Managementteam - Welkom bij IKC De Regenboog

advertisement
Obs ‘De Regenboog’
Bemmel
Managementteam
Directeur De Regenboog
Coördinator bovenbouw
Coördinator onderbouw
Interne begeleiding
Frits Terwijn
Niki Venselaar
Marjolein Berg
Ilse Wiltink
Postadres
obs De Regenboog’’
Postbus 211
6680 AE Bemmel
‘De Regenboog’
Adres:
Bloemenstraat 2
6681 NN Bemmel
tel: 0481-461242
Twitter: @Rbbml
e-mail: [email protected]
website: www.regenboog-bemmel.nl
Bestuur
Stichting ATOS : Algemeen Toegankelijk Onderwijs 3-Stromenland
Huis te Gendt Gendt
p/a Postbus 91
6850- AB Huissen
e-mail: [email protected]
Brinnr. school: 22GB
Bestuursnr.: 41013
Inschrijvingsnr. KvK: 10044433
Genorm. vloeropp. ‘de Regenboog’: Cuperstraat 1094 m²
‘de Regenboog’: Bloemenstraat 1852m²
Inhoudsopgave
Inleiding
1.
De opdracht van de school
1.1
1.2
1.3
1.4
2.
Identiteit
Visie
Missie
Doelstellingen
Algemeen
2.1 Geschiedenis
2.2 Gebouw en situering
2.3 Leerling- /ouderpopulatie en uitstroom
2.4 Team
2.5 Toekomstige ontwikkelingen
3.
De onderwijskundige vormgeving van ons onderwijs
3.1
3.2
3.3
3.4
3.5
3.6
3.7
3.8
4.
Adaptief onderwijs en passend onderwijs
Groeperingsvormen
Werkuur
Geplande leertijd
Didactisch handelen
Kerndoelen en leerlijnen
Resultaat gericht werken
ICT
Pedagogisch klimaat
4.1 Onze pedagogische visie
4.2. Regels en afspraken
4.3 3D-menSEOnaal
4.4 Rots en Water
4.5 Burgerschap en sociale integratie
5.
Organisatie van de leerstof
5.1 Rekenen en wiskunde
5.2 Nederlandse taal
5.3 Engelse taal
5.4 Oriëntatie op jezelf en de wereld
5.4.1 Aardrijkskunde
5.4.2 Geschiedenis
5.4.3 Natuuronderwijs en gezond gedrag
5.4.4 Techniek
5.4.5 Verkeer
5.5 Bewegingsonderwijs
5.6 Kunst- en cultuureducatie
5.6.1. Actief
5.6.1.1
Crea-uur
5.6.1.2
De vakgebieden handvaardigheid, tekenen, drama, dans, muziek
5.6.1.3
Museumbezoek
5.6.2 Receptief
5.7 Schrijfonderwijs
5.8 Levensbeschouwing (LEVO) , Godsdienstonderwijs (GVO) en Humanistisch
Vormingsonderwijs (HVO)
6.
Zorg en begeleiding
6.1 Doel en inhoud leerlingenzorg
6.2 Zorgprofiel
7.
Kwaliteitszorg
7.1 Gebruik kwaliteitsinstrumenten
7.2 Kwaliteitsanalyses
8.
Personeelsbeleid stichting ATOS
8.1 Functiemix
8.2. Functionerings- en beoordelingsgesprekken
9.
Overzicht beleidsvoornemens en meerjarenbegroting 2010-2014
Bijlagen
Besluitvorming
Kerndoelen van het basisonderwijs
Inleiding
Het Schoolplan is een wettelijk voorgeschreven, integraal beleidsdocument. Het
geeft, voor een bepaalde planperiode, op alle gebieden, de prioriteiten in het
beleid weer.
Door het beleid te expliciteren wordt duidelijk hoe de school omgaat met de
relatieve autonomie. Het Schoolplan is daarmee ook een verantwoording van de
school naar de ouders en de inspectie over het te voeren beleid, gedurende de
planperiode (van 2010 tot 2014).
Aan dit beleid ligt een heldere onderwijsvisie ten grondslag, waarbij impliciet
rekening wordt gehouden met de relevante praktijkgegevens. Dat resulteert in
principiële keuzes binnen een pragmatische context. Want uitvoering van de Wet
op het Primair Onderwijs (WPO), gesterkt door de behoefte bij leerkrachten en
ouders om goed onderwijs voor de kinderen te realiseren, ondervindt nu eenmaal
beperkingen in de krappe financiering door de overheid.
Een sterk punt van de hedendaagse school, namelijk het open karakter, maakt de
school tegelijkertijd kwetsbaar voor invloeden van buitenaf. Landelijke en
plaatselijke overheden, scholen voor voortgezet onderwijs, plaatselijke
groeperingen en instanties, vakbonden en overige maatschappelijke instellingen en
- niet in de laatste plaats - leerlingen en hun ouders proberen op grond van hun
verwachtingen invloed uit te oefenen op de school.
Een beleidsplan is nodig om de koers van de school intern en extern kenbaar te
maken. Dat brengt rust en duidelijkheid en geeft de school een sterkere positie in
het maatschappelijke krachtenveld.
Omdat binnen een school alles met alles samenhangt, is er grote behoefte aan
ordening. D.m.v. dit plan moet eenheid worden gebracht in een veelheid van
ontwikkelingen. Want een school is een complexe organisatie.
Enerzijds is er de didactische component, vooral betrekking hebbend op het werk
dat in de groepen plaatsvindt. Daarnaast is er de arbeidsverdeling over het
personeel. En tenslotte is er de onderliggende organisatorische structuur die de
voorwaarden schept op grond waarvan onderwijs praktisch gerealiseerd kan
worden. Op alle gebieden worden hoge eisen gesteld.
Het uiteindelijke doel van het schoolplan is : het waarborgen en verhogen van de
onderwijskwaliteit.
Dit Schoolplan geeft een ‘overall view’ over alle beleidsontwikkelingen die de
komende vier jaren aan de orde zullen komen.
Hoofdstuk 1. De opdracht van de school
1.1
Identiteit
Onze school is een openbare school. Dit betekent dat wij open staan voor
iedereen, zonder onderscheid te maken naar godsdienst of levensovertuiging.
Onze openbare school schept een leef- en leerklimaat, waarin waardering en
respect voor anderen en andersdenkenden voorop staat.
1.2
Visie
Op ‘de Regenboog’ vinden wij dat waardevolle pedagogische - en didactische
uitgangspunten en werkvormen niet verloren mogen gaan, maar juist verankerd en
geborgd moeten blijven in ons onderwijs. Daarnaast zijn er aspecten uit het
onderwijsaanbod die onderhoud behoeven en zullen er nieuwe onderdelen worden
toegevoegd. Dit wordt verder uitgewerkt in dit schoolplan.
Uitgangspunt én toetsingscriterium is de kwaliteit van het onderwijs. Het gaat
daarbij om de feitelijke onderwijspraktijk, om resultaten die kwantitatief
meetbaar zijn of via objectieve kenmerken kunnen worden vastgesteld.
Ons team heeft gekozen voor een weg van vier jaar om de volgende items te
verwezenlijken:








Ieder mag er zijn; er is een fijn leef- en leerklimaat met waardering en
respect voor elkaar. De school moet een veilige leerhaven zijn met
duidelijke grenzen.
Samen zijn we verantwoordelijk voor een goede sfeer in iedere groep en
door de hele school.
Er wordt onderwijs op maat gegeven door een enthousiast, deskundig team
met duidelijke uitstraling.
We werken in een efficiënt schoolgebouw met overzichtelijke, rustige
werkplekken om de zelfwerkzaamheid van kinderen en leerkrachten
realiseren.
Er moet sprake zijn van een goede balans tussen welzijn, prestatie en
creativiteit.
We werken resultaatgericht met nadruk op differentiatie.
Op onze school bevorderen we zelfstandigheid, zelfredzaamheid en
zelfverantwoordelijkheid.
Er is sprake van een doorgaande lijn op alle vakgebieden.
Kortom: de Regenboog ziet kleur in ieder kind
Voor de planmatige aanpak is dit Schoolplan het uitgangspunt. De uitvoering
hiervan zal in hoge mate de agenda van de vergaderingen bepalen. Pas wanneer
innovaties herkenbaar in het onderwijsleerproces geïntegreerd en geborgd zijn,
kan een doel als gerealiseerd worden beschouwd.
1.3
Missie
Onze school neemt de verschillen tussen kinderen als uitgangspunt voor het
onderwijs, elk kind is uniek, ieder mag er zijn. Wij scheppen een beschermend
klimaat waarin kinderen zich veilig voelen en zich durven uiten, waardoor ze
weerbaar en mondig worden en zich kunnen ontwikkelen tot een persoonlijkheid
binnen een kader van structuur, duidelijkheid en doelen.
Op onze school wordt veel aandacht besteed en waarde gehecht aan de
zelfstandigheid, de zelfredzaamheid en de zelfverantwoordelijkheid van de
leerlingen. De kinderen worden uitgedaagd om zelf het initiatief te nemen om tot
oplossingen te komen. De natuurlijke nieuwsgierige, vragende en onderzoekende
houding wordt gestimuleerd. Naast het individueel werken hechten wij ook grote
waarde aan het samenwerken met anderen.
In ons onderwijs proberen we aan te sluiten bij de ontwikkelingsfase en de
belangstelling van de leerlingen. Zo wordt bijvoorbeeld in de kleutergroepen nauw
aangesloten op de beleving van de kinderen. Bij de ontwikkeling van de
leesvaardigheid worden de kinderen in de gelegenheid gesteld dit in hun eigen
tempo te doen. Bij alle uit te voeren taken krijgen de kinderen instructie naar
behoefte.
De afgelopen jaren hebben we zelfstandigheid, zelfstandigheid en
zelfverantwoordelijkheid in de term “Autonomie” vastgelegd.
Autonomie heeft te maken met de vrijheid die kinderen hebben bij het bepalen
van de inhoud, methode en tempo en moment/volgorde van hun werk. Kinderen met
een hoge mate van autonomie hebben controle over hun werkzaamheden en kunnen
zelfstandig bepalen hoe ze het werk uitvoeren, welke methode ze toepassen om
het werk gedaan te krijgen, en in welk tempo ze werken en wanneer ze wat doen.
Ook hebben zij ruimte voor eigen initiatief.
Als autonomie centraal staat op onze school, dan:




zijn de doelen en de opbrengst van de opdracht bij de leerlingen concreet
bekend;
hebben de leerlingen invloed op het moment, de volgorde, en/of de werkplek;
mogen leerlingen middelen en materialen zelf kiezen passend bij het werkuur;
zijn werkwijze, aanpak en strategie afhankelijk van de behoefte en de
mogelijkheden van de leerlingen;
is samenwerking aan opdrachten mogelijk;
is het zich verantwoorden over werkwijzen en resultaat vanzelfsprekend. Dit
geldt voor leerlingen en leraren;
hebben leerlingen regelmatig keuzevrijheid en ruimte voor initiatief t.a.v.
onderwerpen en activiteiten.



