CHECKLIST MOBILITEIT CHECKLIST MOBILITEIT Hoofdstuk 1 – Schaarste en ruil kennen Relatieve schaarste vrije goederen= alternatief aanwendbaar= arbeidsdeling= directe ruil/ruil in natura= transactiekosten= indirecte ruil= ruilmiddel= rekenmiddel= spaarmiddel= Kunnen Uitleggen wat de economische invalshoek is bij het bestuderen van menselijk gedrag absolute en relatieve schaarste onderscheiden kenmerken van een economische keuze beschrijven welke invloed de ontwikkeling v/d ruil in de loop der tijd heeft op transactiekosten 3 functies van geld onderscheiden + herkennen transactiekosten vaststellen Schaarse middelen (→economische definitie) zijn goederen waarvoor je iets (tijd/geld/etc) moet inzetten/opofferen Niet schaarse goederen. Bijv. zonlicht, drinkwater uit een beekje De middelen kunnen voor verschillende doeleinden gebruikt worden. We moeten vanwege schaarste kiezen hoe ze worden ingezet. werk verdelen over verschillende personen het tegen elkaar uitwisselen van goederen den diensten zonder gebruik van geld Alle kosten die samenhangen met het tot stand komen en afwikkelen van een ruil. Goederen worden geruild tegen geld. Middel waarmee je ruilt Functie van geld: de waarde van verschillende goederen kan met elkaar vergeleken worden. geld of ander financieel instrument als middel om op te sparen. een wetenschap die zich bezighoudt met de keuzes die mensen maken bij de productie, consumptie en distributie van schaarse goederen en diensten. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen macro-economie - waar vragen naar voren komen over de nationale en wereldwijde economie, zoals werkloosheid, inflatie en rentestanden - en micro-economie - over het gedrag van bedrijven en consumenten. Absolute schaarste= wanneer er een vraagoverschot is Relative schaarste= goederen waarvoor je iets (tijd/geld/etc) moet inzetten/opofferen Deze keuzes zijn rationeel verantwoord, en bestaan uit dilemma’s over het best opgeofferde alternatief In de loop van de tijd werd directe ruil (=ruilen van koe voor graan) vervangen door indirecte ruil. Deze ontwikkeling ging gepaard met technische arbeidsverdeling en specialisatie. De arbeidsverdeling werd steeds verder doorgevoerd, waardoor het productieproces meer en meer werd opgesplitst in allerlei deelbewerkingen. Daarnaast werden door het gebruik van geld de transactiekosten minder omdat je niet hoefde nagegaan wat de directe ruilmiddelen waard waren. - ruil of betaalmiddel - rekenmiddel (makkelijk → bepalen waarden) - spaarmiddel Voorbeelden - Vergoeding die moet worden betaald voor het aan- of verkopen van effecten. CHECKLIST MOBILITEIT onderscheiden of economische activiteiten horen tot de marktsector of de nietmarktsector onderscheiden of economische activiteiten horen tot formele of informele circuit - kosten van het zoeken van een verkoper, onderhandelingen, technische studies, verkrijgen van goedkeuring van de bevoegde instantie, etc. marktsector= De bedrijven in alle bedrijfstakken behalve overheid, gezondheids- en welzijnszorg, verhuur van en handel in onroerend goed en delfstoffenwinning. De formele sector is het geld dat in een land verdiend wordt, en dat opgegeven wordt aan de belasting. Dit telt mee in het BNP. De Informele sector is het tegenovergestelde hiervan. De informele sector is de arbeid die niet bij de overheid geregistreerd staat; er is geen wettelijke bescherming en er zijn geen sociale voordelen, ofwel zwartwerk. Daarnaast is nog grijswerk, ofwel vrijwilligerswerk. Dit is tevens niet geregistreerd invloed van - Wanneer de transactiekosten toenemen zal het ruilproces sneller verlopen. transactiekosten - Transactiekosten kunnen voor bemoeilijking van het ruilproces zorgen op ’t ruilproces - Door gebruik van geld weet men wat de waarde is waarvoor hij z’n product ruilt CHECKLIST MOBILITEIT Hoofdstuk 2 Ruiltransacties en welvaart Kennen betalingsbereidheid= kosten= Pareto-efficiënt/Paretooptimaal= Individuele consumentensurplus= leveringsbereidheid= Het maximale bedrag dat je voor iets wilt betalen. De waarde van de