Preek over HC Zondag 34 Liturgie: Votum en groet Zingen: Ps. 16:1,2,3 Gebed Schriftlezing 1: Jesaja 44:6-23 Zingen: Lb. 30:1,3,6 Schriftlezing 2: 1 Korintiërs 8 Zingen: Ps. 90:1,2,5 Tekst: HC Zondag 34 Preek Zingen: Ps. 115:1,2,5,6 Geloofsbelijdenis: Gez. 179a Gebed Collecte Zingen: Lb. 457:1,2,3,4 Zegen Gehouden te: Zondag 34.15 Baflo, 01-11-15 (14.30 u.) Pagina 1 Preek Thema: God de HEER en mijn hart. Hij wil voor mij de eerste en de enige zijn. Gemeente van onze Heer Jezus Christus, broeders en zusters, jongens en meisjes, 1. Draagbaar Hebt u uw afgoden meegenomen naar de kerk? Of hebt u ze thuis gelaten? Verstopt op een geheim plekje? In het laatste geval lijkt u wel wat op Rachel, de lievelingsvrouw van Jacob. Toen zij met haar man en haar hele hebben en houden uit haar ouderlijk huis wegging, had zij de huisgoden van haar vader meegenomen. Daar kon ze niet zonder. Toen Laban ze kwam zoeken had ze die beeldjes verstopt in een kameelzadel. Daar was ze op gaan zitten met de smoes, dat ze ongesteld was. Laban vond ze dus niet. Slim van Rachel, nietwaar? Of oliedom? ‘Zoiets zou ik nou nooit doen,’ denkt u misschien. ‘Ik heb helemaal geen afgoden. Ik vereer alleen de HEER, de ene en drie-enige God. Afgoden komen er bij mij niet in.’ Mooi! Maar wacht even. Wat ziet de HEER dan in mijn hart? Wat draag ik daar mee aan ballast en afgoden? Stiekem. “Al wat wij heimlijk in ons hart omdragen doorlicht uw heiligheid – en wij versagen…” Dat zingen we met Mozes en Gods gemeente in Psalm 90:5. Wij dragen in ons hart gedachten, ideeën, plannen, begeerten. Maar ook afgoden, die we, net als Rachel, eigenlijk niet kwijt willen. En ze oefenen hun invloed uit op ons en onze omgeving. Trouwens, dat is typisch voor afgoden: ze worden gedragen en ze moeten gedragen worden. Soms meegezeuld als een zware last, als een steen op de maag van mensen. Sommige afgodjes zijn handzaam en hanteerbaar. Die stoppen we gemakkelijk in onze broekzak of onze tas. En we pakken ze er even gemakkelijk weer uit. Als we de ringtoon horen of het trillen voelen. Zo’n ding bedoel ik. IPhone of smartphone. Ik heb er ook een. Ligt lekker in de hand. Weegt bijna niets. Maar hij vraagt wel heel veel aandacht en tijd, als je niet oppast. En hij ontneemt je je rust en je vrijheid, als je niet oppast. Hoort ook wel een beetje bij afgoden… Soms dragen we deze afgoden niet eens zo heimelijk om. Het komt naar buiten, wanneer wij ons leven ophangen aan machten naast God of in plaats van God. Machten zoals: mijn eer, mijn geldingsdrang, mijn gelijk, mijn geld, mijn carrière, mijn ontspanning, mijn hang naar snelle bevrediging, mijn communicatie, mijn bereikbaarheid, mijn fanatieke supporterschap, mijn angst voor vreemdelingen …… Moet ik nog meer opnoemen? Zondag 34.15 Pagina 2 Al dat soort dingen doen een greep naar mijn hart. Vaak ten koste van anderen. Ze willen ons hart overnemen. Een plekje in de schuilhoeken van mijn hart is eerst wel genoeg. Maar daar zijn ze niet tevreden mee. Ze willen meer. Ze claimen mij helemaal. En dan gaan ze verder op veroveringstocht. God de HEER komt vanmiddag weer naar ons toe met zijn claim: “Jouw hart behoort alleen mij toe.” Hij zegt: “Ik ben de HEER, jouw God. Vertrouw mij alleen en wijd je leven aan