Obs ‘De Regenboog’ Bemmel Managementteam Directeur De Regenboog Coördinator bovenbouw Coördinator onderbouw Interne begeleiding Frits Terwijn Niki Venselaar Marjolein Berg Ilse Wiltink Postadres obs De Regenboog’’ Postbus 211 6680 AE Bemmel ‘De Regenboog’ Adres: Bloemenstraat 2 6681 NN Bemmel tel: 0481-461242 Twitter: @Rbbml e-mail: [email protected] website: www.regenboog-bemmel.nl Bestuur Stichting ATOS : Algemeen Toegankelijk Onderwijs 3-Stromenland Huis te Gendt Gendt p/a Postbus 91 6850- AB Huissen e-mail: [email protected] Brinnr. school: 22GB Bestuursnr.: 41013 Inschrijvingsnr. KvK: 10044433 Genorm. vloeropp. ‘de Regenboog’: Cuperstraat 1094 m² ‘de Regenboog’: Bloemenstraat 1852m² Inhoudsopgave Inleiding 1. De opdracht van de school 1.1 1.2 1.3 1.4 2. Identiteit Visie Missie Doelstellingen Algemeen 2.1 Geschiedenis 2.2 Gebouw en situering 2.3 Leerling- /ouderpopulatie en uitstroom 2.4 Team 2.5 Toekomstige ontwikkelingen 3. De onderwijskundige vormgeving van ons onderwijs 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7 3.8 4. Adaptief onderwijs en passend onderwijs Groeperingsvormen Werkuur Geplande leertijd Didactisch handelen Kerndoelen en leerlijnen Resultaat gericht werken ICT Pedagogisch klimaat 4.1 Onze pedagogische visie 4.2. Regels en afspraken 4.3 3D-menSEOnaal 4.4 Rots en Water 4.5 Burgerschap en sociale integratie 5. Organisatie van de leerstof 5.1 Rekenen en wiskunde 5.2 Nederlandse taal 5.3 Engelse taal 5.4 Oriëntatie op jezelf en de wereld 5.4.1 Aardrijkskunde 5.4.2 Geschiedenis 5.4.3 Natuuronderwijs en gezond gedrag 5.4.4 Techniek 5.4.5 Verkeer 5.5 Bewegingsonderwijs 5.6 Kunst- en cultuureducatie 5.6.1. Actief 5.6.1.1 Crea-uur 5.6.1.2 De vakgebieden handvaardigheid, tekenen, drama, dans, muziek 5.6.1.3 Museumbezoek 5.6.2 Receptief 5.7 Schrijfonderwijs 5.8 Levensbeschouwing (LEVO) , Godsdienstonderwijs (GVO) en Humanistisch Vormingsonderwijs (HVO) 6. Zorg en begeleiding 6.1 Doel en inhoud leerlingenzorg 6.2 Zorgprofiel 7. Kwaliteitszorg 7.1 Gebruik kwaliteitsinstrumenten 7.2 Kwaliteitsanalyses 8. Personeelsbeleid stichting ATOS 8.1 Functiemix 8.2. Functionerings- en beoordelingsgesprekken 9. Overzicht beleidsvoornemens en meerjarenbegroting 2010-2014 Bijlagen Besluitvorming Kerndoelen van het basisonderwijs Inleiding Het Schoolplan is een wettelijk voorgeschreven, integraal beleidsdocument. Het geeft, voor een bepaalde planperiode, op alle gebieden, de prioriteiten in het beleid weer. Door het beleid te expliciteren wordt duidelijk hoe de school omgaat met de relatieve autonomie. Het Schoolplan is daarmee ook een verantwoording van de school naar de ouders en de inspectie over het te voeren beleid, gedurende de planperiode (van 2010 tot 2014). Aan dit beleid ligt een heldere onderwijsvisie ten grondslag, waarbij impliciet rekening wordt gehouden met de relevante praktijkgegevens. Dat resulteert in principiële keuzes binnen een pragmatische context. Want uitvoering van de Wet op het Primair Onderwijs (WPO), gesterkt door de behoefte bij leerkrachten en ouders om goed onderwijs voor de kinderen te realiseren, ondervindt nu eenmaal beperkingen in de krappe financiering door de overheid. Een sterk punt van de hedendaagse school, namelijk het open karakter, maakt de school tegelijkertijd kwetsbaar voor invloeden van buitenaf. Landelijke en plaatselijke overheden, scholen voor voortgezet onderwijs, plaatselijke groeperingen en instanties, vakbonden en overige maatschappelijke instellingen en - niet in de laatste plaats - leerlingen en hun ouders proberen op grond van hun verwachtingen invloed uit te oefenen op de school. Een beleidsplan is nodig om de koers van de school intern en extern kenbaar te maken. Dat brengt rust en duidelijkheid en geeft de school een sterkere positie in het maatschappelijke krachtenveld. Omdat binnen een school alles met alles samenhangt, is er grote behoefte aan ordening. D.m.v. dit plan moet eenheid worden gebracht in een veelheid van ontwikkelingen. Want een school is een complexe organisatie. Enerzijds is er de didactische component, vooral betrekking hebbend op het werk dat in de groepen plaatsvindt. Daarnaast is er de arbeidsverdeling over het personeel. En tenslotte is er de onderliggende organisatorische structuur die de voorwaarden schept op grond waarvan onderwijs praktisch gerealiseerd kan worden. Op alle gebieden worden hoge eisen gesteld. Het uiteindelijke doel van het schoolplan is : het waarborgen en verhogen van de onderwijskwaliteit. Dit Schoolplan geeft een ‘overall view’ over alle beleidsontwikkelingen die de komende vier jaren aan de orde zullen komen. Hoofdstuk 1. De opdracht van de school 1.1 Identiteit Onze school is een openbare school. Dit betekent dat wij open staan voor iedereen, zonder onderscheid te maken naar godsdienst of levensovertuiging. Onze openbare school schept een leef- en leerklimaat, waarin waardering en respect voor anderen en andersdenkenden voorop staat. 1.2 Visie Op ‘de Regenboog’ vinden wij dat waardevolle pedagogische - en didactische uitgangspunten en werkvormen niet verloren mogen gaan, maar juist verankerd en geborgd moeten blijven in ons onderwijs. Daarnaast zijn er aspecten uit het onderwijsaanbod die onderhoud behoeven en zullen er nieuwe onderdelen worden toegevoegd. Dit wordt verder uitgewerkt in dit schoolplan. Uitgangspunt én toetsingscriterium is de kwaliteit van het onderwijs. Het gaat daarbij om de feitelijke onderwijspraktijk, om resultaten die kwantitatief meetbaar zijn of via objectieve kenmerken kunnen worden vastgesteld. Ons team heeft gekozen voor een weg van vier jaar om de volgende items te verwezenlijken: Ieder mag er zijn; er is een fijn leef- en leerklimaat met waardering en respect voor elkaar. De school moet een veilige leerhaven zijn met duidelijke grenzen. Samen zijn we verantwoordelijk voor een goede sfeer in iedere groep en door de hele school. Er wordt onderwijs op maat gegeven door een enthousiast, deskundig team met duidelijke uitstraling. We werken in een efficiënt schoolgebouw met overzichtelijke, rustige werkplekken om de zelfwerkzaamheid van kinderen en leerkrachten realiseren. Er moet sprake zijn van een goede balans tussen welzijn, prestatie en creativiteit. We werken resultaatgericht met nadruk op differentiatie. Op onze school bevorderen we zelfstandigheid, zelfredzaamheid en zelfverantwoordelijkheid. Er is sprake van een doorgaande lijn op alle vakgebieden. Kortom: de Regenboog ziet kleur in ieder kind Voor de planmatige aanpak is dit Schoolplan het uitgangspunt. De uitvoering hiervan zal in hoge mate de agenda van de vergaderingen bepalen. Pas wanneer innovaties herkenbaar in het onderwijsleerproces geïntegreerd en geborgd zijn, kan een doel als gerealiseerd worden beschouwd. 1.3 Missie Onze school neemt de verschillen tussen kinderen als uitgangspunt voor het onderwijs, elk kind is uniek, ieder mag er zijn. Wij scheppen een beschermend klimaat waarin kinderen zich veilig voelen en zich durven uiten, waardoor ze weerbaar en mondig worden en zich kunnen ontwikkelen tot een persoonlijkheid binnen een kader van structuur, duidelijkheid en doelen. Op onze school wordt veel aandacht besteed en waarde gehecht aan de zelfstandigheid, de zelfredzaamheid en de zelfverantwoordelijkheid van de leerlingen. De kinderen worden uitgedaagd om zelf het initiatief te nemen om tot oplossingen te komen. De natuurlijke nieuwsgierige, vragende en onderzoekende houding wordt gestimuleerd. Naast het individueel werken hechten wij ook grote waarde aan het samenwerken met anderen. In ons onderwijs proberen we aan te sluiten bij de ontwikkelingsfase en de belangstelling van de leerlingen. Zo wordt bijvoorbeeld in de kleutergroepen nauw aangesloten op de beleving van de kinderen. Bij de ontwikkeling van de leesvaardigheid worden de kinderen in de gelegenheid gesteld dit in hun eigen tempo te doen. Bij alle uit te voeren taken krijgen de kinderen instructie naar behoefte. De afgelopen jaren hebben we zelfstandigheid, zelfstandigheid en zelfverantwoordelijkheid in de term “Autonomie” vastgelegd. Autonomie heeft te maken met de vrijheid die kinderen hebben bij het bepalen van de inhoud, methode en tempo en moment/volgorde van hun werk. Kinderen met een hoge mate van autonomie hebben controle over hun werkzaamheden en kunnen zelfstandig bepalen hoe ze het werk uitvoeren, welke methode ze toepassen om het werk gedaan te krijgen, en in welk tempo ze werken en wanneer ze wat doen. Ook hebben zij ruimte voor eigen initiatief. Als autonomie centraal staat op onze school, dan: zijn de doelen en de opbrengst van de opdracht bij de leerlingen concreet bekend; hebben de leerlingen invloed op het moment, de volgorde, en/of de werkplek; mogen leerlingen middelen en materialen zelf kiezen passend bij het werkuur; zijn werkwijze, aanpak en strategie afhankelijk van de behoefte en de mogelijkheden van de leerlingen; is samenwerking aan opdrachten mogelijk; is het zich verantwoorden over werkwijzen en resultaat vanzelfsprekend. Dit geldt voor leerlingen en leraren; hebben leerlingen regelmatig keuzevrijheid en ruimte voor initiatief t.a.v. onderwerpen en activiteiten. Een aantal van deze aspecten heeft inmiddels een vaste plek in ons onderwijs. Met name in het leesonderwijs, deels in het spellingsonderwijs en binnen techniek is dit zichtbaar. De ontwikkeling van de individuele leerling wordt gevolgd d.m.v. observaties, methodegebonden toetsen en landelijk genormeerde toetsen. Op deze manier worden leerlingen die onder- of bovengemiddeld presteren tijdig gesignaleerd, zodat voor hen het werk kan worden aangepast. De leerlingenzorg geldt uiteraard álle aan ons toevertrouwde kinderen, die wij in hun individuele ontwikkeling zo goed mogelijk trachten te begeleiden. 1.4 Doelstellingen Het schoolplan is er in de eerste plaats voor de school zelf. Opnieuw wordt nagedacht over de doelstellingen en prioriteiten. . Dat geeft houvast bij initiatieven in de school die erop gericht zijn om de kwaliteit van het onderwijs te handhaven en verbeteren. Het schoolplan heeft dus vooral de functie van beleidsdocument; hiermee willen wij voor de periode 2010-2014 het beleid vaststellen met betrekking tot de volgende onderdelen: onderwijskundig beleid, • personeelsbeleid, • beleid met betrekking tot bewaking en verbetering van de kwaliteit van het onderwijs (kwaliteitszorg), • overige beleidsterreinen (algemeen strategisch, financieel, materieel en relationeel). In het schoolplan kunnen wij het beleid zo vaststellen dat het gebruikt kan worden voor planmatige schoolontwikkeling en als uitgangspunt voor de planning per schooljaar. Een ander doel van het schoolplan is het op gang brengen van een dialoog over de kwaliteit van het onderwijs en over het onderwijsbeleid van de school. Het schoolplan lokt deze dialoog uit onder teamleden. Ook de oudergeleding van de medezeggenschapsraad wordt hierbij betrokken. Een aantal discussiepunten staat ook op de agenda van het directieoverleg van Stichting ATOS. • Tenslotte is het schoolplan ook bedoeld als verantwoording aan de Stichting ATOS en de overheid: het schoolplan wordt in ontvangst genomen door de inspectie en bij schoolbezoek getoetst aan de werkelijke situatie. Jaarlijks zullen de veranderings- en verbeteronderwerpen van het desbetreffende schooljaar aan het begin van het schooljaar worden opgesteld in het jaarplan. Aan het einde van het schooljaar wordt het geëvalueerd door directie, managementteam en team en vastgelegd in het evaluatierapport van het jaarplan. De medezeggenschapsraad wordt bij de planning en evaluatie betrokken. Hoofdstuk 2. Algemeen 2.1 Geschiedenis De school, ontstaan uit overtuiging en groot geworden door enthousiasme, bestaat nu ruim 20 jaar en is in die tijd gegroeid van enkele tientallen leerlingen naar bijna 380 in 2009. Sterke kanten waren van begin af aan het onderwijsconcept van zelfstandigheid, zelfredzaamheid en zelfverantwoordelijkheid en de kindvriendelijke benadering. 2.2 Gebouw en situering De school is gehuisvest in een nieuw gebouw aan de rand van een nieuwbouwwijk, Tot zomer 2013 waren de groepen 7 en 8 gehuisvest in het oude gebouw aan de Cuperstraat. Vanaf schooljaar 2013-2014 hebben we 1 gebouw aan de Bloemenstraat. 2.3 Leerling-/ouderpopulatie en uitstroom De leerling-populatie van ‘de Regenboog’ is vrij homogeen. Op de teldatum van 01-10-2009 had 1,3% van de leerlingen een achterstandscategorie van 1,20 en 1,6% van de leerlingen had een achterstandscategorie van 0,30. Daarnaast is 2,6% van de leerlingen afkomstig van een ander land van herkomst dan Nederland. Bij instroom van de leerling heeft de leerkracht de beschikking over uitgebreide informatie via een overdrachtsformulier vanuit de peuterspeelzaal en/of kinderdagverblijf. Daarnaast heeft de leerkracht met de ouder van elk instromend kind een intakegesprek waarbij leerlingenkenmerken en wensen en behoeften van ouders en kinderen besproken worden. Resultaten op gebied van kennis en inzicht zijn meetbaar. Goede resultaten op dit gebied zijn niet alleen een verdienste van de school. De “uitstroom” is afhankelijk van de “instroom”. Op dergelijke omstandigheden heeft de school geen directe invloed. Alle jaren heeft de eindscore van de Eindtoets Basisonderwijs (Cito groep 8) boven het landelijk gemiddelde gelegen. Wij beschouwen het als onze opdracht het maximale uit de kinderen te halen. Er zijn ook belangrijke resultaten die niet in cijfers zijn uit te drukken. Daarbij kunt u denken aan: goed kunnen samenwerken, weerbaarheid, werkhouding, om kunnen gaan met succes en falen, sociale omgang met medeleerlingen en volwassenen. Het merendeel van de kinderen van De Regenboog krijgen het advies om na de basisschool VMBO-T/HAVO of HAVO/VWO te volgen. Citoscore Landelijk gemiddelde VWO/ Gymnasium HAVO/VWO + HAVO VMBO-T/ HAVO VMBO KGT 54 50 51 45 46 49 538,4 536,3 538,8 540,1 540,1 538,8 534,9 535,0 534,9 535,1 535,0 534,9 15=28% 5=10% 9=18% 12=27% 11=24% 10=21% 11=20% 14=28% 17=33% 14=31% 11=24% 67=27% 16=30% 19=38% 17=33% 13=29% 14=30% 16=32% 11=20% 12=24% 5=10% 6=13% 10=22% 9=18% De actuele gegevens plaatsen we jaarlijks op onze website. LWOO Aantal lln. 2010 2009 2008 2007 2006 Gem. Tussenjaar Schooljaar De hieronder opgenomen cijfers geven de score weer van de groep 8 leerlingen op de Eindtoets Basisonderwijs. Daarnaast is aangeven wat voor dat jaar de het landelijk gemiddelde was voor een school met een populatie zoals op De Regenboog aanwezig is. Daarachter is voor de laatste vier jaar aangegeven naar welke vormen van vervolgonderwijs de leerlingen uitgeschreven zijn. Enkele kinderen hebben een tussenjaar. Dit is een soort schakeljaar tussen basis- en voortgezet onderwijs. 