelspartner niet aan zijn verplichtingen kan voldoen, omdat het betrokken land over onvoldoende deviezen beschikt Fasering van het internationaliseringsproces Een onderneming kan verschillende internationaliseringsvormen/entreestrategieën kiezen. In het proces van internationalisering is een logische fasering te onderscheiden: 1. Export via een buitenlandse partner; Een agent werft klanten. Alle bedrijfsfuncties van de onderneming bevinden zich in Nederland. 2. Export via een eigen verkoopkantoor in het buitenland; Als de export groeit wil de onderneming vaak de verkoop in het buitenland in eigen handen nemen om zo steeds nauwkeuriger in te kunnen spelen op wensen en behoeften van buitenlandse afnemers. De zelfstandigheid van deze buitenlandse verkoopafdeling is zeer beperkt. 3. Eigen buitenlandse productie; Een deel van de productie en service dichter bij de klant brengen. Beleidsvrijheid van de vestiging is nog steeds beperkt. Aansturing is vanuit het moederland voor productie, service en verkoop. 4. Zelfstandige buitenlandse vestiging; Ook overige bedrijfsprocessen worden naar het buitenland verplaatst. De bemoeienis vanuit het moederland neemt af. 5. Mondiale integratie Vervagen van het onderscheid tussen moeder en dochteronderneming. Er zijn diverse typen internationaal werkende ondernemingen te onderscheiden. Dit onderscheid is gebaseerd op 2 kenmerken, namelijk de mate waarin bedrijfsfuncties in het buitenland zijn gevestigd en de autonomie van de buitenlandse vestiging. - Pionier; Staat aan het begin van het internationaliseringsproces en kenmerkt zich door een etnocentrische houding: de normen en gewoonten van het moederland zijn maatgevend voor de uitvoering en de beoordeling van buitenlandse activiteiten. De thuismarkt is de belangrijkste markt en er wordt gesproken over passieve export. - Internationaliseerder; Het belang van het buitenland voor de omzet en winst neemt sterk toe. Het aantal vestigingen in het buitenland blijft beperkt, maar de autonomie van deze vestigingen groeit. Heeft een polycentrische houding: onderneming is zich bewust van de verschillen tussen landen. - Multinational; Het grootste deel van de omzet ende winst wordt in het buitenland gemaakt. De belangrijkste entreestrategie voor een multinational is direct investeren in het buitenland. Dit komt tot uiting in een grote spreiding van de bedrijfsfuncties over de gehele wereld. Er is een behoefte aan sterke coördinatie van alle activiteiten. Het is dus gewenst om een wereldwijde identiteit uit te stralen. Van polycentrisch naar geocentrisch: de wereld is een relevante markt. - Wereldwijde netwerkorganisatie; De thuismarkt vertegenwoordigt nog slechts een klein gedeelte van de omzet en winst. Dus think global, act global. Er is sprake van een geocentrische houding. Onderscheid tussen moeder en buitenland vervaagt volledig. 2 Begrippen uit de oefenvragen BB Absolute kostenverschillen tussen landen bepalen niet of er handel tussen landen mogelijk is, maar wel hoe groot de welvaartsverschillen tussen landen zijn. Er is sprake van absolute kostenverschillen als een land (beide) producten sneller kan produceren. Comparatieve kostenverschillen; dan kan het ene land het beste het ene product produceren en het andere land produceert het andere land goedkoper. Deze beslissing wordt gemaakt door te kijken naar wie welk product het goedkoopste kan produceren. Er wordt dus gekeken naar de opofferingskosten om een bepaald goed te produceren. De landen doen er verstandig aan om zich in deze producten te specialiseren. Op die manier wordt arbeid het meest efficiënt gebruikt. Bereken de comparatieve kosten: Kosten van de productie van één ton graan en 1 000 liter melk. Graan Melk Nederland €400 €100 Zwitserland €600 €300 Voor een bedrag van €400,- kan Nederland één ton graan en 4 000 liter melk produceren. De comparatieve kosten van een ton graan zijn dus gelijk aan 4 000 liter melk. In Zwitserland bedragen de comparatieve kosten van één ton graan 2 000 liter melk. Waardoor ontstaan er comparatieve en absolute kostenverschillen? Doordat er een verschil is in prijzen en productiviteit van productiefactoren. Hoe ziet het specialisatiepatroon eruit als ze met elkaar gaan handelen? net is berekend dat de comparatieve kosten van een ton graan lager liggen in Zwitserland. Graan is dus relatief goedkoop in Zwitserland en Nederland produceert melk. Welvaartswinst? 