Oplegger-Burgers-voor-Burgers - Wmo

advertisement
Burgers voor Burgers
 Vrijwilligers trainen tot netwerkcoach
Dr. Martha van Biene & Alex de Veld
30 oktober 2012
Inhoudsopgave
 De Wmo werkplaatsen
3
 Inleiding
5
 Opzet module
6
 Werkvorm 1 Kennismaking
8
 Werkvorm 2 Netwerk in kaart
9
 Werkvorm 3 Kwaliteit van het netwerk
10
 Werkvorm 4 Van wens naar plan
11
 Werkvorm 5 Sociale kaart
12
 Werkvorm 6 Gesprekstechnieken
13
 Werkvorm 7 Omgaan met grenzen
14
 Literatuurlijst
15
Burgers voor Burgers  Inhoudsopgave
2
De Wmo werkplaatsen
Context: een paradigmawisseling in sociale dienstverlening
Vergrijzing, ontgroening, toegenomen arbeidsparticipatie, individualisering, marktwerking en
democratisering: deze en andere sociaal-maatschappelijke veranderingen hebben in het afgelopen
decennium geleid tot ingrijpende veranderingsprocessen in zorg en welzijn. Niet langer staan
diensten en producten centraal, maar de vraag van de cliënt/bewoner/burger en zijn of haar
mogelijkheden om te participeren in de samenleving. Integrale sociale dienstverlening staat dicht
bij de leefwereld van kwetsbare burgers. Interventies zijn erop gericht de zelfredzaamheid van
kwetsbare burgers te versterken en hun sociale netwerken te activeren en te vergroten. Het vraagt
van sociale professionals dat zij outreachend te werk gaan, samenwerken in ketens en netwerken
en daarbij over de schotten van welzijn en zorg heen kijken. De invoering van de Wet
maatschappelijke ondersteuning (Wmo) in 2007 en de veranderingen in de AWBZ hebben dit
veranderingsproces in een stroomversnelling gebracht. Centrale doelstellingen van de wet zijn:
bevordering van zelfredzaamheid, participatie, actief burgerschap en sociale samenhang. In het
veld wordt in dit verband gesproken over de noodzaak een kanteling (VNG-project) of een
paradigmawisseling (Lectorenplatform Zorg en Welzijn) te realiseren. Een dergelijke omslag bij
zowel instellingen en beroepskrachten als (gemeentelijke) overheden, is nodig om de
doelstellingen van de wet te realiseren.
Wat is een Wmo werkplaats?
In september 2009 startten zes regionale Wmo-werkplaatsen in Nederland. Werkplaatsen zijn
vanuit Hbo-instellingen ingericht met lectoren, die regionale samenwerkingsverbanden aangaan
met organisaties welzijn en zorg en gemeenten. Werkplaatsen richten zicht op praktijkonderzoek,
beroepsinnovatie en deskundigheidsbevordering op het terrein van de maatschappelijke
ondersteuning. Het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport geeft deze werkplaatsen een
stimuleringssubsidie.
De werkplaats is een kennisnetwerk waarin een hogeschool, gemeenten, organisaties en
beroepsbeoefenaren samenwerken aan onderzoek, methodiekontwikkeling en (regionale en
landelijke) kennisverspreiding rond community care. In een Wmo-werkplaats staan ontwikkeling
van praktijkkennis, prescriptieve kennis voor het handelen centraal. Empirisch onderzoek en
professioneel handelen zijn met elkaar verbonden in een zogenaamde empirisch-regulatieve
cyclus. De Wmo-werkplaats verbindt praktijkgericht onderzoek en beroepspraktijk en bevordert
evidence- en practice-based werken in de sectoren wonnen, welzijn en zorg. Vragen van
gemeenten, instellingen, burgers/cliënten sturen de onderzoeksactiviteiten, de praktijkontwikkeling
en de scholing.