1=2% 1=2% 2=4% 1=2% 3=6% 2.4 Team Het managementteam wordt gevormd door de directeur, de coördinator onderbouw, de coördinator bovenbouw en op verzoek de intern begeleider. In de visie van de school horen verantwoordelijkheid en zeggenschap zo dicht mogelijk bij het primaire proces te liggen. Delegatie van taken en verantwoordelijkheden kan niet zonder een grote mate van zeggenschap over de invulling daarvan. Leerkrachten nemen sleutelposities in binnen de schoolorganisatie. Zij zijn de professionals en als zodanig verantwoordelijk voor het primaire proces. De deskundigheid van deze professionals wordt optimaal benut, wanneer zij ruimte krijgen om, binnen de doelstellingen van de organisatie, hun kennis en vaardigheden naar eigen inzicht in te zetten. Er is sprake van een grote mate van zelfsturing, waarbij aanzienlijke autonomie bestaat voor wat betreft de nadere invulling van de onderwijspraktijk. Het is in feite een uitvergroting van de onderwijsvisie van de school, waarbij zelfstandigheid en verantwoordelijkheid hoog in het vaandel staan. Ook het elkaar aanspreken op professioneel handelen hoort daarbij. Het betreft de werkgroepen, het paralleloverleg, het onder- en bovenbouwoverleg. De diverse werkgroepen voor feesten en activiteiten zijn groepen waarin ouders participeren. Zij functioneren in hoge mate zelfstandig en nemen de besluiten. Alleen als er sprake is van zeer grote verschillen met voorgaande jaren nemen zij besluiten in overleg met het team. De werkgroepen voor onderwijskundige activiteiten, zoals de werkgroep techniek, taal en technisch lezen, zijn autonoom in hun voorbereidingen, bereiden besluiten voor en leggen deze voor aan het team. Gezien de verantwoordelijkheid voor de feitelijke inrichting van het onderwijs in de groep is ook de autonomie van de individuele leerkracht onmiskenbaar. Op ‘de Regenboog’ wordt dit kortgesloten binnen het paralleloverleg. Dit overleg dat verbreed is naar overleg van de groepen 1/2, overleg van de groepen 3 en 4, overleg van de groepen 5 en 6 en overleg van de groepen 7 en 8, vindt tweewekelijks plaats. Elke leerkracht heeft binnen dit overleg een verantwoordelijkheid ten aanzien van een bepaald vak of thema. De algemene teamvergaderingen hebben tot doel de grote lijnen voor de toekomst uit te zetten en te bewaken. Zij zijn soms thematisch van karakter. Besluiten,zowel op het operationele niveau als voor wat betreft onderwijskundige zaken, worden ook hier genomen. Besluitvorming is duidelijk beschreven. (zie bijlage besluitvorming) De onderlinge afstemming wordt primair gewaarborgd door de coördinatoren uiteraard met overleg in het managementteam. Genomen besluiten worden ingevoegd in de procedureklapper, zodat het inwerkingproces van nieuwe leerkrachten bevorderd wordt en zittende teamleden herinnerd worden aan eerder gemaakte afspraken. Uit de leerkrachtenenquête blijkt dat zij zeer positief zijn over de sfeer, de collegialiteit en de samenwerking binnen de school. Ook zijn zij tevreden over het contact met leerlingen en ouders. Er is een unaniem verwoorde behoefte aan een structuur die impliciete duidelijkheid en rust biedt. Een open communicatie, vooral tussen de bouwen en tussen de locaties, wordt noodzakelijk geacht. Deze communicatie, eenduidige procedures en heldere besluitvorming worden gezien als belangrijke voorwaarden voor een goede teamsfeer. Daarnaast hebben leerkrachten gevraagd om extra aandacht voor borging van nieuwe trajecten en afspraken binnen de school. Op grond van hun vermogen om de organisatie van binnenuit te bekijken, hebben de teamleden in studiedagen en vergaderingen met het managementteam en de leerkrachtenenquête waardevolle bijdragen geleverd aan dit Schoolplan. Belangrijke speerpunten zijn: 2.5 Enthousiasmeren van het team, waarbij samenwerken en het gevoel van samenzijn van groot belang is; Deskundigheidsbevordering van het team, waarbij leren van elkaar en open staan voor elkaars kwaliteiten hoog in het vaandel staan; Besteden van aandacht en coaching van leerkrachten op het gebied van het aanleren van leerstrategieën; Uniformiteit bij lesobservaties; Onderwijskundige onderwerpen regelmatig evalueren in vergaderingen; Verbeteren door de onderlinge communicatie door bewustwording van eigen en andermans handelen (Human Dynamics); Langdurig ziekteverzuim van leerkrachten terugdringen. Toekomstige ontwikkelingen Eén van de toekomstige ontwikkelingen is het passend onderwijs. In 2009 heeft Stichting ATOS een subsidie toegekend gekregen voor excellent leren. De projectgroep is in september 2009 van start gegaan en zal in een periode van drie jaar een beleidsplan opzetten en activiteiten binnen de school invoeren en borgen. Een tweede ontwikkeling is de terugloop van leerlingen. De school moet zich beraden op het actief werven van leerlingen in een gemeente waar de leerlingaantallen teruglopen. In 2009 is een start gemaakt van een nieuwe PR-lijn. Daarnaast zal gekeken worden hoe ‘de Regenboog’ zich binnen een dorp met vier andere scholen kan profileren. Een van de actiepunten is het onderzoek naar het invoeren van Engelse les vanaf groep 1/2. Een derde ontwikkeling is de functiemix (zie ook 8.1). De ‘functiemix’ is de verdeling van leraren over de verschillende salarisschalen. Schoolbesturen krijgen extra geld van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap om leraren promotie te kunnen geven naar hogere leraarsfuncties, met bijbehorende beloning. Deze maatregel, waardoor meer leraren in hogere salarisschalen komen, wordt aangeduid met ‘versterking van de functiemix’. Het schoolbestuur van Stichting ATOS bepaalt in overleg met (het personeelsdeel van) de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad (GMR) hoe zij de nieuwe functiemix gaat realiseren. Een vierde ontwikkeling is de veranderde beleidsruimte over schooltijden. De Tweede en de Eerste Kamer hebben ingestemd met voorstellen om schoolbesturen meer keuzevrijheid te geven bij de inrichting van de onderwijstijd. De flexibilisering van de schooltijden geldt voor scholen voor basisonderwijs, speciale scholen voor basisonderwijs en scholen en instellingen voor speciaal (voortgezet) onderwijs. De wijzigingen hebben betrekking op het aantal uren per jaar, het aantal dagen per week en de noodzaak om ouders te betrekken bij het vaststellen van de schooltijden. De schooltijden kunnen niet worden gewijzigd zonder de ouders hierbij te betrekken. De oudergeleding in de medezeggenschapsraad heeft instemmingsrecht bij het vaststellen of wijzigen van de schooltijden. Voorafgaand aan de vaststelling (of wijziging) van de schooltijden in de medezeggenschapsraad worden alle ouders hierover geraadpleegd. Een wijziging kan pas plaatsvinden als de meningen van de ouders zijn gepeild. Dit om te voorkomen dat ouders en kinderen onvoorziene problemen krijgen door veranderingen in de schooltijden. De Regenboog wil in een van de komende jaren samen met de medezeggenschapsraad gaan onderzoeken of er draagvlak is voor het veranderen van schooltijden. Vanaf 2013-2014 werkt de Regenboog met een continurooster. Een vijfde ontwikkeling is het schrijven een nieuwe schoolgids voor de periode 2010-2014. De nieuweste ontwikkelingen die de school heeft ingezet is het programma LIST bij het lezen dat schoolbreed wordt uitgevouwd in het kader van de 1-zorgroute. Daarnaast wordt vanaf januari 2014 spellingles gegeven vanaf groep 3 volgens het IGDI-model. Rots en water is ook een speerpunt. 3. De onderwijskundige vormgeving van ons onderwijs 3.1 Adaptief onderwijs en passend onderwijs Adaptief onderwijs ook: passend onderwijs of onderwijs op maat is een onderwijsideaal van sommige onderwijskundigen om leerlingen minder frequent te laten doorstromen naar speciaal onderwijs door binnen een reguliere school mogelijkheden te creëren om op een eigen manier en tempo kennis op te doen. Adaptief komt van het woord adaptatie dat “passend” of “erbij passend” betekent. Binnen adaptief onderwijs wordt voldaan aan een drietal basisbehoeften van leerlingen: relatie, competentie en autonomie. Onder de basisbehoefte ‘relatie’ wordt verstaan dat leerlingen zich geaccepteerd weten dat ze erbij horen, het gevoel hebben welkom te zijn en dat ze zich veilig voelen. Onder de basisbehoefte ‘competentie’ wordt verstaan dat leerlingen ontdekken dat ze de taken die ze moeten doen, aan kunnen; dat ze ontdekken dat ze steeds meer aan kunnen. Onder de basisbehoefte ‘autonomie’ wordt verstaan dat ze weten dat ze (in elk geval voor een deel) hun leergedrag zelf kunnen sturen. Deze drie basisbehoeften samen bepalen het pedagogisch klimaat dat aan adaptief onderwijs ten grondslag ligt. Voor de leerkracht die adaptief werkt, betekent dit dat hij zijn gedrag afstemt op deze basisbehoeften. Dat geldt zowel voor het didactisch en organisatorisch handelen als voor het pedagogisch optreden. Op die manier wordt onderwijs vormgegeven waarin leerlingen gemotiveerd zijn om aan het werk te gaan en waarvan ze uiteindelijk optimaal profiteren. Adaptief onderwijs is bekend geraakt in Nederland door het werk van prof. dr. Luc Stevens (vanaf 1994). Binnen de nieuwe koers van passend onderwijs krijgt elk kind onderwijs dat het beste bij zijn of haar talenten en beperkingen past. Elke aangemelde of toegelaten leerling moet een passend onderwijsaanbod aangeboden worden. Ook kinderen met een stoornis, ernstige ziekte of handicap kunnen extra hulp krijgen op een reguliere school of op een school voor speciaal onderwijs. Om te garanderen dat alle leerlingen onderwijs krijgen dat bij hen past, wordt per 1 augustus 2012 de zorgplicht ingevoerd. Scholen en schoolbesturen worden dan verplicht te zorgen voor een passende onderwijsplek en passend onderwijs voor elke leerling. Scholen kunnen daarvoor afspraken maken binnen hun Samenwerkingsverband. In de gemeente Lingewaard is dat het SVOB (Samenwerkingsverband Overbetuwe ). Passend onderwijs is vooralsnog een traject dat ‘al lerend’ (mogelijk) tot nieuwe wetgeving zal leiden. 3.2 Groeperingsvormen Binnen onze school hebben we in de kleuterbouw te maken met heterogene groepen. Vanaf groep 3 werken we met homogene groepen. De groepen 3 komen voort uit de doorstroming van de groepen 2. Vanaf groep 3 blijven de kinderen t/m groep 5 bij elkaar. Om kinderen nieuwe ervaringen op te laten doen, nieuwe vriendschappen aan te laten gaan en nieuwe balans te zoeken groeperen we de kinderen vanaf groep 6 in een nieuwe samenstelling. Dit alles is mogelijk zo lang we van elke jaargroep minimaal twee groepen hebben oftewel parallelgroepen. Daarnaast maken we ook op een andere manier gebruik van de parallelgroepen. Een aantal activiteiten en begeleiding van kinderen worden groepsoverstijgend gedaan. Bij het crea-uur worden de groepen heterogeen gegroepeerd rondom de groepen 1 - 2, 3 - 4, 5 - 6 en 7 - 8. Op deze wijze proberen wij kinderen zoveel mogelijk ervaring op te laten doen in het samenwerken met andere kinderen dan uit de eigen groep. Anno 2013-2014 kunnen we stellen dat heterogene groepen helemaal geïntegreerd zijn in het onderwijs. We werken op dezelfde manier zoals hierboven beschreven. 3.3 Werkuur Binnen één jaargroep zijn verschillende niveaus op de verschillende leergebieden. Door middel van gedifferentieerde instructie en goed klassenmanagement proberen we tegemoet te komen aan de verschillen. Klassenmanagement heeft niet alleen tot doel het managen van de groep als geheel, maar het accent ligt op het organiseren van zinvolle leermomenten voor alle kinderen. In het dagelijkse werkuur werken de kinderen zelfstandig aan hun opdrachten. Tijdens het werkuur wordt gebruik gemaakt van gedifferentieerde instructie. Dit is een mix van klassikale instructie, instructie in kleinere groepen en individuele instructie. Afhankelijk van de leerdoelstelling vinden er grote of kleine groepsactiviteiten plaats, ofwel er wordt individueel gewerkt. Een aantal activiteiten, zoals bijvoorbeeld startactiviteiten, mondelinge vaardigheidsactiviteiten en culturele activiteiten, leent zich goed voor een klassikale instructie, waarna in de verwerkingsfase gedifferentieerd gaat worden. Factoren die deel uitmaken van ons klassenmanagement zijn: de inrichting van de klas en het stimuleren en faciliteren van het zelfstandig werken en samenwerken. Voor instructies aan kleinere groepen wordt gebruikgemaakt van de zogenaamde instructietafel. Deze staat zo opgesteld dat de leerkracht een groepje kinderen instructie kan geven zonder de andere leerlingen te storen. In de groepen 1/2 werken de kinderen binnen het lokaal en op het onderwijsplein in de kleuterhal. In de groepen 3 t/m 6 werken de kinderen aan groepstafels, op de vides van de groepslokalen of op werkplekken buiten de groep. In de groepen 7 en 8 hebben alle leerlingen een eigen werktafel en werken zij ook op werkplekken buiten de groep. Verder zorgen we ervoor dat leerlingen materialen die ze nodig hebben makkelijk kunnen pakken, zonder andere kinderen te storen. Het zelfstandig werken wordt gestimuleerd, zodat de leerkracht rustig instructie kan geven aan andere groepjes. Hiervoor zijn de volgende aspecten onmisbaar: • Vooraf instructie gericht op het zelfstandig werken en op de doelen van de activiteiten • Regels, routines, afspraken en het nakomen van gegeven regels is van belang. Het samen maken van afspraken maakt de kinderen medeverantwoordelijk voor het nakomen ervan. • Leerlingen verantwoordelijk maken voor eigen leren: dit kan onder meer door het werken met een taakblad, vooraf aangeven wat leerlingen kunnen doen bij moeilijkheden, leerlingen zelf werk laten controleren, leerlingen laten samenwerken (gebruik van zelfcorrigerende materialen en software is hierbij nuttig). • Uitdagende betekenisvolle opdrachten, die niet te moeilijk maar ook niet te makkelijk zijn. • Een positieve houding van de leerkracht wanneer de kinderen zelf initiatieven en verantwoordelijkheid nemen. Tijdens het werkuur kunnen kinderen ook aan het werk zijn bij de computerwerkplekken. 3.4 Geplande leertijd Per week wordt in elke klas een bepaalde tijd aan elk vakgebied besteed. In het volgende schema staat de tijd per week per vakgebied bij benadering aangegeven. verdeling van tijd over de vakgebieden: lichamelijke oefening en dans binnenspel/buitenspel gr.1/2 gr.3 gr.4 gr.5 gr.6 gr.7 gr.8 2 uur 2 uur 2 uur 2 uur 2 uur 2 uur taalactiviteiten, incl. spelling en kringen lezen/begrijpend lezen/studerend lezen schrijven rekenen en wiskunde 2 uur 3 uur 45 min 6 uur 30 min 2 uur 4 uur 1 uur 2 uur 30 min 30 min 30 min 15 min 6 uur 3 uur 4 uur 4 uur 30 min 30 min 30 min 1 uur 1 uur 30 min 30 min 3 uur 3 uur 4 uur 4 uur 30 min 30 min 15 min In 2010 onderzoeken we of we het vak Engels vanaf gr. 1/2 invoeren. zie taalac1 uur Engels wereldoriëntatie verkeer aardrijkskunde geschiedenis natuuronderwijs geestelijke stromingen/hvo werkuur incl. techniek tekenen muziek handvaardigheid drama pauze of fruitkring totaal aantal uren per week 2 uur 2 uur 30 min 45 min 3 uur 3uur 45 min 4 uur 4 uur 30 min 30 min tiviteiten 6 uur 30 min zie werkuur 1 uur zie werkuur 30 min 1 uur 15 min 22 uur 45 min 45 min 45 min 45 min 45 min 5 uur 4 uur 5 uur 30 min 45 min 45 min 1 uur 45 min 45 min 45 min 45 min 45 min 5 uur 45 min 45 min 45 min 45 min 45 min 5 uur 45 min 45 min 45 min 45 min 45 min 5 uur 1 uur 1 uur 1 uur 30 min 30 min 30 min 30 min 30 min 30 min 45 min 45 min 1 uur 1 uur 1 uur 1 uur 30 min 1 uur 15 min 23 uur 45min 30 min 1 uur 15 min 23 uur 45min 30 min 1 uur 15 min 25 uur 45min 30 min 1 uur 15 min 25 uur 45min 30 min 1 uur 15 min 25 uur 45min 1 uur 1 uur 15 min 25 uur 45min 3.5 Didactisch handelen Op onze school geven de leraren op een effectieve wijze gestalte aan adaptief onderwijs. We geven onderwijs op maat, en daarom differentiëren we bij de instructie (directe instructie) en de verwerking (zowel naar inhoud als naar tempo). Omdat we veel waarde hechten aan de zelfstandigheid van de leerlingen, laten we leerlingen waar mogelijk samenwerken. Onze afspraken zijn: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. Lessen zijn goed opgebouwd De instructie wordt gedifferentieerd aangeboden op drie niveaus De leraren geven directe instructie De leraren zorgen dat er meerdere oplossingsstrategieën aan bod komen De leerlingen werken zelfstandig samen De leraren geven ondersteuning en hulp (vaste ronde) De leraren laten leerlingen hun werk zo veel mogelijk zelf corrigeren De leraren zorgen voor stofdifferentiatie De leraren zorgen voor tempodifferentiatie 3.6 Kerndoelen en leerlijnen De overheid gaat uit van de vrijheid van onderwijs en erkent de autonomie van scholen. Als subsidieverstrekker stelt zij wel eisen aan de kwaliteit van het geboden onderwijs, in de vorm van zogenaamde ‘kerndoelen’. Deze zijn gerangschikt per leergebied. Bij de te realiseren vakinhoudelijke ontwikkelingen zal steeds toetsing aan de kerndoelen plaatsvinden. Zo kan bij de aanschaf van nieuwe methoden worden volstaan met de constatering of deze aan de kerndoelen voldoet en of deze passen bij de visie van de school. Bij de zelf te ontwikkelen leerlijnen zullen de kerndoelen nauwgezet worden ingepast. Ons streven is om bij elk kind er uit te halen wat er in zit met een hoog ambitieniveau. In de bijlage zijn de kerndoelen beschreven. Op server van de school staan voor alle jaargroepen de leerlijnen van de diverse groepen op rij. Een schoolspecifieke uitwerking van de diverse leerlijnen is nog een ontwikkelpunt. Inmiddels hebben we deze voor rekenen al in kaart gebracht. 