3 HOOFDSTUK 2 MONDIALE DEMOGRAFISCHE, ECOLOGISCHE EN CULTURELE ONTWIKKELINGEN. De daling van de bevolkingsgroei wordt hoofdzakelijk door twee factoren veroorzaakt: - Toename van de welvaart leidt tot een afname van de gewenste gezinsgrootte. (demografische transitie) - Ruimere beschikbaarheid van voorzieningen op het gebied van gezinsplanning. In de industrielanden (Noord-Amerika, Europa, Oceanië en Japan) wonen ongeveer 1.2 miljard mensen. In de ontwikkelingslanden wonen ongeveer 5.3 miljard mensen. Vergrijzing Mondiale bevolkingsgroei neemt af en levensverwachting neemt toe vergrijzing. Een belangrijke indicator voor de vergrijzing van een land is het aantal 65+’ers als percentage van de totale bevolking. Is op dit moment het verst gevorderd in de industrielanden. Is minder ver gevorderd in de ontwikkelingslanden, maar ook daar loopt de gemiddelde leeftijd van de bevolking op. Urbanisatie Naast vergrijzing is urbanisatie een van de belangrijkste mondiale demografische trends. Urbanisatie houdt in dat een steeds groter deel van de wereldbevolking in steden of stedelijke gebieden leeft. Urbanisatiegraad: het percentage van de bevolking dat in steden of stedelijke gebieden leeft. Welke voor en nadelen brengt een snelle suburbanisatie met zich mee voor een ontwikkelingsland? Voordelen Nadelen - Leven in de stad biedt de bevolking meer - Infrastructurele voorzieningen kunnen de kans op scholing, gezondheidszorg en groei van de bevolking niet bijhouden. Er sociale mobiliteit (een loopbaan) ontstaan problemen op het gebied van water en energievoorzieningen, huisvestiging, transport en milieu Stedelijke bevolking heeft meer koopkracht en is gemakkelijker te bereiken met informatie als producten. Demografie en bedrijfsomgeving Een uiteenlopende bevolkingsgroei heeft belangrijke consequenties voor de afzetperspectieven in de verschillende regio’s van de wereldeconomie. Stabilisatie van de bevolking in de industrielanden heeft tot gevolg dat veel markten verzadigd zijn of raken. In de industrielanden dreigt, als gevolg van de vergrijzing, een arbeidstekort. Dit zou kunnen worden opgelost door middel van migratie vanuit de ontwikkelingslanden. Ecologische ontwikkelingen Het milieugebruik is de mate waarin de productiefactor natuur gebruikt wordt als leverancier van grondstoffen en als reservoir voor vervuiling. Milieugebruik hangt af van 3 factoren: - Omvang van de wereldbevolking - Productie of welvaart per hoofd van de bevolking - Milieugebruik per eenheid product. 4 Als de hoeveelheid vervuiling per eenheid product in de komende jaren contant blijft, is er onmogelijk sprake van duurzame ontwikkeling. Duurzame ontwikkeling: de behoeftebevrediging van de huidige generatie gaat niet ten koste van die van toekomstige generaties. Door de omvang van de economische activiteit dragen de inwoner van de industrielanden veel meer dan evenredig bij aan wereldwijde milieuproblemen; vooral op gebied van energieverbruik zijn de industrielanden nog ver verwijderd van duurzame ontwikkeling. MAAR door de hoge welvaart in de industrielanden zijn zij in staat om nieuwe technologieën te ontwikkelen die zijn gericht op duurzame economische ontwikkelingen. In de ontwikkelingslanden is de combinatie van armoede en bevolkingsgroei de belangrijkste oorzaak voor de aantasting van het milieu. Bv. ontbossing, bodemerosie en waterverspilling. Deze problemen leiden tot minder mogelijkheden voor de toekomst. Ecologie en bedrijfsomgeving - De bijdrage van de ontwikkelingslanden bij de bestrijding van milieuproblemen zal met name moeten liggen op demografisch gebied. - De industrielanden zullen zich vooral moeten focussen op ontwikkeling van milieutechnologie waardoor de milieuproductiviteit stijgt. Er is sprake van duurzame ontwikkeling als economische groei geen schade toebrengt aan de maatschappij en de natuurlijke leefomgeving. Sociaal-culturele ontwikkelingen Cultuur is te omschrijven als het geheel van overgeleverde collectieve normen en waarden op grond waarvan mensen hun gedrag bepalen. Om cultuurverschillen op te sporen hanteert Hofstede in zijn onderzoeken vier dimensies. - Individualisme versus Collectivisme. Naarmate de welvaart stijgt, wordt een land individualistischer. - Acceptatie van machtsafstand. - Masculiniteit versus Feminiteit. - Vermijding van onzekerheid. - Korte of lange termijn oriëntatie lang: gevoel voor status, geduld, spaarzaamheid en schaamtegevoel. Kort: kwartaalwinst en een beperkte spaarneiging. - Hedonistisch vs sober; in hoeverre zijn ze baas over hun eigen leven en in hoeverre mogen ze van het leven genieten. hedonistisch: genotzucht, mensen genieten van het leven. Sober: niet alles kan en mag. Op macro-economisch niveau beïnvloedt cultuur de internationale arbeidsverdeling. 5 Politieke ontwikkelingen Een politiek systeem regelt de manier waarop een land bestuurd wordt. Macht is het belangrijkste kenmerk waarmee politiek systemen worden onderscheiden. Democratisch De uiteindelijke macht berust bij de bevolking. - Liberale democratie o Grote burgerlijke vrijheden o Scheding der machten en tussen kerk en staat o Vrije en eerlijk verkiezingen - Niet liberale democratie; onderscheid zich van een liberale democratie doordat zij een of meer van de hiervoor genoemde kenmerken mist. Er zijn meer begrenzingen opgelegd. Autoritair bestuur De bevolking heeft weinig of geen invloed. Machthebbers ontlenen hun macht niet aan verkiezingen, maar aan iets anders zoals afkomst (absolute monarchie), religie (theocratie), ideologie (communisme= klasseloze samenleving/fascisme=nationalisme). Vaak ontstaat dit door geweld. Een autoritaire bestuursvorm ontzegt de bevolking politieke vrijheden en burgerrechten. De meest verregaande vorm is totalitair bewind, dat het leven van de burgers totaal beheerst. Voorbeelden van politieke risico’s: - Oorlog - Binnenlands geweld - Nationalisatie - Politieke machtsverschuivingen Politiek beslist over protectionisme. Dit heeft voor de consument tot gevolg dat de prijzen stijgen en de keuzevrijheid daalt. Voor de beschermende bedrijfstakken kunnend e productie en werkgelegenheid tijdelijk behouden blijven, maar de productie en werkgelegenheid in de niet-beschermende bedrijfstakken wordt aangetast. Dus het leidt tot een vermindering van de welvaart. Begrippen n.a.v. meerkeuzevragen BB Afhankelijkheidsratio: het aantal mensen jonger dan 15 jaar en ouder dan 64 jaar en het aantal mensen tussen de 15 en 64 jaar. Brain drain Vrijhandel gaat gepaard met lage prijzen en veel keuzemogelijkheden voor consumenten. Protectionisme gaat gepaard met een lagere welvaart en inkomensherverdelen van consumenten naar producenten. De overheid zal eerder geneigd zijn om handelsbelelemmeringen te verminderen indien de economie zich in een hoogconjunctuur bevindt. Onder dumping wordt verstaan: export van producten tegen een prijs die onder de prijs op de binnenlandse markt ligt. Strategische handelspolitiek is gericht op de bescherming van innovatieve industrieën. 6 HOOFDSTUK 3 MONDIALE ECONOMISCHE ONTWIKKELINGEN. De triade bestaat uit: Japan, Verenigde staten en West-Europa. BRIC(S) landen: Brazilië, Rusland, India en China. (South-Africa) Deze landen zullen in de 21e eeuw de wereldeconomie gaan domineren. Feiten over globalisering Wereldhandel: som van de export (of de import) van goederen en diensten in de wereld. De onderlinge afhankelijkheid van economieën neemt door globalisering toe. Dit kan geïllustreerd worden aan de hand van de exportquote. = waarde van de export/BBP Nederland heeft een exportquote van zo’n 75%. De openheid van de wereldeconomie kan gemeten worden m.b.v. de wereldexportquote. Deze stijgt als de groei van de wereldhandel, de groei van de wereldproductie overtreft. Hoe groter het groeiverschil, des te sneller neemt de openheid van de wereldeconomie toe. Stijging van de exportquote leidt tot een grotere onderlinge afhankelijkheid van nationale economieën. Ontwikkelingen in het kapitaalverkeer In het kapitaalverkeer tussen landen kunnen we twee soorten kapitaalstromen onderscheiden: - Het internationale beleggingsverkeer; bv de valutamarkt. - Het internationale investeringsverkeer Wereldwijde productie gaat gepaard met directe investeringen in het buitenland.Directe investeringen omvatten het verkrijgen van een belang in een onderneming in het buitenland, met als doel invloed op het beleid uit te kunnen oefenen. Directe investeringen komen vooral uit de industrielanden. Voor ontwikkelingslanden zijn directe investeringen een belangrijke motor voor economische groei. Zij hebben vaak een overvloed aan arbeid, maar een gebrek aan kapitaal, managementexpertise en technische kennis. Van globalisering in letterlijke zin is op de goederen- en dienstenmarkt nog geen sprake. Het grootste deel van het economische verkeer tussen landen speelt zich nog steeds af binnen de eigen regio. De regionalisering van de buitenlandse handel kan echter wel gezien worden als een stap in de richting van globalisering. De valutamarkt en de wisselkoers Op de valutamarkt wordt het geld van het ene land geruild tegen geld van een ander land. De evenwichtsprijs op de valutamarkt is de wisselkoers de prijs van de valuta van het ene land uitgedrukt in valuta van het andere land. - Appreciatie; de koers stijgt - Depreciatie; de koers daalt - Stelsel met vaste wisselkoersen: de koers wordt niet overgelaten aan de werking van de markt. Een waardeverandering komt door het besluit van de centrale bank. o Revaluatie: waardevermeerdering van eigen valuta o Devaluatie: waarde verlaging van eigen valuta Wisselkoers van een valuta - Vraag naar de valuta o Export o Kapitaalimport o Interventie: aankoop van eigen valuta 7 - Aanbod van de valuta o Import o Kapitaal export o Interventie: verkoop van eigen valuta Koersbepalende factoren - Saldo op de lopende rekening indien een land meer exporteert dan importeert is de vraag naar de valuta groter dan het aanbod ervan. stijging van de wisselkoers. - Prijsniveau in een land (denk aan koopkracht!) wisselkoers zorgt ervoor dat prijzen van internationaal verhandelde goederen overal hetzelfde zijn. Stel iets kost in de eurozone €100,en in de VS $125. Dan treedt er koopkrachtpariteit op. De euro vertegenwoordigt evenveel koopkracht als $1.25. Stel: de koers van de euro wordt lager Europese producten zijn goedkoper dan Amerikaanse export stijgt van Eurozone naar Amerika vraag naar euro’s stijgt, dus koers stijgt deze stijgt tot de koopkrachtpariteit is