Onderwijsmodules
Drie jaar hebben de zes Wmo-werkplaatsen nieuwe werkvormen voor zorg en welzijn ontworpen
en ontwikkeld en geëvalueerd. Op basis van deze praktijkervaringen en -onderzoek ontwikkelden
de werkplaatsen onderwijsmodulen die om niet ter beschikking gesteld worden aan gemeenten,
organisaties in de zorg- en welzijnssector, opleiders en andere belangstellenden. In een
onderwijsmodule staat een bepaald maatschappelijk vraagstuk centraal en daaraan gerelateerde
methoden en technieken. Deze onderwijsmodule is gratis digitaal toegankelijk en kan naar wens
aangepast worden aan de lokale context. Ze mogen niet zonder voorafgaande toestemming voor
commerciële doeleinden gebruikt worden. Vragen over inhoud en toepassing van deze specifieke
Burgers voor Burgers  De Wmo werkplaatsen
3
onderwijsmodule en suggesties voor verbetering kunnen gestuurd worden aan
[email protected], t.a.v. dr. Martha van Biene of Alex de Veld.
De kennisproducten van de Wmo-werkplaatsen worden uitgegeven en beheerd door Movisie.
Burgers voor Burgers  De Wmo werkplaatsen
4
Inleiding
Sociale netwerken zijn van essentieel belang voor iedereen. Toch lukt het niet elke burger een
vitaal netwerk op te bouwen of te onderhouden. Door verschillende omstandigheden kunnen
sociale netwerken onvoldoende opgebouwd zijn, verstoord of uit balans zijn (geraakt). Het
benutten van de mogelijkheden van mensen om sociale relaties op te bouwen, te benutten en het
netwerk te versterken staat centraal in deze module.
Wmo Welzijn Nieuwe Stijl is gericht op het versterken van de eigen kracht van burgers. Ofwel, wat
burgers zelf, of met hulp uit de directe sociale omgeving kunnen doen. Sociale netwerken in de
eigen buurt en lokale vrijwilligers kunnen actief bijdragen aan het versterken van eigen kracht van
burgers.
In diverse publicaties zijn handreikingen uitgewerkt om sociale netwerken te versterken (Hofman,
2008; Lustman, 2009; Scheffer, 2010). Het is niet vanzelfsprekend dat vrijwilligers alle kwaliteiten
in huis hebben als zij als ´netwerkcoach´ aan de slag gaan. Ondersteuning van vrijwilligers in de
vorm van een training helpt om hen toe te rusten in het aanboren van de eigen kracht en deze in te
zetten bij een burger met een vraag.
De eigen krachtbenadering vraagt niet alleen van de vrijwilliger een oriëntatie op zijn rol en inzet.
Ook vrijwilligersorganisaties en professionals dienen zich te verhouden tot een nieuwe
werkelijkheid. Deze module geeft inzichten en inspiratie hoe professionals hun kracht kunnen
inzetten zodat vrijwilligers burgers kunnen ondersteunen zelf problemen op te lossen met eigen
mogelijkheden en waar wenselijk met behulp van het sociale netwerk van de burger. Indien nodig
kan er sprake zijn van het opbouwen van een nieuw of aanvullend sociaal netwerk. De professional
heeft in deze module de rol van trainer en schept voorwaarden zodat de kwaliteiten van vrijwilligers
worden aangesproken en zij in de gelegenheid worden gesteld gesprekken te voeren met burgers,
zodanig dat vrijwilligers hun enthousiasme en motivatie kunnen uitdragen (Poiesz, 1999).
Deze module, bevat twee werkboeken - een voor de vrijwilligers en een voor de trainers - en is tot
stand gekomen door Wmo Werkplaats Nijmegen in samenwerking met het centrum voor vrijwillige
inzet in Ede, genoemd De Medewerker. Met dank aan de vrijwilligers die het ontwerp maakten voor
deze training.
Burgers voor Burgers  Inleiding
5
Opzet module
Doelgroep
In deze module maken zorg- en welzijn professionals/studenten (verder te noemen professionals)
kennis met mogelijkheden om als trainer vanuit een coachende benadering vrijwilligers te
versterken.