3.7 Resultaat gericht werken Resultaatgericht werken is een middel om doelgericht de kwaliteit van het te verbeteren. Dit betekent dat duidelijk wordt gemaakt wat de betekenis is van opbrengstgericht werken en hoe dit in de praktijk op functionele wijze handen en voeten kan krijgen. Een groeiend aantal scholen in Nederland is in het kader van de Pilots Taalbeleid onderwijsachterstanden en de taal/lees- en rekenverbetertrajecten aan de slag gegaan met het scherp in beeld brengen van de leerling-resultaten op de verschillende aspecten van de taal/lees- en rekenwiskundige ontwikkeling. Deze scholen hebben inmiddels ervaren hoe nuttig het kan zijn om met het gehele team leerling-resultaten te analyseren en er conclusies aan verbinden. Door conclusies bespreekbaar te maken en hieraan gerelateerd ook gerichte initiatieven te nemen kan het onderwijsaanbod en het gedrag en handelen van de leerkracht beter worden afgestemd op wat leerlingen nodig hebben voor een goede ontwikkeling van de basisvaardigheden. Door opbrengstgericht werken te relateren aan het leren van de basisvaardigheden krijgt vooral het primaire onderwijsproces accent. Daarbij gaat het vooral om de afstemming van de pedagogische en didactische onderwijsbehoeften. De Regenboog maakt gebruik van o.a. het leerlingvolgsysteem van CITO om de leerling-resultaten te volgen en te analyseren. Uit de diagnose kan vervolgens gericht het plan van aanpak ter verbetering van de resultaten gemaakt worden. Het resultaatgericht werken is voor de komende jaren een speerpunt ter verbetering. Er is nog veel winst te behalen als het gaat om de individuele - en groepshandelingsplannen. De afgelopen jaren is er veel aandacht geweest voor verbetertrajecten t.a.v. lezen, spelling en rekenen. De aanzetten die in het schooljaar 2009-2010 gemaakt zijn t.a.v. rekenonderwijs binnen het excellent leren zijn een voorbeeld van een positieve ontwikkeling. In de komende 4 jaar zal de aandacht zich ook moeten gaan richten op de woordenschatontwikkeling, het begrijpend lezen, de Engelse taal en het maken van groepshandelingsplannen. 3.8 ICT In de huidige informatiemaatschappij is computervaardigheid inmiddels zo belangrijk, dat men zich diskwalificeert door onbekendheid met dit medium. Een intensieve kennismaking met de computer is daarom belangrijk voor alle leerlingen. Kansongelijkheid door het toevallig niet thuis kunnen beschikken over deze apparatuur moet door de school worden tegengegaan. Algemene toegankelijkheid van multimediacomputers is inmiddels gerealiseerd op alle locaties. Teneinde alle leerlingen en leerkrachten daadwerkelijk de gelegenheid te bieden om grondig kennis te maken met de mogelijkheden op informaticagebied, is diverse apparatuur aangeschaft. Op beide locaties van de ‘Regenboog’ zijn netwerken aangelegd en is er internetverbinding. Vanaf 2010 is in de groep 3 t/m 8 in ieder klas een digitaal schoolbord in gebruik. Vanaf 2013-2014 is in iedere groep een digitaal schoolbord aanwezig. ICT binnen Stichting ATOS: Binnen stichting ATOS is een gezamenlijke visie geformuleerd in het ATOS ICTbeleidsplan 2008-2012 en een daaruit voortvloeiende planning gemaakt voor alle scholen. Centraal staat hierbij het aansluiten op de moderne ontwikkelingen en het faciliteren daarvan. Het bestuur wil daarvoor een investering doen. Daarnaast is er aandacht voor de ondersteuning van leerkrachten tijdens dit veranderingsproces. Scholen blijven naast de geformuleerde visie van de stichting autonoom om accenten aan te brengen op schoolniveau op het gebied van ICT. Er zijn op stichtingsniveau inmiddels initiatieven in gang gezet op het gebied van invoering van digitale schoolborden en gebruik van intranet. Er is een stuurgroep opgericht bestaande uit de directeur en ICT-er van obs de Regenboog aangevuld met 2 bestuursleden. Deze stuurgroep zorgt voor ontwikkeling van ATOS ICT beleid en voor de uitvoering van de opgestelde plannen. De 2 stichting ATOS ICT- hoofddoelen tijdens de huidige planperiode: 1. Uitbreiding van de invoering van digitale schoolborden. De eerste digitale schoolborden zijn geplaatst. De betreffende leerkrachten hebben scholing gehad. Deze periode is het de bedoeling de uitrol van dit plan af te ronden en de leerkrachten te ondersteunen bij het gebruik daarvan. 2. Uitbreiding van het gebruik van het nieuw ontwikkelde intranet. Voor de leerkrachten is het intranet geïntroduceerd en vrijgegeven. Functionaliteit van dit medium wordt stapsgewijs uitgebreid. Op dit moment krijgen webmail, LVS en leerlingenadministratie een plek op het intranet. Uitwisseling van gegevens, samenwerking, communicatie en beschikbaarheid vanaf iedere locatie zijn uitgangspunten die centraal staan. Gedurende de planperiode krijgen de overige betrokkenen (ouders, MR, OR, bestuur, leerlingen) bij de school ook toegang tot een voor hun bestemd deel van intranet. 3. Invoering en gebruik van Plannex, een webbased omgeving voor (hoog)begaafde leerlingen. ICT binnen obs de Regenboog Hoofddoelen tijdens de planperiode: 1. Het optimaliseren van computergebruik als ondersteuning bij de lessen door zowel leerlingen als leerkrachten. De ict-ers hebben de taak dit proces op te zetten en te begeleiden. 2. Het optimaliseren van gebruik van digitale schoolborden tijdens de lessen. 3. Het verder uitbreiden van de intranetomgeving en het optimaliseren van het gebruik door leerkrachten en overige geledingen binnen de organisatie. 4. Het borgen van het gebruik van het digitale SEO-volgsysteem: 3DmenSEOnaal. ( In 2014 zal een nieuw volgsysteem worden gekozen, omdat 3DmenSeonaal uit bedrijf wordt genomen.) 5. Invoering en gebruik van het digitaal handelingsprotocol hoogbegaafdheid. 6. Oriëntatie op en invoering van een nieuw volgsysteem voor de kleutergroepen. 7. Vernieuwen van de website welke aansluit op de sharepoint omgeving. De ICT-ers vormen de spil tussen aansturing en ondersteuning van alle ICT plannen en activiteiten. Een en ander gebeurt in nauw overleg met de directeur. Daarnaast zijn ze verantwoordelijk voor het oplossen van kleine acute hulpvragen en het begeleiden van leerkrachten bij het computergebruik. Het beheren van de netwerken is uitbesteed aan een extern bedrijf: de Wal-ict uit Huissen. Vanaf december 2003 hebben we met het hele team onze visie bepaald die nog steeds geldig is en uitgebreid is naar de laatste ontwikkelingen. Er zijn de volgende doelen vastgesteld: Visie: ICT sluit aan bij de maatschappelijke ontwikkelingen ICT is een goed middel om zelfstandigheid van de leerlingen te vergroten ICT is een goed differentiatiemiddel op het gebied van tempo, leerstof, leerstijl en remediering ICT brengt een schat aan nieuwe informatieverschaffing, verwerking en uitwisseling. Groepsspecifieke doelen: Groepen 1/2: De kinderen dienen aan het eind van hun kleuterperiode om te kunnen gaan met de muis. De kinderen laten ervaren dat computers je dingen kunnen laten zien (informatie) en dat je daar zelf keuzes in kan maken. Het resultaat daarvan is direct te zien. Er kan hier gedacht worden aan “ edutainment” programma’s op bijv. het gebied van taal, aanvankelijk lezen, aanvankelijk rekenen en wereldoriëntatie. De kinderen hebben aan het eind van de kleuterperiode gewerkt met de specifieke kleuterprogramma’s. Groepen 3-4-5: Aan het eind van deze bouw kunnen de kinderen zelfstandig werken met de programma’s die wij gebruiken op het gebied van taal, rekenen, topografie. Aan het eind van deze bouw kunnen de kinderen zelfstandig werken met het tekstverwerkingsprogramma “ Word” ten behoeve van bijv. stukjes voor de Boogletter, website, briefjes, verhalen, en verslagen. Dit met gebruikmaking van: hoofdletters, cursief, dikgedrukte of onderstreepte woorden. Aan het eind van deze bouw wordt een begin gemaakt met het gebruik van Internet. De kinderen bezoeken de website van de rekenmethode “ alles telt”, de schoolwebsite, kennisnet etc. Ze leren kortom omgaan met Internet en gebruik te maken van de mogelijkheden. Aan het eind van de bouw kunnen de leerlingen omgaan met het digitale schoolbord. Aan het einde van de bouw hebben de kinderen geleerd wat de gevaren van internet kunnen zijn en hoe ze hier mee om kunnen gaan. Groepen 6-7-8: Aan het eind van deze bouw kunnen de kinderen zelfstandig werken met de programma’s die wij gebruiken op het gebied van taal, spelling, rekenen, topografie. Aan het eind van deze bouw kunnen de kinderen de computer gebruiken om de volgende zaken zelfstandig te produceren: spreekbeurten, werkstukken en boekbesprekingen. Daarbij kan van alle ICT-programma’s en middelen die tot onze beschikking staan gebruik worden gemaakt. Het digitale schoolbord is daarbij een belangrijk middel. Aan het einde van deze bouw kunnen leerlingen ook zelfstandig werken met een laptop. Het streven is om vanaf groep 6 te starten met werken in de hal, waar een draadloos netwerk is geplaatst om leerlingen de mogelijkheid te bieden om met een laptop aan de slag te kunnen. Leerkrachten: De leerkrachten beheersen de basisvaardigheden om te kunnen werken met digitaal schoolbord, computers, computerprogramma’s en internet. De leerkrachten kunnen werken met het digitale schoolbord. De leerkrachten kunnen omgaan met gegevensverwerking van het Leerlingvolgsysteem en het SEO volgsysteem 3DmenSEOnaal. De leerkrachten leren zelf de vaardigheden die ze moeten overbrengen op de kinderen Leerkrachten die bepaalde basisvaardigheden missen, moeten uit eigen initiatief scholing volgen. Wensen op dit vlak kunnen worden aangegeven bij coördinatoren en directeur. De leerkrachten zetten computers in bij remediering in de klas m.b.v. remediërende programma’s, bij ontdekkend leren, bij informatie verzamelen en bij automatiseringsoefeningen De leerkrachten kunnen communiceren/mailen met collega’s van o.a. ATOSbestuur scholen. Verrichten van administratieve handelingen voor ondersteunende activiteiten (bijv. handelingsplannen). Management: Het management maakt gebruik van ICT ten behoeve van administratie en communicatie. Andere doelen zouden op termijn kunnen zijn: Voor kinderen: Vlot leren typen. Communiceren/mailen of samenwerken met partnerscholen bijvoorbeeld in het kader van “ Excellent leren/Plannex”. Zelfstandig werken met randapparatuur ( bijv. digitale camera) Voor leerkrachten: Specifieke programma’s en vaardigheden leren. Bij het formuleren van doelen en het maken van de daarbij behorende keuzes horen ook onlosmakelijk onderwijskundige veranderingen die al plaatsvinden en waarschijnlijk nog plaats gaan vinden. Denk bijvoorbeeld aan ICT gebruiken bij zelfstandig werken, de uitvoering van zorg, het omgaan met verschillen, ICT als belangrijke informatiebron en ICT als communicatiemiddel. Tijdens alle ICT-vernieuwingen de leerkrachten ondersteund en krijgen waar nodig scholing. In de voorgaande planperiode is veel tijd geïnvesteerd om alle leerkrachten op een basisniveau te krijgen. Dit traject is afgerond. Om computergebruik laagdrempelig te maken en houden heeft de ict-er een eenvoudige handleiding gemaakt die steeds wordt bijgesteld. Zo kan iedereen aan de hand van eenvoudige beschrijvingen computer intranet en programma’s beter leren kennen. Het intranet wordt gebruikt om deze handleidingen en gegevens bereikbaar te maken. Met de leerkrachten is afgesproken om per klas een beurten systeem/weekplanning op te zetten om de kinderen regelmatig met de computer te laten werken. Het is de bedoeling dat dit regelmatig geëvalueerd, bijgestuurd en uitgebreid wordt tijdens het paralleloverleg. De leerkrachten zijn daar zelf verantwoordelijk voor. Voor de e-mail, het internet en de website zijn voor zowel leerkrachten als leerlingen protocollen opgesteld. De leerkracht heeft als taak dit regelmatig onder de aandacht te brengen van de leerlingen. Vooral bij de hogere klassen is het van belang correct computer/internet gebruik bespreekbaar te maken en de gevaren van internet en digitaal pesten te behandelen. Het preventief bespreekbaar maken heeft de voorkeur boven reactief. Leerkrachten kunnen bij de ICT-er terecht voor materiaal voor deze lessen. 