bereikt. - De koopkracht van landen met een hoge inflatie daalt en de koopkracht van valuta met een lage inflatie stijgt. - Investeringsklimaat een gunstig klimaat trekt veel buitenlandse investeerders aan vraag naar de valuta stijg. (een belangrijke factor voor het investeringsklimaat is de hoogte van de economische groei!!) - Ontwikkeling van internationale renteverschillen als de rente in de eurozone stijgt, terwijl deze gelijkt blijft in de VS een belegger gaat meer in het eurogebied beleggen vraag stijgt, dus ook de koers. - Marktverwachting/marktsentiment negatief marktsentiment leidt tot een daling van de koers. Overgewaardeerd vs ondergewaardeerd: Soms ligt de marktkoers onder de koopkrachtpariteit en soms erboven. In het eerste geval: onderwaardering, in het tweede geval: overwaardering. Misverstanden over globalisering - Concurrentie tussen landen is hetzelfde als concurrentie tussen ondernemingen; handelspartners zijn naast elkaars concurrenten ook belangrijke afzetmarkten. - Lage lonen in de ontwikkelingslanden leiden onvermijdelijk tot werkgelegenheids- en betalingsbalansproblemen in West-Europa; Loonkosten per eenheid product is van belang voor de concurrentie. Dit hangt af van de arbeidsproductiviteit en loonsom per uur. - Absolute kostenverschillen bepalen handelsstromen; de relatieve kostenverschillen bepalen de handelsstromen. De comparatieve kostentheorie laat zien dat alle landen van internationale handel kunnen profiteren, ook al is een van de landen in alle producten goedkoper. Kritiek op globalisering Voorstanders: - Het vergroot de mondiale welvaart (comparatieve kostentheorie/praktische argumenten) - Handel draagt bij aan welvaartsverhoging. Tegenstanders: - Globalisering gaat gepaard met een verlies aan nationale soevereiniteit en gaat ten koste van de culturele identiteit. - Globalisering legt een eenzijdige nadruk op de economie en leidt tot een schevere inkomensverdeling op de wereldschaal. 8 HOOFDSTUK 4 DE REGIO’S IN DE WERELDECONOMIE Classificatie van economieën De hoofdindeling voor een classificatie van de wereldeconomie is die naar hoog, gemiddeld en laag inkomen. - Hoog; 12.276 of meer - Midden; 1.006 tot 12.275 o Lower middle income; 1.006 en 3.975 o Upper middle income; 3.975 en 12.275 - Laag; minder dan 1.006 Middenklasse is verdeeld in een lagere en hogere middenklasse, vanwege de grote en diverse groep landen. Landen uit de lage- en midden-categorie worden veelal aangeduid als ontwikkelingslanden. Landen met een hoog inkomen worden aangeduid als industrielanden. Lage inkomenslanden zijn sterk afhankelijk van de landbouw. Naar mate een land zich verder ontwikkelt, neemt het belang van de agrarische sector geleidelijk af. De industrie en de dienstverlening groeien. Dit is alleen mogelijk als bedrijven en overheid voldoende investeren. Om te kunnen investeren zijn er besparingen nodig. Het probleem voor ontwikkelingslanden omvang van de binnenlandse besparingen. Door het lage inkomen kan men weinig spraren. Investeringen blijven op een laag peil, waardoor de economie niet of nauwelijks groeit. Het lage inkomen houdt zichzelf op deze manier in stand. Deze cirkel wordt ook wel de vicieuze cirkel genoemd. Het is de armoede val povertytrap Let op: een hoge bevolkingsgroei versterkt de poverty trap. Dit drukt het inkomen per hoofd en daarmee de besparingen in de economie. Ontwikkelingslanden moeten om te kunnen investeren een beroep doen op het buitenland door leningen of ontwikkelingshulp. Leningen in ontwikkelingslanden gaan gepaard met een hoge rente i.v.m. hoog kredietrisico. Een daling van de prijs van belangrijke exportproducten kan een land met een hoge schuld al snel in de problemen brengen. Ontwikkelingslanden die investeringen financieren uit binnenlandse besparingen hebben de grootste kans op succes. Als landen de vicieuze cirkel weten te doorbreken is er sprake van een take-off; leidt tot een verschuiving van belang van agrarische sector naar dienstverlening. Classificatie naar regio Er worden diverse regio’s onderscheiden: - Afrika ten zuiden van de Sahara. - Oost-Azië en de Pacific. - Zuid-Azië. - Europa en Centraal Azië. - Midden-Oosten en Noord-Afrika. - Latijns-Amerika en het Caribisch gebied. Ruilvoet: de verhouding tussen exportprijzen en importprijzen. 