Bijbelse lessen over geloof en politiek

advertisement
{EXEGESE
10
Bijbelse lessen over geloof en politiek
Wat is de relatie van christenen tot de politiek? Nu de vrijheid
van godsdienst weer zo vaak onderwerp is van politieke controverses, is deze vraag opnieuw urgent. Bijbelse lessen over
almacht, rechtvaardigheid en bescheidenheid.
Erica Meijers
In de bijbel wordt voortdurend geworsteld met de relatie tot de bestuurders
van het land. Vele verhalen vertellen
over koningen die het volk tiranniseren
of juist gerechtigheid brengen – soms
door een en dezelfde vorst. Vaak gaat
het aan de ene kant over het verlangen
van het Joodse volk naar een sterke
man en aan de andere kant over profeten die zowel dat verlangen als de
politieke macht keer op keer kritisch
bevragen. De bijbel dicteert ons
niet hoe we met de politiek moeten
omgaan, daarvoor zijn de verhalen te
divers. Maar er valt wel het een en ander te leren. Hieronder volgen enkele
opmerkingen over geloof en politiek
aan de hand van twee zeer verschillende verhalen. In beide gaat het om
de relatie van het Joodse volk tot een
groot wereldrijk, het ene een toonbeeld
van vrijheid, het andere van repressie.
Rechtvaardige overheid
In Jesaja 4: 1-7 wordt de lof gezongen
van Cyrus, de grote koning der Perzen.
Hij stond bekend om zijn vrijzinnigheid. Vijanden schonk hij genade en
religieuze voorwerpen gaf hij terug aan
de volken van wie ze waren geroofd.
Ook de Joden, die als ballingen in het
Perzische rijk leefden, profiteerden
hiervan. Ze mochten terugkeren naar
hun land en hun verwoeste tempel
weer opbouwen. In Jesaja geeft God
Cyrus de hoogste titel, Messias. Hij
hoeft daarvoor de God van Abraham,
Izaäk en Jacob niet eens te kennen,
laat staan te erkennen. Hij krijgt de
titel omdat hij Israël na jaren van ballingschap en lijden verlost. Degene die
dit verhaal horen, worden er zo aan
herinnerd dat het heil en de verlossing
ook van buiten Israël kunnen komen,
van buiten de eigen religieuze gemeenschap. Koningen en regeringen
kunnen rechtvaardig zijn en verdienen
MAART 2013 - nr.1
dan alle respect. Sterker nog, zij blijken
de wil van God te kunnen vervullen.
Hiermee hebben we al meteen twee
lessen te pakken over de politiek.
Ten eerste, beoordeel de politiek op
zijn merites en sta er niet per definitie vijandig tegenover. Ten tweede,
wees als kerken en als gelovigen niet
zelfgenoegzaam; denk niet dat alleen
het geloof de wereld kan redden. Nietgelovigen of anders-gelovigen kunnen
dat ook, en soms zelfs beter. Het gaat
uiteindelijk niet om de kerk, maar om
vrede en gerechtigheid voor de wereld.
Christelijke of religieuze politiek is
daarom zowel onzinnig als overbodig.
Maar na dit positieve verhaal begrenst Jesaja de macht van koningen
meteen ernstig. De grote Cyrus wordt
weliswaar tot rechterhand van God
benoemd, maar hiermee is hij dan
ook meteen Gods dienaar, en geen
almachtige, of een god, zoals koningen en machtigen in de oudheid vaak
werden genoemd. Zijn goede daden
staan in dienst van God, want, zegt
God: ‘Ik, de Eeuwige, ben de enige en
buiten Mij is er geen god’. Perzië was
toen dé wereldmacht, maar, zo stelt
Jesaja, die macht heeft uiteindelijk
alleen maar betekenis voor zover zij in
dienst staat van de Eeuwige, de schepper van hemel en aarde, de schepper
van duister en licht, en de maker van
de vrede en van het kwaad.
Vrede
Deze beroemde bijbeltekst is een
van de belangrijkste teksten over de
almacht van God. In de context van dit
verhaal betekent dit dat zowel de vrede
als het geweld in Gods hand zijn.
Daarom kan het kwaad niet het laatste
woord hebben. Gods almacht beschermt ons tegen de overwoekering
door het kwaad. . Gods almacht gaat
immers hand in hand met verlossing
van het kwaad. God benoemt Cyrus
enkel en alleen tot Messias omdat hij
vrede en vrijheid brengt. Daar is het
God om te doen. Maar hoeveel goeds
deze Cyrus ook mag doen, hij kan zich
toch niet boven God verheffen.