4. Pedagogisch klimaat 4.1 Onze pedagogische visie Onze leraren zijn van cruciaal belang. Zij hebben (onder meer) een vormende en opvoedende taak om hun leerlingen op te voeden tot ‘goede burgers’. Daarom vinden we het belangrijk, dat leerlingen goed met zichzelf en met anderen (dichtbij en ver weg) kunnen omgaan. Leraren creëren daartoe een veilig en gestructureerd klimaat waarin kinderen zich gewaardeerd en gerespecteerd voelen. Leerlingen ontvangen positieve feedback en worden bij ongewenst gedrag op passende wijze gecorrigeerd. Kernwoorden zijn: relatie, competentie en autonomie. Wij hechten veel waarde aan een positieve en motiverende leraar, een begeleider die ervoor zorgt, dat de leerlingen het werk zelfstandig (samen met anderen) kunnen doen. 4.2 Regels en afspraken Voor een veilig en gestructureerd klimaat zijn duidelijke regels en afspraken nodig. De school hanteert de volgende regels en afspraken: 1. De leraren zorgen voor een ordelijke klas 2. De leraren zorgen voor een functionele en uitdagende leeromgeving 3. De leraren gaan positief en belangstellend met de leerlingen om 4. De leraren zorgen voor interactie met en tussen de leerlingen 5. De leraren bieden de leerlingen structuur 6. De leraren zorgen voor veiligheid 7. De leraren hanteren de afgesproken regels en afspraken 8. De leraren laten de leerlingen zelfstandig (samen) werken 3 3D-menSEOnaal De Regenboog heeft naast een volgsysteem op cognitief gebied ook een systeem om de Sociaal Emotionele ontwikkeling te volgen. Vanaf schooljaar 2009-2010 zijn alle leerlingen ingevoerd door de eigen leerkracht. Doel hiervan is om een overzicht te hebben van de ontwikkeling van de kinderen. Op die manier kunnen we schoolbreed en klas specifiek beter in kaart brengen wat eventuele verbeterpunten zijn en daar naar handelen. Naast de observaties en signaleringen die leerkrachten doen op grond vanuit hun professionele vakmanschap, hebben we met dit instrument een hulpmiddel die alles beter zichtbaar maakt. Op individueel niveau hebben de leerkrachten goed in kaart wat de sterkte- en zwakte punten zijn van de leerlingen op sociaal emotioneel gebied. Aan de hand van de uitslag kan een leerkracht beslissen om te komen tot planmatig handelen. De handleiding die hoort bij 3D-menSEOnaal biedt hiervoor genoeg mogelijkheden. Ook kan de handleiding worden gebruikt als bronnenboek voor lessen sociale omgang in de klas. 4.4 Rots en water In toenemende mate ervaren wij dat er kinderen zijn die weinig weerbaar zijn of die hun fysieke kracht op de verkeerde wijze inzetten. Mogelijke redenen kunnen zijn: verschillen tussen jongens en meisjes, verschillen in normen en waarden binnen de gezinnen, minder beweging als gevolg van opkomst van de media, drukke agenda´s van de kinderen na schooltijd, minder doorverwijzing naar speciaal onderwijs. Op school vinden wij het onze opdracht om ook deze kinderen beter te begeleiden. In juni 2010 gaat een deel van het team de training `Rots en Water`volgen met als doel dit in te zetten op onze school. Het Rots en Waterprogramma is een weerbaarheidsprogramma voor jongens en meisjes. Het is een beproefde methode om de eigen weerbaarheid te leren vergroten (geloven in de eigen kracht) en tegelijkertijd anderen respectvol tegemoet te treden. Het wordt onder andere gebruikt om pestgedrag in groepen om te buigen en de sociale omgang naar elkaar te verbeteren. Het Rots en Waterprogramma onderscheidt zich door zijn meervoudige doelstelling en het brede pedagogisch perspectief, waarbinnen de training van weerbaarheid een wezenlijke, natuurlijke functie vervult. De ontwikkeling van de fysieke weerbaarheid is niet alleen doel op zich maar is vooral ook middel om mentale en sociale vaardigheden te ontwikkelen. Het mensbeeld dat in Rots en Water wordt geschetst omvat de sociale identiteit, de psychologische identiteit en de spirituele identiteit. Middels het Rots en Waterconcept wordt de balans gezocht tussen de harde, onwrikbare rotshouding versus de beweeglijke, verbindende waterhouding. Het Rots en Water programma is ontwikkeld door Freerk Ykema. Zodra de leerkrachten de training gevolgd hebben zal met het team besproken worden hoe we deze methode als middel in kunnen zetten om de weerbaarheid en respectvol omgaan met elkaar te vergroten. 4.5 Burgerschap en sociale integratie Nederlandse scholen voor primair en voortgezet onderwijs zijn sinds 1 februari 2006 wettelijk verplicht om actief burgerschap en sociale integratie te bevorderen (Wet op het primair onderwijs, artikel 8 lid 3). Aanleiding hiervoor zijn twee maatschappelijke ontwikkelingen die kenmerkend zijn voor de afgelopen decennia. De eerste is individualisering, waardoor de betrokkenheid op elkaar, en op de politiek in het bijzonder is afgenomen. De tweede is de omvangrijke allochtone populatie, die minder bekend is met de burgerschapstraditie. Door burgerschap een prominente plaats in het onderwijs te geven, hoopt de overheid te bereiken dat individuen, die afkomstig zijn uit de meest uiteenlopende tradities, een gemeenschappelijk perspectief krijgen op de bijdrage die zij als burgers aan de samenleving kunnen leveren. Aandacht voor burgerschap in het onderwijs moet ertoe leiden dat jongeren het vermogen en de bereidheid ontwikkelen om deel uit te maken van een gemeenschap, en dat ze ook daadwerkelijk een actieve bijdrage aan zo’n gemeenschap gaan leveren. En door ‘sociale integratie’ op de onderwijsagenda te zetten, moeten leerlingen bekend zijn met en betrokken zijn bij uitingen van de Nederlandse cultuur, en bovendien kunnen deelnemen aan de maatschappij en haar instituties . De overheid schrijft scholen alleen voor dat er aandacht wordt besteed aan burgerschap, en niet hoe hieraan invulling moet worden gegeven. Wel zijn er een aantal ‘handreikingen’ gedaan, zoals in de Voorlichtingspublicatie, betreffende het primair en voortgezet onderwijs van het Ministerie van OC&W. De SLO heeft kernleerplannen ontwikkeld, die scholen houvast geeft bij het plannen en uitvoeren van een lesprogramma en het inbedden van burgerschapsvorming in hun schoolcurriculum. Scholen kunnen leerlingen bijvoorbeeld kennis bijbrengen over verschillende culturen, religies en etniciteiten, en hen in contact brengen met leeftijdsgenootjes die een andere achtergrond dan zijzelf hebben. Dat hoeft niet per se in een apart vak te gebeuren. Burgerschapsvorming kan in de les worden behandeld, maar dan veeleer geheel moet bijvoorbeeld openstaan naar de maatschappij en de daarin aanwezige diversiteit, door leerlingen in contact te brengen met de lokale en regionale samenleving. De Regenboog besteedt expliciet aandacht aan deze thema’s in de lessen HVO, in themalessen van taal en wereldoriëntatie en bij losse projecten. Verder worden er elk jaar activiteiten georganiseerd waarbij er voor goede doelen geld gegenereerd wordt. Deze doelen verschillen elk jaar. Zo is er een actie opgezet t.b.v. vluchtelingen in Birma, slachtoffers van de tsunami in Thailand en slachtoffers van de aardbeving in Haïti. Het streven is om zoveel mogelijk concrete doelen te sponsoren, zodat de kinderen weten waar de gelden besteed worden. Ook doen we mee met acties die dichter bij “huis” liggen. Voorbeelden daarvan zijn de jaarlijkse zwerfvuilcampagne, de boomplantdag en de 4 meiherdenking in de gemeente Lingewaard. 5. Organisatie van de leerstof 5.1 Rekenen en wiskunde Doelstelling Het onderwijs in rekenen/wiskunde is erop gericht, dat de leerlingen verbanden kunnen leggen tussen het onderwijs in rekenen/wiskunde en hun dagelijkse leefwereld; basisvaardigheden verwerven, eenvoudige wiskundetaal begrijpen en toepassen in praktische situaties; reflecteren op eigen wiskundige activiteiten en resultaten daarvan op juistheid controleren; eenvoudige verbanden, regels, patronen en structuren opsporen; onderzoek- en redeneerstrategieën in eigen woorden beschrijven en gebruiken. Bij het rekenen gaan we uit van de basisstof. Alle kinderen krijgen dit aangeboden. Kinderen die moeite hebben met het rekenen en extra hulp van de leerkrachten nodig hebben kunnen binnen de methode extra oefenen. Vanaf groep 5 kunnen kinderen, die daarvoor in aanmerking komen, werken met een minimum programma. Anderen die de rekenactiviteiten vlot begrijpen kunnen verder werken aan verrijkingsstof en/of plustaken uit de methode. De activiteiten van rekenenwiskunde komen uit de methode ‘Alles telt’. N.a.v. het inspectiebezoek zullen we een aantal zaken oppakken ter verbetering. Deze staan beschreven in 7.1 naar aanleiding van het meest recente inspectiebezoek (april 2010) Ter voorbereiding van het voortgezet onderwijs willen we in de komende 4 jaar onderzoeken in hoeverre de referentiekaders van rekenen een bijdrage kunnen leveren aan de overgang PO-VO. Methodes: Groep 1-2: Alles telt Ontwikkelingsmaterialen Computerprogramma’s Groep 3-8: Alles telt Maatschrift (voor leerlingen die moeite hebben met rekenen en een eigen leerlijn hebben) Rekentijgers en Kien (voor leerlingen die meer aankunnen) Methode gebonden en aanvullende computerprogramma’s 5.2 Nederlandse taal Nederlandse taal Doelstelling Het onderwijs in Nederlandse taal is erop gericht, dat de leerlingen: vaardigheden ontwikkelen waarmee ze deze taal doelmatig gebruiken in situaties die zich in het dagelijks leven voordoen; kennis en inzicht verwerven omtrent betekenis, gebruik en vorm van taal; plezier hebben en houden in het gebruiken en beschouwen van taal. In de groepen 1/2 zijn er diverse activiteiten om actief met taal om te gaan. Zo wordt het taalgebruik en de taalbeleving bevorderd in de kringactiviteiten en bij de weekendverhalen. De methode van de Leeslijn heeft ook materialen die in de groepen 1/2 gebruikt worden. Enkele jaren gelden hebben de leerkrachten van deze groepen een scholing gehad: “de taallijn”. Deze worden gebruikt bij projecten en om de woordenschat te vergroten. Het gebruik van de taallijn moet de komende jaren nog meer geborgd worden. Voor de groepen is er een gedifferentieerde leesmethode. Deze is uitermate geschikt om kinderen op het voor hun geschikte niveau te laten lezen en begeleiden. Eén groep volgt het leespad van ‘de Leeslijn’. Zij zijn al zover in het lees- en schrijfproces, dat zij nauwelijks meer instructie nodig hebben bij het verder leren lezen en schrijven. Zij krijgen materiaal van de leerkracht en kunnen zelf aan de slag, de leerkracht houdt uiteraard een oogje in het zeil De andere groep volgt de leesweg van ‘de Leeslijn’. Zij maken een begin met het leren lezen en schrijven. Stap voor stap biedt de leerkracht alle letters via activiteiten en materialen aan, waarna de kinderen aan de slag kunnen om te leren lezen. Vanaf groep 4 werken de kinderen ook met een taalmethode. In het schooljaar van 2010/2011 zal er een nieuwe taalmethode ingevoerd worden. Een belangrijk aandachtspunt bij de nieuwe methode is een passende spellingsmethode en aandacht voor woordenschatontwikkeling. De leerkrachten van de school hebben de afgelopen jaren scholing gevolgd op gebied van dyslexie. Voor de groepen is er een dyslexieprotocol. Deze biedt handreiking voor de groepen om adequaat met het leesprobleem om te kunnen gaan. Voor alle activiteiten geldt dat er vanuit autonomie gewerkt kan worden d.w.z. met ruimte voor zelfstandigheid, zelfverantwoordelijkheid en zelfredzaamheid. Doelen en opbrengsten moeten voor leerlingen duidelijk zijn. In de 2e helft van groep 4 wordt gestart met begrijpend lezen. In een van de volgende schooljaren wordt de methode vervangen. Methodes: Groep 1-2: Taallijn Ontwikkelingsmaterialen Computerprogramma’s Naar lezen, schrijven en rekenen Thema’s en projecten Prentenboeken Groep 3-8: De Leeslijn (boeken en materialen) Avi leeskaarten Avi leeskaarten Avi leesboeken Computerprogramma`s Taal groep 4-8 Taaljournaal Begrijpend lezen: Groep 4-8 Tekst verwerken 5.3 Engelse taal Engelse taal Doelstelling Het onderwijs in de Engelse taal is erop gericht, dat de leerlingen: vaardigheden ontwikkelen waarmee ze deze taal op een zeer eenvoudig niveau gebruiken als communicatiemiddel in contact met mensen die zich van deze taal bedienen; kennis hebben van de rol die de Engelse taal speelt in de Nederlandse samenleving en als internationaal communicatiemiddel. Engels binnen VVTO: vroeg vreemde talenonderwijs. Tijdens de Europese top in Lissabon (2000) en in Barcelona (2002) is afgesproken dat de Europese lidstaten het aanbieden van minimaal twee vreemde talen op jonge leeftijd gaan stimuleren. In 2010 start de Regenboog met onderzoek in hoeverre het mogelijk is om Engels binnen vvto aan te bieden. Er is een werkgroep geformeerd om de mogelijkheden te onderzoeken om vanaf groep 1/2 Engels aan te bieden. Als aan het einde van het schooljaar 2010-2011 blijkt dat dit succesvol is, zal er gewerkt worden naar een invoeringstraject. Mogelijk dat de methode Engels vervangen zal gaan worden. Methode Groepen 7-8 Hello You 5.4 Oriëntatie op jezelf en de wereld Doelstelling In dit leergebied oriënteren leerlingen zich op zichzelf, op hoe mensen met elkaar omgaan, hoe ze problemen oplossen en hoe ze zin en betekenis geven aan hun bestaan. Leerlingen oriënteren zich op de natuurlijke omgeving en op verschijnselen die zich daarin voordoen. Leerlingen oriënteren zich ook op de wereld, dichtbij, veraf, toen en nu en maken daarbij gebruik van cultureel erfgoed. Onder deze noemer zijn diverse kennisgebieden ondergebracht. De kennisgebieden die op De Regenboog aan bod komen zijn; aardrijkskunde, geschiedenis, natuuronderwijs & gezond gedrag, techniek en verkeer. Vanaf groep 5 worden voor bovenstaande kennisgebieden methodes gebruikt. Voor de groepen 1 t/m 4 wordt gewerkt met projecten en thema´s die dicht bij de belevingswereld van de kinderen liggen. Vaak worden deze projecten in samenhang aangeboden. 5.4.1 Aardrijkskunde Doelstelling Het aardrijkskundeonderwijs is erop gericht, dat de leerlingen: zich een beeld vormen van de aarde en haar belangrijkste regio’s; inzicht verwerven in de manier waarop de natuur en het menselijk handelen de ruimtelijke inrichting beïnvloeden; zich enige geografische kennis en vaardigheden eigen maken. Methode Groepen 5-8 Hier en daar 5.4.2 Geschiedenis Doelstelling Het geschiedenisonderwijs is erop gericht, dat de leerlingen: zich beelden vormen van in tijd geordende verschijnselen en ontwikkelingen; besef krijgen van continuïteit en verandering in het leven en in de geschiedenis van de samenleving; zich enige historische basisvaardigheden eigen maken; kennis en inzicht verwerven over inrichting en structuur van de maatschappij. Methode Groepen 5-8 Brandaan 5.4.3 Natuuronderwijs en gezond gedrag Doelstelling Natuuronderwijs en gezond gedrag is erop gericht, dat de leerlingen: plezier beleven aan het verkennen van de natuur vanuit een kritische en vragende houding en zorg hebben voor een gezond leefmilieu; kennis, inzicht en vaardigheden verwerven die mensen nodig hebben om op juiste wijze met de levende en niet-levende natuur om te gaan; een onderzoekende en waarderende houding ten opzichte van de natuur en een gezond leefmilieu ontwikkelen; kennis, inzicht en vaardigheden verwerven ten aanzien van een gezond gedragspatroon dat past bij henzelf en bij de omgeving waarin ze opgroeien d.m.v. het programma Smaaklessen willen we kinderen laten ervaren hoe leuk het is om praktisch met eten bezig te zijn. Door het proeven, ruiken, voelen en zien van voedsel verkennen kinderen de wereld achter hun eten. In een van de komende jaren zal de methode voor natuuronderwijs vervangen worden. Methode Groepen 5-8 Natuuronderwijs: In Vogelvlucht Voor onderwijs in gezond gedrag is op school de “Smaakkist” aanwezig. De lessen zijn gebaseerd op een idee van chef-kok Pierre Wind. 5.4.4 Techniek Doelstelling: Het onderdeel techniek wordt binnen het werkuur aangeboden als onderzoeksactiviteit. In de groepen 1/2 is wordt techniek aangeboden met zelf onderworpen kaarten en staat ruimtelijke oriëntatie en constructie centraal. In de groepen 3 en 4 komt techniek aan de orde d.m.v. projecten. Vanaf groep 5 worden de onderzoeksactiviteiten aangeboden met behulp van de kaarten van de methode. Methode Groepen 5-8 Toptechneut 5.4.5 Verkeer Doelstelling Het onderwijs in sociale redzaamheid, waaronder gedrag in het verkeer is erop gericht, dat de leerlingen kennis, inzicht en vaardigheden verwerven als consument en als deelnemer aan het verkeer en groepsprocessen. Methode Groepen 5-8 Verkeerskrant 3 VO 5.5 Bewegingsonderwijs Doelstelling Het bewegingsonderwijs is erop gericht, dat de leerlingen: kennis, inzicht en vaardigheden verwerven om hun bewegingsmogelijkheden te vergroten; enige kenmerkende hulpmiddelen en bijbehorende begrippen kunnen gebruiken; een positieve houding ontwikkelen, dan wel behouden, met betrekking tot deelname aan de bewegingscultuur; omgaan met elementen als spanning, verlies en winst. Sinds 2008 werkt de Regenboog nauw samen met de opleiding HAN ALO in Nijmegen. Deze leidt de toekomstige leraren lichamelijke opvoeding op. Jaarlijks komen stagiaires gymlessen geven volgens de nieuwe inzichten. Onze eigen docenten zijn altijd aanwezig bij de gymlessen. Zij ervaren dat ook zij leren van de lessen die de stagiaires geven. Personeel dat in vaste dienst is van Stichting ATOS, maar geen gymbevoegdheid heeft, krijgen de opdracht om zich te scholen om de gymbevoegdheid te behalen. Stichting ATOS heeft dit in haar scholingsbeleid opgenomen. De methodes voor gymonderwijs moeten in de komende jaren onder de loep worden genomen. Mogelijk zullen deze vervangen moeten worden voor zowel de kleuterbouw als de groepen 3 t/m 8. Methode Groepen 1/2: Bewegingsonderwijs in het speellokaal Groepen 3 t/m 8: Bronnenboeken v. v. Gelder en Stroes 5.6 Kunst- en cultuureducatie Kunst en cultuur vormen de rijke leeromgeving die enerzijds automatisch bij de alledaagse werkelijkheid hoort en anderzijds expliciet aandacht verdient om tot de leefwereld van kinderen gerekend te kunnen worden. Kinderen krijgen niet automatisch deze bagage mee. In ons onderwijs moeten situaties ontworpen en uitgevoerd worden die kunst en cultuur een groter draagvlak zullen geven in de praktijk van alledag op de basisschool vanuit onze visie op leren. Op onze school vinden wij het belangrijk dat elk kind de kans krijgt om vertrouwd te raken met kunst en cultuur. De expressievakken nemen dan ook een belangrijke plaats in. Daarnaast zijn er een aantal aanvullende activiteiten waar kunst en cultuur een plaats in heeft. 