9 Economische orde De economische orde is de wijze waarop vraag en aanbod op elkaar worden afgestemd. Planeconomie: alle beslissingen worden door de overheid genomen. Markteconomie: prijsmechanisme stemt vraag en aanbod op elkaar af. Mengvorm: combinatie van beiden coördinatiemechanismen. De verenigde staten: De Amerikaanse samenleving scoort het hoogst op de cultuurdimensie individualisme. Uit zich op economisch gebied in de opvatting dat marktpartijen zoveel mogelijk moeten worden vrijgelaten. Omdat de economische orde van de VS vooral de nadruk legt op de huidige consumptie spreekt men ook wel van een ‘consumenteneconomie’ De Amerikaanse samenleving is vooral gericht op de korte termijn; blijkt uit diverse soorten besluitvorming. Financiële prikkels spelen een belangrijke rol in de VS; zowel voor aandeelhouders als werknemers. Loon speelt een belangrijke rol in de keuze voor een baan. In het individuele kapitalisme is weinig ruimte voor overheidsinvloed en samenwerking. Japan: In Japan staat vooral de groep centraal; individuele waarden zijn ondergeschikt aan die van de groep. Tevens is Japan vooral gericht op de lange termijn: Nadruk ligt meer op productie, werkgelegenheid en groei van de afzet dan maximalisatie van de winst op korte termijn. Komt onder meer tot uiting in de hoge spaarquota van zowel gezinnen als bedrijven. Loyaliteit van de werknemer is belangrijker dan de rol van financiële prikkels. In de economische orde van Japan neemt de overheid een belangrijke positie in. Door de groepsgerichte cultuur is samenwerking tussen groepen ook een belangrijke activiteit in de economische orde. West-Europa: In de economische orde staan waarden als vrijheid, gelijkheid en solidariteit centraal. Wordt ook wel aangeduid als een sociale-markteconomie. In de economische orde is een grote rol voor de overheid weggelegd; komt tot uiting in de poging om te zorgen voor een minder scheve inkomensverdeling, die het gevolg is van de vrije markteconomie. Economische orde wordt ook wel aangeduid als een overlegeconomie. Samenwerking tussen bedrijven is intensiever als in de VS, maar minder intensief als in Japan. Economische prestaties van de triade In de afgelopen tien jaar was de economische groei gemiddeld gezien het hoogst in de VS. Japan presteerde beduidend minder door problemen in de financiële sector. De inflatie lag de afgelopen tien jaar in het eurogebied iets onder het niveau in de VS, terwijl in Japan de prijzen daalden (deflatie). Werkloosheid is vooral een Europees probleem. Een van de grote problemen in de VS is het tekort op de lopende rekening van de betalingsbalans. Wordt vooral veroorzaakt door het feit dat Amerikanen te weinig sparen. De VS schaadt het milieu het meest; komt vooral door het feit dat de nadruk ligt op de consumptie. 10 ‘Emerging markets’. De opkomende markten. Ook wel BRIC (S) genoemd. OOST-AZIË: Oost-Azië is op dit moment de snelst groeiende regio ter wereld. Beschikt over een gigantisch arbeidsaanbod tegen voor Europese begrippen lage lonen. Onderwijsbeleid is gericht op alle lagen van de bevolking. Hoge binnenlandse besparingen en investeringen spelen een belangrijke rol. Overheidsbeleid is geheel gericht op economische groei. Toekomst voor Oost-Azië lijkt zeer rooskleurig: Bevolkingsomvang zorgt voor een groot arbeidsaanbod. Enorme bevolkingsdichtheid zorgt voor goede marktkansen. Er zijn echter bedreigingen: Politiek instabiele situatie. Ontwikkeling van de infrastructuur blijft achter. Onvoldoende marktwerking. LATIJNS-AMERIKA: Latijns-Amerika dankt haar positie vooral aan de natuurlijke hulpbronnen waarover het beschikt. Is echter steeds minder onderscheidend ten opzichte van de concurrentie. Sinds kort is er sprake van een meer exportgerichte strategie, die wordt gekenmerkt door vrijere handel, privatisering van staatsbedrijven, deregulering en open financiële markten. Economische groei is echter nog steeds relatief laag: Financieel-economische instabiliteit. Sociale en politieke instabiliteit. Hoge buitenlandse schuld. CENTRAAL- EN OOST-EUROPA: De overgang van een planeconomie naar een markteconomie is een moeizaam proces: Introductie van een markteconomie vergt een duidelijke wet- en regelgeving. Motivatie van de mensen is vaak ondermaats. Economische chaos ontstaat als vraag en aanbod niet langer worden gepland. De meeste landen zijn het dieptepunt echter al gepasseerd: Polen loopt samen met Tsjechië, Slowakije en Hongarije voorop op het gebied van macro-economisch management, privatisering, ontwikkeling van financiële markten en hervorming van de begroting. In Roemenië, Bulgarije en Rusland is het tempo van de veranderingen lager; inflatie is hoog en van een goed ontwikkeld bankwezen is nog geen sprake. 11 Opstelling en analyse van de betalingsbalans Het registreert alle transacties van een land met het buitenland. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen het financiële verkeer en het lopende verkeer. - Saldo op de lopende rekening; o Goederen- en dienstenrekening; alle ontvangsten en uitgaven die gepaard gaan met export en import van goederen en diensten. o Inkomensrekening; grensoverschrijdende betalingen voor het gebruik van productiegoederen. Een overschot betekent dat de uit het buitenland ontvangen loon, rente, huur en wint groter zijn dan de aan het buitenland betaalde loon, rente, huur en winst. Ook registreert het betalingen waar geen tegenprestaties tegenover staan, zoals ontwikkelingshulp of overmakingen aan families van gastarbeiders in dat land. o Inkomensoverdrachtrekening; grensoverschrijdende transacties in de vermogenssfeer waar geen directe tegenprestatie