Doel
Deze module is gericht op het leren toerusten van vrijwilligers, die thuis bij burgers in gesprek gaan
over vragen en mogelijkheden die bijdragen aan kwaliteit van leven van die burger. Het doel is om
kwaliteiten van vrijwilligers te versterken zodat zij op een passende manier met burgers in gesprek
kunnen gaan (dialoog), een sociaal netwerk in kaart brengen en burgers coachen om tot een
actieplan te komen waarmee het netwerk versterkt wordt. Het doel is tevens dat de getrainde
vrijwilligers hun verworven kwaliteiten gaan inzetten in het trainen van andere vrijwilligers.
Vrijwilligers worden in de gelegenheid gesteld zich te bekwamen als trainer.
De module kan door professionals gebruikt worden als spiegel: Welke kwaliteiten moet ik als
professional (door) ontwikkelen om vrijwilligers systematisch toe te rusten in het ondersteunen van
burgers?
Werkwijze
Er is een Werkboek Burgers voor Burgers en een Werkboek Trainershandleiding samengesteld
met nagenoeg de zelfde inhoud. Het enige verschil is dat er in de Trainershandleiding suggesties
worden aangedragen die de trainer kan gebruiken als toelichting, aanwijzing of inspiratie.
Het lesmateriaal gaat uit van een participatieve aanpak. Dit wil zeggen dat een groep vrijwilligers
meebeslist over de invulling van de bijeenkomsten. De samenspraak over de invulling is van
belang om te kunnen trainen vanuit gelijkgerichte trainingsdoelen en is van belang omdat bij een
groep vrijwilligers sprake is van diverse en uiteenlopende ervaringen, kennis en
vaardigheidsniveaus.
De dialoog, het leren vragen stellen en doorvragen staan centraal in het leerproces. De trainer leert
de vrijwilligers hoe zij onderling dialogen leren voeren en deze aanpak is eveneens wenselijk in
gesprekken met burgers. Bij het voeren van dialogen gaat het er om dat je elkaar toelaat en
openstaat om nieuwe ervaringen en kennis op te doen (Van Biene, 2005).
Om een participatieve aanpak en een dialoog te faciliteren schept de trainer juiste voorwaarden
zodat de groep vrijwilligers kan leren van- en met elkaar. Tevens is het voorwaarde dat de trainer,
een coachende attitude aanneemt. Deze coachende attitude betekent; de ander helpen zichzelf
verder te helpen. Ofwel, de trainer helpt de vrijwilligers de eigen kracht ontdekken met de
bedoeling dat zij burger sin de gelegenheid stellen ook de eigen kracht te benutten. Natuurlijk is het
onmogelijk om het coachen van een leerproces door middel van één module aan te leren. We
lichten hoogstens een tipje van de sluier op, waardoor professionals en andere gebruikers van
deze module meer grip krijgen op het toerusten van vrijwilligers.
De opzet van de werkvormen is gebaseerd op actief leren; ‘al-doende-leren en al-lerende-doen´.
De leersituaties sluiten aan bij de praktijk van alle dag: het gesprek met de burger en het
versterken van het sociale netwerk.
Burgers voor Burgers  Opzet module
6
Opzet bijeenkomsten
Het lesmateriaal bevat zeven werkvormen die een essentiële rol spelen bij het versterken van
sociale netwerken. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om stappen als een kennismaking, het netwerk in
kaart brengen en een actieplan maken. Er zijn werkvormen uitgewerkt waarbij gespreksvaardigheden worden opgedaan, ook worden huiswerkopdrachten aangereikt. De keuze van de
werkvormen wordt in samenspraak met vrijwilligers vastgesteld (participatieve aanpak).De training
bevat ook alternatieve werkvormen die kunnen worden aangeboden. De toepassing van de diverse
werkvormen levert ‘al-doende’ een leerzame training op.
