wet /theorie comparatieve kostenverschillen Ricardo

advertisement
Internationale handel
(Internationale)
Concurrentiepositie
• Kostprijsverhouding
• (Kost)prijs buitenland / {(kost)prijs
binnenland* wisselkoers}
• Buitenland duurder wij beter concurreren
• Wisselkoers € lager wij beter concurreren
Ruilvoet
• Omgekeerde internationale
concurrentiepositie
• Prijspeil Export / Prijspeil Import
• Zelfde valuta; in indexcijfers
• Verslechtering ruilvoet dus verbetering
concurrentiepositie
• (tenzij je het goed niet maakt)
Hoe kan een verbetering van de
(Internationale) Concurrentiepositie
ontstaan?
• Loonmatiging → loonkosten per product dalen →
indien doorberekend in de prijs → prijs daalt.
• Wisselkoers daalt → onze producten in het
buitenland goedkoper (minder dollars voor euro
nodig)
• Grondstoffen goedkoper (in het buitenland)→ onze
inkoop goedkoper → indien doorberekend in de prijs
→ prijs daalt.
• Innovatiesubsidie → aantrekkelijker om te
moderniseren → beter /goedkoper produceren
→indien doorberekend in de prijs → prijs daalt.
• Infrastructuur beter → sneller /goedkoper transport
mogelijk → indien doorberekend in de prijs → prijs
daalt.
• Door innovatie kwaliteitsverbetering → betere
(kwaliteits)concurrentiepositie.
Vrijhandel /protectie
• Vrijhandel ; vrije handel zonder
belemmeringen (doelstelling WTO)
• Protectie: alle maatregelen die de overheid
neemt om de internationale handel te
beïnvloeden
• Vaak in tijden van (economische)
tegenspoed
Waarom protectie
(argumenten)
• Zelfvoorzieningsargument: in eigen onderhoud kunnen
voorzien
• Werkgelegenheidsargument: eigen markt afsluiten om
eigen werkgelegenheid af te schermen.
• Nadeel: als alle landen dit doen → geen
export(industrie)
• Opvoedingsargument: markt afschermen om
beginnende bedrijfstakken een afzetmarkt te geven.
Toegestaan voor laag ontwikkelde landen
• Vergeldingsargument: als jij wat doet, doe ik het
lekker terug.
• Anti-dumpingsargument: je verweren tegen dumping
• Dumping onder de (kost)prijs die berekend wordt
in het eigen land, een product op de wereldmarkt
aanbieden.
Protectie (=maatregelen)
• Tarifaire maatregelen
• Invoerrechten → worden doorberekend aan de
consument. (niet betaald door hier invoerend
land)
• Non-tarifaire maatregelen
• Hoeveelheidsbeperking (= invoercontingent
=invoerquotum) Minder aanbod opde
binnenlandse markt van buitenlandse artikelen
• Scherpe kwaliteitseisen (gezondheid, milieu,
kinderarbeid)
• Subsidie bij export → producten goedkoper op de
wereldmarkt aanbieden (ook mogelijk subsidie
binnenland)
• Valutahandel beperken → geen mogelijkheid om buitenlandse
goederen te betalen
Wisselkoers
• De waarde van een valuta uitgedrukt in een
andere valuta: verhoudingsgetal
• Vraag naar euro op valutamarkt leidt (tot stijging
van de wisselkoers)
• Meer export van goederen en diensten
• Meer investeringen door buitenlandse
bedrijven (winstgevendheid, marktaandeel)
• Meer buitenlandse beleggingen (rente)
• Invoering euro → geen wisselkoersrisico voor
bedrijven
Deviezen = buitenland geld in handen centrale bank
Redeneringen
• Rente stijgt →aantrekkelijk voor buitenlandse
beleggers → meer vraag naar de euro op
valutamarkt → wisselkoers stijgt.
• Winstgevendheid stijgt → buitenlandse bedrijven
gaan investeren (bedrijf opkopen, panden
neerzetten) → meer vraag naar de euro op
valutamarkt → wisselkoers stijgt.
Geen wisselkoersbeleid door de ECB; alleen beleid op inflatie.
Importquote,
exportquote
• Importwaarde = totale geldbedrag aan import
(goederen en diensten)
• Exportwaarde = totale geldbedrag aan export
(goederen en diensten)
• Importquote = invoerwaarde/nationaal inkomen *
100%
• Exportquote = uitvoerwaarde/nationaal inkomen
* 100%
• Hoe hoger de optelling van importquote en
exportquote hoe opener de economie.
Download