tegenover staat. Dit zijn met name transacties tussen overheden. Een land met een tekort op de lopende rekening, betaalt per saldo meer aan het buitenland dan dat er binnenkomt. Positief: een overschot, dit duidt op een sterke concurrentiepositie. Dit kan ook een gevolg zijn van lage binnenlandse bestedingen. (stagnerende groei) Het geeft ook inzicht in het valutarisico als export<import, dan is de vraag naar de valuta van dat land kleiner dan het aanbod. wisselkoers daalt. Invloed op de rente tekort op de lopende rekening betekent dat er meer geld het land uit gaat dan binnenkomt. Het aanbod van geld daalt, dus rente stijgt. Dit is nodig om buitenlandse investeerders te blijven investeren om het tekort te financiëren. - Op de financiële rekening zien je dan een financiering van het tekort. Deze financiële rekening registreert de veranderingen in de netto vorderingen op het buitenland. o Saldo directe investeringen; verschil tussen de inkomende en uitgaande directe investeringen. Het zijn investeringen van bedrijven in het buitenland om zeggenschap in een buitenlandse onderneming te krijgen. Financiële verkeer tussen bedrijfsonderdelen van multinationals vinden we ook op deze rekening terug. o Saldo effectenverkeer; registreert grensoverschrijdende transacties in aandelen, obligaties etc. een overschot betekent dat buitenlanders meer in de eurozone hebben belegd dan andersom. o Overige financiële transacties Het saldo op de lopende rekening moet gelijk zijn aan het saldo op de financiële rekening, omdat elke transactie op de lopende rekening een tegenboeking krijgt op de financiële rekening. 12 Hoofdstuk 5 West-Europese thuismarkt. Het doel van de Europese Economische Ruimte (EER) is een gemeenschappelijke markt voor goederen en diensten. Het bestuur van de EU is gebaseerd op het subsidariteitsbeginsel. Dus dat ze zich moet beperken tot beleidsterreinen die een grensoverschrijdend effect hebben. De EU wordt bestuurd door de Besluitvormingsdriehoek: - Europese parlement (de stem van het volk) Taken: goedkeuring van Europese regels, toezicht op de Europese commissie en vaststelling van de begroting. - Raad van de EU (stem van de lidstaten) Verantwoordelijk voor de politieke besluitvorming in de EU samen met het Europese parlement. - De Europese commissie (de hoeder van het gemeenschappelijke belang) Voorbereiding en uitvoering van het beleid. Verdieping van de integratie: verdere stappen zetten op weg naar politieke eenwording. Verbreding van de Europese samenwerking: meer landen toe treden tot de EU. Wat is het voordeel van een gemeenschappelijke munt? wisselkoersfluctuaties belemmeren de handel tussen de eurolanden niet meer. EU-15; België, Nederland, Duitsland, Frankrijk, Italie, Denemarken, Finland, Griekenland, GB, Ierland, Luxemburg, Oostenrijk, Portugal, Spanje en Zweden. EU-25; EU-15 landen, aangevuld met Cyprus, Estland, Hongarije, Letland, Litouwen, Malta, Polen, Slovenië, Slowakije en Tsjechië. EU-27; EU-25 aangevuld met Bulgarije en Roemenië. Let op: dus alleen IJsland, Noorwegen en Zwitserland maken geen deel uit van de EU. Macro-economische ontwikkeling De participatiegraad is de beroepsbevolking (alle personen tussen 15 en 65 jaar die zich aanbieden op de arbeidsmarkt) als percentage van de beroepsgeschikte bevolking (alle personen tussen 15 en 65 jaar). Inflatie is stijging van consumentenprijzen. Inflatie creëert onzekerheid over de waarde van kasstromen in de toekomst, vermindert de koopkracht van burgers, tast de concurrentiepositie aan en het vergroot de kans op een daling van de wisselkoers. Economische toekomst van West-Europa. De kern van het Lissabon-strategie is dat Europa in de toekomst, op een duurzame manier, innovatiegedreven wil groeien. Het belang van productiefactoren als natuur en kapitaal is in de loop der jaren steeds minder groot geworden. Door internationale kapitaalstromen is het mogelijk dat landen met lage besparingen toch kapitaalintensief kunnen produceren. De geringe arbeidsmobiliteit leidt echter nog steeds tot het feit dat regio’s sterk afhankelijk zijn van de comparatieve voordelen van een land of regio. Innovatiegedreven groei werd binnen Europa veroorzaakt door: - Externe factoren: toename van de internationale concurrentie. - Interne factoren: vergrijzing. 13 Industriële producten zijn te verdelen in een drietal sectoren, die elk concurrentie ondervinden vanuit een ander werelddeel: - Lowtechsectoren: concurrentie vanuit Azië. - Mediumtechsectoren. - Hightecsectoren: concurrentie vanuit de VS. HERVORMINGEN: HET GROEIPOTENTIEEL VERHOGEN. Om de inzet van arbeid op peil te houden en de arbeidsproductiviteit te verhogen, zijn structurele hervormingen in de Europese economie noodzakelijk. De hervormingen concentreren zich rondom een vijftal gebieden: - Kennissamenleving. - Voltooiing interne markt. - Ondernemingsklimaat. - Arbeidsmarkt. - Duurzaamheid. Ten aanzien van de ontwikkeling van deze vijf gebieden zijn specifieke richtlijnen opgesteld in de Lissabon-strategie, maar de resultaten zijn tot nog toe teleurstellend zowel door externe, als interne oorzaken. 