5.6.1. Actief 5.6.1.1 Crea-uur Elke week hebben we een creatieve middag. Kinderen uit de groepen 1-2, 3-4 , 5-6 en 7-8 worden in die twee jaargroepen gemixt en krijgen gedurende 4 weken een van de expressievakken. De groepen worden gemengd, zodat kinderen van verschillende leeftijden bij elkaar zitten. Ze leren dan mét elkaar en ván elkaar. Een leerkracht die goed is in een bepaald vak geeft dat vak aan die gemixte groep les rondom een bepaald thema. De eerste drie weken zijn vooral gericht op het ervaren en het maken van een product (beeldend werk, textiele werkvorm, schilderij, tekening, dans, toneelstuk, techniekwerkstuk). De laatste les is vooral gericht op de presentatie van het product en het proces daarvan. In de aula worden de werkjes van de kinderen tentoongesteld op de expositiezuilen. Ouders zijn van harte welkom om de exposities te bewonderen. Zo kunnen alle kinderen alle disciplines ervaren. Daarnaast hebben alle kinderen van de eigen leerkracht ook wekelijks een van de creatieve vakken op het programma staan. 5.6.1.2 De vakgebieden handvaardigheid, tekenen, drama, dans, muziek Doelstelling Het onderwijs in tekenen en handvaardigheid is erop gericht, dat de leerlingen:kennis, inzicht en vaardigheden verwerven waarmee ze hun gedachten, gevoelens, waarnemingen en ervaringen op persoonlijke wijze kunnen vormgeven in beeldende werkstukken;leren reflecteren op beeldende producten en inzicht verwerven in de wereld om ons heen: de gebouwde omgeving, interieurs, mode en kleding, alledaagse gebruiksvoorwerpen en beeldende kunst;kennis en inzicht verwerven dat uitbeelden en vormgeven gebonden zijn aan tijd en aan cultuurgebied. Via drama en dans cq. spel & beweging leren we de leerlingen beelden, taal, muziek, spel en beweging te gebruiken om er gevoelens en ervaringen mee uit te drukken en om er mee te communiceren. Het muziekonderwijs is erop gericht, dat de leerlingen kennis, inzicht en vaardigheden verwerven om muziek te beluisteren, te beoefenen en om met elkaar over muziek te kunnen praten en op muziek te bewegen. Naast het crea-uur krijgen leerlingen ook nog lessen van de eigen leerkracht. Er lopen contacten met de dansacademie van Hogeschool ArtEZ in Arnhem om stagiaires danslessen te laten verzorgen. Mogelijk zal er in de komende jaren ook nog contact gezocht worden met de afdelingen van de Kunstacademie, Theaterschool en Conservatorium. Methode voor handvaardigheid, tekenen, drama, dans, muziek Moet je doen 5.6.1.3 Museumbezoek April-museummaand: in april bezoekt elke groep een museum. Zo doorlopen alle kinderen gedurende de schoolloopbaan een museum of ander cultureel erfgoed. Daarbij sluiten we zoveel mogelijk aan bij wat de leeftijd van de kinderen past. Er wordt o.a. een bezoek gebracht aan kasteel Doornenburg, het Watermuseum, het Museonder, het oorlogsmuseum, het natuurmuseum en museum het Valkhof. Op dit moment zijn de museumbezoeken met name activiteiten voor het moment. In de toekomst willen we meer inhoud gaan geven aan de museumbezoeken door in de voorbereiding en de verwerking meer aandacht te besteden aan de inhoud van het bezoek. Op deze wijze hopen we meer betekenis te geven aan de activiteit. De werkgroep Kunst- en cultuureducatie zal dit als opdracht krijgen. Ook zullen we de museumbezoeken gaan vormgeven in een tastbaar cultureel paspoort als document dat aan het einde van groep 8 meegaat. 5.6.2 Receptief Schoolvoorstellingen en projecten Edu-art en cultuurplatform Lingewaard zijn een organisaties die zich bezighouden met kennis op het gebied van theater, beeldende kunst, fotografie , film en video, literatuur, dans, muziek en cultureel erfgoed. Zij bieden projecten of voorstellingen aan om uit te voeren of te bekijken. . Jaarlijks bezoeken alle groepen een voorstelling op gebied van kunst en cultuur. Dit kan afhankelijk van het aanbod elk jaar verschillen. Zo zijn er toneel-, muziek- en dansvoorstellingen. Voor de jongste kinderen is er ook wel eens een poppenkastvoorstelling. Deze voorstellingen vinden soms op school, soms in een gymzaal of in een theaterzaal plaats. In voorgaande jaren werden de voorstellingen via Edu-art georganiseerd. Binnen stichting ATOS zal een werkgroep zich heroriënteren op het receptief beleid van de scholen van de stichting. 5.7 Schrijfonderwijs Doelstelling Bij het schrijven is de doelstelling om het gesproken woord en of gedachten leren schriftelijk weer te geven. In het bijzonder: Het kunnen produceren van een goed, leesbaar handschrift, dat er verzorgd uitziet en in een behoorlijk tempo geschreven kan worden. Bovendien wordt het creatieve handschrift ontwikkeld. Het schrijfonderwijs wordt aangeboden binnen het werkuur. Binnen de methode wordt het schrijfonderwijs ook aangeboden als motorische oefening en niet alleen als schrijfproduct. Methodes: Novoscript 5.7 Levensbeschouwing (LEVO) , Godsdienstonderwijs (GVO) en Humanistisch Vormingsonderwijs (HVO) In Nederland kiezen ouders voor een bijzondere school die past bij hun geloof of levensovertuiging, of voor de openbare school. “De Regenboog” is een openbare school en heeft Levensbeschouwing vanaf groep 5 op het rooster staan. Deze lessen worden door de leerkrachten zelf gegeven, vanuit de methode “Waarom zo”,. Zodra er via het dienstencentrum GVO en HVO een docent beschikbaar is en er voldoende vraag is voor lessen vanuit GVO en/of HVO zal Levensbeschouwing vervangen worden door HVO en/of GVO. Het recht op godsdienstonderwijs of humanistisch vormingsonderwijs op de openbare lagere school bestaat al lang, namelijk sinds 1857. (Dit is wettelijk vastgelegd in artikel 50 en 51 van de Wet op het primair onderwijs). De lessen zijn alleen bedoeld voor de leerlingen die zich hiervoor opgeven. Daarbij gaat het om 45 min. per week vanaf groep 5. De docenten zijn verbonden aan kerken, moskeeën of humanistische organisaties. Bij GVO en HVO is één bepaalde religie of levensovertuiging het uitgangspunt. Veel ouders willen graag dat hun kinderen op school meer te weten komen over de religie of levensbeschouwing van hun keuze en hoe hun kind kan ervaren wat het desbetreffende geloof of ook een nietreligieuze levensovertuiging in het leven kan betekenen. In deze zin zou men kunnen stellen dat ook kinderen op een openbare school het recht hebben op ‘godsdienstige of levensbeschouwelijke vorming’. In dit meer subjectieve domein is het logisch dat de lessen GVO en HVO verzorgd worden door een vakdocent van de desbetreffende levensbeschouwelijke organisatie die ook de verantwoordelijkheid voor deze lessen draagt. De openbare school, die in deze een neutrale opstelling dient te hebben, behoort volgens de wet de lessen te faciliteren door een lokaal en een plaats in het lesrooster beschikbaar te stellen. De kosten van de vakdocenten komen ook niet voor rekening van de school, maar voor rekening van de godsdienstige en levensbeschouwelijke organisaties. De Rijksoverheid stelt hiervoor de middelen beschikbaar. Op de Regenboog is de ervaring dat ouders m.n. kiezen voor een vakdocent HVO. Tot oktober 2009 heeft op de Regenboog een vakdocent HVO lessen verzorgd. Inmiddels is er een nieuwe aanvraag gedaan en deze is reeds gehonoreerd. Met ingang van het nieuwe schooljaar 2010-2011 zijn nieuwe docenten aangesteld door het dienstencentrum HVO/GVO. Deze docenten geven les aan de leerlingen van de groepen 5 t/m 8. die de mondelinge6. Zorg en begeleiding 6.1 Doel en inhoud leerlingenzorg De leerlingenzorg op ‘de Regenboog’ is in de vorige periode uitgebreid onder de loep genomen. Een aantal zaken is duidelijk verbeterd en voor een aantal zaken zijn er protocollen vastgelegd. Adaptief onderwijs en leerlingenzorg hangen nauw met elkaar samen. Door adaptief te onderwijzen hoeft minder snel een beroep te worden gedaan op extra zorg. De noodzakelijke deskundigheidsbevordering voor de bijbehorende leerkrachtvaardigheden verloopt via bijscholing, al dan niet individueel, of voor het hele team. Leerling-zorgmodel van ‘de Regenboog’ : Op ‘de Regenboog’ is een intern begeleiders (IB-er) werkzaam. De IB-er heeft eindverantwoordelijk voor de algehele zorg rondom leerlingen. Om dit te realiseren zijn er verschillende afspraken gemaakt: Op onze school is voor iedere leerling een dossier aanwezig. In dit dossier zit belangrijke informatie over de leerling: rapportgegevens, toetsgegevens, handelingsplannen of informatie betreffende gesprekken met ouders. Het dossier is onderverdeeld in een schooldossier en een groepsdossier. De groepsleerkracht is verantwoordelijk voor de dossiers van de kinderen die bij hem/haar in de groep zitten. De IB-er is eindverantwoordelijk voor het compleet zijn en volgens de afspraken samengestelde dossier. Voor de ouders is het dossier altijd (op afspraak) ter inzage aanwezig. Twee maal per jaar houdt de IB-er een groepsbespreking met de groepsleerkracht. In deze groepsbespreking komen alle kinderen uit de groep aan bod. Het kind wordt besproken om de doorgaande lijn in de gaten te kunnen houden. Vooral zorgkinderen komen in deze besprekingen uitvoerig ter sprake. In de komende jaren zullen de groepsbesprekingen gehouden worden aan de hand van de groepsoverzichten die de leerkrachten maken. In schooljaar 20102011 zal een begin gemaakt worden met het opstellen en invoeren van groepsplannen. Eenmaal in de zes weken is er op onze school een zorguur. Tijdens een zorguur is er voor de leerkrachten (op intekening) de mogelijkheid om samen met de IB-er een kind te bespreken waarover de leerkracht zich zorgen maakt. Samen met de IB-er wordt gekeken of het noodzakelijk is om een handelingsplan op te stellen. Ook wordt besproken of het zinvol is om het kind te bespreken in een leerlingbespreking. Op onze school werken we met handelingsplannen. Deze handelingsplannen worden gemaakt door de leerkrachten. Indien nodig, kan dit ook samen met de IB-er gemaakt worden. In een handelingsplan geeft de leerkracht aan wat de beginsituatie is van de betreffende leerling. Vervolgens wordt gekeken naar het doel van de hulp die geboden gaat worden, welke leerinhoud we daarvoor gebruiken, de methode die we daarbij hanteren, hoe we het organiseren en wanneer we het handelingsplan evalueren. De periode waarin gewerkt wordt met het handelingsplan beslaat maximaal zes weken. Het handelingsplan wordt ondertekend door de leerkracht, de ouders en de IB-er. Vanaf leerjaar 2010-2011 starten we met het opzetten en invoeren van groepsplannen. Op deze overzichten zijn alle leerlingen in beeld gebracht door de leerkracht gerangschikt op niveau, instructie behoefte en onderwijsbehoefte. Geboden zorg binnen een groep wordt hierdoor handzaam in beeld gebracht. Individuele handelingsplannen worden allen voor individuele gevallen gemaakt en voor een beperkte periode. Leerlingbesprekingen vinden plaats in teamverband, dan wel in een bouwoverleg. Ouders worden op de hoogte gesteld van deze manier van leerlingbesprekingen. De IB-er kan ook een kind bespreken in het gemeentelijke zorgteam (Klein Casus Overleg of Zorg Advies Team). Onze school heeft de mogelijkheid onderzoek te laten verrichten door een extern bureau: Giralis. Er is sprake van een beperkte tijd aan onderzoekstijd. In overleg met de begeleidingsdienst wordt gekeken naar maatwerk: allen datgene wat noodzakelijk is wordt deels of geheel onderzocht. De school bepaalt welke leerlingen in aanmerking komen voor (gedeeltelijk) onderzoek. Ouders worden hier altijd bij betrokken. Indien ouders hun kind willen laten onderzoeken zullen ze dit zelf via hun zorgverzekering of huisarts moeten regelen. Aan onderzoeken die zelf geïnitieerd zijn door ouders kunnen geen rechten worden verleend. De leerkrachten van de Regenboog verzorgen extra zorg binnen hun eigen groep. We noemen dat RT binnen de groep. Ze worden door de IB-er begeleid in dit proces. Te denken valt aan signalering, diagnostisering en ondersteuning. Rugzakleerlingen (LGF) worden gedurende het jaar begeleid door een vaste leerkracht en/of intern begeleider. Onze school beschikt al over een goed systeem van algemene leerlingenzorg. Dit is door de inspecteur bevestigd tijdens zijn bezoek op 29-4-2010. Gedurende de planperiode wordt dat als volgt uitgebouwd: Verder ontwikkelen van de opzet en het verbeteren van het werken met de leerlingdossiers. Opzet en ontwikkelen van werken met groepsplannen. Verbeteren van het analyseren van LVS toetsen. Leerproblemen tijdig en grondig onder de aandacht van de ouders brengen en dit vastleggen. Leerkrachten scholen rondom specifieke problemen. Uitbreiden van de orthotheek. Beleid ontwikkelen ten behoeve van kinderen met een beperking of stoornis (de zgn. rugzakkinderen). Borging van het gebruik van het volgsysteem voor sociaal emotionele ontwikkeling (3DmenSEOnaal). Verder uitbouwen van het werken met de kleutersignalering middels de CITO. Leerkrachten houden rekening met de verschillende leerstijlen van leerlingen. In de toekomst willen we meer gaan scholen in Human Dynamics om beter om te kunnen gaan met de leerstijlen en behoeftes van kinderen. Human Dynamics zal stichtingsbreed worden ingevoerd. Verder uitbouwen van specifieke hulp aan leerlingen door de eigen leerkracht in de groep. Verder uitbouwen van de aansluiting peuterspeelzaal/kinderdagverblijf en basisschool. Verder uitbouwen van de aansluiting van leerlingen naar het voortgezet onderwijs. Advies van de school en verwijzing. WSNS is een wettelijk verplicht fenomeen, waarbij basisscholen en speciale scholen voor basisonderwijs samenwerkingsverbanden vormen. Het WSNS-beleid beoogt leerlingen langer in het reguliere onderwijs te houden. Er vindt geen verwijzing plaats naar het SBO, wanneer de basisschool nog voldoende mogelijkheden ziet om de leerling adequaat te begeleiden. Wij moeten ons als school daarbij houden aan de wet. Wanneer de ouders het nadrukkelijke verwijzingsadvies van de school verwerpen en er op staan dat een leerling bij ons op school blijft én deze geen storende invloed heeft op de rest van de groep én niet onevenredig veel aandacht van de leerkracht vraagt, blijft die leerling op ‘de Regenboog’. Een soortgelijke situatie ontstaat wanneer de school adviseert een kind niet naar een hogere groep te bevorderen, maar de ouders dat toch afdwingen. De school geeft in deze gevallen altijd duidelijk de grenzen van de zorg aan en de consequenties van de gemaakte keuze. In al deze gevallen maakt de IB-er een aantal duidelijke, schriftelijk vast te leggen en door ondertekening bekrachtigde, afspraken met de ouders omtrent: de verantwoordelijkheid voor de genomen beslissing; de begeleiding door de school; een doelstelling v.w.b. de