opgeofferde schaarse middelen. De welvaart van één persoon kan niet toenemen zonder dat de welvaart van iemand anders afneemt. Het bedrag dat 1 consument aan voordeel heeft omdat hij minder voor een goed hoeft te betalen dan hij maximaal wil betalen. De bereidheid van de aanbieder om bij een bepaalde prijs een bepaalde hoeveelheid te leveren. individuele Het bedrag dat 1 producent aan voordeel heeft, omdat hij op de producentensurplus= markt meer ontvangt voor zijn product dan waarvoor hij het minimaal wil verkopen. totale Het bedrag dat alle consumenten aan voordeel hebben omdat zij consumentensurplus= minder voor een goed hoeven te betalen als zij maximaal willen totale Het bedrag dat alle producent aan voordeel hebben, omdat zij op productensurplus= de markt meer ontvangen voor hun product dan waarvoor zij het minimaal willen verkopen. marktevenwicht= Punt waarop vraag en aanbod aan elkaar gelijk zijn (in een bepaalde markt), dus grafisch de 2 lijnen snijden evenwichtsprijs= de prijs in het marktevenwicht. Ofwel de prijs die ontstaat doordat vraag en aanbod aan elkaar daar gelijk zijn evenwichtshoeveelheid= de hoeveelheid ofwel de ‘q’ die gepaard gaat met deze evenwichtsprijs totale surplus/totale consumentensurplus + producentensurplus welvaart= evenwichtsloon= Wanneer op de bijv. arbeidsmarkt een evenwichtsprijs ontstaat noem je dit het evenwichtsloon. De prijs is immers het loon die werknemer wil ontvangen en werkgever wil betalen werknemerssurplus= Het onderste deel (driehoek) v/d totale welvaart; in het marktevenwicht via de aanbodlijn naar beneden. Je hebt het immers over aanbod, want werknemers bieden zich aan. werkgeverssurplus= Het bovenste deel (driehoek) v/d totale welvaart; in het marktevenwicht via de vraaglijn omhoog. Je hebt het immers over de vraag, want werkgevers vragen naar arbeid. Kunnen d.m.v. kostenbatenanalyse uitleggen wat het effect van ruiltransactie is op de welvaart uitleggen wanneer sprake is van Paretoeffiënte situatie kritiek op de welvaartstheorie Het consumentensurplus is het verschil tussen de betalingsbereidheid (baten) en de prijs (kosten) die hij moet betalen. Het producentensurplus is het verschil tussen de prijs en de leveringsbereidheid (marginale kosten) van de producent. Het totale surplus (= welvaart) neemt toe wanneer ruiltransactie het surplus vergroten. Wanneer de welvaart van één persoon niet kan toenemen zonder dat de welvaart van iemand anders afneemt. Kritiek op de welvaartstheorie is dat zijn geen rekening houdt met activiteiten in de informele sfeer en geen rekening houdt met externe effecten. CHECKLIST MOBILITEIT met behulp v/h begrip betalingsbereidheid het consumentensurplus bepalen bij een ruiltransactie consumentensurplus in een grafiek met een vraaglijn en aanbodlijn aangeven en herkennen met behulp v/h begrip leveringsbereidheid het producentensurplus bepalen bij een ruiltransactie met voorbeelden uitleggen op welke wijze producenten streven naar een maximaal producentensurplus producentensurplus in een grafiek met een vraaglijn en aanbodlijn aangeven en berekenen invloed van prijsverandering op het consumentensurplus en producentensurplus bepalen verband uitleggen tussen de betalingsbereidheid en de vraagfunctie verband → leveringsbereidheid en vraagfunctie bijv. Jan, Piet en Klaas hebben allen een betalingsbereidheid van €10,-. Ze hoeven maar €5.- te betalen waardoor hun surplus ieder met €5,- toeneemt en het totale consumentensurplus dus met €15,vraaglijn geeft de betalingsbereidheid van de consumenten weer. Op de vraaglijn v/h marktevenwicht omhoog is het consumentensurplus bijv. bedrijf 1, 2 en 3 hebben allen een leveringsbereidheid van €10,-. Ze hoeven maar €5.