14 Hoofdstuk 6 Het concurrerend vermogen van Nederland. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen geproduceerde uitvoer en wederuitvoer. - Wederuitvoer: Nederlandse bedrijven importeren goederen en exporteren deze vervolgens zonder noemenswaardige bewerkingen. Toegevoegde waarde hiervan is laag! - Geproduceerde uitvoer; made in Holland Voordelen die Nederland kent zijn onder andere een gunstige ligging, het stabiele sociale en politieke klimaat, de goede infrastructuur, het kennisniveau en de gunstige fiscale voorzieningen. Waarom direct investeren? - Bedrijven investeren met name in het buitenland om dicht bij de afzetmarkt te kunnen produceren. Als een onderneming in de nabijheid van afnemers produceert, kan zij trends in de markt volgen, handelsbelemmeringen omzeilen en transportkosten en wisselkoersrisico’s verminderen. - Een ander argument is het veiligstellen van grondstofvoorziening. - Verlaging van de productiekosten Het concurrentie- of groeivermogen van een land is de mate waarin een land in staat is gedurende een langere periode duurzame economische groei en werk te scheppen. Dit hangt sterk af van de positie van ondernemingen op internationale markten. Benchmarking = Het spiegelen van de eigen prestaties aan het beste bedrijf uit de bedrijfstak. Toets op het concurrentievermogen, met als doel het verhogen van het groeipotentieel. Het groeipotentieel van een land hangt af van twee factoren: groei van de arbeidsinzet en de groei van de arbeidsproductiviteit. 15 Er zijn diverse aanjagers van de economische groei: - Menselijk kapitaal en arbeidsaanbod. - Kapitaal. - Innovatie. - Ondernemerschap. - Marktwerking. De aanjagers kunnen hun werk alleen goed doen als er voldoende niveau is van de basisvoorwaarden: - Macro-economische condities, zoals inflatie en renteniveau. - Functioneren van de overheid, zoals regels en belasting. - Infrastructuur, zowel fysiek als kennis.. - Maatschappelijke context, zoals sociale zekerheid en demografische ontwikkelingen. 16 HOOFDSTUK 7 INTERNATIONALE OMGEVING EN BEDRIJFSBELEID. De manier waarop een onderneming met internationale ontwikkelingen omgaat, legt zij vast in een strategie. - Productdifferentiatie: gericht op het versterken van merken en vooral op de introductie van nieuwe en verbeterde merken. Dus het aanbrengen van verschillen waardoor het product zich in de ogen van de consumenten onderscheid t.o.v. andere merken. - Marktvergroting: gericht op het profiteren van afzetkansen in groeimarkten. - Kostenverlaging: gericht op efficiënter produceren, schaalvergroting en verlaging van de productiekosten. Kostenverlaging Een ondernemer die de kosten wil verlagen heeft twee mogelijkheden: - Productiviteit verhogen door met minder productiefactoren hetzelfde of meer te produceren. - Uitbesteden van delen van de productie/verplaatsen o Brongebonden bedrijfsprocessen; zoals delfstoffenwinning. o Marktgebonden bedrijfsprocessen; zoals dienstverlening aan consumenten. o Ongebonden bedrijfsprocessen. Naar mate de prijzen van de productiefactoren hoger zijn, neemt de prikkel om de productiviteit op te voeren toe. Global sourcing is alleen mogelijk voor bedrijfsprocessen die ongebonden zijn! Bedrijven dienen voor de global sourcing van bedrijfsprocessen een aantal vragen te beantwoorden: - Op welk centralisatieniveau (mondiaal, regionaal of nationaal) wil het een bepaalde activiteit uitvoeren? - Keuze voor de vestigingsplaats. - Processen in eigen beheer of uitbesteden; make-or-buy? Productdifferentiatie Een hoge kennisintensiteit kan op diverse manieren leiden tot productdifferentiatie. - Kennis kan neerslaan in producten: door een hoge kennisintensiteit onderscheidt het product zich van concurrerende producten. - Kennis kan besloten liggen in het productieproces: kan leiden tot zowel kostenverlaging als productdifferentiatie. - Kennis kan neerslaan in ondersteunende processen, zoals marketing. - Kennis kan neerslaan in de dienstverlening. Een onderneming die zelf innovatieve producten ontwikkelt, noemen we een zelfscheppende onderneming. - Wordt afgemeten aan de R&D-uitgaven en het aantal octrooien dat een onderneming aanvraagt. - Hoeveelheid immateriële investeringen is hoog. Een onderneming kan ook kennis kopen; meestal door dienstverlenende bedrijven. 