mij alleen. In alle vrijheid, onbelast door machten die jou in slavernij willen houden. Dus geen andere goden naast mij of in plaats van mij.” God zegt: “Ik wil dat er in jouw hart geen plaats is voor andere goden, voor andere machten. Ik immers, de HEER, jouw God, heb je bevrijd uit de slavernij van kwade machten.” Het gaat in het eerste van de tien woorden van God dus om: God de HEER en mijn hart. Hij wil voor mij de eerste en de enige zijn. 2. De eerste Het eerste gebod hangt direct aan de aanhef van de wet. God de HEER presenteert zichzelf. Hij zegt wie hij voor zijn volk is én wie hij voor zijn volk wil zijn. “Ik ben de Heer, jullie God. Ik heb jullie uit Egypte weggehaald, en bevrijd uit de slavernij. Vereer geen andere goden. Vereer alleen mij.” Dat zegt allereerst iets over het karakter en de kracht van Gods Tien Woorden. Dat zijn geen losstaande bepalingen uit een burgerlijk wetboek. Die zouden een knellende band kunnen gaan vormen voor de mensen. De Tien Woorden staan in het teken van bevrijding en vrijheid. Dat bedoelt God ermee. Dat wil hij ermee. ‘Ik heb jullie bevrijd. Ik, de HEER, ben jullie redder. Ik ben jullie God. Ik alleen.’ Dat element van bevrijding en verlossing vinden we ook in zondag 1 van de Heidelbergse Catechismus. “Ik ben in leven en sterven het eigendom van mijn trouwe Heiland Jezus Christus. Want Hij heeft met zijn kostbaar bloed voor al mijn zonden volkomen betaald en mij uit alle macht van de duivel verlost.” Inhoudelijk precies hetzelfde als de aanhef van de wet. Alleen van onze kant gezegd, als een belijdenis. God zegt: ‘Ik ben de HEER, jullie God. Ik bevrijd jullie uit alle vormen van slavernij en dood. En ik doe dat nu door mijn Zoon Jezus Christus.’ Zo is de HEER. Dat is zijn naam. Zo maakt hij zichzelf bekend. “Ik ben de HEER, uw God, die u uit Egypte, uit de slavernij, heeft bevrijd.” Daarmee bindt God ons dadelijk zijn verlossingswerk op het hart. Hij zegt daarmee: ‘Houd dat vast in uw gedachten, als ik u mijn geboden en regels geef. Dat doe ik niet om u te plagen of om u van de regen in de drup te brengen. Van de ene slavernij in de andere. Maar om u als mensen vrij te laten zijn. Zo vrij als een vogel in de lucht en als een vis in het water.’ Zondag 34.15 Pagina 3 Een vis kan alleen leven in het water. Dat is zijn element. Dat is de wet voor de vis. Zo is het woord, de wet van God voor ons het element, waarin we ons pas echt vrij kunnen bewegen. Vrij als mensen van God. Gods spreken is heel indrukwekkend. Dat blijkt bij de Sinaï, vanwaar de HEER zijn woorden doet horen. Hij zet de berg in vuur en vlam. En de mensen beefden en sidderden voor Gods heiligheid. Want welke god heeft zich ooit zo sprekend tot zijn volk gewend? Welke god heeft ooit zo zijn majesteit getoond als de HEER, onze God? Alleen al het feit dat God spreekt, maakt Hem anders, uniek, vergeleken met wat zich als goden aandient onder de volken. Die zogenaamde goden hebben een mond maar spreken niet. Hun woorden worden hen hooguit in de mond gelegd door hun makers en zij die hun priesters en profeten heten te zijn. De HEER presenteert zichzelf. Want we moeten weten met wie we toe doen hebben, als we Gods woorden horen. God is niet een onpersoonlijke macht, die je benoemen en