Dit geldt voor elke koning en elke regering: we moeten meer gehoorzamen
aan God en aan Gods wetten, dan
aan die van de overheid. Niet omdat
God de machtigste en de grootste is,
maar omdat God instaat voor vrede en
gerechtigheid.
Wat deze wetten vandaag betekenen,
is niet zo gemakkelijk uit te maken.
Daarover wordt voortdurend gedebatteerd. Maar de verhouding tussen de
overheid en Gods wetten komt pas
op scherp te staan bij extreme tirannie, als de overheid de gerechtigheid
met voeten treedt, de weduwen en
wezen vertrapt en de vreemdelingen
minacht en buitensluit. Maar Cyrus is
een goede vorst, die de vrijheid van
godsdienst respecteert, die ruimte
geeft voor religies die hemzelf niets
zeggen. Zo’n regering verdient lof,
dankbaarheid en respect, maar ook
zo’n regering blijft altijd onder de kritiek staan van Gods gerechtigheid. En
dat geldt ook voor de gelovigen zelf.
Belasting
Het tweede verhaal, uit Matteüs 22,1522, betreft een scherp politiek debat
over de vraag of je als gelovige wel
belasting moet betalen. Dat is geen
algemene vraag naar de verhouding
tussen gelovigen en de overheid; deze
vraag komt op in een specifieke politieke situatie, die tegengesteld is aan
die onder Cyrus.
Het machtige Romeinse Rijk heeft
Israël bezet en heerst met harde hand.
Verschillende verzetsbewegingen zijn
al hardhandig neergeslagen. Wie in
opstand komt, kan rekenen op het
standaardvonnis voor opstandige slaven: de dood aan het kruis. Religies die
het Romeinse wereldbeeld niet erkennen, worden zoveel mogelijk dwarsgezeten. Zo provoceren de Romeinen de
Joden door munten te slaan die haaks
staan op het Joodse beeldverbod. De
Romeinse keizer staat er op, en aan de
keerzijde de woorden Pontifex Maximus – letterlijk: de grootste bruggenbouwer – waarmee diens goddelijke
status wordt benadrukt. In hun tempel
mogen de Joden dan nog wel andere
munten gebruiken, maar dit leidt tot
een geldhandeltje van wisselaars bij
de ingang van de tempel. Veel Joden
ergeren zich hieraan. Het bijbelverhaal
van een woedende Jezus die de tafels
van de wisselaars omgooit, getuigt
daarvan. Dat Jezus het niet erg opheeft
11
met de Romeinen en hun munten,
weet de lezer dus al.
Bovendien heeft Jezus Zeloten onder
zijn leerlingen, vrome Joden die het
keizerlijk gezag en de Romeinse overheersing als godslasterlijk beschouwen. Ze weigeren daarom belasting
te betalen. Geen vreemde vraag aan
Jezus is dus hoe hij tegenover belasting staat.
Klem
In Matteüs 22 proberen de Joodse
schriftgeleerden Jezus in het nauw te
brengen, want ze zijn bang voor zijn
grote populariteit. Zelf worden ze als
elite nog enigszins ontzien onder de
Romeinse overheersing. Ze hebben
Herodianen meegenomen, vazallen
van Rome. De vraag naar de belasting
is overduidelijk een religieuze vraag,
die verwijst naar het godslasterlijke
karakter van de Romeinse munten.
Met deze vraag zetten ze Jezus klem.
Als hij antwoordt dat je geen belasting moet betalen aan de Romeinen,
kunnen de Herodianen hem meteen
arresteren; als hij zegt dat je dat wel
moet doen, kunnen de Farizeeën hem
aanwijzen als een slechte Jood en
verliest hij zijn gezag als rabbi.
Jezus redt zich er op zeer scherpzinnige wijze uit. Hij vraagt om een
muntstuk en laat zo merken dat hij
geen Romeins geld op zak heeft. De
Farizeeërs halen dan zelf een munt
uit hun zak en diskwalificeren zichzelf
daarmee eigenlijk meteen. Punt voor
Jezus dus. Met de vraag wiens afbeelding er op die munt staat, wrijft hij het
er nog eens in. Want in die woorden
horen alle Joodse oren die het debat
volgen onmiddellijk de tekst van het
beeldverbod meeklinken. Als Jezus dan
zegt: geef dat geld terug aan de keizer,
dan is hij duidelijk voor iedereen: ik wil
met dat geld niets te maken hebben.
Zijn kritiek op de Romeinen en op de
collaborerende Joden is overduidelijk, zonder dat hij dat letterlijk heeft
gezegd. Jezus is de winnaar van dit
politiek-religieuze debat.