verdere loopbaan op onze school en een indicatie van het verwachte uitstroomniveau; deelname aan toetsen en testen; overige relevante zaken. Het voorgaande zal door de IB-er worden verwerkt. Het samenwerkingsverband van de Over Betuwe (SVOB) werkt samen met de scholen sinds de start van WSNS (1992) aan de gezamenlijke missie “Omgaan met verschillen”. Deze gedachte vraagt van scholen het primair proces te versterken met als doel leerlingen een ononderbroken ontwikkelingsproces te laten doorlopen. Binnen het samenwerkingsverband zorgen scholen gezamenlijk voor de opvang van alle leerlingen met speciale behoeften. Het Samenwerkingsverband heeft een aanzet gemaakt om ook de overgang en afstemming van PO naar VO te verbeteren. De verwachting is dat in september 2010 een werkgroep gevormd wordt met afgevaardigden vanuit het PO en VO. 6.2 Zorgprofiel Door passend onderwijs te bieden proberen wij de kinderen zo lang mogelijk bij ons op school te houden. Kinderen proberen wij op onze school te houden door extra hulp van de leerkracht. Deze kinderen kunnen dus een groepsscore negatief beïnvloeden. Daar zijn wij ons van bewust. Maar de wetenschap dat een leerling niet naar een andere school hoeft en bij ons geholpen kan worden, vinden wij nog veel belangrijker. Wij geven als school wel altijd duidelijk de grens aan. Zorg op de Regenboog moet reëel en haalbaar zijn. Een belangrijke ontwikkeling zal het invoeren van de 1-zorgroute zijn. Daarbij proberen we meer aan te sluiten bij de leerbehoeftes van alle kinderen in de groep. Met Giralis zijn we eind schooljaar 2009-2010 gestart om die richting in te gaan. Door te werken vanuit de 1-zorgroute zullen we de individuele handelingsplannen langzamerhand gaan vervangen in groepsplannen. Dit brengt de verleende zorg en de planning daarvan nauwkeurig in beeld en moet ook de haalbaarheid van de goede begeleiding van alle leerlingen bevorderen. Uiteraard kan het voorkomen dat wij een leerling niet kunnen helpen. In zo’n geval wordt, na uitgebreid overleg met de ouders, het kind, via een procedure, toch naar een andere school verwezen. Verwijzingen naar sBao(speciaal Basisonderwijs) of speciaal onderwijs: 2004-2005: 1 2005-2006: 1 2006-2007: 1 2007-2008: 2 2008-2009: 0 2009-2010: 1 7. Kwaliteitszorg 7.1 Gebruik kwaliteitsinstrumenten Om de kwaliteit van het onderwijs te meten maken wij gebruik van de vragenlijsten van van Beekveld en Terpstra. In maart 2009 is er een enquête gehouden onder de ouders/verzorgers,leerlingen en teamleden van de Regenboog over de kwaliteit van het onderwijs op school. Uit de enquête is gebleken dat een grote meerderheid zeer tevreden is over de kwaliteit van het onderwijs op onze school. Het gemiddelde rapportcijfer dat we kregen: van de ouders/verzorgers die de enquête ingevuld hebben een 7.5 van de leerlingen een 7 van de medewerkers een 7.3 Op een aantal punten is door ouders de wens tot verbetering aangegeven. Deze zijn inmiddels opgepakt. Het streven is om in 2011/2012 opnieuw een enquête te houden. Jaarlijks evalueren wij op school het onderwijs via zelf gemaakte vragenlijsten. De school wil graag gebruik maken van meerdere instrumenten. Ook binnen de stichting leeft de behoefte om de kwaliteit van het onderwijs op meerdere wijzen te meten. De stichting is aan het verkennen welke kwaliteitsinstrumenten er nog meer ingezet kunnen gaan worden de komende tijd. De inspectie van onderwijs vraagt jaarlijks om de gegevens van verschillende vakgebieden. In april 2010 heeft het laatste inspectiebezoek plaatsgevonden. Dit bezoek was gericht op de rekenresultaten en onderwijs in rekenen met specifieke zorg voor automatisering. De inspectie was goed te spreken over het niveau van de leerlingen van de school. De school werd gewaardeerd als een rekensterke school. Uiteraard zijn er altijd nog zaken die beter kunnen. Deze worden meegenomen als verbeterpunten van de school; Het betreffen: Bij vernieuwingsonderwerpen, naast nieuwe didaktiek ook aandacht besteden aan leerkrachtgedrag. Doelen en bijbehorend leerkrachtgedrag zouden duidelijk omschreven moeten staan in het implementatieplan. T.a.v. de 1 zorgroute en het groepsplan: maak een handelingswijzer voor de leerkrachten, zodat iedereen weet wat de afspraken zijn. Een groepsoverzicht per kind is aan te bevelen. Gebruik bij individuele handelingsplannen met toekomstperspectief de optie binnen het LVS. Zo kan je goed inschatten wat de waarschijnlijke uitstroom zal kunnen zijn. T.a.v. het rekenonderwijs: *Voor automatiseren extra tijd inplannen bovenop de gewone rekentijd. *Kinderen die het moeilijk hebben zijn gebaat bij extra oefening, dus goed afwegen of het in mindering brengen van rekenrijtjes zinvol is. *Laat IB-er ook kijken bij de afname van LVS toetsen of iedereen dit op dezelfde wijze doet. Communiceer dit met het team. *Invoering van Cito LVS bij kleuters juicht de inspecteur toe. *Signaleren gebeurt goed op de Regenboog. Het analyseren moet naar oordeel van de inspecteur scherper. Hier kan winst behaald worden. Dit moet op papier gezet worden (zorg)procedureklapper) als ontwikkelpunt voor volgend schooljaar. *In de handelingsplannen vindt de inspecteur de doelen te globaal benoemd. Met name bij de zorgleerlingen moeten te realiseren vaardigheidscores worden vermeld. Wat wil je bereiken? Ook moet er meer aandacht komen voor de evaluaties. Die zijn niet altijd of niet goed geformuleerd aanwezig. *Betrek de leerlingen bij de behaalde resultaten van LVS toetsen door ze grafieken te laten zien. Maak ze mede eigenaar van hun ontwikkeling. Houd n.a.v. de resultaten gesprekjes met de kinderen. *Let op het benoemen van doelen. Wissel af in werkvormen. Reflecteer als team op procedures. Daag leerlingen uit/ bevorder motivatie. Hou rekening met extra oefeningen/ extra rekentijd. Zorg voor differentiatie. . Naar aanleiding van de groepsklappers: *Laat de methode niet leidend zijn. De doelen moeten leidend zijn. Benoem dus doelen i.p.v. bladzijdes of lessen. Overweeg om het format van de groepsklappers hierop aan te passen. *Geef op groepsniveau de realistische vaardigheidsscore aan. Welke vaardigheidsscore willen we met de groep behalen? Zet dat in het groepsoverzicht. *Vorderingen van individuele leerlingen kunnen eenvoudig aangegeven worden met + - of +/*Naar aanleiding van resultaten van de groepen is het goed om het alternatief groepsrapport van het LVS te gebruiken. * Tip voor de leerkrachten is om op het aanpakgedrag van leerlingen te sturen: : de aanpak van “ continue hardop voordenken ” kan leerlingen helpen in hoe ze iets moeten aanpakken. * Een alternatief bij vervanging van de methode voor begrijpend lezen is : Nieuwsbegrip, inclusief XL-variant. T.a.v. Kwaliteitskaarten: * De inspecteur raadt de quickscan van Kees Bos aan als een goed instrument. * Het is van belang om aan belanghebbenden verantwoording af te leggen. Breng eindopbrengsten en ook de analyse over CITO eindtoets naar buiten. Deel resultaten, conclusies, tussenopbrengsten en verbetertrajecten met ouders. Communiceer via schoolgids, nieuwsbrieven en website. *Laat als school veel meer weten op welke punten de school goed scoort. Laat zien wat je goed kan. *Het uistroom niveau van de school is prima en het rekenniveau is opvallend hoog. SEO De inspecteur ziet dat we een volgsysteem hebben en dit gebruiken om te analyseren. Vermeld in de schoolgids over (wan)gedrag van ouders. Check de mogelijkheden tot verwijderen bij wangedrag ouders en vermeld in de schoolgids over doen van aangifte. 7.2 Kwaliteitsanalyses Wat wordt sterk gewaardeerd op onze school: Leerlingen worden gestimuleerd zelfstandig te werken Leerlingen leren samen te werken met anderen Leerlingen doen actief mee in de lessen Leerlingen krijgen adequaat antwoord op hun vragen Ouders en personeel vinden dat de school duidelijk is in wat zij onderwijskundig wil bereiken Leerlingen, ouders en personeel vinden dat de leerlingen voldoende leren op onze school De school zorgt voor een brede ontwikkeling van leerlingen Ouders vinden dat de school voldoende aanluit bij de belevingswereld van kinderen Ouders en leerkrachten vinden dat de toetsen evenwichtig over het jaar verdeeld zijn T.a.v. toetsen weten leerlingen wanneer ze iets moeten inleveren. Leerlingen vinden dat de leerkrachten duidelijk communiceren wanneer er toetsen zijn Leerlingen weten wat ze moeten leren voor de toetsen Het ict-aanbod vertoont voldoende samenhang met het lesaanbod Leerlingen en ouders vinden dat er voldoende adequate ict-apparatuur en voorzieningen zijn Leerlingen en ouders vinden dat er voldoende computers voor leerlingen zijn Leerlingen zijn tevreden over de werkplek van de computer Ouders vinden dat de school duidelijk maakt wanneer extra begeleiding nodig is Extra zorg, begeleiding en adequate extra huiswerkbegeleiding worden voldoende gewaardeerd Ouders en leerkrachten vinden dat leerlingen graag naar school gaan en dat de sfeer tussen leerlingen en leerkrachten prettig is Leerlingen hebben het naar de zin in de groep en vinden dat er een prettige is sfeer is tussen de leerlingen Ouders en leerkrachten vinden dat er voldoende aandacht is voor orde en discipline De school gaat respectvol met de leerlingen om De leerlingen gaan respectvol met elkaar om Leerkrachten geven goede voorbeelden aan de leerlingen De school besteedt voldoende aandacht aan waarden en normen Ouders vinden dat de school aandacht heeft voor een goede omgang tussen de leerlingen Leerlingen voelen zich veilig op school Ouders en leerlingen zijn van mening dat leerlingen met problemen bij de leerkracht terecht kunnen De school treedt voldoende op bij conflicten of ongeregeldheden Ouders en leerkrachten vinden dat er goed wordt omgegaan met discriminatie Ouders en leerkrachten vinden dat er goed opgelet wordt bij diefstal en vernielingen Ouders en leerkrachten zijn van mening dat er voldoende toezicht is voor en na schooltijd Het toezicht tijdens het overblijven is voldoende Ouders vinden dat de school voldoende reageert bij pestgedrag en bij negatief gedrag van leerlingen Zeer positief gewaardeerd worden het contact tussen leerlingen en leerkrachten, oog hebben voor het welbevinden van leerlingen en de positieve benadering naar leerlingen Ouders en leerkrachten zijn tevreden over het contact met elkaar, de mogelijkheid voor voldoende gesprekken , de plezierige onderlinge communicatie en het contact met onderwijsondersteunend personeel T.a.v. ouderbetrokkenheid vinden ouders en leerkrachten dat bekendheid en mogelijkheid is om betrokken te zijn bij het onderwijs en de school; ook zijn er voldoende mogelijkheden voor inspraak Ouders en leerkrachten zijn voldoende tevreden met de directie t.a.v. adequaat optreden bij incidenten, het op de hoogte zijn van de gang van zaken op school, inbreng van ouders, en indien nodig aanspreekbaar zijn Leerlingen zijn tevreden over de omgang van directie met de leerlingen Ouders zijn voldoende tevreden over de huisvesting van de school: aantrekkelijkheid; opgeruimde indruk, inrichting, overblijfvoorziening , aantrekkelijk schoolplein en veilige weg naar school T.a.v. de informatievoorziening is men tevreden : tijdig, relevant en duidelijk. Men is zeer tevreden over de nieuwsbrieven. Ouders vinden de website duidelijk Ouders zijn zeer tevreden over het vriendelijk telefonisch te woord staan Lestijden, beleid t.a.v. gedrag van leerkrachten en leerkrachten en veiligheidsbeleid worden voldoende gewaardeerd T.a.v. de schoolkeuze zijn ouders over het algemeen tevreden, worden verwachtingen voldoende waargemaakt, biedt de school onderwijs wat ze belooft, bevelen ze andere ouders de school aan, klopt het beeld van de schoolgids en de website grotendeels met de werkelijkheid. Wat zijn punten voor verbetering: Leerlingen zouden regelmatiger willen horen hoe hun vorderingen zijn Leerlingen en leerkrachten zouden leukere leer- en hulpmiddelen willen hebben. Ze mogen ook gevarieerder en actueler zijn. Leerlingen zouden de leer- en hulpmiddelen gemakkelijker willen pakken Leerlingen vinden dat de school meer aan mag sluiten bij hun belevingswereld: praten over hun dagelijkse bezigheden en wat ze meemaken. Leerlingen vinden dat de school niet voldoende aandacht besteed aan actuele thema’s zoals milieu en politiek Leerlingen vinden dat het ict-aanbod meer samenhang mag vertonen met het lesaanbod Leerlingen en leerkrachten vinden dat het ict-aanbod mag meer uitdaging bieden in de leeromgeving Leerkrachten vinden dat er voldoende adequate ict-apparatuur en voorzieningen zijn Leerkrachten vinden dat er onvoldoende computers voor leerlingen zijn Ouders en leerkrachten vinden dat de computers niet op een fijne plek om te werken staan Leerkrachten vinden dat er onvoldoende voorzieningen zijn voor specifieke leerbehoefte van leerlingen Er zijn leerlingen die niet graag naar school gaan Leerlingen vinden dat er meer aandacht mag zijn voor orde en discipline Leerkrachten vinden het hanteren van allemaal dezelfde regels een aandachtspunt Leerlingen vinden dat er nog beter opgelet kan worden bij diefstal en vernielingen Leerlingen zijn van mening dat er meer toezicht mag zijn voor en na schooltijd Leerlingen vinden dat er nog beter geluisterd kan worden als zij ergens ontevreden over zijn Leerlingen zouden meer aandacht van de directie willen hebben wanneer dat nodig is Het sanitair mag schoner Leerkrachten en leerlingen vinden dat de website verbeterd kan worden Ouders zijn onvoldoende op de hoogte van de klachtenregeling Ouders vinden dat leerlingen onvoldoende op de hoogte zijn van wat een vertrouwenspersoon doet, terwijl leerlingen daar voldoende tevreden over zijn. 8. Personeelsbeleid stichting ATOS 8.1 Functiemix Het onderwijs barst van het talent. Van leraren die met passie en betrokkenheid hun kennis en kunde overbrengen aan leerlingen. Dat talent moet de ruimte krijgen. Ruimte om te groeien. Of dat nu gaat om verdieping in het vakgebied of om expertise in het begeleiden van (zorg)leerlingen. Het kan! Elke school/bestuur krijgt sinds kort extra middelen om leraren carrièrekansen te bieden. Zo kunnen zij doorstromen naar een hogere beloningsschaal. De invoering van de nieuwe functiemix maakt het mogelijk. In juli 2008 werd door de sociale partners in het onderwijs en de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, het Convenant Leerkracht ondertekend. Een belangrijk onderdeel uit dit Convenant is de door het Ministerie van OC&W vastgestelde functiemix. De functiemix is de verdeling van leraren (in voltijdbanen, fte’s) over de salarisschalen LA,LB en LC. Het nastreven van een functiemix (percentage LB en LC, te realiseren voor 2014) dient er in hoofdzaak toe om het beroep van leerkracht aantrekkelijker te maken en de kwaliteit te verhogen door het creëren van carrièremogelijkheden en kortere salarislijnen. Ook Stichting ATOS is bezig de functiemix in te voeren. Tijdens de GMR vergadering is de uitwerking en invoering binnen de stichting besproken. De functiemix wordt binnen het bestaande functiebouwwerk van het IPB ingebouwd. Een onderdeel van de invoering is de gesprekscyclus. Deze is bijgesteld en vastgesteld. 8.2. Functionerings- en beoordelingsgesprekken Inmiddels is er in het directieoverleg van Stichting ATOS een beleid vastgesteld waarin naast de functioneringsgesprekken ook de beoordelingsgesprekken gehouden worden. Tot nu toe zijn er geen beoordelingsgesprekken geweest. In de komende 4 jaar komt daar verandering in. Doel van de gesprekken is om de kwaliteit van de competenties van de leerkrachten en het overige personeel te waarborgen. 