Een aantal van deze aspecten heeft inmiddels een vaste plek in ons onderwijs. Met
name in het leesonderwijs, deels in het spellingsonderwijs en binnen techniek is
dit zichtbaar.
De ontwikkeling van de individuele leerling wordt gevolgd d.m.v. observaties,
methodegebonden toetsen en landelijk genormeerde toetsen. Op deze manier
worden leerlingen die onder- of bovengemiddeld presteren tijdig gesignaleerd,
zodat voor hen het werk kan worden aangepast.
De leerlingenzorg geldt uiteraard álle aan ons toevertrouwde kinderen, die wij in
hun individuele ontwikkeling zo goed mogelijk trachten te begeleiden.
1.4
Doelstellingen
Het schoolplan is er in de eerste plaats voor de school zelf. Opnieuw wordt
nagedacht over de doelstellingen en prioriteiten. . Dat geeft houvast bij
initiatieven in de school die erop gericht zijn om de kwaliteit van het onderwijs te
handhaven en verbeteren. Het schoolplan heeft dus vooral de functie van
beleidsdocument; hiermee willen wij voor de periode 2010-2014 het beleid
vaststellen met betrekking tot de volgende onderdelen:
onderwijskundig beleid,
• personeelsbeleid,
• beleid met betrekking tot bewaking en verbetering van de kwaliteit van het
onderwijs (kwaliteitszorg),
• overige beleidsterreinen (algemeen strategisch, financieel, materieel en
relationeel).
In het schoolplan kunnen wij het beleid zo vaststellen dat het gebruikt kan
worden voor planmatige schoolontwikkeling en als uitgangspunt voor de planning
per schooljaar. Een ander doel van het schoolplan is het op gang brengen van een
dialoog over de kwaliteit van het onderwijs en over het onderwijsbeleid van de
school. Het schoolplan lokt deze dialoog uit onder teamleden. Ook de
oudergeleding van de medezeggenschapsraad wordt hierbij betrokken. Een aantal
discussiepunten staat ook op de agenda van het directieoverleg van Stichting
ATOS.
•
Tenslotte is het schoolplan ook bedoeld als verantwoording aan de Stichting
ATOS en de overheid: het schoolplan wordt in ontvangst genomen door de
inspectie en bij schoolbezoek getoetst aan de werkelijke situatie.
Jaarlijks zullen de veranderings- en verbeteronderwerpen van het
desbetreffende schooljaar aan het begin van het schooljaar worden opgesteld in
het jaarplan. Aan het einde van het schooljaar wordt het geëvalueerd door
directie, managementteam en team en vastgelegd in het evaluatierapport van het
jaarplan. De medezeggenschapsraad wordt bij de planning en evaluatie betrokken.
Hoofdstuk 2. Algemeen
2.1
Geschiedenis
De school, ontstaan uit overtuiging en groot geworden door enthousiasme, bestaat
nu ruim 20 jaar en is in die tijd gegroeid van enkele tientallen leerlingen naar bijna
380 in 2009.
Sterke kanten waren van begin af aan het onderwijsconcept van zelfstandigheid,
zelfredzaamheid en zelfverantwoordelijkheid en de kindvriendelijke benadering.
2.2
Gebouw en situering
De school is gehuisvest in een nieuw gebouw aan de rand van een nieuwbouwwijk,
Tot zomer 2013 waren de groepen 7 en 8 gehuisvest in het oude gebouw aan de
Cuperstraat. Vanaf schooljaar 2013-2014 hebben we 1 gebouw aan de
Bloemenstraat.
2.3
Leerling-/ouderpopulatie en uitstroom
De leerling-populatie van ‘de Regenboog’ is vrij homogeen.
Op de teldatum van 01-10-2009 had 1,3% van de leerlingen een
achterstandscategorie van 1,20 en 1,6% van de leerlingen had een
achterstandscategorie van 0,30. Daarnaast is 2,6% van de leerlingen afkomstig
van een ander land van herkomst dan Nederland.
Bij instroom van de leerling heeft de leerkracht de beschikking over uitgebreide
informatie via een overdrachtsformulier vanuit de peuterspeelzaal en/of
kinderdagverblijf. Daarnaast heeft de leerkracht met de ouder van elk
instromend kind een intakegesprek waarbij leerlingenkenmerken en wensen en
behoeften van ouders en kinderen besproken worden.
Resultaten op gebied van kennis en inzicht zijn meetbaar. Goede resultaten op dit
gebied zijn niet alleen een verdienste van de school. De “uitstroom” is afhankelijk
van de “instroom”. Op dergelijke omstandigheden heeft de school geen directe
invloed.
Alle jaren heeft de eindscore van de Eindtoets Basisonderwijs (Cito groep 8)
boven het landelijk gemiddelde gelegen. Wij beschouwen het als onze opdracht
het maximale uit de kinderen te halen. Er zijn ook belangrijke resultaten die niet
in cijfers zijn uit te drukken. Daarbij kunt u denken aan: goed kunnen
samenwerken, weerbaarheid, werkhouding, om kunnen gaan met succes en falen,
sociale omgang met medeleerlingen en volwassenen.
Het merendeel van de kinderen van De Regenboog krijgen het advies om na de
basisschool VMBO-T/HAVO of HAVO/VWO te volgen.
Citoscore
Landelijk
gemiddelde
VWO/
Gymnasium
HAVO/VWO
+ HAVO
VMBO-T/
HAVO
VMBO KGT
54
50
51
45
46
49
538,4
536,3
538,8
540,1
540,1
538,8
534,9
535,0
534,9
535,1
535,0
534,9
15=28%
5=10%
9=18%
12=27%
11=24%
10=21%
11=20%
14=28%
17=33%
14=31%
11=24%
67=27%
16=30%
19=38%
17=33%
13=29%
14=30%
16=32%
11=20%
12=24%
5=10%
6=13%
10=22%
9=18%
De actuele gegevens plaatsen we jaarlijks op onze website.
LWOO
Aantal lln.
2010
2009
2008
2007
2006
Gem.
Tussenjaar
Schooljaar
De hieronder opgenomen cijfers geven de score weer van de groep 8 leerlingen op
de Eindtoets Basisonderwijs. Daarnaast is aangeven wat voor dat jaar de het
landelijk gemiddelde was voor een school met een populatie zoals op De Regenboog
aanwezig is. Daarachter is voor de laatste vier jaar aangegeven naar welke vormen
van vervolgonderwijs de leerlingen uitgeschreven zijn. Enkele kinderen hebben een
tussenjaar. Dit is een soort schakeljaar tussen basis- en voortgezet onderwijs.
1=2%
1=2%
2=4%
1=2%
3=6%
2.4
Team
Het managementteam wordt gevormd door de directeur, de coördinator
onderbouw, de coördinator bovenbouw en op verzoek de intern begeleider. In de
visie van de school horen verantwoordelijkheid en zeggenschap zo dicht mogelijk
bij het primaire proces te liggen. Delegatie van taken en verantwoordelijkheden
kan niet zonder een grote mate van zeggenschap over de invulling daarvan.
Leerkrachten nemen sleutelposities in binnen de schoolorganisatie. Zij zijn de
professionals en als zodanig verantwoordelijk voor het primaire proces. De
deskundigheid van deze professionals wordt optimaal benut, wanneer zij ruimte
krijgen om, binnen de doelstellingen van de organisatie, hun kennis en
vaardigheden naar eigen inzicht in te zetten.
Er is sprake van een grote mate van zelfsturing, waarbij aanzienlijke autonomie
bestaat voor wat betreft de nadere invulling van de onderwijspraktijk. Het is in
feite een uitvergroting van de onderwijsvisie van de school, waarbij
zelfstandigheid en verantwoordelijkheid hoog in het vaandel staan. Ook het
elkaar aanspreken op professioneel handelen hoort daarbij. Het betreft de
werkgroepen, het paralleloverleg, het onder- en bovenbouwoverleg.
De diverse werkgroepen voor feesten en activiteiten zijn groepen waarin ouders
participeren. Zij functioneren in hoge mate zelfstandig en nemen de besluiten.
Alleen als er sprake is van zeer grote verschillen met voorgaande jaren nemen zij
besluiten in overleg met het team.
De werkgroepen voor onderwijskundige activiteiten, zoals de werkgroep techniek,
taal en technisch lezen, zijn autonoom in hun voorbereidingen, bereiden besluiten
voor en leggen deze voor aan het team.
Gezien de verantwoordelijkheid voor de feitelijke inrichting van het onderwijs in
de groep is ook de autonomie van de individuele leerkracht onmiskenbaar.
Op ‘de Regenboog’ wordt dit kortgesloten binnen het paralleloverleg. Dit overleg
dat verbreed is naar overleg van de groepen 1/2, overleg van de groepen 3 en 4,
overleg van de groepen 5 en 6 en overleg van de groepen 7 en 8, vindt
tweewekelijks plaats. Elke leerkracht heeft binnen dit overleg een
verantwoordelijkheid ten aanzien van een bepaald vak of thema.
De algemene teamvergaderingen hebben tot doel de grote lijnen voor de toekomst
uit te zetten en te bewaken. Zij zijn soms thematisch van karakter.
Besluiten,zowel op het operationele niveau als voor wat betreft onderwijskundige
zaken, worden ook hier genomen. Besluitvorming is duidelijk beschreven. (zie
bijlage besluitvorming) De onderlinge afstemming wordt primair gewaarborgd door
de coördinatoren uiteraard met overleg in het managementteam.
Genomen besluiten worden ingevoegd in de procedureklapper, zodat het
inwerkingproces van nieuwe leerkrachten bevorderd wordt en zittende teamleden
herinnerd worden aan eerder gemaakte afspraken.
Uit de leerkrachtenenquête blijkt dat zij zeer positief zijn over de sfeer, de
collegialiteit en de samenwerking binnen de school. Ook zijn zij tevreden over het
contact met leerlingen en ouders.
Er is een unaniem verwoorde behoefte aan een structuur die impliciete
duidelijkheid en rust biedt. Een open communicatie, vooral tussen de bouwen en
tussen de locaties, wordt noodzakelijk geacht. Deze communicatie, eenduidige
procedures en heldere besluitvorming worden gezien als belangrijke voorwaarden
voor een goede teamsfeer. Daarnaast hebben leerkrachten gevraagd om extra
aandacht voor borging van nieuwe trajecten en afspraken binnen de school. Op
grond van hun vermogen om de organisatie van binnenuit te bekijken, hebben de
teamleden in studiedagen en vergaderingen met het managementteam en de
leerkrachtenenquête waardevolle bijdragen geleverd aan dit Schoolplan.
Belangrijke speerpunten zijn:







2.5
Enthousiasmeren van het team, waarbij samenwerken en het gevoel van
samenzijn van groot belang is;
Deskundigheidsbevordering van het team, waarbij leren van elkaar en open
staan voor elkaars kwaliteiten hoog in het vaandel staan;
Besteden van aandacht en coaching van leerkrachten op het gebied van het
aanleren van leerstrategieën;
Uniformiteit bij lesobservaties;
Onderwijskundige onderwerpen regelmatig evalueren in vergaderingen;
Verbeteren door de onderlinge communicatie door bewustwording van eigen
en andermans handelen (Human Dynamics);
Langdurig ziekteverzuim van leerkrachten terugdringen.
Toekomstige ontwikkelingen
Eén van de toekomstige ontwikkelingen is het passend onderwijs. In 2009 heeft
Stichting ATOS een subsidie toegekend gekregen voor excellent leren. De
projectgroep is in september 2009 van start gegaan en zal in een periode van drie
jaar een beleidsplan opzetten en activiteiten binnen de school invoeren en borgen.
Een tweede ontwikkeling is de terugloop van leerlingen. De school moet zich
beraden op het actief werven van leerlingen in een gemeente waar de
leerlingaantallen teruglopen. In 2009 is een start gemaakt van een nieuwe PR-lijn.
Daarnaast zal gekeken worden hoe ‘de Regenboog’ zich binnen een dorp met vier
andere scholen kan profileren. Een van de actiepunten is het onderzoek naar het
invoeren van Engelse les vanaf groep 1/2.
Een derde ontwikkeling is de functiemix (zie ook 8.1). De ‘functiemix’ is de
verdeling van leraren over de verschillende salarisschalen. Schoolbesturen krijgen
extra geld van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap om leraren
promotie te kunnen geven naar hogere leraarsfuncties, met bijbehorende beloning.
Deze maatregel, waardoor meer leraren in hogere salarisschalen komen, wordt
aangeduid met ‘versterking van de functiemix’. Het schoolbestuur van Stichting
ATOS bepaalt in overleg met (het personeelsdeel van) de gemeenschappelijke
medezeggenschapsraad (GMR) hoe zij de nieuwe functiemix gaat realiseren.
Een vierde ontwikkeling is de veranderde beleidsruimte over schooltijden.
De Tweede en de Eerste Kamer hebben ingestemd met voorstellen om schoolbesturen meer keuzevrijheid te geven bij de inrichting van de onderwijstijd. De
flexibilisering van de schooltijden geldt voor scholen voor basisonderwijs, speciale
scholen voor basisonderwijs en scholen en instellingen voor speciaal (voortgezet)
onderwijs. De wijzigingen hebben betrekking op het aantal uren per jaar, het
aantal dagen per week en de noodzaak om ouders te betrekken bij het vaststellen
van de schooltijden. De schooltijden kunnen niet worden gewijzigd zonder de
ouders hierbij te betrekken.
De oudergeleding in de medezeggenschapsraad heeft instemmingsrecht bij het
vaststellen of wijzigen van de schooltijden. Voorafgaand aan de vaststelling (of
wijziging) van de schooltijden in de medezeggenschapsraad worden alle ouders
hierover geraadpleegd. Een wijziging kan pas plaatsvinden als de meningen van de
ouders zijn gepeild. Dit om te voorkomen dat ouders en kinderen onvoorziene
problemen krijgen door veranderingen in de schooltijden. De Regenboog wil in een
van de komende jaren samen met de medezeggenschapsraad gaan onderzoeken of
er draagvlak is voor het veranderen van schooltijden.
Vanaf 2013-2014 werkt de Regenboog met een continurooster.
Een vijfde ontwikkeling is het schrijven een nieuwe schoolgids voor de periode
2010-2014.
De nieuweste ontwikkelingen die de school heeft ingezet is het programma LIST
bij het lezen dat schoolbreed wordt uitgevouwd in het kader van de 1-zorgroute.
Daarnaast wordt vanaf januari 2014 spellingles gegeven vanaf groep 3 volgens het
IGDI-model. Rots en water is ook een speerpunt.
3. De onderwijskundige vormgeving van ons onderwijs
3.1 Adaptief onderwijs en passend onderwijs
Adaptief onderwijs ook: passend onderwijs of onderwijs op maat is een
onderwijsideaal van sommige onderwijskundigen om leerlingen minder
frequent te laten doorstromen naar speciaal onderwijs door binnen een
reguliere school mogelijkheden te creëren om op een eigen manier en tempo
kennis op te doen. Adaptief komt van het woord adaptatie dat “passend” of
“erbij passend” betekent.
Binnen adaptief onderwijs wordt voldaan aan een drietal basisbehoeften van
leerlingen: relatie, competentie en autonomie.
Onder de basisbehoefte ‘relatie’ wordt verstaan dat leerlingen zich geaccepteerd
weten dat ze erbij horen, het gevoel hebben welkom te zijn en dat ze zich veilig
voelen.
Onder de basisbehoefte ‘competentie’ wordt verstaan dat leerlingen ontdekken
dat ze de taken die ze moeten doen, aan kunnen; dat ze ontdekken dat ze steeds
meer aan kunnen.
Onder de basisbehoefte ‘autonomie’ wordt verstaan dat ze weten dat ze (in elk
geval voor een deel) hun leergedrag zelf kunnen sturen.
Deze drie basisbehoeften samen bepalen het pedagogisch klimaat dat aan
adaptief onderwijs ten grondslag ligt. Voor de leerkracht die adaptief werkt,
betekent dit dat hij zijn gedrag afstemt op deze basisbehoeften. Dat geldt zowel
voor het didactisch en organisatorisch handelen als voor het pedagogisch
optreden.
Op die manier wordt onderwijs vormgegeven waarin leerlingen gemotiveerd zijn
om aan het werk te gaan en waarvan ze uiteindelijk optimaal profiteren. Adaptief
onderwijs is bekend geraakt in Nederland door het werk van prof. dr. Luc Stevens
(vanaf 1994).
Binnen de nieuwe koers van passend onderwijs krijgt elk kind onderwijs dat het
beste bij zijn of haar talenten en beperkingen past. Elke aangemelde of
toegelaten leerling moet een passend onderwijsaanbod aangeboden worden. Ook
kinderen met een stoornis, ernstige ziekte of handicap kunnen extra hulp krijgen
op een reguliere school of op een school voor speciaal onderwijs. Om te
garanderen dat alle leerlingen onderwijs krijgen dat bij hen past, wordt per 1
augustus 2012 de zorgplicht ingevoerd. Scholen en schoolbesturen worden dan
verplicht te zorgen voor een passende onderwijsplek en passend onderwijs voor
elke leerling. Scholen kunnen daarvoor afspraken maken binnen hun
Samenwerkingsverband. In de gemeente Lingewaard is dat het SVOB
(Samenwerkingsverband Overbetuwe ). Passend onderwijs is vooralsnog een
traject dat ‘al lerend’ (mogelijk) tot nieuwe wetgeving zal leiden.
3.2 Groeperingsvormen
Binnen onze school hebben we in de kleuterbouw te maken met heterogene
groepen.
Vanaf groep 3 werken we met homogene groepen. De groepen 3 komen voort uit de
doorstroming van de groepen 2. Vanaf groep 3 blijven de kinderen t/m groep 5 bij
elkaar.
Om kinderen nieuwe ervaringen op te laten doen, nieuwe vriendschappen aan te
laten gaan en nieuwe balans te zoeken groeperen we de kinderen vanaf groep 6 in
een nieuwe samenstelling.
Dit alles is mogelijk zo lang we van elke jaargroep minimaal twee groepen hebben
oftewel parallelgroepen. Daarnaast maken we ook op een andere manier gebruik
van de parallelgroepen. Een aantal activiteiten en begeleiding van kinderen worden
groepsoverstijgend gedaan. Bij het crea-uur worden de groepen heterogeen
gegroepeerd rondom de groepen 1 - 2, 3 - 4, 5 - 6 en 7 - 8. Op deze wijze
proberen wij kinderen zoveel mogelijk ervaring op te laten doen in het
samenwerken met andere kinderen dan uit de eigen groep.
Anno 2013-2014 kunnen we stellen dat heterogene groepen helemaal geïntegreerd
zijn in het onderwijs. We werken op dezelfde manier zoals hierboven beschreven.
3.3 Werkuur
Binnen één jaargroep zijn verschillende niveaus op de verschillende leergebieden.
Door middel van gedifferentieerde instructie en goed klassenmanagement
proberen we tegemoet te komen aan de verschillen. Klassenmanagement heeft niet
alleen tot doel het managen van de groep als geheel, maar het accent ligt op het
organiseren van zinvolle leermomenten voor alle kinderen.
In het dagelijkse werkuur werken de kinderen zelfstandig aan hun opdrachten.
Tijdens het werkuur wordt gebruik gemaakt van gedifferentieerde instructie. Dit
is een mix van klassikale instructie, instructie in kleinere groepen en individuele
instructie. Afhankelijk van de leerdoelstelling vinden er grote of kleine
groepsactiviteiten plaats, ofwel er wordt individueel gewerkt. Een aantal
activiteiten, zoals bijvoorbeeld startactiviteiten, mondelinge
vaardigheidsactiviteiten en culturele activiteiten, leent zich goed voor een
klassikale instructie, waarna in de verwerkingsfase gedifferentieerd gaat worden.
Factoren die deel uitmaken van ons klassenmanagement zijn: de inrichting van de
klas en het stimuleren en faciliteren van het zelfstandig werken en samenwerken.
Voor instructies aan kleinere groepen wordt gebruikgemaakt van de zogenaamde
instructietafel. Deze staat zo opgesteld dat de leerkracht een groepje kinderen
instructie kan geven zonder de andere leerlingen te storen.
In de groepen 1/2 werken de kinderen binnen het lokaal en op het onderwijsplein
in de kleuterhal.
In de groepen 3 t/m 6 werken de kinderen aan groepstafels, op de vides van de
groepslokalen of op werkplekken buiten de groep.
In de groepen 7 en 8 hebben alle leerlingen een eigen werktafel en werken zij ook
op werkplekken buiten de groep. Verder zorgen we ervoor dat leerlingen
materialen die ze nodig hebben makkelijk kunnen pakken, zonder andere kinderen
te storen.
Het zelfstandig werken wordt gestimuleerd, zodat de leerkracht rustig instructie
kan geven aan andere groepjes. Hiervoor zijn de volgende aspecten onmisbaar:
• Vooraf instructie gericht op het zelfstandig werken en op de doelen van de
activiteiten
• Regels, routines, afspraken en het nakomen van gegeven regels is van belang.
Het samen maken van afspraken maakt de kinderen medeverantwoordelijk voor
het nakomen ervan.
• Leerlingen verantwoordelijk maken voor eigen leren: dit kan onder meer door
het werken met een taakblad, vooraf aangeven wat leerlingen kunnen doen bij
moeilijkheden, leerlingen zelf werk laten controleren, leerlingen laten
samenwerken (gebruik van zelfcorrigerende materialen en software is hierbij
nuttig).
• Uitdagende betekenisvolle opdrachten, die niet te moeilijk maar ook niet te
makkelijk zijn.
• Een positieve houding van de leerkracht wanneer de kinderen zelf initiatieven
en verantwoordelijkheid nemen.
Tijdens het werkuur kunnen kinderen ook aan het werk zijn bij de
computerwerkplekken.
3.4 Geplande leertijd
Per week wordt in elke klas een bepaalde tijd aan elk vakgebied besteed.
In het volgende schema staat de tijd per week per vakgebied bij benadering
aangegeven.
verdeling van tijd over de
vakgebieden:
lichamelijke oefening en dans
binnenspel/buitenspel
gr.1/2
gr.3
gr.4
gr.5
gr.6
gr.7
gr.8
2 uur
2 uur
2 uur
2 uur
2 uur
2 uur
taalactiviteiten, incl. spelling
en kringen
lezen/begrijpend
lezen/studerend lezen
schrijven
rekenen en wiskunde
2 uur
3 uur
45 min
6 uur
30 min
2 uur 4 uur 1 uur 2 uur
30 min 30 min 30 min 15 min
6 uur 3 uur 4 uur 4 uur
30 min
30 min 30 min
1 uur
1 uur 30 min
30 min 3 uur 3 uur 4 uur 4 uur
30 min 30 min 15 min
In 2010 onderzoeken we of we het vak
Engels vanaf gr. 1/2 invoeren.
zie taalac1 uur
Engels
wereldoriëntatie
verkeer
aardrijkskunde
geschiedenis
natuuronderwijs
geestelijke stromingen/hvo
werkuur incl. techniek
tekenen
muziek
handvaardigheid
drama
pauze of fruitkring
totaal aantal uren per week
2 uur 2 uur
30 min 45 min
3 uur 3uur
45 min
4 uur
4 uur
30 min 30 min
tiviteiten
6 uur
30 min
zie
werkuur
1 uur
zie
werkuur
30 min
1 uur
15 min
22 uur
45 min
45 min
45 min
45 min
45 min
5 uur
4 uur 5 uur
30 min
45 min 45 min 1 uur
45 min
45 min
45 min
45 min
45 min
5 uur
45 min
45 min
45 min
45 min
45 min
5 uur
45 min
45 min
45 min
45 min
45 min
5 uur
1 uur
1 uur
1 uur
30 min 30 min 30 min 30 min 30 min 30 min
45 min 45 min 1 uur 1 uur 1 uur 1 uur
30 min
1 uur
15 min
23 uur
45min
30 min
1 uur
15 min
23
uur
45min
30 min
1 uur
15 min
25
uur
45min
30 min
1 uur
15 min
25
uur
45min
30 min
1 uur
15 min
25
uur
45min
1 uur
1 uur
15 min
25
uur
45min
3.5
Didactisch handelen
Op onze school geven de leraren op een effectieve wijze gestalte aan adaptief
onderwijs. We geven onderwijs op maat, en daarom differentiëren we bij de
instructie (directe instructie) en de verwerking (zowel naar inhoud als naar
tempo). Omdat we veel waarde hechten aan de zelfstandigheid van de leerlingen,
laten we leerlingen waar mogelijk samenwerken. Onze afspraken zijn:
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
Lessen zijn goed opgebouwd
De instructie wordt gedifferentieerd aangeboden op drie niveaus
De leraren geven directe instructie
De leraren zorgen dat er meerdere oplossingsstrategieën aan bod komen
De leerlingen werken zelfstandig samen
De leraren geven ondersteuning en hulp (vaste ronde)
De leraren laten leerlingen hun werk zo veel mogelijk zelf corrigeren
De leraren zorgen voor stofdifferentiatie
De leraren zorgen voor tempodifferentiatie
3.6
Kerndoelen en leerlijnen
De overheid gaat uit van de vrijheid van onderwijs en erkent de autonomie van
scholen. Als subsidieverstrekker stelt zij wel eisen aan de kwaliteit van het
geboden onderwijs, in de vorm van zogenaamde ‘kerndoelen’. Deze zijn
gerangschikt per leergebied. Bij de te realiseren vakinhoudelijke ontwikkelingen
zal steeds toetsing aan de kerndoelen plaatsvinden. Zo kan bij de aanschaf van
nieuwe methoden worden volstaan met de constatering of deze aan de kerndoelen
voldoet en of deze passen bij de visie van de school.
Bij de zelf te ontwikkelen leerlijnen zullen de kerndoelen nauwgezet worden
ingepast.
Ons streven is om bij elk kind er uit te halen wat er in zit met een hoog
ambitieniveau. In de bijlage zijn de kerndoelen beschreven. Op server van de
school staan voor alle jaargroepen de leerlijnen van de diverse groepen op rij.
Een schoolspecifieke uitwerking van de diverse leerlijnen is nog een ontwikkelpunt.
Inmiddels hebben we deze voor rekenen al in kaart gebracht.
3.7
Resultaat gericht werken
Resultaatgericht werken is een middel om doelgericht de kwaliteit van het
te verbeteren. Dit betekent dat duidelijk wordt gemaakt wat de betekenis is van
opbrengstgericht werken en hoe dit in de praktijk op functionele wijze handen en
voeten kan krijgen.
Een groeiend aantal scholen in Nederland is in het kader van de Pilots Taalbeleid
onderwijsachterstanden en de taal/lees- en rekenverbetertrajecten aan de slag
gegaan met het scherp in beeld brengen van de leerling-resultaten op de
verschillende aspecten van de taal/lees- en rekenwiskundige ontwikkeling. Deze
scholen hebben inmiddels ervaren hoe nuttig het kan zijn om met het gehele team
leerling-resultaten te analyseren en er conclusies aan verbinden. Door conclusies
bespreekbaar te maken en hieraan gerelateerd ook gerichte initiatieven te nemen
kan het onderwijsaanbod en het gedrag en handelen van de leerkracht beter
worden afgestemd op wat leerlingen nodig hebben voor een goede ontwikkeling van
de basisvaardigheden. Door opbrengstgericht werken te relateren aan het leren
van de basisvaardigheden krijgt vooral het primaire onderwijsproces accent.
Daarbij gaat het vooral om de afstemming van de pedagogische en didactische
onderwijsbehoeften.
De Regenboog maakt gebruik van o.a. het leerlingvolgsysteem van CITO om de
leerling-resultaten te volgen en te analyseren. Uit de diagnose kan vervolgens
gericht het plan van aanpak ter verbetering van de resultaten gemaakt worden.
Het resultaatgericht werken is voor de komende jaren een speerpunt ter
verbetering.
Er is nog veel winst te behalen als het gaat om de individuele - en
groepshandelingsplannen. De afgelopen jaren is er veel aandacht geweest voor
verbetertrajecten t.a.v. lezen, spelling en rekenen. De aanzetten die in het
schooljaar 2009-2010 gemaakt zijn t.a.v. rekenonderwijs binnen het excellent
leren zijn een voorbeeld van een positieve ontwikkeling. In de komende 4 jaar zal
de aandacht zich ook moeten gaan richten op de woordenschatontwikkeling, het
begrijpend lezen, de Engelse taal en het maken van groepshandelingsplannen.
3.8 ICT
In de huidige informatiemaatschappij is computervaardigheid inmiddels zo
belangrijk, dat men zich diskwalificeert door onbekendheid met dit medium. Een
intensieve kennismaking met de computer is daarom belangrijk voor alle leerlingen.
Kansongelijkheid door het toevallig niet thuis kunnen beschikken over deze
apparatuur moet door de school worden tegengegaan.
Algemene toegankelijkheid van multimediacomputers is inmiddels gerealiseerd op
alle locaties. Teneinde alle leerlingen en leerkrachten daadwerkelijk de
gelegenheid te bieden om grondig kennis te maken met de mogelijkheden op
informaticagebied, is diverse apparatuur aangeschaft. Op beide locaties van de
‘Regenboog’ zijn netwerken aangelegd en is er internetverbinding. Vanaf 2010 is in
de groep 3 t/m 8 in ieder klas een digitaal schoolbord in gebruik.
Vanaf 2013-2014 is in iedere groep een digitaal schoolbord aanwezig.
ICT binnen Stichting ATOS:
Binnen stichting ATOS is een gezamenlijke visie geformuleerd in het ATOS ICTbeleidsplan 2008-2012 en een daaruit voortvloeiende planning gemaakt voor alle
scholen. Centraal staat hierbij het aansluiten op de moderne ontwikkelingen en
het faciliteren daarvan. Het bestuur wil daarvoor een investering doen.
Daarnaast is er aandacht voor de ondersteuning van leerkrachten tijdens dit
veranderingsproces.
Scholen blijven naast de geformuleerde visie van de stichting autonoom om
accenten aan te brengen op schoolniveau op het gebied van ICT. Er zijn op
stichtingsniveau inmiddels initiatieven in gang gezet op het gebied van invoering
van digitale schoolborden en gebruik van intranet.
Er is een stuurgroep opgericht bestaande uit de directeur en ICT-er van obs de
Regenboog aangevuld met 2 bestuursleden. Deze stuurgroep zorgt voor
ontwikkeling van ATOS ICT beleid en voor de uitvoering van de opgestelde
plannen.
De 2 stichting ATOS ICT- hoofddoelen tijdens de huidige planperiode:
1. Uitbreiding van de invoering van digitale schoolborden. De eerste digitale
schoolborden zijn geplaatst. De betreffende leerkrachten hebben scholing
gehad. Deze periode is het de bedoeling de uitrol van dit plan af te ronden
en de leerkrachten te ondersteunen bij het gebruik daarvan.
2. Uitbreiding van het gebruik van het nieuw ontwikkelde intranet. Voor de
leerkrachten is het intranet geïntroduceerd en vrijgegeven. Functionaliteit
van dit medium wordt stapsgewijs uitgebreid. Op dit moment krijgen
webmail, LVS en leerlingenadministratie een plek op het intranet.
Uitwisseling van gegevens, samenwerking, communicatie en beschikbaarheid
vanaf iedere locatie zijn uitgangspunten die centraal staan. Gedurende de
planperiode krijgen de overige betrokkenen (ouders, MR, OR, bestuur,
leerlingen) bij de school ook toegang tot een voor hun bestemd deel van
intranet.
3. Invoering en gebruik van Plannex, een webbased omgeving voor
(hoog)begaafde leerlingen.
ICT binnen obs de Regenboog
Hoofddoelen tijdens de planperiode:
1. Het optimaliseren van computergebruik als ondersteuning bij de
lessen door zowel leerlingen als leerkrachten. De ict-ers hebben de
taak dit proces op te zetten en te begeleiden.
2. Het optimaliseren van gebruik van digitale schoolborden tijdens de
lessen.
3. Het verder uitbreiden van de intranetomgeving en het optimaliseren
van het gebruik door leerkrachten en overige geledingen binnen de
organisatie.
4. Het borgen van het gebruik van het digitale SEO-volgsysteem:
3DmenSEOnaal. ( In 2014 zal een nieuw volgsysteem worden gekozen,
omdat 3DmenSeonaal uit bedrijf wordt genomen.)
5. Invoering en gebruik van het digitaal handelingsprotocol
hoogbegaafdheid.
6. Oriëntatie op en invoering van een nieuw volgsysteem voor de
kleutergroepen.
7. Vernieuwen van de website welke aansluit op de sharepoint omgeving.
De ICT-ers vormen de spil tussen aansturing en ondersteuning van alle ICT
plannen en activiteiten. Een en ander gebeurt in nauw overleg met de directeur.
Daarnaast zijn ze verantwoordelijk voor het oplossen van kleine acute hulpvragen
en het begeleiden van leerkrachten bij het computergebruik.
Het beheren van de netwerken is uitbesteed aan een extern bedrijf: de Wal-ict
uit Huissen.
Vanaf december 2003 hebben we met het hele team onze visie bepaald die nog
steeds geldig is en uitgebreid is naar de laatste ontwikkelingen. Er zijn de
volgende doelen vastgesteld:
Visie:
ICT sluit aan bij de maatschappelijke ontwikkelingen
ICT is een goed middel om zelfstandigheid van de leerlingen te vergroten
ICT is een goed differentiatiemiddel op het gebied van tempo, leerstof, leerstijl
en remediering
ICT brengt een schat aan nieuwe informatieverschaffing, verwerking en
uitwisseling.
Groepsspecifieke doelen:
Groepen 1/2:


De kinderen dienen aan het eind van hun kleuterperiode om te kunnen gaan
met de muis.
De kinderen laten ervaren dat computers je dingen kunnen laten zien
(informatie) en dat je daar zelf keuzes in kan maken. Het resultaat daarvan
is direct te zien. Er kan hier gedacht worden aan “ edutainment”
programma’s op bijv. het gebied van taal, aanvankelijk lezen, aanvankelijk
rekenen en wereldoriëntatie.
De kinderen hebben aan het eind van de kleuterperiode gewerkt met de
specifieke kleuterprogramma’s.
Groepen 3-4-5:





Aan het eind van deze bouw kunnen de kinderen zelfstandig werken met de
programma’s die wij gebruiken op het gebied van taal, rekenen, topografie.
Aan het eind van deze bouw kunnen de kinderen zelfstandig werken met het
tekstverwerkingsprogramma “ Word” ten behoeve van bijv. stukjes voor de
Boogletter, website, briefjes, verhalen, en verslagen. Dit met
gebruikmaking van: hoofdletters, cursief, dikgedrukte of onderstreepte
woorden.
Aan het eind van deze bouw wordt een begin gemaakt met het gebruik van
Internet. De kinderen bezoeken de website van de rekenmethode “ alles
telt”, de schoolwebsite, kennisnet etc. Ze leren kortom omgaan met
Internet en gebruik te maken van de mogelijkheden.
Aan het eind van de bouw kunnen de leerlingen omgaan met het digitale
schoolbord.
Aan het einde van de bouw hebben de kinderen geleerd wat de gevaren van
internet kunnen zijn en hoe ze hier mee om kunnen gaan.
Groepen 6-7-8:



Aan het eind van deze bouw kunnen de kinderen zelfstandig werken met de
programma’s die wij gebruiken op het gebied van taal, spelling, rekenen,
topografie.
Aan het eind van deze bouw kunnen de kinderen de computer gebruiken om
de volgende zaken zelfstandig te produceren: spreekbeurten, werkstukken
en boekbesprekingen. Daarbij kan van alle ICT-programma’s en middelen die
tot onze beschikking staan gebruik worden gemaakt. Het digitale
schoolbord is daarbij een belangrijk middel.
Aan het einde van deze bouw kunnen leerlingen ook zelfstandig werken met
een laptop. Het streven is om vanaf groep 6 te starten met werken in de
hal, waar een draadloos netwerk is geplaatst om leerlingen de mogelijkheid
te bieden om met een laptop aan de slag te kunnen.
Leerkrachten:








De leerkrachten beheersen de basisvaardigheden om te kunnen werken
met digitaal schoolbord, computers, computerprogramma’s en internet.
De leerkrachten kunnen werken met het digitale schoolbord.
De leerkrachten kunnen omgaan met gegevensverwerking van het
Leerlingvolgsysteem en het SEO volgsysteem 3DmenSEOnaal.
De leerkrachten leren zelf de vaardigheden die ze moeten overbrengen op
de kinderen
Leerkrachten die bepaalde basisvaardigheden missen, moeten uit eigen
initiatief scholing volgen. Wensen op dit vlak kunnen worden aangegeven bij
coördinatoren en directeur.
De leerkrachten zetten computers in bij remediering in de klas m.b.v.
remediërende programma’s, bij ontdekkend leren, bij informatie verzamelen
en bij automatiseringsoefeningen
De leerkrachten kunnen communiceren/mailen met collega’s van o.a. ATOSbestuur scholen.
Verrichten van administratieve handelingen voor ondersteunende
activiteiten (bijv. handelingsplannen).
Management:

Het management maakt gebruik van ICT ten behoeve van administratie en
communicatie.
Andere doelen zouden op termijn kunnen zijn:
Voor kinderen:


Vlot leren typen.
Communiceren/mailen of samenwerken met partnerscholen bijvoorbeeld in
het kader van “ Excellent leren/Plannex”.
Zelfstandig werken met randapparatuur ( bijv. digitale camera)


Voor leerkrachten:

Specifieke programma’s en vaardigheden leren.
Bij het formuleren van doelen en het maken van de daarbij behorende keuzes
horen ook onlosmakelijk onderwijskundige veranderingen die al plaatsvinden en
waarschijnlijk nog plaats gaan vinden. Denk bijvoorbeeld aan ICT gebruiken bij
zelfstandig werken, de uitvoering van zorg, het omgaan met verschillen, ICT als
belangrijke informatiebron en ICT als communicatiemiddel.
Tijdens alle ICT-vernieuwingen de leerkrachten ondersteund en krijgen waar
nodig scholing. In de voorgaande planperiode is veel tijd geïnvesteerd om alle
leerkrachten op een basisniveau te krijgen. Dit traject is afgerond.
Om computergebruik laagdrempelig te maken en houden heeft de ict-er een
eenvoudige handleiding gemaakt die steeds wordt bijgesteld. Zo kan iedereen aan
de hand van eenvoudige beschrijvingen computer intranet en programma’s beter
leren kennen. Het intranet wordt gebruikt om deze handleidingen en gegevens
bereikbaar te maken.
Met de leerkrachten is afgesproken om per klas een beurten
systeem/weekplanning op te zetten om de kinderen regelmatig met de computer
te laten werken. Het is de bedoeling dat dit regelmatig geëvalueerd, bijgestuurd
en uitgebreid wordt tijdens het paralleloverleg. De leerkrachten zijn daar zelf
verantwoordelijk voor.
Voor de e-mail, het internet en de website zijn voor zowel leerkrachten als
leerlingen protocollen opgesteld. De leerkracht heeft als taak dit regelmatig
onder de aandacht te brengen van de leerlingen. Vooral bij de hogere klassen is
het van belang correct computer/internet gebruik bespreekbaar te maken en de
gevaren van internet en digitaal pesten te behandelen. Het preventief
bespreekbaar maken heeft de voorkeur boven reactief. Leerkrachten kunnen bij
de ICT-er terecht voor materiaal voor deze lessen.
4. Pedagogisch klimaat
4.1 Onze pedagogische visie
Onze leraren zijn van cruciaal belang. Zij hebben (onder meer) een vormende en
opvoedende taak om hun leerlingen op te voeden tot ‘goede burgers’. Daarom
vinden we het belangrijk, dat leerlingen goed met zichzelf en met anderen
(dichtbij en ver weg) kunnen omgaan. Leraren creëren daartoe een veilig en
gestructureerd klimaat waarin kinderen zich gewaardeerd en gerespecteerd
voelen. Leerlingen ontvangen positieve feedback en worden bij ongewenst
gedrag op passende wijze gecorrigeerd.
Kernwoorden zijn: relatie, competentie en autonomie. Wij hechten veel waarde
aan een positieve en motiverende leraar, een begeleider die ervoor zorgt, dat de
leerlingen het werk zelfstandig (samen met anderen) kunnen doen.
4.2 Regels en afspraken
Voor een veilig en gestructureerd klimaat zijn duidelijke regels en afspraken
nodig. De school hanteert de volgende regels en afspraken:
1. De leraren zorgen voor een ordelijke klas
2. De leraren zorgen voor een functionele en uitdagende leeromgeving
3. De leraren gaan positief en belangstellend met de leerlingen om
4. De leraren zorgen voor interactie met en tussen de leerlingen
5. De leraren bieden de leerlingen structuur
6. De leraren zorgen voor veiligheid
7. De leraren hanteren de afgesproken regels en afspraken
8. De leraren laten de leerlingen zelfstandig (samen) werken
3 3D-menSEOnaal
De Regenboog heeft naast een volgsysteem op cognitief gebied ook een systeem
om de Sociaal Emotionele ontwikkeling te volgen. Vanaf schooljaar 2009-2010 zijn
alle leerlingen ingevoerd door de eigen leerkracht. Doel hiervan is om een
overzicht te hebben van de ontwikkeling van de kinderen. Op die manier kunnen we
schoolbreed en klas specifiek beter in kaart brengen wat eventuele
verbeterpunten zijn en daar naar handelen. Naast de observaties en signaleringen
die leerkrachten doen op grond vanuit hun professionele vakmanschap, hebben we
met dit instrument een hulpmiddel die alles beter zichtbaar maakt.
Op individueel niveau hebben de leerkrachten goed in kaart wat de sterkte- en
zwakte punten zijn van de leerlingen op sociaal emotioneel gebied.
Aan de hand van de uitslag kan een leerkracht beslissen om te komen tot
planmatig handelen. De handleiding die hoort bij 3D-menSEOnaal biedt hiervoor
genoeg mogelijkheden. Ook kan de handleiding worden gebruikt als bronnenboek
voor lessen sociale omgang in de klas.
4.4 Rots en water
In toenemende mate ervaren wij dat er kinderen zijn die weinig weerbaar zijn of
die hun fysieke kracht op de verkeerde wijze inzetten. Mogelijke redenen kunnen
zijn: verschillen tussen jongens en meisjes, verschillen in normen en waarden
binnen de gezinnen, minder beweging als gevolg van opkomst van de media, drukke
agenda´s van de kinderen na schooltijd, minder doorverwijzing naar speciaal
onderwijs.
Op school vinden wij het onze opdracht om ook deze kinderen beter te
begeleiden. In juni 2010 gaat een deel van het team de training `Rots en
Water`volgen met als doel dit in te zetten op onze school.
Het Rots en Waterprogramma is een weerbaarheidsprogramma voor jongens en
meisjes. Het is een beproefde methode om de eigen weerbaarheid te leren
vergroten (geloven in de eigen kracht) en tegelijkertijd anderen respectvol
tegemoet te treden. Het wordt onder andere gebruikt om pestgedrag in groepen
om te buigen en de sociale omgang naar elkaar te verbeteren.
Het Rots en Waterprogramma onderscheidt zich door zijn meervoudige
doelstelling en het brede pedagogisch perspectief, waarbinnen de training van
weerbaarheid een wezenlijke, natuurlijke functie vervult. De ontwikkeling van de
fysieke weerbaarheid is niet alleen doel op zich maar is vooral ook middel om
mentale en sociale vaardigheden te ontwikkelen. Het mensbeeld dat in Rots en
Water wordt geschetst omvat de sociale identiteit, de psychologische identiteit
en de spirituele identiteit. Middels het Rots en Waterconcept wordt de balans
gezocht tussen de harde, onwrikbare rotshouding versus de beweeglijke,
verbindende waterhouding. Het Rots en Water programma is ontwikkeld door
Freerk Ykema.
Zodra de leerkrachten de training gevolgd hebben zal met het team besproken
worden hoe we deze methode als middel in kunnen zetten om de weerbaarheid en
respectvol omgaan met elkaar te vergroten.
4.5 Burgerschap en sociale integratie
Nederlandse scholen voor primair en voortgezet onderwijs zijn sinds 1 februari
2006 wettelijk verplicht om actief burgerschap en sociale integratie te
bevorderen (Wet op het primair onderwijs, artikel 8 lid 3). Aanleiding hiervoor
zijn twee maatschappelijke ontwikkelingen die kenmerkend zijn voor de afgelopen
decennia. De eerste is individualisering, waardoor de betrokkenheid op elkaar, en
op de politiek in het bijzonder is afgenomen. De tweede is de omvangrijke
allochtone populatie, die minder bekend is met de burgerschapstraditie.
Door burgerschap een prominente plaats in het onderwijs te geven, hoopt de
overheid te bereiken dat individuen, die afkomstig zijn uit de meest uiteenlopende
tradities, een gemeenschappelijk perspectief krijgen op de bijdrage die zij als
burgers aan de samenleving kunnen leveren. Aandacht voor burgerschap in het
onderwijs moet ertoe leiden dat jongeren het vermogen en de bereidheid
ontwikkelen om deel uit te maken van een gemeenschap, en dat ze ook
daadwerkelijk een actieve bijdrage aan zo’n gemeenschap gaan leveren. En door
‘sociale integratie’ op de onderwijsagenda te zetten, moeten leerlingen bekend
zijn met en betrokken zijn bij uitingen van de Nederlandse cultuur, en bovendien
kunnen deelnemen aan de maatschappij en haar instituties .
De overheid schrijft scholen alleen voor dat er aandacht wordt besteed aan
burgerschap, en niet hoe hieraan invulling moet worden gegeven. Wel zijn er een
aantal ‘handreikingen’ gedaan, zoals in de Voorlichtingspublicatie, betreffende het
primair en voortgezet onderwijs van het Ministerie van OC&W. De SLO heeft
kernleerplannen ontwikkeld, die scholen houvast geeft bij het plannen en
uitvoeren van een lesprogramma en het inbedden van burgerschapsvorming in hun
schoolcurriculum. Scholen kunnen leerlingen bijvoorbeeld kennis bijbrengen over
verschillende culturen, religies en etniciteiten, en hen in contact brengen met
leeftijdsgenootjes die een andere achtergrond dan zijzelf hebben. Dat hoeft niet
per se in een apart vak te gebeuren. Burgerschapsvorming kan in de les worden
behandeld, maar dan veeleer geheel moet bijvoorbeeld openstaan naar de
maatschappij en de daarin aanwezige diversiteit, door leerlingen in contact te
brengen met de lokale en regionale samenleving.
De Regenboog besteedt expliciet aandacht aan deze thema’s in de lessen HVO, in
themalessen van taal en wereldoriëntatie en bij losse projecten.
Verder worden er elk jaar activiteiten georganiseerd waarbij er voor goede
doelen geld gegenereerd wordt. Deze doelen verschillen elk jaar. Zo is er een
actie opgezet t.b.v. vluchtelingen in Birma, slachtoffers van de tsunami in
Thailand en slachtoffers van de aardbeving in Haïti. Het streven is om zoveel
mogelijk concrete doelen te sponsoren, zodat de kinderen weten waar de gelden
besteed worden. Ook doen we mee met acties die dichter bij “huis” liggen.
Voorbeelden daarvan zijn de jaarlijkse zwerfvuilcampagne, de boomplantdag en de
4 meiherdenking in de gemeente Lingewaard.
5. Organisatie van de leerstof
5.1 Rekenen en wiskunde
Doelstelling
Het onderwijs in rekenen/wiskunde is erop gericht, dat de leerlingen
 verbanden kunnen leggen tussen het onderwijs in rekenen/wiskunde en
hun dagelijkse leefwereld;
 basisvaardigheden verwerven, eenvoudige wiskundetaal begrijpen en
toepassen in praktische situaties;
 reflecteren op eigen wiskundige activiteiten en resultaten daarvan op
juistheid controleren;
 eenvoudige verbanden, regels, patronen en structuren opsporen;
 onderzoek- en redeneerstrategieën in eigen woorden beschrijven en
gebruiken.
Bij het rekenen gaan we uit van de basisstof. Alle kinderen krijgen dit
aangeboden.
Kinderen die moeite hebben met het rekenen en extra hulp van de leerkrachten
nodig hebben kunnen binnen de methode extra oefenen. Vanaf groep 5 kunnen
kinderen, die daarvoor in aanmerking komen, werken met een minimum programma.
Anderen die de rekenactiviteiten vlot begrijpen kunnen verder werken aan
verrijkingsstof en/of plustaken uit de methode. De activiteiten van rekenenwiskunde komen uit de methode ‘Alles telt’. N.a.v. het inspectiebezoek zullen we
een aantal zaken oppakken ter verbetering. Deze staan beschreven in 7.1 naar
aanleiding van het meest recente inspectiebezoek (april 2010)
Ter voorbereiding van het voortgezet onderwijs willen we in de komende 4 jaar
onderzoeken in hoeverre de referentiekaders van rekenen een bijdrage kunnen
leveren aan de overgang PO-VO.
Methodes:
Groep 1-2:
Alles telt
Ontwikkelingsmaterialen
Computerprogramma’s
Groep 3-8:
Alles telt
Maatschrift (voor leerlingen die moeite hebben met rekenen en een eigen
leerlijn hebben)
Rekentijgers en Kien (voor leerlingen die meer aankunnen)
Methode gebonden en aanvullende computerprogramma’s
5.2
Nederlandse taal
Nederlandse taal
Doelstelling
Het onderwijs in Nederlandse taal is erop gericht, dat de leerlingen:
 vaardigheden ontwikkelen waarmee ze deze taal doelmatig gebruiken
in situaties die zich in het dagelijks leven voordoen;
 kennis en inzicht verwerven omtrent betekenis, gebruik en vorm van
taal;
 plezier hebben en houden in het gebruiken en beschouwen van taal.
In de groepen 1/2 zijn er diverse activiteiten om actief met taal om te gaan. Zo
wordt het taalgebruik en de taalbeleving bevorderd in de kringactiviteiten en bij
de weekendverhalen. De methode van de Leeslijn heeft ook materialen die in de
groepen 1/2 gebruikt worden. Enkele jaren gelden hebben de leerkrachten van
deze groepen een scholing gehad: “de taallijn”. Deze worden gebruikt bij
projecten en om de woordenschat te vergroten. Het gebruik van de taallijn moet
de komende jaren nog meer geborgd worden.
Voor de groepen is er een gedifferentieerde leesmethode. Deze is uitermate
geschikt om kinderen op het voor hun geschikte niveau te laten lezen en
begeleiden. Eén groep volgt het leespad van ‘de Leeslijn’. Zij zijn al zover in het
lees- en schrijfproces, dat zij nauwelijks meer instructie nodig hebben bij het
verder leren lezen en schrijven. Zij krijgen materiaal van de leerkracht en kunnen
zelf aan de slag, de leerkracht houdt uiteraard een oogje in het zeil De andere
groep volgt de leesweg van ‘de Leeslijn’. Zij maken een begin met het leren lezen
en schrijven. Stap voor stap biedt de leerkracht alle letters via activiteiten en
materialen aan, waarna de kinderen aan de slag kunnen om te leren lezen.
Vanaf groep 4 werken de kinderen ook met een taalmethode. In het schooljaar van
2010/2011 zal er een nieuwe taalmethode ingevoerd worden. Een belangrijk
aandachtspunt bij de nieuwe methode is een passende spellingsmethode en
aandacht voor woordenschatontwikkeling.
De leerkrachten van de school hebben de afgelopen jaren scholing gevolgd op
gebied van dyslexie. Voor de groepen is er een dyslexieprotocol. Deze biedt
handreiking voor de groepen om adequaat met het leesprobleem om te kunnen
gaan.
Voor alle activiteiten geldt dat er vanuit autonomie gewerkt kan worden d.w.z. met
ruimte voor zelfstandigheid, zelfverantwoordelijkheid en zelfredzaamheid.
Doelen en opbrengsten moeten voor leerlingen duidelijk zijn. In de 2e helft van
groep 4 wordt gestart met begrijpend lezen. In een van de volgende schooljaren
wordt de methode vervangen.
Methodes:
Groep 1-2:
Taallijn
Ontwikkelingsmaterialen
Computerprogramma’s
Naar lezen, schrijven en rekenen
Thema’s en projecten
Prentenboeken
Groep 3-8:
De Leeslijn (boeken en materialen)
Avi leeskaarten
Avi leeskaarten
Avi leesboeken
Computerprogramma`s
Taal groep 4-8
Taaljournaal
Begrijpend lezen: Groep 4-8
Tekst verwerken
5.3
Engelse taal
Engelse taal
Doelstelling
Het onderwijs in de Engelse taal is erop gericht, dat de leerlingen:
 vaardigheden ontwikkelen waarmee ze deze taal op een zeer eenvoudig
niveau gebruiken als communicatiemiddel in contact met mensen die zich
van deze taal bedienen;
 kennis hebben van de rol die de Engelse taal speelt in de Nederlandse
samenleving en als internationaal communicatiemiddel.
 Engels binnen VVTO: vroeg vreemde talenonderwijs. Tijdens de Europese
top in Lissabon (2000) en in Barcelona (2002) is afgesproken dat de
Europese lidstaten het aanbieden van minimaal twee vreemde talen op
jonge leeftijd gaan stimuleren. In 2010 start de Regenboog met
onderzoek in hoeverre het mogelijk is om Engels binnen vvto aan te bieden.
Er is een werkgroep geformeerd om de mogelijkheden te onderzoeken om
vanaf groep 1/2 Engels aan te bieden. Als aan het einde van het schooljaar
2010-2011 blijkt dat dit succesvol is, zal er gewerkt worden naar een
invoeringstraject. Mogelijk dat de methode Engels vervangen zal gaan
worden.
Methode
Groepen 7-8
Hello You
5.4
Oriëntatie op jezelf en de wereld
Doelstelling
In dit leergebied oriënteren leerlingen zich op zichzelf, op hoe mensen
met elkaar omgaan, hoe ze problemen oplossen en hoe ze zin en betekenis
geven aan hun bestaan. Leerlingen oriënteren zich op de natuurlijke
omgeving en op verschijnselen die zich daarin voordoen. Leerlingen
oriënteren zich ook op de wereld, dichtbij, veraf, toen en nu en maken
daarbij gebruik van cultureel erfgoed.
Onder deze noemer zijn diverse kennisgebieden ondergebracht. De
kennisgebieden die op De Regenboog aan bod komen zijn; aardrijkskunde,
geschiedenis, natuuronderwijs & gezond gedrag, techniek en verkeer.
Vanaf groep 5 worden voor bovenstaande kennisgebieden methodes
gebruikt.
Voor de groepen 1 t/m 4 wordt gewerkt met projecten en thema´s die
dicht bij de belevingswereld van de kinderen liggen. Vaak worden deze
projecten in samenhang aangeboden.
5.4.1 Aardrijkskunde
Doelstelling
Het aardrijkskundeonderwijs is erop gericht, dat de leerlingen:

zich een beeld vormen van de aarde en haar belangrijkste regio’s;

inzicht verwerven in de manier waarop de natuur en het menselijk
handelen de ruimtelijke inrichting beïnvloeden;

zich enige geografische kennis en vaardigheden eigen maken.
Methode
Groepen 5-8
Hier en daar
5.4.2 Geschiedenis
Doelstelling
Het geschiedenisonderwijs is erop gericht, dat de leerlingen:

zich beelden vormen van in tijd geordende verschijnselen en
ontwikkelingen;

besef krijgen van continuïteit en verandering in het leven en in de
geschiedenis van de samenleving;

zich enige historische basisvaardigheden eigen maken;

kennis en inzicht verwerven over inrichting en structuur van de
maatschappij.
Methode
Groepen 5-8
Brandaan
5.4.3 Natuuronderwijs en gezond gedrag
Doelstelling
Natuuronderwijs en gezond gedrag is erop gericht, dat de leerlingen:

plezier beleven aan het verkennen van de natuur vanuit een kritische
en vragende houding en zorg hebben voor een gezond leefmilieu;

kennis, inzicht en vaardigheden verwerven die mensen nodig hebben
om op juiste wijze met de levende en niet-levende natuur om te gaan;

een onderzoekende en waarderende houding ten opzichte van de
natuur en een gezond leefmilieu ontwikkelen;

kennis, inzicht en vaardigheden verwerven ten aanzien van een
gezond gedragspatroon dat past bij henzelf en bij de omgeving waarin ze
opgroeien

d.m.v. het programma Smaaklessen willen we kinderen laten ervaren
hoe leuk het is om praktisch met eten bezig te zijn. Door het proeven,
ruiken, voelen en zien van voedsel verkennen kinderen de wereld achter
hun eten.
In een van de komende jaren zal de methode voor natuuronderwijs
vervangen worden.
Methode
Groepen 5-8
 Natuuronderwijs: In Vogelvlucht
 Voor onderwijs in gezond gedrag is op school de “Smaakkist”
aanwezig. De lessen zijn gebaseerd op een idee van chef-kok Pierre
Wind.
5.4.4
Techniek
Doelstelling:
Het onderdeel techniek wordt binnen het werkuur aangeboden als
onderzoeksactiviteit. In de groepen 1/2 is wordt techniek aangeboden met
zelf onderworpen kaarten en staat ruimtelijke oriëntatie en constructie
centraal. In de groepen 3 en 4 komt techniek aan de orde d.m.v. projecten.
Vanaf groep 5 worden de onderzoeksactiviteiten aangeboden met behulp
van de kaarten van de methode.
Methode
Groepen 5-8
Toptechneut
5.4.5 Verkeer
Doelstelling
Het onderwijs in sociale redzaamheid, waaronder gedrag in het verkeer is
erop gericht, dat de leerlingen kennis, inzicht en vaardigheden verwerven
als consument en als deelnemer aan het verkeer en groepsprocessen.
Methode
Groepen 5-8
Verkeerskrant 3 VO
5.5
Bewegingsonderwijs
Doelstelling
Het bewegingsonderwijs is erop gericht, dat de leerlingen:

kennis, inzicht en vaardigheden verwerven om hun
bewegingsmogelijkheden te vergroten;

enige kenmerkende hulpmiddelen en bijbehorende begrippen kunnen
gebruiken;

een positieve houding ontwikkelen, dan wel behouden, met
betrekking tot deelname aan de bewegingscultuur;

omgaan met elementen als spanning, verlies en winst.
Sinds 2008 werkt de Regenboog nauw samen met de opleiding HAN ALO in
Nijmegen. Deze leidt de toekomstige leraren lichamelijke opvoeding op.
Jaarlijks komen stagiaires gymlessen geven volgens de nieuwe inzichten.
Onze eigen docenten zijn altijd aanwezig bij de gymlessen. Zij ervaren dat
ook zij leren van de lessen die de stagiaires geven. Personeel dat in vaste
dienst is van Stichting ATOS, maar geen gymbevoegdheid heeft, krijgen
de opdracht om zich te scholen om de gymbevoegdheid te behalen.
Stichting ATOS heeft dit in haar scholingsbeleid opgenomen.
De methodes voor gymonderwijs moeten in de komende jaren onder de
loep worden genomen. Mogelijk zullen deze vervangen moeten worden voor
zowel de kleuterbouw als de groepen 3 t/m 8.
Methode
Groepen 1/2: Bewegingsonderwijs in het speellokaal
Groepen 3 t/m 8: Bronnenboeken v. v. Gelder en Stroes
5.6 Kunst- en cultuureducatie
Kunst en cultuur vormen de rijke leeromgeving die enerzijds automatisch
bij de alledaagse werkelijkheid hoort en anderzijds expliciet aandacht
verdient om tot de leefwereld van kinderen gerekend te kunnen worden.
Kinderen krijgen niet automatisch deze bagage mee.
In ons onderwijs moeten situaties ontworpen en uitgevoerd worden die
kunst en cultuur een groter draagvlak zullen geven in de praktijk van
alledag op de basisschool vanuit onze visie op leren. Op onze school vinden
wij het belangrijk dat elk kind de kans krijgt om vertrouwd te raken met
kunst en cultuur. De expressievakken nemen dan ook een belangrijke
plaats in. Daarnaast zijn er een aantal aanvullende activiteiten waar kunst
en cultuur een plaats in heeft.
5.6.1. Actief
5.6.1.1
Crea-uur
Elke week hebben we een creatieve middag. Kinderen uit de
groepen 1-2, 3-4 , 5-6 en 7-8 worden in die twee jaargroepen
gemixt en krijgen gedurende 4 weken een van de expressievakken.
De groepen worden gemengd, zodat kinderen van verschillende
leeftijden bij elkaar zitten. Ze leren dan mét elkaar en ván elkaar.
Een leerkracht die goed is in een bepaald vak geeft dat vak aan
die gemixte groep les rondom een bepaald thema. De eerste drie
weken zijn vooral gericht op het ervaren en het maken van een
product (beeldend werk, textiele werkvorm, schilderij, tekening,
dans, toneelstuk, techniekwerkstuk). De laatste les is vooral
gericht op de presentatie van het product en het proces daarvan.
In de aula worden de werkjes van de kinderen tentoongesteld op
de expositiezuilen. Ouders zijn van harte welkom om de
exposities te bewonderen.
Zo kunnen alle kinderen alle disciplines ervaren. Daarnaast hebben
alle kinderen van de eigen leerkracht ook wekelijks een van de
creatieve vakken op het programma staan.
5.6.1.2
De vakgebieden handvaardigheid, tekenen,
drama, dans, muziek
Doelstelling

Het onderwijs in tekenen en handvaardigheid is erop gericht,
dat de leerlingen:kennis, inzicht en vaardigheden verwerven
waarmee ze hun gedachten, gevoelens, waarnemingen en
ervaringen op persoonlijke wijze kunnen vormgeven in
beeldende werkstukken;leren reflecteren op beeldende
producten en inzicht verwerven in de wereld om ons heen: de
gebouwde omgeving, interieurs, mode en kleding, alledaagse
gebruiksvoorwerpen en beeldende kunst;kennis en inzicht
verwerven dat uitbeelden en vormgeven gebonden zijn aan
tijd en aan cultuurgebied.

Via drama en dans cq. spel & beweging leren we de leerlingen
beelden, taal, muziek, spel en beweging te gebruiken om er
gevoelens en ervaringen mee uit te drukken en om er mee te
communiceren.
Het muziekonderwijs is erop gericht, dat de leerlingen kennis,
inzicht en vaardigheden verwerven om muziek te beluisteren,
te beoefenen en om met elkaar over muziek te kunnen praten
en op muziek te bewegen.

Naast het crea-uur krijgen leerlingen ook nog lessen van de eigen
leerkracht. Er lopen contacten met de dansacademie van
Hogeschool ArtEZ in Arnhem om stagiaires danslessen te laten
verzorgen. Mogelijk zal er in de komende jaren ook nog contact
gezocht worden met de afdelingen van de Kunstacademie,
Theaterschool en Conservatorium.
Methode voor handvaardigheid, tekenen, drama, dans, muziek
Moet je doen
5.6.1.3 Museumbezoek
April-museummaand: in april bezoekt elke groep een museum. Zo
doorlopen alle kinderen gedurende de schoolloopbaan een museum of
ander cultureel erfgoed. Daarbij sluiten we zoveel mogelijk aan bij
wat de leeftijd van de kinderen past. Er wordt o.a. een bezoek
gebracht aan kasteel Doornenburg, het Watermuseum, het
Museonder, het oorlogsmuseum, het natuurmuseum en museum het
Valkhof.
Op dit moment zijn de museumbezoeken met name activiteiten voor
het moment. In de toekomst willen we meer inhoud gaan geven aan de
museumbezoeken door in de voorbereiding en de verwerking meer
aandacht te besteden aan de inhoud van het bezoek. Op deze wijze
hopen we meer betekenis te geven aan de activiteit. De werkgroep
Kunst- en cultuureducatie zal dit als opdracht krijgen.
Ook zullen we de museumbezoeken gaan vormgeven in een tastbaar
cultureel paspoort als document dat aan het einde van groep 8
meegaat.
5.6.2 Receptief
Schoolvoorstellingen en projecten
Edu-art en cultuurplatform Lingewaard zijn een organisaties die zich
bezighouden met kennis op het gebied van theater, beeldende kunst,
fotografie , film en video, literatuur, dans, muziek en cultureel
erfgoed. Zij bieden projecten of voorstellingen aan om uit te voeren
of te bekijken. .
Jaarlijks bezoeken alle groepen een voorstelling op gebied van kunst
en cultuur. Dit kan afhankelijk van het aanbod elk jaar verschillen. Zo
zijn er toneel-, muziek- en dansvoorstellingen. Voor de jongste
kinderen is er ook wel eens een poppenkastvoorstelling. Deze
voorstellingen vinden soms op school, soms in een gymzaal of in een
theaterzaal plaats.
In voorgaande jaren werden de voorstellingen via Edu-art
georganiseerd. Binnen stichting ATOS zal een werkgroep zich
heroriënteren op het receptief beleid van de scholen van de stichting.
5.7 Schrijfonderwijs
Doelstelling
Bij het schrijven is de doelstelling om het gesproken woord en of
gedachten leren schriftelijk weer te geven. In het bijzonder: Het
kunnen produceren van een goed, leesbaar handschrift, dat er
verzorgd uitziet en in een behoorlijk tempo geschreven kan worden.
Bovendien wordt het creatieve handschrift ontwikkeld.
Het schrijfonderwijs wordt aangeboden binnen het werkuur. Binnen
de methode wordt het schrijfonderwijs ook aangeboden als
motorische oefening en niet alleen als schrijfproduct.
Methodes:
Novoscript
5.7
Levensbeschouwing (LEVO) , Godsdienstonderwijs (GVO) en
Humanistisch Vormingsonderwijs (HVO)
In Nederland kiezen ouders voor een bijzondere school die past bij hun
geloof of levensovertuiging, of voor de openbare school.
“De Regenboog” is een openbare school en heeft Levensbeschouwing vanaf
groep 5 op het rooster staan. Deze lessen worden door de leerkrachten
zelf gegeven, vanuit de methode “Waarom zo”,. Zodra er via het
dienstencentrum GVO en HVO een docent beschikbaar is en er voldoende
vraag is voor lessen vanuit GVO en/of HVO zal Levensbeschouwing
vervangen worden door HVO en/of GVO.
Het recht op godsdienstonderwijs of humanistisch vormingsonderwijs op
de openbare lagere school bestaat al lang, namelijk sinds 1857. (Dit is
wettelijk vastgelegd in artikel 50 en 51 van de Wet op het primair
onderwijs). De lessen zijn alleen bedoeld voor de leerlingen die zich
hiervoor opgeven. Daarbij gaat het om 45 min. per week vanaf groep 5. De
docenten zijn verbonden aan kerken, moskeeën of humanistische
organisaties.
Bij GVO en HVO is één bepaalde religie of levensovertuiging het
uitgangspunt. Veel ouders willen graag dat hun kinderen op school meer te
weten komen over de religie of levensbeschouwing van hun keuze en hoe
hun kind kan ervaren wat het desbetreffende geloof of ook een nietreligieuze levensovertuiging in het leven kan betekenen. In deze zin zou
men kunnen stellen dat ook kinderen op een openbare school het recht
hebben op ‘godsdienstige of levensbeschouwelijke vorming’.
In dit meer subjectieve domein is het logisch dat de lessen GVO en HVO
verzorgd worden door een vakdocent van de desbetreffende
levensbeschouwelijke organisatie die ook de verantwoordelijkheid voor
deze lessen draagt. De openbare school, die in deze een neutrale opstelling
dient te hebben, behoort volgens de wet de lessen te faciliteren door een
lokaal en een plaats in het lesrooster beschikbaar te stellen. De kosten
van de vakdocenten komen ook niet voor rekening van de school, maar voor
rekening van de godsdienstige en levensbeschouwelijke organisaties. De
Rijksoverheid stelt hiervoor de middelen beschikbaar.
Op de Regenboog is de ervaring dat ouders m.n. kiezen voor een vakdocent
HVO. Tot oktober 2009 heeft op de Regenboog een vakdocent HVO lessen
verzorgd. Inmiddels is er een nieuwe aanvraag gedaan en deze is reeds
gehonoreerd. Met ingang van het nieuwe schooljaar 2010-2011 zijn nieuwe
docenten aangesteld door het dienstencentrum HVO/GVO. Deze docenten
geven les aan de leerlingen van de groepen 5 t/m 8.
die de mondelinge6.
Zorg en begeleiding
6.1 Doel en inhoud leerlingenzorg
De leerlingenzorg op ‘de Regenboog’ is in de vorige periode uitgebreid
onder de loep genomen. Een aantal zaken is duidelijk verbeterd en voor
een aantal zaken zijn er protocollen vastgelegd. Adaptief onderwijs en
leerlingenzorg hangen nauw met elkaar samen. Door adaptief te
onderwijzen hoeft minder snel een beroep te worden gedaan op extra
zorg. De noodzakelijke deskundigheidsbevordering voor de bijbehorende
leerkrachtvaardigheden verloopt via bijscholing, al dan niet individueel, of
voor het hele team.
Leerling-zorgmodel van ‘de Regenboog’ :
Op ‘de Regenboog’ is een intern begeleiders (IB-er) werkzaam. De IB-er
heeft eindverantwoordelijk voor de algehele zorg rondom leerlingen. Om
dit te realiseren zijn er verschillende afspraken gemaakt:
 Op onze school is voor iedere leerling een dossier aanwezig. In dit
dossier zit belangrijke informatie over de leerling:
rapportgegevens, toetsgegevens, handelingsplannen of informatie
betreffende gesprekken met ouders. Het dossier is onderverdeeld
in een schooldossier en een groepsdossier. De groepsleerkracht is
verantwoordelijk voor de dossiers van de kinderen die bij hem/haar
in de groep zitten. De IB-er is eindverantwoordelijk voor het
compleet zijn en volgens de afspraken samengestelde dossier. Voor
de ouders is het dossier altijd (op afspraak) ter inzage aanwezig.
 Twee maal per jaar houdt de IB-er een groepsbespreking met de
groepsleerkracht. In deze groepsbespreking komen alle kinderen uit
de groep aan bod. Het kind wordt besproken om de doorgaande lijn
in de gaten te kunnen houden. Vooral zorgkinderen komen in deze
besprekingen uitvoerig ter sprake. In de komende jaren zullen de
groepsbesprekingen gehouden worden aan de hand van de
groepsoverzichten die de leerkrachten maken. In schooljaar 20102011 zal een begin gemaakt worden met het opstellen en invoeren
van groepsplannen.
 Eenmaal in de zes weken is er op onze school een zorguur. Tijdens
een zorguur is er voor de leerkrachten (op intekening) de
mogelijkheid om samen met de IB-er een kind te bespreken
waarover de leerkracht zich zorgen maakt. Samen met de IB-er
wordt gekeken of het noodzakelijk is om een handelingsplan op te