Evaluatie
In de training Burgers voor Burgers wordt gebruik gemaakt van ´Ervaringenboxen´. Met de
ervaringenboxen leert de vrijwilliger reflecteren op wat hij heeft meegemaakt tijdens een bezoek
aan een burger. Aan de vrijwilliger wordt gevraagd stil te staan bij de opgedane ervaringen en wat
de vrijwilliger voor de burger heeft betekend. De ervaringsboxen kunnen evaluatief gebruikt worden
in de vrijwilligersgroep.
Ervaringenbox Burgers voor Burgers
Naam
(eigen naam invullen)
Waar was je en
wat kwam je tegen?
Wat heb je gedaan?
Wat was jouw toegevoegde
waarde ?
Waar was je tevreden over
(het gouden randje)?
Het uitwisselen van de ervaringen van vrijwilligers - opgetekend in de ervaringsbox - kunnen
aanleiding zijn voor dialoog. In de werkmap zijn uitgewerkte voorbeelden te vinden (zie
bijeenkomst 2 in het werkboek) die een beeld geven over de opgedane ervaring van de vrijwilliger.
Tijdens de training Burgers voor Burgers zijn de ingevulde ervaringenboxen verzameld. De analyse
van deze boxen leverde thema’s op die aanleiding waren voor bijstelling van de training en
behoefte voor vervolgtraining.
Burgers voor Burgers  Opzet module
7
Werkvorm 1 Kennismaking
In de training leren vrijwilligers hoe zij met inviterende vragen kennismaken met de burger.
We gaan uit van een kennismaking die uitnodigt tot het vertellen van verhalen. Dit geldt voor de
vrijwilligers die de training volgen en voor (het eerste) contact met de burger. In het Werkboek (zie
bijeenkomst 1 in het werkboek) is een werkvorm uitgewerkt die gericht is op het naar boven halen
van het levensverhaal. Verhalen helpen ons de wereld te ordenen en maken zichtbaar welke
indrukken bepaalde gebeurtenissen op ons hebben gemaakt (Bohlmeijer, 2007). Het levensverhaal
verbindt verleden, heden en toekomst en de manier waarop de burger zijn sociale netwerk ervaart
en beleefd kan hiervan een resultante zijn. De wijze waarop de burger denkt over zijn sociale
netwerk kan gevolgen hebben voor de wijze waarop hij zijn sociale netwerk benut.
In de bijeenkomst schept de trainer een open sfeer waarin de vrijwilligers zich uitgenodigd voelen
om in gesprek te gaan om elkaar beter leren kennen.
Vaak is het voeren van een gesprek (op basis van dialoog) een passende start om elkaar te leren
kennen en vertrouwen op te bouwen. Het levensverhaal vertellen kan bijdragen in het elkaar leren
verstaan. Er bestaan ook alternatieven voor de werkvorm met de levensfasen zoals deze in het
Werkboek is te vinden is. Een alternatief is de Levenslijn Interview Methode (LIM) (Schroots,
2002). Dit instrument is gebaseerd op de bekende metafoor van de menselijke levensloop als
voettocht, rivier of afwisseling van bergen en dalen. De gesprekspartner wordt gevraagd om
letterlijk zijn leven, zowel verleden als toekomst, in kaart te brengen via het trekken van een lijn
op een eenvoudig blaadje papier. Het resultaat is in eerste instantie een slingerende levenslijn.
Vervolgens kan gevraagd worden om over de getrokken levenslijn te vertellen en leeftijd en
gebeurtenissen toe te lichten: dit is het levensverhaal.
Keuze voor een vorm van levensverhaal hangt af van de mogelijkheden van de vrijwilligers en
kenmerken van de gesprekspartner. Bij de gesprekspartner die minder gericht is op emotionele
maar meer op praktisch steun zal eerder gekozen worden om samen een activiteit te ondernemen
om elkaar te leren kennen.
Burgers voor Burgers  Werkvorm 1 Kennismaking
8
Werkvorm 2 Netwerk in kaart
Veel mensen hebben geen goed beeld van hun eigen netwerk. Door het netwerk in kaart te
brengen krijgt iemand niet alleen zicht op de mensen in het netwerk maar ook wie belangrijk is.
