Internationale handel (Internationale) Concurrentiepositie • Kostprijsverhouding • (Kost)prijs buitenland / {(kost)prijs binnenland* wisselkoers} • Buitenland duurder wij beter concurreren • Wisselkoers € lager wij beter concurreren Ruilvoet • Omgekeerde internationale concurrentiepositie • Prijspeil Export / Prijspeil Import • Zelfde valuta; in indexcijfers • Verslechtering ruilvoet dus verbetering concurrentiepositie • (tenzij je het goed niet maakt) Hoe kan een verbetering van de (Internationale) Concurrentiepositie ontstaan? • Loonmatiging → loonkosten per product dalen → indien doorberekend in de prijs → prijs daalt. • Wisselkoers daalt → onze producten in het buitenland goedkoper (minder dollars voor euro nodig) • Grondstoffen goedkoper (in het buitenland)→ onze inkoop goedkoper → indien doorberekend in de prijs → prijs daalt. • Innovatiesubsidie → aantrekkelijker om te moderniseren → beter /goedkoper produceren →indien doorberekend in de prijs → prijs daalt. • Infrastructuur beter → sneller /goedkoper transport mogelijk → indien doorberekend in de prijs → prijs daalt. • Door innovatie kwaliteitsverbetering → betere (kwaliteits)concurrentiepositie. Vrijhandel /protectie • Vrijhandel ; vrije handel zonder belemmeringen (doelstelling WTO) • Protectie: alle maatregelen die de overheid neemt om de internationale handel te beïnvloeden • Vaak in tijden van (economische) tegenspoed Waarom protectie (argumenten) • Zelfvoorzieningsargument: in eigen onderhoud kunnen voorzien • Werkgelegenheidsargument: eigen markt afsluiten om eigen werkgelegenheid af te schermen. • Nadeel: als alle landen dit doen → geen export(industrie) • Opvoedingsargument: markt afschermen om beginnende bedrijfstakken een afzetmarkt te geven. Toegestaan voor laag ontwikkelde landen • Vergeldingsargument: als jij wat doet, doe ik het lekker terug. • Anti-dumpingsargument: je verweren tegen dumping • Dumping onder de (kost)prijs die berekend wordt in het eigen land, een product op de wereldmarkt aanbieden. Protectie (=maatregelen) • Tarifaire maatregelen • Invoerrechten → worden doorberekend aan de consument. (niet betaald door hier invoerend land) • Non-tarifaire maatregelen • Hoeveelheidsbeperking (= invoercontingent =invoerquotum) Minder aanbod opde binnenlandse markt van buitenlandse artikelen • Scherpe kwaliteitseisen (gezondheid, milieu, kinderarbeid) • Subsidie bij export → producten goedkoper op de wereldmarkt aanbieden (ook mogelijk subsidie binnenland) • Valutahandel beperken → geen mogelijkheid om buitenlandse goederen te betalen Wisselkoers • De waarde van een valuta uitgedrukt in een andere valuta: verhoudingsgetal • Vraag naar euro op valutamarkt leidt (tot stijging van de wisselkoers) • Meer export van goederen en diensten • Meer investeringen door buitenlandse bedrijven (winstgevendheid, marktaandeel) • Meer buitenlandse beleggingen (rente) • Invoering euro → geen wisselkoersrisico voor bedrijven Deviezen = buitenland geld in handen centrale bank Redeneringen • Rente stijgt →aantrekkelijk voor buitenlandse beleggers → meer vraag naar de euro op valutamarkt → wisselkoers stijgt. • Winstgevendheid stijgt → buitenlandse bedrijven gaan investeren (bedrijf opkopen, panden neerzetten) → meer vraag naar de euro op valutamarkt → wisselkoers stijgt. Geen wisselkoersbeleid door de ECB; alleen beleid op inflatie. Importquote, exportquote • Importwaarde = totale geldbedrag aan import (goederen en diensten) • Exportwaarde = totale geldbedrag aan export (goederen en diensten) • Importquote = invoerwaarde/nationaal inkomen * 100% • Exportquote = uitvoerwaarde/nationaal inkomen * 100% • Hoe hoger de optelling van importquote en exportquote hoe opener de economie.