Verhinderen
Maar Jezus doet er nog een schepje
bovenop. Hij zegt niet alleen ‘geef
aan de keizer wat van de keizer is’,
hij voegt eraan toe: ‘Geef aan God
wat van God is’. Deze tekst is vaak
gebruikt om twee rijken te onderscheiden: een voor het geloof en een voor
de overheid. De tekst werd aangehaald
om christenen te manen toch vooral
de overheid - door God boven hen
gesteld - te gehoorzamen. In de jaren
zeventig en tachtig van de twintigste
eeuw werd hij graag geciteerd om te
verhinderen dat kerken en gelovigen
politieke uitspraken zouden doen,
tegen apartheid bijvoorbeeld, of tegen
kruisraketten, of over andere politieke
kwesties. De huidige voorvechters van
het privatiseren van religie zouden
blij zijn met deze interpretatie, die het
geloof uit de wereld en uit de politiek
bant.
Volgens mij beweert Jezus hier iets
heel anders. Hij wijst met deze toe-
koordjes gooien met een onrechtvaardige overheid, of zelf niet doen wat ze
leren, dan verdienen ze tegenspraak
en kritiek. Want het gaat uiteindelijk
niet om de kerk, maar om Gods Rijk
van vrede en gerechtigheid voor heel
de wereld.
Dat betekent dat christenen in de wereld altijd moeten bedenken dat Gods
oordeel over de wereld uiteindelijk is
gebaseerd in Gods liefde voor de wereld. Jezus’ scherpe kritiek op Farizeeën, Herodianen en Romeinen kwam
voort uit dat visioen van vrede. Het
is niet onze gerechtigheid, niet onze
vrede, maar die voor alle mensen.
Net als Cyrus kunnen we die vrede
alleen dienen. Juist dat geeft een grote
vrijheid, omdat het ons verlost van de
enorme last om de wereld te moeten
redden, en van de enorme druk om
Het gaat uiteindelijk niet om de kerk, maar om vrede
en gerechtigheid voor de wereld.
voeging feitelijk, net als Jesaja, op de
almacht van God. Geef aan God wat
van God is. Wel, alles is van God! De
hele wereld behoort Hem toe en zijn
rijk van vrede en gerechtigheid moeten
we dienen, niet het uitbuitende regime
van de Romeinen. Dat moeten de omstanders die dag in Jeruzalem hebben
verstaan en begrepen.
Schijnwerpers
En zo worden de lessen van Jesaja
over de relatie tussen geloof en politiek hier nog eens onderstreept en
geradicaliseerd voor een heel andere
context en een heel andere politieke
situatie:
Ten eerste: wanneer de regering géén
gerechtigheid en vrede brengt, maar
onrecht en uitbuiting, werk er dan niet
aan mee, maar verzet je uit naam van
Gods vrede.
Ten tweede: kritiek op een onrechtvaardige overheid gaat hand in hand met
religiekritiek. Jezus kreeg het onvermijdelijk aan de stok met de religieuze
elite van zijn tijd. Wanneer kerken of
andere religieuze instituties en hun
vertegenwoordigers, al zijn ze nog zo
vooraanstaand en geleerd, het op ak-
zelf in de schijnwerpers te moeten of
willen staan, al kan dit laatste natuurlijk bijdragen aan de verspreiding van
het verhaal. Dat is het punt niet. Je
kunt ook onbekommerd meedoen
aan politieke debatten, televisieoptredens en wat dies meer zij, zolang je
maar voor ogen houdt dat je dat alles
uiteindelijk niet doet ter meerdere eer
en glorie van jezelf, noch van een politieke partij of een religieus instituut.
Al die zaken, inclusief wijzelf, blijven
altijd principieel onder de kritiek staan
van het bijbelse visioen van vrede.
Voortdurend gesprek
Dat staat het debat over de betekenis van de bijbelse verhalen niet in de
weg, evenmin verabsoluteert dit die
verhalen, om de eenvoudige reden dat
de teksten zelf niet eenduidig zijn en
ook onderling het debat voeren over
de betekenis van die vrede en die gerechtigheid. Juist dit feit maakt het mogelijk én noodzakelijk de vraag naar de
verhouding tussen geloof en politiek
elke dag weer opnieuw te stellen, in
voortdurend gesprek met de inzichten
van bijbellezers en gelovigen van vandaag en uit de eeuwen voor ons.
Erica Meijers is theoloog en hoofdredacteur van De Helling.
MAART 2013 - NR. 1
Download