Om een netwerk in kaart te brengen moeten er twee dingen gedaan worden. Enerzijds gaat het om
het inventariseren met wie iemand contact heeft. Tevens gaat het erom deze mensen in een
netwerkkaart (of ecogram) te plaatsen. Als alle contacten in kaart zijn gebracht dan vindt een
gesprek plaats over de kwaliteit van het netwerk (zie bijeenkomst 3 in het werkboek).
De wijze waarop iemand uitgenodigd wordt om contacten te inventariseren hangt sterk af van de
vragen waarmee iemand daartoe uitgenodigd wordt. Belangrijk is om in de dialoog aan te sluiten
op dagelijkse leven dat voor de ander vertrouwd is (´Bij wie gaat u wel eens op visite?’ ‘Welke
mensen staan in uw adresboek?’). De gesprekspartner kan zelf de contacten in de netwerkkaart
verwerken. Dit vraagt een coachende benadering (zie werkvorm 6 Gesprekstechnieken).
Het is ook mogelijk om het netwerk op een andere wijze te verwerken, bijvoorbeeld met een
vriendenboek, een fotoreportage, een website, een collage, et cetera. De eigen keuze hierin
versterkt het gevoel van eigenaarschap.
Er zijn diverse vormen van
netwerkkaarten. In het Werkboek (zie
bijeenkomst 1 in het werkboek) is het
Ecogram gebruikt zoals dat door
Scheffers (2010) is uitgewerkt. Deze
vorm is gekozen omdat deze
eenvoudig is in te vullen. De
keuzemogelijkheden zijn overzichtelijk:
drie segmenten en drie zones van
nabijheid.
De netwerkkaart van Hofman (2008), Sterk sociaal netwerk! vraagt meer gedifferentieerde keuzes
en kan van toepassing zijn als iemand daartoe uitgedaagd wil worden.
Burgers voor Burgers  Werkvorm 2 Netwerk in kaart
9
Werkvorm 3 Kwaliteit van het netwerk
De ingevulde netwerkkaart geeft de mogelijkheid om een nieuwe kijk op het sociale netwerk te
krijgen (zie bijeenkomst 3 in het werkboek). Door het bespreken van de netwerkkaart kan iemand
zelf woorden geven wat het netwerk voor hem betekent. Wat zijn de sterke en minder sterke
kanten van het netwerk? De sterke kanten komen tot uitdrukking bij een ieder die tot steun is én
wat de persoon zelf bijdraagt aan het initiëren en onderhouden van contacten. De wensen die
iemand heeft, hebben doorgaans te maken met de minder sterke kanten in het netwerk. De
wensen kunnen ook te maken hebben met het tot stand brengen van wederkerigheid in contacten.
De sterke kanten en de wensen voor verbetering van het netwerk gaan hand in hand bij het
versterken van het netwerk.
De bedoeling van het gesprek is om de ander te helpen om zijn eigen netwerk te verwoorden.
Een coachende benadering is hierbij belangrijk (zie werkvorm 6 Gesprekstechnieken).
Er zijn verschillende manieren om de netwerkkaart te bespreken; per ‘taartpunt’, van de
binnencirkel naar buiten. Laat iemand hier zelf keuzes in maken. Het is belangrijk om af te tasten of
de gesprekspartner er aan toe is om de overstap te maken naar een volgende fase in het gesprek.
Burgers voor Burgers  Werkvorm 3 Kwaliteit van het netwerk
10
Werkvorm 4 Van wens naar plan
Wensen gaan vooraf aan een plan. Een plan helpt om tot actie te komen: wat is de eerste stap om
tot verbetering te komen van het netwerk (‘wat, wanneer, met wie?’) (zie bijeenkomst 4 en 5 in het
werkboek).
De wensen voor versterking van het sociale netwerk kunnen een verschillend karakter hebben:
 Contacten: behoefte aan contacten die emotioneel ondersteunend zijn.