manipuleren kunt of waarvoor je doodsbenauwd moet zijn, omdat hij onberekenbaar is. “Ik ben de HEER, uw God…” Dat is de stijl van Gods openbaring. Dat houdt hij de hele Bijbel door vol. We hoorden het bijvoorbeeld in Jesaja 44. “Dit zegt de HEER, Israëls koning en bevrijder, de HEER van de hemelse machten: Ik ben de eerste en de laatste, er is geen god buiten mij. Wie is zoals ik? Laat hij het woord nemen. Laat hij vertellen en aan mij ontvouwen wat er te gebeuren stond vanaf de dag dat ik de mensheid schiep, en laat hij onthullen wat er gebeuren gaat.” (Jes. 44:6,7) Israël moet vanaf het begin goed weten wat ze aan deze God hebben. Het kiest niet zelf zijn God uit. Zo doen andere volken dat. Zij maken goden uit van alles en nog wat. Maar God kiest Israël. Hij draagt zijn volk, in plaats van dat de mensen hun goden dragen. Al dan niet in het hart. God bevrijdt zijn volk. Dat is genade. Want Israël wilde eigenlijk helemaal niet bevrijd worden. Ze hadden wel een harde slavendienst te verrichten. Maar in Egypte waren ook de vleespotten. Terwijl ze in de woestijn alleen maar het manna te eten kregen. Daar werden ze op den duur flauw van. Hun hart trok naar Egypte. En ze zouden werkelijk de weg naar Egypte weer zijn op gegaan, wanneer God niet met harde hand had ingegrepen. Wanneer Mozes als middelaar niet tussen beide was getreden. De HEER is trouw aan zijn eens gegeven woord. Hij volbrengt, wat Hij heeft gezegd. “Ik ben de HEER, uw God.” De bevrijding was en is genade. Daaraan verbinden wij terecht de naam van onze Heer Jezus Christus. God redt ons door Jezus Christus. Het is in het Oude en het Nieuwe Testament dezelfde God, die zegt: ‘Ik ben de HEER, uw God, die u bevrijdt uit de slavernij. Of dat nu Egypte is of de veel ergere slavernij van de zonde, de duivel en de dood.’ Zondag 34.15 Pagina 4 God zegt nog steeds: ‘Ik ben er. Ik ben de eerste voor u, mijn broeder en zuster. Ik ben de eerste in jouw leven, mijn kind. Ik ben de heer, uw God. Ik bén de eerste. En daarom wíl Ik voor jou ook de eerste zijn.’ Want zo nauw luistert het. Zo persoonlijk spreekt God jou aan. In de aanhef van de wet en in de geboden zelf. ‘Ik ben de HEER, jouw God, die jou bevrijd heb uit Egypte, uit de slavernij. Ik ben de HEER, jouw God, die jou bevrijdt uit de macht van de zonde en de duivel. Ik doe dat door mijn eigen Zoon Jezus Christus. Hij stierf voor jou. Hij stond voor jou op om jou het geloof te geven, om jou ook het nieuwe leven te geven en de Heilige Geest.’ Hoe moet je dan leven? Hoe moet ik dat doen, Heer? Hoe mag ik dat doen, beter gezegd. ‘Wel, mijn kind,” zegt de Heer. ‘Hier heb je mijn geboden. Mijn woorden als de leefregels voor jouw bevrijde leven. Leef hier maar naar, uit dankbaarheid. Wat dat is het leven in één woord. Dat is het doen van goede werken.’ Een mens wordt meer dankbaard naarmate de verlossing groter is. Dat is ook zo in het Nieuwe Testament. Grotere genade én grotere verantwoordelijkheid. De aanspraak, die God op ons leven doet en heeft, is niet verminderd. Integendeel. Jezus is, naar zijn eigen woorden, niet gekomen om de wet en de profeten te ontbinden en af te schaffen. Hij komt de wet en de profeten vervullen. Hij laat ze tot hun volle recht en gelding komen. Hij vraagt zelfs de volmaaktheid, zoals Vader in de hemel volmaakt is. Dat moeten we niet verkeerd verstaan. Jezus vraagt geen perfecte christenen in deze bedeling, wel ‘beroeps-christenen’, fulltime-gelovigen. Mensen uit één stuk. God vraagt in zijn wet en in de geboden van Jezus dat ons leven één geheel is. Heelheid van het leven in de ene, ongedeelde keus voor God. De HEER, onze God, die in Christus voor ons de eerste is en wil zijn. De eerste en daarom ook de enige. 3. De enige. “Ik ben de HEER, uw God, die u uit Egypte, uit de slavernij, heeft bevrijd. Vereer naast mij geen andere goden.” Bestaan er dan andere goden? Nee en ja, zegt de Bijbel. ‘Nee,’ zegt God, ‘andere goden dan mij zijn er niet.’ “Dit zegt de HEER, Israëls koning en bevrijder, de HEER van de hemelse machten: Ik ben de eerste en de laatste, er is geen god buiten mij. ……… Vrees niet, laat de angst je niet verlammen: heb ik het je niet vanaf het begin laten horen, heb ik het je niet aldoor verteld? Jullie zijn mijn getuigen: is er een god buiten mij, of een andere rots? Ik ken er geen.” (Jes. 44:6,8) Helder. Dat moeten de ballingen in Babel weten. Dat moet ook koning Cyrus weten. God herhaalt het dus meerdere keren in deze hoofdstukken van Jesaja. Zondag 34.15 Pagina 5 De HEER is de enige God. Een ander is er niet. Ook niet een andere rots of een andere redder. Bestaan er andere goden? ‘Ja,’ zegt God aan de andere kant. En hij houdt er serieus rekening mee. “De mensen maken zich andere goden, die aanspraak maken op het vertrouwen en het geloof van mensen. De mensen gaan bepaalde krachten in de schepping of het mensenleven uitvergroten, verheerlijken en vereren. Er veel tijd en aandacht aan spenderen. Die machten zijn heel wat mans. Ze kunnen een geweldig beslag op een mens leggen. Mensen hangen hun leven er aan op, hun ziel en zaligheid. Paulus weet daarvan mee te praten, in de eerste brief aan de gemeente te Korinte. We lazen zopas hoofdstuk 8. Vanuit Korinte werd hem de vraag voorgelegd. ‘Kun je als pas bekeerd christen vlees eten dat eerst aan de afgoden geofferd is en daarna in de markthal te koop wordt aangeboden? Mag dat?’ In dat verband zegt Paulus: “Natuurlijk weten wij als christenen dat er in de hele wereld maar één God is. Andere mensen denken dat er in de hemel en op aarde heel veel goden zijn. Maar wij weten dat die goden helemaal niets voorstellen. Wij kennen maar één God. Hij is onze Vader. Hij heeft alles gemaakt, en wij bestaan om hem te dienen. Wij kennen ook maar één Heer, namelijk Jezus Christus. Alles bestaat dankzij hem, en ook wij bestaan dankzij hem.” (1 Kor. 8:4-6, BGT) Paulus spreekt dus met twee woorden. Afgoden bestaan niet. Afgoderij wel. Die zogenaamde goden zijn krachten van demonen, maakt Paulus duidelijk in hoofdstuk 10. Daar hebben wij maar mee te rekenen. En daar wil de Heer ons voor waarschuwen. Die machten moeten ons leven niet gaan beheersen los van God of naast God. Zo gebeurt dat bij veel mensen. Ze hangen hun bestaan daaraan op. Welke machten zijn dat dan? Ik heb in er in het begin van de preek al een heel aantal genoemd. Aan te vullen met: vruchtbaarheid, seksualiteit, het woord, de traditie. Je gezondheid in combinatie met de medische wetenschap. Die machten krijgen nu eens deze, dan weer