17 Er zijn verschillende vormen van internationalisering: Directe export: een onderneming bewerkt de buitenlandse markt zelfstandig. Indirecte export: een buitenlandse agent of importeur zoekt afnemers voor de exporteur. Licentieverlening: de licentiehouder krijgt, tegen betaling van een vergoeding, het recht gebruik te maken van industriële eigendommen. (octrooi/merk/kennis) van de licentieverlener. Joint venture: samenwerkingsverband met het in een buitenland gevestigde ondernemer. Directe investering: een Nederlandse onderneming verwerft zeggenschap in een buitenlandse onderneming. De internationaliseringvorm wordt bepaald aan de hand van: Eigendomsvoordelen - Productdifferentiatie; kwaliteit/formule/merknaam etc. - Kostenvoordeel; schaal- en ervaringsvoordelen, goed ontwikkelde netwerken; toegang tot goedkope grondstoffen. Landenvoordelen/locatievoordelen; financiële voordelen di een vestiging in de buitenlandse markt met zich meebrengt. - Transportkoersen - Wisselkoersen - Arbeidskosten Dus als er locatievoordelen zijn dan ga je in het buitenland produceren licentieverlening/joint venture Internationalisatievoordelen: voordelen die gepaard gaan met zeggenschap over het eigendomsvoordeel van de onderneming. Voordelen van directe investering: - Behoudt controle over eigendomsvoordelen - Hoeft niet te onderhandelen over waardering van het eigendomsvoordeel. Nadeel: groter risico 18 Wanneer kies je voor export en wanneer kies je voor productie ter plekke? Export - Als je bedrijf nog niet zo groot is - Mentaliteit/cultuur in het land zelf - Het beperken van je risico’s Productie ter plaatse - Goedkopere grondstoffen - Geen gedoe met importeren en exporteren - Lagere lonen - Minder regelt omtrent arbowetgeving - Versproducten 19 HOOFDSTUK 8 LANDENSELECTIE EN LANDENRISICO. De aantrekkelijkheid van de exportmarkt wordt door twee factoren bepaald, namelijk het verwachte rendement en het verwachte risico. - Verwachte rendement kan worden gebaseerd op economische groei. - Maatschappelijke consensus schetst een beeld over het risico. de mate van tegenstellingen tussen groepen in de samenleving. Als het een rustig land is dan is de maatschappelijke consensus hoog. Dus als die hoog is, is men het met elkaar eens. Eco. groei Maatschappelijke consensus Hoog Laag Hoog A (V.S.) B (China en India) Laag C (West-Europa) D (Afrika) Bij landenselectie speelt de macro-filter een belangrijke rol; selectie op basis van politieke, demografische, culturele, juridische en economische factoren. Filtermodel Aantal potentiële afzetmarkten 1. Voorselectie 2. Macrofilter (DESTEP) 3. Bedrijfstak en marktfilter aantrekkelijke afzetmarkt. Bedrijfstak wordt beoordeeld op basis van: - Intensiteit van de concurrentie. - Groei van de vraag. - Bezettingsgraad. - Aantal binnen- en buitenlandse ondernemingen. - Toetredingsbelemmeringen. - Productdifferentiatie. - Marktmacht van toeleveranciers en afnemers. Markt: - Marktomvang - Marktgroei - Lokale eisen aan marketinginstrumenten Hoge inflatie maakt een land zeer onaantrekkelijk. Dit kan de oorzaak zijn van sociale onrust. Het ontstaat bij een gebrek aan maatschappelijke consensus. Heeft ook invloed op de WK. Hoe hoger de inflatie, hoe hoger de kans op een daling van de WK. Landenrisico Het landenrisico is het risico dat handelspartners is het buitenland door overheidsmaatregelen hun betalingsverplichtingen niet kunnen nakomen. - Niet kunnen; onvermogen Een deviezentekort is vaak het gevolg van een lage concurrentiekracht. Export levert te weinig geld op om aan alle buitenlandse verplichtingen te voldoen. (economisch) - Niet willen; onwil overheid blokkeert alle betalinegn aan het buitenland, terwijl er genoeg vreemde valuta zijn. (politiek) 20 De mate waarin een land in de toekomst aan haar betalingsverplichtingen kan voldoen wordt beoordeeld op basis van het deviezen genererend vermogen. De betalingscapaciteit van een land stijgt naarmate de bestaande deviezenreserves en deviezen genererend vermogen groter zijn. Bij de betalingscapaciteit van een land wordt er gelet op de volgende punten: - Politieke en sociale stabiliteit - Toestand van de binnenlandse economie - Externe positie De volgende 3 omstandigheden zeggen iets over de externe positie van een land: 1. Omvang van de internationale reserves. 2. Buitenlandse schuld; Ook rente en aflossingsverplichtingen op de buitenlandse schuld leiden tot een deviezenuitstroom. Deze moeten gerelateerd worden aan het BBP of export. Debt export ratio: verhouding tussen schuld en export. Debt service ratio: verhouding tussen deviezenuitstroom (schuldendienst) en deviezeninstroom (export) Hoe hoger de debt service ratio, des te minder deviezen er over blijven om de import te betalen. 3. Betalingsbalans. Veel kapitaalimport wil zeggen dat buitenlandse investeerders vertrouwen hebben in onder andere het politieke klimaat, wisselkoers en hoogte van de buitenlandse schuld. Transferrisico = risico dat winst van de dochteronderneming niet kan of mag worden overgemaakt naar het moederland. Dit gebeurt indien er een deviezentekort is. Nationalisatierisico = geldt vooral voor de multinational, niet voor de exporteur. Een exporteur kan het landenrisico beheersen door: - De keuze van de betalingsvorm. o Vooruitbetaling o Leverancierskrediet of documentair krediet. o Bankgarantie - Sluiten van een exportkredietverzekering. Je loopt dan debiteuren en landenrisico. Hij kan beide risico’s verzekeren. - Geografische spreiding van de afzet. 21