 Dingen doen: bepaalde activiteiten willen gaan doen of weer oppakken.
 Praktische hulp: betreft praktisch zaken die iemand niet meer kan uitvoeren.
Het karakter van de wensen bepaalt mede de concretisering van het plan. Concreet wordt wat de
gesprekspartner gaat doen om tot verandering van zijn situatie te komen. Veranderingen in het
sociale netwerk gaan niet zomaar. Dit vraagt tijd en aandacht. Essentieel hierbij is volgen van het
tempo van de gesprekspartner. Het gevoel van eigenaarschap (‘ik zet de stappen zoals het voor
mij goed is’) is doorslaggevend om eigen kracht te kunnen ervaren. Zonder de ervaring van eigen
kracht is het (duurzaam) onderhouden van het sociale netwerk minder goed mogelijk. Een
coachende nadering is hierbij extra belangrijk.
Burgers voor Burgers  Werkvorm 4 Van wens naar plan
11
Werkvorm 5 Sociale kaart
De sociale kaart van de eigen omgeving kan behulpzaam zijn om mogelijkheden voor het
versterken van het netwerk in beeld te brengen. In de handleiding ‘Een sterk sociaal netwerk!’
(Hofman, 2008) is een voorbeeld te vinden hoe een zogenaamde buurtkaart te maken is. Zie
www.welzijnswerk-hoogeveen.nl/bestanden/documenten/816-sterknetwerk.pdf (p 34/35).
Ook kan een sociale kaart nuttig zijn bij het zoeken naar praktische hulp. Er zijn diverse digitale
sociale kaarten waarin mogelijkheden voor zorg- en dienstverlening te vinden zijn:
http://www.digitale-sociale-kaart.nl en www.mee.nl/sociale-kaart.
Verder is via de website Regelhulp (www.regelhulp.nl) een site van de overheid te vinden die
verwijst naar zorg en ondersteuning.
Burgers voor Burgers  Werkvorm 5 Sociale kaart
12
Werkvorm 6 Gesprekstechnieken
Er zijn diverse gesprektechnieken uitgewerkt.
 Luisteren, Samenvatten, Doorvragen (LSD).
 Structuur in een gesprek aan brengen.
 Rondje positief.
 Coachen.
1 Luisteren, Samenvatten, Doorvragen (LSD) (zie bijeenkomst 2 in het werkboek)
Bij deze gesprekstechniek gaat het in eerste instantie om de kwaliteit van het actief luisteren.
Hiermee wordt bedoeld dat luisteren meer is dan horen wat iemand zegt. Dit komt tot
uitdrukking in de luisterhouding en door het reageren op hetgeen dat wordt gezegd.
Luisteren bestaat voor een groot deel uit vragen stellen. Het stellen van vragen helpt om de
dialoog op gang te brengen en de ander te leren begrijpen. Hierbij is het de bedoeling om
vragen te stellen zonder vraagtekens te zetten, dit wil zeggen: vragen stellen en luisteren met
een onbevooroordeelde en open houding.
Samenvatten helpt om het gesprek te verduidelijken. Het is een check om te bepalen of verhaal
van de gesprekspartner goed begrepen is. Een goede samenvatting nodigt de gesprekspartner
uit om meer te vertellen over het onderwerp.
Door middel van doorvragen kan een situatie of onderwerp (verder) verhelderd worden.
2 Structuur in een gesprek aan brengen (zie bijeenkomst 3 in het werkboek)
Een gesprek met een duidelijke structuur helpt beide gesprekspartners om een bevredigend
gesprek te hebben. Eenvoudigweg kan met behulp van de werkwijze kop, romp en staart een
logische structuur worden aangebracht.
3 Rondje positief (zie bijeenkomst 3 in het werkboek)
Het is niet voor iedereen gemakkelijk om de eigen kwaliteiten te benoemen of trots te zijn op
eigen prestaties. Bij het ontdekken van de eigen kracht wordt een werkvorm aangeboden die
erop gericht is om vanuit een positieve blik te kijken naar de mate van zelfwaardering en/of
persoonlijke kwaliteiten. Een alternatieve werkvorm om de eigen (kern)kwaliteiten te ontdekken
is mogelijk met behulp van het kernkwadrantenspel (Ofman, 2005).