- te betalen waardoor hun surplus ieder met €5,- toeneemt en het totale producentensurplus dus met €15,Door de markt naar zich toe te trekken met lage prijzen en andere voordelen waardoor klanten meer willen betalen voor een product De aanbodlijn geeft de leveringsbereidheid van de producenten weer. Op de aanbodlijn v/h marktevenwicht naar beneden is het producentensurplus. De producent zal er alles aan doen om het producentensurplus te vergroten omdat dit gelijk is aan zijn winst. Daarnaast zal de consument alle zeilen bijzetten om zoveel minmogelijk geldt uit te geven. Door prijsverandering zou het surplus van beide groepen kunnen veranderen omdat betalings/leveringsbereidheid kan veranderen. Met ‘betalingsbereidheid’ geven we aan hoeveel iemand (maximaal) bereid is om uit te geven aan een bepaald product. En dus ook hoeveel men vraagt. Dat heeft te maken met: - iemands behoeften en prioriteiten - beschikbare middelen van iemand In tegenstelling tot betalingsbereidheid heeft dit met het aanbod te maken. Dus niet de maximaal uit te geven, maar maximaal te besteden om het aan te bieden. En dit kan ook te maken hebben met:. - iemands behoeften en prioriteiten - beschikbare middelen van iemand in een grafiek veranderingen arceren v/h consumentensurplus en het producentensurplus Maar vooral met de winst die hij kan maken. Je weet hoe je het consumentensurplus en producentensurplus kan vinden in een grafiek (zo niet bekijk https://www.youtube.com/watch?v=GpeAFMJp1a4). Door het surplus te tekenen bij een nieuwe prijs (de prijsverandering) zal je CHECKLIST MOBILITEIT als gevolg van prijswijziging veranderingen in het surplus als gevolg van prijswijziging analyseren verklaren dat consumentensurplus + producentensurplus maatstaaf is maatschappelijke welvaart te meten uitleggen dat als het consumentensurplus + producentensurplus maximaal is er sprake is van Pareto-effiënte situatie aantonen dat marktevenwicht bij volledige concurrentie voldoet aan criterium van Pareto arbeidsmarkt analyseren met behulp v/d welvaartstheorie dus 2 surplus krijgen (het oude + de nieuwe) door het verschil in de surplus te markeren arceer je in feite de prijswijziging. Redenen van prijsverandering: https://www.youtube.com/watch?v=-95B4Le2lKk (leer dus de formule van prijselasticiteit die zal je nodig hebben) De welvaartstheorie gaat er vanuit dat de welvaart zowel voor producenten als consumenten geldt. Beide kunnen ze iets verdienen. Bij producent heet dit winst bij consument bespaard geld omdat ze eigenlijk een hogere prijs wilde betalen. Wanneer deze 2 maximaal zijn hebben beide partijen geen “winst” en moet één v/d 2 surplus inleveren voordat zij hun surplus kunnen vergroten, want al het surplus is ingenomen. (Dit is het geval bij volkomen concurrentie) Omdat heel het surplus in gebruik is zal 1 v/d 2 partijen iets moeten inleveren zodat dat deel van het surplus kan worden overgeheveld aan de andere partij. Hoewel de arbeidsmarkt niet alle kenmerken van volledige mededinging heeft, wordt in de economische theorie deze markt vaak opgevat als een markt van volkomen concurrentie. Vraag en aanbod bepalen de prijs (loon) en de hoeveelheid (werkgelegenheid). De veronderstelling is dan dat arbeid homogeen is en de arbeidsmarkt transparant. Dat is bij benadering waar voor deelmarkten binnen de arbeidsmarkt, zoals de markt van ongeschoolde arbeid of de markt voor leerkrachten in het basisonderwijs. De lijn van het aanbod van arbeid geeft een beeld van de leveringsbereidheid van de werknemer. Naarmate het loon hoger is, zullen meer mensen bereid zijn arbeidskracht te leveren. De lijn van de vraag naar arbeid is een weergave van de betalingsbereidheid van de werkgever. Naarmate het loon hoger is, zullen werkgevers minder bereid zijn werknemers in dienst te nemen, omdat de productiviteit van de werknemer dan lager kan zijn dan het loon. Zolang de gevraagde hoeveelheid arbeid afwijkt van de aangeboden hoeveelheid arbeid zal het loon zich aanpassen. Dit aanpassingsproces, ook wel het prijs- of marktmechanisme genoemd, zorgt ervoor dat vraag en aanbod op de arbeidsmarkt aan elkaar gelijk worden. Grafisch gezien vindt er zowel langs (over) de vraaglijn als langs (over) de aanbodlijn een verschuiving plaats. We hebben tot nu toe verondersteld dat vraag naar arbeid en aanbod van arbeid alleen afhankelijk zijn van de hoogte van het loon. In werkelijkheid