die naam. Het zit hem niet in de dingen op zich, je smartphone bijvoorbeeld. Maar hoe je er mee omgaat. Hoe je jezelf daaraan overgeeft. Of niet. Al deze dingen kunnen afgoden voor ons worden, als we niet met de Heer willen meegaan, op weg naar het beloofde land. Wanneer we uit de woestijn niet vooruit willen naar het aardse of het hemelse Kanaän. Maar terug willen naar de vleespotten van Egypte. Zoals, wanneer je een varken aan zijn oren trekt, maar hij wil achteruit. Terug naar de modderpoel. Dat zit in ons. Maar God bevrijdt het leven en wil ons meenemen, op zijn reis, waarvan het einddoel vast staat. Maar het lijkt alleen nog zo weinig in zicht. De geschiedenis van Israël in de woestijn laat zien hoe weinig met op de HEER alleen vertrouwde. En in latere tijd was het niet veel beter… Zondag 34.15 Pagina 6 Er is veel lijden in deze wereld. Het treft ook de kinderen van God. Het leven is meer dan eens een woestijn, in geestelijke zin. En de weg naar Kanaän is zo lang. Je moet zoveel geduld hebben. Misschien krijgt je helemaal niet wat je graag wilt. Je kunt voor je gevoel bidden tegen de klippen op, maar er komt geen antwoord. O nee? Het antwoord is al van te voren gegeven. ‘Ik ben de HEER, uw God. Ik ben de eerste en de enige. Vertrouw maar op mij. Op Mij alleen. Ik heb met jou toch ook het verbond gesloten. Dacht je nu echt, mijn kind, dat de hemel gesloten bleef voor jou? Christus kwam ook naar jou toe. Hij ging de hemel binnen om ook voor jou een weg te banen naar mijn troon.’ Maar de HEER vindt het soms nodig om ons even te laten wachten. Bedwing dan je ongeduld maar. Want er is meer aan de hand. Er zijn meer dingen in het leven. ‘Ik ben er,’ zegt God. ‘Heb Mij lief. Kies voor Mij en Mij alleen, volhardend. Blijf bij je keus, zoals Ik zelf dat doe ten opzichte van jou.’ Pas er voor op zelfverzekerd te worden. “Laat daarom iedereen die denkt dat hij stevig overeind staat oppassen dat hij niet valt.” Schrijft Paulus in 1 Kor. 10:12. Pas ervoor op, dat u meent vast te staan in uw geloofsschoenen, terwijl uw zekerheid alleen bestaat in menselijke zaken, tradities bijvoorbeeld. Dan komt u zomaar ten val, zoals Israël. Want dan blijkt uw vaste basis toch niet de rots Christus te zijn. Het eerste gebod breekt de zekerheid van de heilige koeien en de heilige huisjes stuk. Want met dit gebod werpt de HEER u op zichzelf terug, op Jezus Christus alleen. ‘Ga met mij, ga met hem,’ zegt God. De HEER en mijn hart. Daar gaat het God om met zijn eerste woord. God wil voor ons zijn de eerste en de enige, op wie wij vertrouwen. Veel dingen strijden om de aandacht in ons leven. Veel dingen roepen ons toe: ‘Schenk ons uw vertrouwen. Hang je leven aan ons op. Ga er voor!’ Dat is verzoeking. Daarin komt de boze ons aanvechten. Maar God is getrouw. Hij geeft de kracht van zijn Geest om te overwinnen. Het dorre land van de woestijn kan door hem zo maar weer gaan bloeien als een roos. Zo machtig is de God die zich in zijn woord bekend maakt. Zo lief heeft de Here Jezus ons. Zozeer helpt de Geest, de Trooster ons. Vader, Zoon en Geest zijn immers samen de enige en ware God. Hij is de HEER, de God van het verbond, die ons leven bevrijdt. Dat blijft Hij doen. Hem alleen de eer. Amen Zondag 34.15 Pagina 7