9 Overzicht beleidsvoornemens en meerjarenbegroting § Beleidsvoornemen Periode 2010 2011 1600 2.5 Nieuwe schoolgids 2010-2014 2.5 3.5 VVTO Engels Scholing Human Dynamics 3.8 3.8 4.4 ICT: hardware-software Verbeteren website Scholing en invoering Rots en Water t.b.v. pedagogisch klimaat 1000 2000 1500 5.2 5.2 Vervanging taalmethode Vervanging methode begrijpend lezen Vervanging methode natuuronderwijs Invoering LVS CITO kleuters Invoering 1-zorgroute 18000 5.4 6.1 6.2 5.5 Vervanging methode bewegingsonderwijs Begroting/subsidie 2012 2000 9.000 250 2014 Begroting 2010 6000 4000 2013 Subsidie Europlatform Budget deskundigheidsbevordering Begroting Begroting Budget deskundigheidsbevordering Begroting Begroting 12000 Begroting 750 Begroting Subsidie SVOB €4000 + budget WSNS Begroting 70 B BbBBBIjjlage 1 Bijlage 1 Teamvoorstel BESLUITVORMING Wat is het voorstel? Het voorstel voor een besluit moet minimaal een week van tevoren op papier aan het team uitgedeeld worden. Hierin staat wat het voorstel is, waarom het voorstel gedaan wordt, hoe het voorstel tot stand is gekomen en wat de consequenties zijn. Op de agenda van de vergadering staat aangegeven of het ter informatie is (a), meningvormend (b), of dat het besluit (c) die vergadering genomen zal worden. De leerkrachten die tijdens de betreffende vergadering niet aanwezig zullen zijn (bijvoorbeeld een parttimer) zullen zelf het initiatief moeten nemen om de duopartner duidelijk in te lichten over zijn/haar mening omtrent het voorstel. De duopartner mag dan voor zijn/haar collega stemmen. Het is niet altijd noodzakelijk dat twee vergaderingen gebruikt worden om besluiten te nemen. Er wordt gestemd via handopsteking. Er zijn drie mogelijkheden: voor, tegen, onthouden van stem. Als 75% van uitgebrachte stemmen positief is, is het voorstel aangenomen. Het voorstel wordt opgenomen in de procedureklapper. Het is niet mogelijk in een volgende vergadering het besluit terug te draaien. Uiteraard kan na evaluatie na ongeveer 3 maanden, het besluit aangepast worden, maar het kan niet opnieuw aan de orde komen en in stemming worden gebracht. Dat kan pas na een jaar. Dit afhankelijk van de situatie. Waarom komen we met dit voorstel? Het afgelopen jaar zijn besluiten genomen, terwijl niet voor iedereen duidelijk was wat die besluiten inhielden. Voorstellen werden niet door iedereen gedragen. Er was veel onduidelijkheid. Hoe is het voorstel tot stand gekomen? In de teamvergadering van 21 augustus jl. is uitgebreid gesproken over besluitvorming en daarna is dit voorstel op tafel gelegd. Wat zijn de consequenties van dit voorstel? De agenda van de teamvergadering (minstens één week voor de vergadering) moet duidelijk zijn omtrent informatie gevend (a), meningvormend (b), of besluitvormend (c). Het betreffende voorstel zal bij de agenda aangeleverd worden. Iedereen moet de vergadering grondig voorbereiden. Parttimers moeten hun duopartner duidelijk inlichten over hun mening. Wanneer geen duidelijkheid is over de mening van de duopartner geldt zijn/haar stem als ‘onthouden van stem’. De notulen moeten uiterlijk één week na de vergadering beschikbaar zijn voor alle leerkrachten. Besluit: voor: tegen: onthouden van stem: Voorstel is wel / niet aangenomen verder ontwikkelen, maar daarnaast voorwaardelijk zijn voor het schriftelijke domein. Beschouwing van taal en taalgebruik geeft kinderen ‘gereedschappen’ om over taal te praten en na te denken. Traditioneel ging het hierbij om grammatica, Bijlage 2 KERNDOELEN BASISONDERWIJS Inhoud Preambule 3 Nederlands 4 Engels 7 Friese taal 8 Rekenen/wiskunde 10 Oriëntatie op jezelf en de wereld 12 Kunstzinnige oriëntatie 15 Bewegingsonderwijs 16 Preambule Basisonderwijs bevordert brede vorming van kinderen. Het onderwijs richt zich op de emotionele en verstandelijke ontwikkeling, op de ontwikkeling van de creativiteit en het verwerven van sociale, culturele en lichamelijke vaardigheden. De kerndoelen zijn een operationalisering hiervan. Het geheel van samenhangende en daarom doorgenummerde kerndoelen geeft een beeld van het inhoudelijk aanbod van het basisonderwijs. De kerndoelen in deze opsomming zijn ingedeeld in hoofdstukken voor Nederlandse taal, Engelse taal, Friese taal, rekenen en wiskunde, oriëntatie op jezelf en de wereld, kunstzinnige oriëntatie, en bewegingsonderwijs. Kerndoelen zijn streefdoelen. Ze geven aan wat iedere school in elk geval nastreeft bij leerlingen. Daarbij kunnen drie kanttekeningen geplaatst worden. In de eerste plaats omschrijven de doelen het eind van een leerproces, niet de wijze waarop ze bereikt worden. Met andere woorden, kerndoelen doen geen uitspraken over didactiek. Gezien het karakter van het basisonderwijs dienen leraren een beroep te doen op de natuurlijke nieuwsgierigheid en de behoefte aan ontwikkeling en communicatie van kinderen, en deze te stimuleren. Door een gestructureerd en interactief onderwijsaanbod, vormen van ontdekkend onderwijs, interessante thema's en activiteiten worden kinderen uitgedaagd in hun ontwikkeling. In de tweede plaats dienen inhouden en doelen zo veel mogelijk op elkaar te worden afgestemd, verbinding te hebben met het dagelijks leven en in samenhang te worden aangeboden. In concreet onderwijs zijn doorgaans doelen uit verschillende hoofdstukken tegelijk van belang. Taal bijvoorbeeld komt voor bij alle vakken. Aandacht voor cultuur is niet beperkt tot het kunstzinnig domein. Omgaan met informatietechnologie geldt voor alle gebieden. In de derde plaats dient er aandacht te worden besteed aan doelen die voor alle leergebieden van belang zijn: goede werkhouding, gebruik van leerstrategieën, reflectie op eigen handelen en leren, uitdrukken van eigen gedachten en gevoelens, respectvol luisteren en kritiseren van anderen, verwerven en verwerken van informatie, ontwikkelen van zelfvertrouwen, respectvol en verantwoordelijk omgaan met elkaar, zorg voor en waardering van de leefomgeving. Nederlands Karakteristiek Taalonderwijs is van belang omdat de rol van taal bij het verwerven van inhouden en vaardigheden in alle leergebieden (en de transfer daartussen) evident is. Het onderwijs in Nederlands als tweede taal heeft dat besef de laatste jaren sterk doen groeien. Taalonderwijs is dus van belang voor het succes dat kinderen in het onderwijs zullen hebben en voor de plaats die ze in de maatschappij zullen innemen. Daarnaast heeft taal een sociale functie. Kinderen dienen hun taalvaardigheid te ontwikkelen, omdat ze die nu en straks in de maatschappij hard nodig hebben. Dat houdt onder meer in dat het onderwijs waar mogelijk uitgaat van communicatieve situaties: levensechte en boeiende leesteksten, gesprekken over onderwerpen die kinderen bezig houden, een echte correspondentie met kinderen van andere scholen. Taalverwerving en -onderwijs verlopen als het ware in cirkels: het gaat vaak om dezelfde inhouden, maar de complexiteit en de mate van beheersing nemen toe. Anders gezegd: het onderwijs in Nederlandse taal is er op gericht dat kinderen in de beheersing van deze taal in en buiten school steeds competenter taalgebruikers worden. Die competenties zijn te typeren in vier trefwoorden1: kopiëren, beschrijven, structureren en beoordelen. Die zijn niet zonder meer tot formuleringen in kerndoelen te verwerken, omdat het vaak gaat om een combinatie van competenties. Met 'kopiëren' wordt bedoeld: zo letterlijk mogelijk een handeling nadoen (overschrijven van het bord bijvoorbeeld). 'Beschrijven' is op eigen wijze (in eigen woorden) toepassen van een vaardigheid. Dat kan inhouden: verslag uitbrengen, informatie geven of vragen. 'Structureren' houdt in: op eigen manieren ordening aanbrengen. 'Beoordelen' is reflectie op mogelijkheden, evalueren. In het aanbod neemt de schriftelijke taalvaardigheid een belangrijke plaats in. 'Geletterdheid' veronderstelt meer dan alleen de techniek van 1 In navolging van de Vlaamse eindtermen voor lager onderwijs. lezen en schrijven. Ook inzicht in de maatschappelijke functie ervan en een positieve attitude maken er deel van uit. Deze ontwikkeling begint eigenlijk al voor de basisschool, bij voorlezen en vertellen in het gezin, en wordt verder ontwikkeld in alle groepen. Ook al is de ontwikkeling van de schriftelijke taalvaardigheid van belang, de ontwikkeling van de mondelinge taalvaardigheid verdient blijvende aandacht. Uitbreiding van de woordenschat, aandacht voor taal en denken, toepassen van luisterstrategieën, voorlezen en vertellen: het zijn activiteiten die de mondelinge taalvaardigheid verder ontwikkelen, maar daarnaast voorwaardelijk zijn voor het schriftelijk domein. Beschouwing van taal en taalgebruik geeft kinderen 'gereedschappen' om over taal te praten en na te denken. Traditioneel ging het hierbij om grammatica, soms ook om de beschouwing van interessante taalverschijnselen. Tegenwoordig denkt men hierbij vooral aan inzicht in eigen en andermans taalgebruikstrategieën, zodat een kind leert deze steeds bewuster en doelgerichter in te zetten. Naast aandacht voor taal als systeem is er ook reflectie op taalgebruik. Taalbeschouwing dient geen op zichzelf staand onderdeel te vormen, maar geïntegreerd te worden met (onderdelen uit) de overige domeinen. Het zal duidelijk zijn dat onderwijs in Nederlands als tweede taal vaak een wat ander karakter heeft dan Nederlands als eerste taal: de beginsituatie van de leerlingen is anders, de didactiek verschilt, het aanbod is soms anders gefaseerd, er ligt meer nadruk op woordenschatuitbreiding. Maar voor alle leerlingen gelden in feite dezelfde doelen en hetzelfde aanbod. Veel van oorsprong autochtone kinderen die in achterstandssituaties opgroeien zijn ook gebaat bij didactische inzichten die door ervaring met onderwijs aan allochtone kinderen scherper zijn geworden. Eén van die inzichten is, dat taal in alle vakken een cruciale rol speelt bij het verwerven van kennis en vaardigheden in die 'andere vakken'. Kerndoelen Mondeling taalonderwijs 1 De leerlingen leren informatie te verwerven uit gesproken taal. Ze leren tevens die informatie, mondeling of schriftelijk, gestructureerd weer te geven. 2 De leerlingen leren zich naar vorm en inhoud uit te drukken bij het geven en vragen van informatie, het uitbrengen van verslag, het geven van uitleg, het instrueren en bij het discussiëren. 3 De leerlingen leren informatie te beoordelen in discussies en in een gesprek dat informatief of opiniërend van karakter is en leren met argumenten te reageren. Schriftelijk taalonderwijs 4 De leerlingen leren informatie te achterhalen in informatieve en instructieve teksten, waaronder schema's, tabellen en digitale bronnen. 5 De leerlingen leren naar inhoud en vorm teksten te schrijven met verschillende functies, zoals: informeren, instrueren, overtuigen of plezier verschaffen. 6 De leerlingen leren informatie en meningen te ordenen bij het lezen van school- en studieteksten en andere instructieve teksten, bij systematisch geordende bronnen, waaronder digitale. 7 De leerlingen leren informatie en meningen te vergelijken en te beoordelen in verschillende teksten. 8 De leerlingen leren informatie en meningen te ordenen bij het schrijven van een brief, een verslag, een formulier of een werkstuk. Zij besteden daarbij aandacht aan zinsbouw, correcte spelling, een leesbaar handschrift, bladspiegel, eventueel beeldende elementen en kleur. 9 De leerlingen krijgen plezier in het lezen en schrijven van voor hen bestemde verhalen, gedichten en informatieve teksten. Taalbeschouwing, waaronder strategieën 10 De leerlingen leren bij de doelen onder 'mondeling taalonderwijs' en 'schriftelijk taalonderwijs' strategieën te herkennen, te verwoorden, te gebruiken en te beoordelen. 11 De leerlingen leren een aantal taalkundige principes en regels. Zij kunnen in een zin het onderwerp, het werkwoordelijk gezegde en delen van dat gezegde onderscheiden. De leerlingen kennen regels voor het spellen van werkwoorden; regels voor het spellen van andere woorden dan werkwoorden; regels voor het gebruik van leestekens. 12 De leerlingen verwerven een adequate woordenschat en strategieën voor het begrijpen van voor hen onbekende woorden. Onder 'woordenschat' vallen ook begrippen die het leerlingen mogelijk maken over taal te denken en te spreken. Engels Karakteristiek Beheersing van de Engelse taal wordt voor iedereen steeds belangrijker door de toenemende internationalisering, groeiende mobiliteit en de uitbreidende mogelijkheden om te communiceren via nieuwe media. De plaats van Engels in het basisonderwijs wordt gefundeerd door Europees beleid en door het uitgangspunt dat een redelijke beheersing van die taal bereikt wordt wanneer er vroeg met het onderwijs in Engels begonnen wordt. Het doel van Engels is om een eerste basis te leggen om te kunnen communiceren met moedertaalsprekers of anderen die buiten de school Engels spreken. Die eerste aanzet wordt later, in de periode van de basisvorming, verder ontwikkeld. In de basisschool wordt het onderwijs in de Engelse taal waar mogelijk in samenhang gebracht met inhouden van andere vakken. Bijvoorbeeld met inhouden in de oriëntatie op jezelf en de wereld. Het gaat dan om eenvoudige alledaagse onderwerpen als 'woonomgeving', 'vrije tijd en hobby’s', 'het lichaam', 'het weer'. In het basisonderwijs gaat het bij het onderwijs in de Engelse taal vooral om mondelinge communicatie en om het lezen van eenvoudige teksten. Het schrijven beperkt zich tot het kennismaken met de schrijfwijze van een beperkt aantal vaak voorkomende Engelse woorden. Voorts leren kinderen om woordbetekenissen en schrijfwijzen van woorden op te zoeken met behulp van het woordenboek. Kerndoelen 13 De leerlingen leren informatie te verwerven uit eenvoudige gesproken en geschreven Engelse teksten. 14 De leerlingen leren in het Engels informatie te vragen of geven over eenvoudige onderwerpen en zij ontwikkelen een attitude waarbij ze zich durven uit te drukken in die taal. 15 De leerlingen leren de schrijfwijze van enkele eenvoudige woorden over alledaagse onderwerpen. 16 De leerlingen leren om woordbetekenissen en schrijfwijzen van Engelse woorden op te zoeken met behulp van het woordenboek. Friese taal (n.v.t.) Karakteristiek Basisscholen in de provincie Friesland dienen onderwijs in de Friese taal op te nemen in hun aanbod op grond van artikel 4 van de Wet op het primair onderwijs: 'Op scholen in de provincie Friesland wordt tevens onderwijs gegeven in de Friese taal, tenzij gedeputeerde staten op verzoek van het bevoegd gezag ontheffing van deze verplichting hebben verleend'. Onderwijs in het Fries heeft, evenals onderwijs in het Nederlands, een maatschappelijke en een sociale functie. De maatschappelijke functie valt samen met dezelfde functie van het onderwijs in het Nederlands: de rol van taal bij het verwerven van inhouden en vaardigheden in alle leergebieden en de transfer tussen taal en 'andere vakken'. In scholen waar Fries aangeboden wordt, staat dit onderwijs daarom niet los van onderwijs in het Nederlands. Tussen beide is transfer, bijvoorbeeld: uitbreiding van de woordenschat, luister- en leesstrategieën, taalbeschouwing. Naast een maatschappelijke functie heeft het onderwijs in het Fries een sociale en culturele functie. Kinderen worden vertrouwd met het leren zich uit te drukken in de taal die in de provincie, de regio, de plaats, de buurt en het gezin in informele en formele situaties gebruikt wordt. Daarmee nemen zij ook deel aan de cultuur van de eigen streek voor zover die samenhangt met het gebruik van het Fries. In het aanbod neemt mondeling taalonderwijs een belangrijke plaats in. Het zal daarbij gaan om onderwerpen waarmee de kinderen vertrouwd zijn en om relatief eenvoudige competenties als beschrijven en ordenen. Enige vaardigheid in het lezen wordt ook nagestreefd. Het gaat daarbij om voor kinderen interessante teksten waarbij leesplezier van meer gewicht is dan het oefenen van leesbegrip. Net als in het onderwijs in het Nederlands is het verwerven van luister-, lees- en woordenschatstrategieën van belang. Die zijn voor een deel overdraagbaar uit (of naar) het onderwijs in Nederlandse taal. Behalve deze samenhang in strategieën is taalbeschouwing in brede zin een domein dat een rijke bron van geplande of incidentele lessen kan vormen: de positie van het Fries in Nederland en in de eigen provincie, verschillen en overeenkomsten tussen Fries en Nederlands in gebruik, vorm, woordenschat en dergelijke. Kerndoelen Mondeling taalonderwijs 17 De leerlingen ontwikkelen een positieve attitude ten opzichte van het gebruik van Fries door henzelf en anderen. 