zijn er ook andere factoren die vraag en aanbod op de arbeidsmarkt beïnvloeden. Als deze factoren CHECKLIST MOBILITEIT veranderen, verschuift de vraaglijn of de aanbodlijn naar links of naar rechts. CHECKLIST MOBILITEIT Hoofdstuk 3 Marktverstoring door overheidsingrijpen Kennen maximumprijs= welvaartsverlies= Harberger-driehoek= minimumprijs= minimumloon= productiequotum= indirecte belasting= prijsverlagende subsidie= afwenteling= Een door de overheid bepaalde prijs met als doel de consument te beschermen. De afname van de welvaart, veroorzaakt door de afname van het aantal transacties. De driehoek die de afname van het surplus weergeeft. Een door de overheid bepaalde prijs met als doel het aanbod te behouden en een redelijk inkomen voor de producenten. een door de overheid vastgesteld loon wat je minimaal moet krijgen voor het bepaalde werk wat je verricht De maximale hoeveelheid die van een product geproduceerd mag worden. Een kostprijsverhogende belasting. Subsidie van de overheid aan de producent waardoor hij de prijs van zijn product kan verlagen Het geheel of gedeeltelijk doorberekenen van een heffing in de consumentenprijs. Kunnen motief noemen voor het instellen van een maximumprijs grafisch + algebraïsch de gevolgen op de gevraagde en aangeboden hoeveelheid analyseren v/d instelling van een maximumprijs effect op het surplus analyseren van een maximumprijs en dit grafisch + algebraïsch onderbouwen uitleggen welk aanvullend beleid nodig is na het instellen van een maximumprijs motieven noemen voor het instellen van een minimumprijs en een minimumloon grafisch en algebraïsch de gevolgen op de gevraagde en aangeboden hoeveelheid analyseren van de instelling van een minimumprijs en een minimumloon het effect op het surplus analyseren van een Om de consument te beschermen voor: bijv. een monopolie die mensen zoveel als zij willen laten betalen https://www.youtube.com/watch?v=_L1fmiXEEaA - https://www.youtube.com/watch?v=_L1fmiXEEaA - https://www.youtube.com/watch?v=cLrDSMfqZuY de belastingbetaler zal meer geld moeten betalen omdat de overheid nu toezicht moet houden op deze maatregelen De mensen die deze bedragen ontvangen hebben het meestal niet zo breed, waardoor het voor deze mensen prettig is dat de massa ze een beetje helpt https://www.youtube.com/watch?v=FEdKWQwgMZY - https://www.youtube.com/watch?v=FEdKWQwgMZY - https://www.youtube.com/watch?v=cLrDSMfqZuY CHECKLIST MOBILITEIT minimumprijs en dit grafisch en rekenkundig onderbouwen uitleggen welk aanvullend beleid nodig is na het instellen van een minimumloon met behulp van een Harberger-driehoek herkennen hoe welvaartsverliezen ontstaan en dit grafisch en rekenkundig onderbouwen kenmerk noemen van een indirecte belasting en er voorbeelden van geven met voorbeelden uitleggen welke invloed belastingen en subsidies hebben op de verdeling van het consumentensurplus en producentensurplus en uitleggen hoe afwenteling hierbij een rol speelt en dit grafisch en rekenkundig onderbouwen Ook nu zijn de belastingbetalers weer de dupe want er moet meer controle komen naar werkgevers of zij zich aan de regels houden https://www.youtube.com/watch?v=eZxwZLZeYPs Indirecte belastingen zijn door de overheid belastingen die al bij de prijs van een bepaald product zijn inbegrepen, dus op indirecte wijze worden geheven. Bijvoorbeeld: - accijns - btw (=Omzetbelasting) - Milieubelastingen - Motorrijtuigenbelasting - Belastingen van rechtsverkeer - BPM - Bankbelasting - Verhuurdersheffing - https://www.youtube.com/watch?v=tFJR-15fQPE - https://www.youtube.com/watch?v=5GvhUfiMPAY CHECKLIST MOBILITEIT Kennen marktmacht= prijsdiscriminatie= kartel= fusie= overname= octrooi= wettelijk monopolie= asymmetrische informatie= averechtse selectie= Het vermogen om prijzen te beïnvloeden. Producenten vragen verschillende prijzen vragen aan verschillende groepen consumenten voor hetzelfde product. Dit kan alleen als de deelmarkten strikt gescheiden zijn. Aanbieders maken onderling afspraken met als doel de concurrentie te verminderen. Bedrijven