4 Coachen (zie bijeenkomst 5 in het werkboek)
Een coach helpt de ander zichzelf verder te helpen. De nadruk ligt erop dat de ander zelf verder
komt met zijn probleem of vraag. De coach stelt vragen zodat de ander nadenkt en op een
andere manier tegen zijn vraag of probleem aankijkt en in beweging komt/actie onderneemt.
Coaching kan ook gericht zijn op knelpunten die een oplossing in de weg staan. De kwaliteit
van het coachen is essentieel voor de eigen krachtaanpak.
Burgers voor Burgers  Werkvorm 6 Gesprekstechnieken
13
Werkvorm 7 Omgaan met grenzen
Het leren ervaren van de eigen grenzen helpt de vrijwilligers om de juiste verwachtingen uit te
spreken naar burgers waarmee zij het gesprek aangaan. Wat kan ik van mijzelf verwachten in de
rol als netwerkcoach? Wat kan de burger van mij verwachten? Goed kunnen omgaan met grenzen
is van waarde als het gaat om het behouden van het enthousiasme en de motivatie van de
vrijwilligers. Vragen die behulpzaam kunnen zijn bij het omgaan met grenzen: Neem ik mezelf
voldoende serieus? Is dit goed voor mij? De werkvorm die wordt gebruikt is het bespreken van de
eigen ervaringen in het stellen van grenzen (zie bijeenkomst 6 in het werkboek).
Burgers voor Burgers  Werkvorm 7 Omgaan met grenzen
14
Literatuurlijst
Adriaansen, M., Caris, J. (2011). Elementaire sociale vaardigheden. Bohn Stafleu van Loghem:
Houten.
Biene van, M.A.W. (2005). Wederkerig leren. Onderzoek naar georganiseerde leerondersteuning
voor mensen met een verstandelijke beperking èn professionals. Eburon: Delft.
Boekhorst, F. (2006). In Handboek Supervisie en Intervisie (red. Praag-van Asperen, H.M., Praag,
Ph. H.). De Tijdstroom, Utrecht.
Bohlmeijer, E.T., (2007). Het verhaal van mijn ouders Handleiding voor levensverhaal interviews.
SU De Ronde Tafel: Zutphen.
Hofman, E., Lustgraaf van de, M. (2008). Een sterk sociaal netwerk! Movisie en Philadelphia
Support.
Lustgraaf van de, M., (2009). Natuurlijk, een netwerkcoach. Mezzo: Bunnik.
Machielse, A., (2003). Niets doen, niemand kennen. De leefwereld van sociaal geïsoleerde
mensen. Elsevier Overheid: ’s Gravenhagen.
Ofman, D. (2005). Kernkwadrantenspel. Servire Uitgevers: Utrecht.
Penninx, K., Scholten, C., e.a. (2005). Werken aan Maatschappelijke ondersteuning. Een
handreiking voor sociale professionals. NIZW/Lemma: Utrecht.
Poiesz, T.B.C., (1999). Gedragsmanagement. Waarom mensen zich (niet) gedragen. Immerc bv.:
Wormer.
Scheffers, M. (2010). Sterk met een vitaal netwerk. Uitgeverij Coutinho: Bussum.
Schroots, J.J. F. (2002). LIM. Lifeline Interview Method, Stichting ERGO: Amsterdam.
Steyaert, J., Kwekkeboom, R. (2012) De zorgkracht van sociale netwerken. Movisie (te
downloaden via www.movisie.nl en www.wmowerkplaatsen.nl).
VWS, (2011), Welzijn Nieuwe Stijl, Uitgave van Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
in samenwerking met MOgroep+, VNG: Den Haag.
Burgers voor Burgers  Literatuurlijst
15
Download