18 De leerlingen leren informatie te verwerven uit gesproken Fries. Het gaat om teksten die informatie geven, plezier verschaffen, meningen of aanwijzingen bevatten over voor hen bekende onderwerpen. 19 De leerlingen leren zich naar inhoud en vorm in het Fries uit te drukken in situaties uit hun dagelijks leven waarin zij informatie vragen of geven over een onderwerp waarmee zij vertrouwd zijn. Schriftelijk taalonderwijs 20 De leerlingen leren informatie te verwerven uit teksten in het Fries in frequent voorkomende teksttypen (zoals artikelen in jeugdrubrieken, liedjes, verhalen). 21 De leerlingen leren eenvoudige teksten in het Fries te schrijven over alledaagse onderwerpen met het doel met anderen over die onderwerpen te communiceren. Taalbeschouwing, waaronder strategieën 22 De leerlingen verwerven een woordenschat van frequent gebruikte Friese woorden en strategieën voor het begrijpen van voor hen onbekende woorden. Rekenen/wiskunde Karakteristiek In de loop van het primair onderwijs verwerven kinderen zich -in de context van voor hen betekenisvolle situaties- geleidelijk vertrouwdheid met getallen, maten, vormen, structuren en de daarbij passende relaties en bewerkingen. Ze leren ‘wiskundetaal’ gebruiken en worden ‘wiskundig geletterd’ en gecijferd. De wiskundetaal betreft onder andere rekenwiskundige en meetkundige zegswijzen, formele en informele notaties, schematische voorstellingen, tabellen, grafieken en opdrachten voor de rekenmachine. ‘Wiskundig geletterd’ en gecijferd betreft onder andere samenhangend inzicht in getallen, maatinzicht en ruimtelijk inzicht, een repertoire van parate kennis, belangrijke referentiegetallen en -maten, karakteristieke voorbeelden en toepassingen en routine in rekenen, meten en meetkunde. Meetkunde betreft ruimtelijke oriëntatie, het beschrijven van verschijnselen in de werkelijkheid en het redeneren op basis van ruimtelijk voorstellingsvermogen in twee en drie dimensies. De onderwerpen waaraan kinderen hun ‘wiskundige geletterdheid’ ontwikkelen zijn van verschillende herkomst: het leven van alledag, andere vormingsgebieden en de wiskunde zelf. Bij de selectie en aanbieding van de onderwerpen wordt rekening gehouden met wat kinderen al weten en kunnen, met hun verdere vorming, hun belangstelling en de actualiteit, zodat kinderen zich uitgedaagd voelen tot wiskundige activiteit en zodat ze op eigen niveau, met plezier en voldoening, zelfstandig en in de groep uit eigen vermogen wiskunde doen: wiskundige vragen stellen en problemen formuleren en oplossen. In de reken-wiskundeles leren kinderen een probleem wiskundig op te lossen en een oplossing in wiskundetaal aan anderen uit te leggen. Ze leren met respect voor ieders denkwijze wiskundige kritiek te geven en te krijgen. Het uitleggen, formuleren en noteren en het elkaar kritiseren leren kinderen als specifiek wiskundige werkwijze te gebruiken om alleen en samen met anderen het denken te ordenen, te onderbouwen en fouten te voorkomen. Kerndoelen Wiskundig inzicht en handelen 23 De leerlingen leren wiskundetaal gebruiken. 24 De leerlingen leren praktische en formele reken-wiskundige problemen op te lossen en redeneringen helder weer te geven. 25 De leerlingen leren aanpakken bij het oplossen van reken-wiskundeproblemen te onderbouwen en leren oplossingen te beoordelen. Getallen en bewerkingen 26 De leerlingen leren structuur en samenhang van aantallen, gehele getallen, kommagetallen, breuken, procenten en verhoudingen op hoofdlijnen te doorzien en er in praktische situaties mee te rekenen. 27 De leerlingen leren de basisbewerkingen met gehele getallen in elk geval tot 100 snel uit het hoofd uitvoeren, waarbij optellen en aftrekken tot 20 en de tafels van buiten gekend zijn. 28 De leerlingen leren schattend tellen en rekenen. 29 De leerlingen leren handig optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen. 30 De leerlingen leren schriftelijk optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen volgens meer of minder verkorte standaardprocedures. 31 De leerlingen leren de rekenmachine met inzicht te gebruiken. Meten en meetkunde 32 De leerlingen leren eenvoudige meetkundige problemen op te lossen. 33 De leerlingen leren meten en leren te rekenen met eenheden en maten, zoals bij tijd, geld, lengte, omtrek, oppervlakte, inhoud, gewicht, snelheid en temperatuur. Oriëntatie op jezelf en de wereld Karakteristiek In dit leergebied oriënteren leerlingen zich op zichzelf, op hoe mensen met elkaar omgaan, hoe ze problemen oplossen en hoe ze zin en betekenis geven aan hun bestaan. Leerlingen oriënteren zich op de natuurlijke omgeving en op verschijnselen die zich daarin voordoen. Leerlingen oriënteren zich ook op de wereld, dichtbij, veraf, toen en nu en maken daarbij gebruik van cultureel erfgoed. Kinderen zijn nieuwsgierig. Ze zijn voortdurend op zoek om zichzelf en de wereld te leren kennen en te verkennen. Die ontwikkelingsbehoefte is een aangrijpingspunt voor dit leergebied. Tegelijk stelt de samenleving waarin kinderen opgroeien haar eisen. Kinderen vervullen nu en straks taken en rollen, waarop ze via onderwijs worden voorbereid. Het gaat om rollen als consument, als verkeersdeelnemer, als burger in een democratische rechtstaat. Kennis over en inzicht in belangrijke waarden en normen, en weten hoe daarnaar te handelen, zijn voorwaarden voor samenleven. Respect en tolerantie zijn er verschijningsvormen van. Bij het leren kennen van de wijze waarop mensen hun omgeving inrichten spelen economische, politieke, culturele, technische en sociale aspecten een belangrijke rol. Het gaat daarbij om datgene wat van belang is voor betekenisverlening aan het bestaan, om duurzame ontwikkeling, om (voedsel)veiligheid en gezondheid en om technische verworvenheden. Bij het oriënteren op de natuur gaat het om jezelf, om dieren en planten en natuurverschijnselen. Bij de oriëntatie op de wereld gaat het om de vorming van een wereldbeeld in ruimte en tijd. Leerlingen ontwikkelen een geografisch wereldbeeld aan de hand van gebieden en met behulp van kaartvaardigheden. Ze ontwikkelen een historisch wereldbeeld. Dat betekent dat ze kennis hebben van historische verschijnselen in delen van de wereld en van chronologie. Leerlingen leren hun wereldbeeld (over henzelf en de wereld), aan de hand van actuele onderwerpen, voortdurend 'bij de tijd' te brengen. Waar mogelijk worden onderwijsinhouden over mensen, de natuur en de wereld in samenhang aangeboden. Dit komt het 'begrijpen' door leerlingen ten goede en draagt voorts bij aan vermindering van de overladenheid van het onderwijsprogramma. Ook inhouden uit andere leergebieden worden betrokken op de 'oriëntatie op jezelf en de wereld'. Te denken valt aan het lezen en maken van teksten (begrijpend lezen), het meten en het verwerken van informatie in onder andere tabellen, tijdlijn en grafieken (rekenen/wiskunde) en het gebruik van beelden en beeldend materiaal (kunstzinnige oriëntatie). Onderwijs is er immers vooral op gericht om leerlingen zicht te geven op betekenis en samenhang. Kerndoelen Mens en samenleving 34 De leerlingen leren zorg te dragen voor de lichamelijke en psychische gezondheid van henzelf en anderen. 35 De leerlingen leren zich redzaam te gedragen in sociaal opzicht, als verkeersdeelnemer en als consument. 36 De leerlingen leren hoofdzaken van de Nederlandse en Europese staatsinrichting en hun rol als burger. 37 De leerlingen leren zich te gedragen vanuit respect voor algemeen aanvaarde waarden en normen. 38 De leerlingen leren hoofdzaken over geestelijke stromingen die in de Nederlandse multiculturele samenleving een belangrijke rol spelen, en ze leren respectvol om te gaan met verschillen in opvattingen van mensen. 39 De leerlingen leren met zorg om te gaan met het milieu. Natuur en techniek 40 De leerlingen leren in de eigen omgeving veel voorkomende planten en dieren onderscheiden en benoemen en leren hoe ze functioneren in hun leefomgeving. 41 De leerlingen leren over de bouw van planten, dieren en mensen en over de vorm en functie van hun onderdelen. 42 De leerlingen leren onderzoek doen aan materialen en natuurkundige verschijnselen, zoals licht, geluid, elektriciteit, kracht, magnetisme en temperatuur. 43 De leerlingen leren hoe je weer en klimaat kunt beschrijven met behulp van temperatuur, neerslag en wind. 44 De leerlingen leren bij producten uit hun eigen omgeving relaties te leggen tussen de werking, de vorm en het materiaalgebruik. 45 De leerlingen leren oplossingen voor technische problemen te ontwerpen, deze uit te voeren en te evalueren. 46 De leerlingen leren dat de positie van de aarde ten opzichte van de zon leidt tot natuurverschijnselen, zoals seizoenen en dag-/nachtritme. Ruimte 47 De leerlingen leren de ruimtelijke inrichting van de eigen omgeving te vergelijken met die in omgevingen elders, in binnen- en buitenland, vanuit de perspectieven landschap, wonen, werken, bestuur, verkeer, recreatie, welvaart, cultuur en levensbeschouwing. In ieder geval wordt daarbij aandacht besteed aan twee lidstaten van de Europese Unie en twee landen die in 2004 lid worden/ werden, de Verenigde Staten en een land in Azië, Afrika en Zuid-Amerika. 48 Kinderen leren over de maatregelen die in Nederland genomen worden/ werden om bewoning van door water bedreigde gebieden mogelijk te maken. 49 De leerlingen leren over de mondiale ruimtelijke spreiding van bevolkingsconcentraties en godsdiensten, van klimaten, energiebronnen en van natuurlandschappen zoals vulkanen, woestijnen, tropische regenwouden, hooggebergten en rivieren. 50 De leerlingen leren omgaan met kaart en atlas, beheersen de basistopografie van Nederland, Europa en de rest van de wereld en ontwikkelen een eigentijds geografisch wereldbeeld. Tijd 51 De leerlingen leren gebruik te maken van eenvoudige historische bronnen, zoals aanwezig in ons cultureel erfgoed, en ze leren aanduidingen van tijd en tijdsindeling te hanteren. 52 De leerlingen leren over kenmerkende aspecten van de volgende tijdvakken: jagers en boeren; Grieken en Romeinen; monniken en ridders; steden en staten; ontdekkers en hervormers; regenten en vorsten; pruiken en revoluties; burgers en stoommachines; wereldoorlogen en holocaust; televisie en computer. 53 De leerlingen leren over de belangrijke historische personen en gebeurtenissen uit de Nederlandse geschiedenis en kunnen die voorbeeldmatig verbinden met de wereldgeschiedenis. Kunstzinnige oriëntatie Karakteristiek Door middel van een kunstzinnige oriëntatie maken kinderen kennis met kunstzinnige en culturele aspecten in hun leefwereld. Het gaat bij dit domein om kennismaking met dié aspecten van cultureel erfgoed waarmee mensen in de loop van de tijd vorm en betekenis hebben gegeven aan hun bestaan. Het gaat bij kunstzinnige oriëntatie ook om het verwerven van enige kennis van de hedendaagse kunstzinnige en culturele diversiteit. Dit vindt zowel op school plaats, als via regelmatige interactie met de (buiten)wereld. Kinderen leren zich aan de hand van kunstzinnige oriëntatie open te stellen: ze kijken naar schilderijen en beelden, ze luisteren naar muziek, ze genieten van taal en beweging. Kunstzinnige oriëntatie is er ook op gericht bij te dragen aan de waardering van leerlingen voor culturele en kunstzinnige uitingen in hun leefomgeving. Ze leren daarnaast zichzelf te uiten met aan het kunstzinnige domein ontleende middelen: ze leren de beeldende mogelijkheden van diverse materialen onderzoeken, aan de hand van de aspecten kleur, vorm, ruimte, textuur en compositie; ze maken tekeningen en ruimtelijke werkstukken; ze leren liedjes en leren ritme instrumenten te gebruiken als ondersteuning bij het zingen; ze spelen en bewegen. Waar mogelijk worden daarbij onderwerpen gebruikt die samenhangen met die uit andere leergebieden. Het onderwijs wordt daardoor meer samenhangend en mede daardoor betekenisvoller voor leerlingen. Maar voorop staat natuurlijk de authentieke bijdrage van kunstzinnige oriëntatie aan de ontwikkeling van kinderen. Kerndoelen 54 De leerlingen leren beelden, taal, muziek, spel en beweging te gebruiken om er gevoelens en ervaringen mee uit te drukken en om er mee te communiceren. 55 De leerlingen leren op eigen werk en dat van anderen te reflecteren. 56 De leerlingen verwerven enige kennis over en krijgen waardering voor aspecten van cultureel erfgoed. Bewegingsonderwijs Karakteristiek Kinderen bewegen veel en graag. Dat zien we bijvoorbeeld op het schoolplein tijdens het buitenspelen van de kleuters. Het behouden van die actieve leefstijl is een belangrijke doelstelling van dit leergebied. Om dat doel te bereiken leren kinderen in het bewegingsonderwijs deelnemen aan een breed scala van bewegingsactiviteiten, zodat ze een ruim ‘bewegingsrepertoire’ opbouwen. Dat repertoire bevat motorische aspecten, maar ook sociale vaardigheden. Leerlingen leren de hoofdbeginselen van de belangrijkste bewegings- en spelvormen ervaren in aansprekende bewegingssituaties. Het gaat daarbij om bewegingsvormen als balanceren, springen, klimmen, schommelen, duikelen, hardlopen en bewegen op muziek. En om spelvormen als tikspelen, doelspelen, spelactiviteiten waarbij het gaat om mikken en jongleren en stoeispelen. Vanuit dit aanbod zullen kinderen zich ook kunnen oriënteren op de buitenschoolse bewegings- en sportcultuur en de meer seizoengebonden bewegingsactiviteiten. De meeste bewegings- en sportactiviteiten worden gezamenlijk ondernomen en dus is het nodig om te leren afspreken wat de regels zijn, hoe die na te leven en wie welke rol speelt. Verder hoort daarbij elkaar helpen, op veiligheid letten, elkaars mogelijkheden respecteren en eigen mogelijkheden verkennen. Het is eigen aan ‘bewegen’ dat er plezier aan te beleven valt. Dat plezier is van groot belang voor een blijvende deelname aan bewegingsactiviteiten. Kerndoelen 57 De leerlingen leren op een verantwoorde manier deelnemen aan de omringende bewegingscultuur en leren de hoofdbeginselen van de belangrijkste bewegingsen spelvormen ervaren en uitvoeren. 58 De leerlingen leren samen met anderen op een respectvolle manier aan bewegingsactiviteiten deelnemen, afspraken maken over het reguleren daarvan, de eigen bewegingsmogelijkheden inschatten en daarmee bij activiteiten rekening houden.