voegen de bedrijven samen tot 1 bedrijf sterk bedrijf koopt een zwakker bedrijf op, meestal door meer dan de helft van de aandelen op te kopen. Het alleenrecht op het commerciële gebruik van een uitvinding. Een producent heeft door een patent of octrooi het alleenrecht op de productie van een goed of dienst. De ene partij beschikt over meer informatie dan de andere partij. Alleen mensen met een verhoogd risico (‘slechte risico’s’) gaan zich verzekeren, omdat voor voorzichtige of risicomijdende mensen (‘goede risico’s’) de kosten van verzekeren hoger zijn dan de verwachte uitkering. Kunnen gevolgen van machtsvorming bij de aanbieders voor het totale surplus en de surplusverdeling grafische analyseren gevolgen van prijsdiscriminatie voor de prijs, het totale surplus en de surplusverdeling met voorbeelden uitleggen wanneer, waarom en op welke wijze het voor producenten voordelig is prijsdiscriminatie toe te passen en dit grafisch onderbouwen belang beschrijven dat welvaartseconomen en overheden hechten aan concurrentie manieren noemen waarop overheden concurrentie trachten te waarborgen nadelen volledige concurrentie https://www.youtube.com/watch?v=54fhSZaCDro - producenten zouden het gehele surplus kunnen toe-eigenen met prijsdiscriminatie - Wanneer je niet het hele consumentensurplus in handen hebt en dit wel wil - waarom: hierdoor gaat je winst omhoog - je kan het beste toepassen niet door mensen een extra prijs op te leggen maar door nieuwe groepen te bevoordelen en de hogere betalingsbereidheid van sommige te benutten. https://www.youtube.com/watch?v=54fhSZaCDro groot belang. De overheid wil juist concurrentie omdat dit ervoor zorgt dat de consument niet teveel betaald. Welvaartseconomen zijn ook voor concurrentie want wanneer bedrijven zich hiervan losmaken ontstaat er een welvaartsverlies - door kartelvorming tegen te gaan - wettelijke monopolies een tijdslimiet te geven - zorgen dat bedrijven niet zomaar kunnen fuseren/overgenomen worden zodat het een monopolie wordt – homogeniteit van de producten (één type spijkerbroek) – gebrek aan innovaties CHECKLIST MOBILITEIT kenmerken van een wettelijk monopolie uitleggen welke afweging de overheid moet maken om wel of niet in te grijpen bij machtsvorming op de markt uitleggen dat de overheid met behulp van toezichthouders op verschillende markten kan optreden uitleggen dat innovatie marktmacht oplevert effecten van octrooien en patenten op marktgedrag en marktresultaat beschrijven aantonen in welke situaties er sprake is van asymmetrische informatie en bepalen hoe partijen daarop inspelen uitleggen dat asymmetrische informatie de transactiekosten verhogen aantonen in welke situatie er sprake is van averechtse selectie - Een wettelijk monopolie ontstaat doordat de overheid de voortbrenging van een bepaald product opdraagt aan één bepaald bedrijf. - Ook is het mogelijk dat de productie door particuliere bedrijven is verboden. - maximaal 20 jaar het alleenrecht - leidt tot welvaartsverlies Vb.= leidingwaterbedrijven en gasdistributiebedrijven overheid moet zorg dragen voor haar burgers tegelijkertijd wil zij innovaties, economische bloei en tevreden ondernemers. Doordat de overheid meerdere mensen in dienst heeft kunnen zij tegelijkertijd op verschillende markten toezicht houden Wanneer je een nieuw product op de markt brengt kun je hier een octrooi voor aanvragen hierdoor ben je dus verzekerd van marktmacht. Daarnaast heb je met een nieuw productie op voorhand nog geen concurrenten waardoor je in het begin sowieso marktmacht hebt Door octrooien zal de welvaart afnemen maar zal er wel innovatie zijn Wanneer een verkoper meer weet van het product dan degene die het product koopt kan de verkoper als het slim doet de koper een miskoop verkopen. Hierdoor moet je nagaan wat het product dat je wil kopen precies is en hoe het zou moeten werken, dit kost tijd. Wanneer alleen de mensen met een verhoogd risico gaan verzekeren, omdat voor voorzichtige of risicomijdende mensen de kosten van verzekeren hoger zijn dan de verwachte uitkering.