stellen. Ook wordt besproken of het zinvol is om het kind te
bespreken in een leerlingbespreking.
Op onze school werken we met handelingsplannen. Deze
handelingsplannen worden gemaakt door de leerkrachten. Indien
nodig, kan dit ook samen met de IB-er gemaakt worden. In een
handelingsplan geeft de leerkracht aan wat de beginsituatie is van
de betreffende leerling. Vervolgens wordt gekeken naar het doel
van de hulp die geboden gaat worden, welke leerinhoud we daarvoor
gebruiken, de methode die we daarbij hanteren, hoe we het
organiseren en wanneer we het handelingsplan evalueren. De periode
waarin gewerkt wordt met het handelingsplan beslaat maximaal zes
weken. Het handelingsplan wordt ondertekend door de leerkracht,
de ouders en de IB-er.
Vanaf leerjaar 2010-2011 starten we met het opzetten en invoeren
van groepsplannen. Op deze overzichten zijn alle leerlingen in beeld
gebracht door de leerkracht gerangschikt op niveau, instructie
behoefte en onderwijsbehoefte. Geboden zorg binnen een groep
wordt hierdoor handzaam in beeld gebracht. Individuele
handelingsplannen worden allen voor individuele gevallen gemaakt en
voor een beperkte periode.
Leerlingbesprekingen vinden plaats in teamverband, dan wel in een
bouwoverleg. Ouders worden op de hoogte gesteld van deze manier
van leerlingbesprekingen.
De IB-er kan ook een kind bespreken in het gemeentelijke zorgteam
(Klein Casus Overleg of Zorg Advies Team).
Onze school heeft de mogelijkheid onderzoek te laten verrichten
door een extern bureau: Giralis. Er is sprake van een beperkte tijd
aan onderzoekstijd. In overleg met de begeleidingsdienst wordt
gekeken naar maatwerk: allen datgene wat noodzakelijk is wordt
deels of geheel onderzocht.
De school bepaalt welke leerlingen in aanmerking komen voor
(gedeeltelijk) onderzoek. Ouders worden hier altijd bij betrokken.
Indien ouders hun kind willen laten onderzoeken zullen ze dit zelf
via hun zorgverzekering of huisarts moeten regelen. Aan
onderzoeken die zelf geïnitieerd zijn door ouders kunnen geen
rechten worden verleend.
De leerkrachten van de Regenboog verzorgen extra zorg binnen hun
eigen groep. We noemen dat RT binnen de groep. Ze worden door de
IB-er begeleid in dit proces. Te denken valt aan signalering,
diagnostisering en ondersteuning.

Rugzakleerlingen (LGF) worden gedurende het jaar begeleid door
een vaste leerkracht en/of intern begeleider.
Onze school beschikt al over een goed systeem van algemene
leerlingenzorg. Dit is door de inspecteur bevestigd tijdens zijn bezoek op
29-4-2010. Gedurende de planperiode wordt dat als volgt uitgebouwd:
 Verder ontwikkelen van de opzet en het verbeteren van het werken
met de leerlingdossiers.
 Opzet en ontwikkelen van werken met groepsplannen.
 Verbeteren van het analyseren van LVS toetsen.
 Leerproblemen tijdig en grondig onder de aandacht van de ouders
brengen en dit vastleggen.
 Leerkrachten scholen rondom specifieke problemen.
 Uitbreiden van de orthotheek.
 Beleid ontwikkelen ten behoeve van kinderen met een beperking of
stoornis (de zgn. rugzakkinderen).
 Borging van het gebruik van het volgsysteem voor sociaal emotionele
ontwikkeling (3DmenSEOnaal).
 Verder uitbouwen van het werken met de kleutersignalering middels
de CITO.
 Leerkrachten houden rekening met de verschillende leerstijlen van
leerlingen. In de toekomst willen we meer gaan scholen in Human
Dynamics om beter om te kunnen gaan met de leerstijlen en
behoeftes van kinderen. Human Dynamics zal stichtingsbreed
worden ingevoerd.
 Verder uitbouwen van specifieke hulp aan leerlingen door de eigen
leerkracht in de groep.
 Verder uitbouwen van de aansluiting
peuterspeelzaal/kinderdagverblijf en basisschool.
 Verder uitbouwen van de aansluiting van leerlingen naar het
voortgezet onderwijs.
Advies van de school en verwijzing.
WSNS is een wettelijk verplicht fenomeen, waarbij basisscholen en
speciale scholen voor basisonderwijs samenwerkingsverbanden vormen.
Het WSNS-beleid beoogt leerlingen langer in het reguliere onderwijs te
houden. Er vindt geen verwijzing plaats naar het SBO, wanneer de
basisschool nog voldoende mogelijkheden ziet om de leerling adequaat te
begeleiden. Wij moeten ons als school daarbij houden aan de wet.
Wanneer de ouders het nadrukkelijke verwijzingsadvies van de school
verwerpen en er op staan dat een leerling bij ons op school blijft én deze
geen storende invloed heeft op de rest van de groep én niet onevenredig
veel aandacht van de leerkracht vraagt, blijft die leerling op ‘de
Regenboog’. Een soortgelijke situatie ontstaat wanneer de school
adviseert een kind niet naar een hogere groep te bevorderen, maar de
ouders dat toch afdwingen. De school geeft in deze gevallen altijd
duidelijk de grenzen van de zorg aan en de consequenties van de gemaakte
keuze. In al deze gevallen maakt de IB-er een aantal duidelijke,
schriftelijk vast te leggen en door ondertekening bekrachtigde, afspraken
met de ouders omtrent:
 de verantwoordelijkheid voor de genomen beslissing;
 de begeleiding door de school;
 een doelstelling v.w.b. de verdere loopbaan op onze school en een
indicatie van het verwachte uitstroomniveau;
 deelname aan toetsen en testen;
 overige relevante zaken.
Het voorgaande zal door de IB-er worden verwerkt.
Het samenwerkingsverband van de Over Betuwe (SVOB) werkt samen met
de scholen sinds de start van WSNS (1992) aan de gezamenlijke missie
“Omgaan met verschillen”. Deze gedachte vraagt van scholen het primair
proces te versterken met als doel leerlingen een ononderbroken
ontwikkelingsproces te laten doorlopen. Binnen het samenwerkingsverband
zorgen scholen gezamenlijk voor de opvang van alle leerlingen met speciale
behoeften.
Het Samenwerkingsverband heeft een aanzet gemaakt om ook de overgang
en afstemming van PO naar VO te verbeteren. De verwachting is dat in
september 2010 een werkgroep gevormd wordt met afgevaardigden vanuit
het PO en VO.
6.2 Zorgprofiel
Door passend onderwijs te bieden proberen wij de kinderen zo lang
mogelijk bij ons op school te houden. Kinderen proberen wij op onze school
te houden door extra hulp van de leerkracht. Deze kinderen kunnen dus
een groepsscore negatief beïnvloeden. Daar zijn wij ons van bewust. Maar
de wetenschap dat een leerling niet naar een andere school hoeft en bij
ons geholpen kan worden, vinden wij nog veel belangrijker. Wij geven als
school wel altijd duidelijk de grens aan. Zorg op de Regenboog moet reëel
en haalbaar zijn.
Een belangrijke ontwikkeling zal het invoeren van de 1-zorgroute zijn.
Daarbij proberen we meer aan te sluiten bij de leerbehoeftes van alle
kinderen in de groep. Met Giralis zijn we eind schooljaar 2009-2010
gestart om die richting in te gaan. Door te werken vanuit de 1-zorgroute
zullen we de individuele handelingsplannen langzamerhand gaan vervangen
in groepsplannen. Dit brengt de verleende zorg en de planning daarvan
nauwkeurig in beeld en moet ook de haalbaarheid van de goede begeleiding
van alle leerlingen bevorderen.
Uiteraard kan het voorkomen dat wij een leerling niet kunnen helpen. In
zo’n geval wordt, na uitgebreid overleg met de ouders, het kind, via een
procedure, toch naar een andere school verwezen.
Verwijzingen naar sBao(speciaal Basisonderwijs) of speciaal onderwijs:
2004-2005: 1
2005-2006: 1
2006-2007: 1
2007-2008: 2
2008-2009: 0
2009-2010: 1
7.
Kwaliteitszorg
7.1 Gebruik kwaliteitsinstrumenten
Om de kwaliteit van het onderwijs te meten maken wij gebruik van de
vragenlijsten van van Beekveld en Terpstra. In maart 2009 is er een
enquête gehouden onder de ouders/verzorgers,leerlingen en teamleden
van de Regenboog over de kwaliteit van het onderwijs op school. Uit de
enquête is gebleken dat een grote meerderheid zeer tevreden is over de
kwaliteit van het onderwijs op onze school.
Het gemiddelde rapportcijfer dat we kregen:

van de ouders/verzorgers die de enquête ingevuld hebben een 7.5

van de leerlingen een 7

van de medewerkers een 7.3
Op een aantal punten is door ouders de wens tot verbetering aangegeven.
Deze zijn inmiddels opgepakt.
Het streven is om in 2011/2012 opnieuw een enquête te houden.
Jaarlijks evalueren wij op school het onderwijs via zelf gemaakte
vragenlijsten. De school wil graag gebruik maken van meerdere
instrumenten. Ook binnen de stichting leeft de behoefte om de kwaliteit
van het onderwijs op meerdere wijzen te meten. De stichting is aan het
verkennen welke kwaliteitsinstrumenten er nog meer ingezet kunnen gaan
worden de komende tijd.
De inspectie van onderwijs vraagt jaarlijks om de gegevens van
verschillende vakgebieden.
In april 2010 heeft het laatste inspectiebezoek plaatsgevonden. Dit
bezoek was gericht op de rekenresultaten en onderwijs in rekenen met
specifieke zorg voor automatisering. De inspectie was goed te spreken
over het niveau van de leerlingen van de school. De school werd
gewaardeerd als een rekensterke school. Uiteraard zijn er altijd nog
zaken die beter kunnen. Deze worden meegenomen als verbeterpunten van
de school; Het betreffen:

Bij vernieuwingsonderwerpen, naast nieuwe didaktiek ook aandacht
besteden aan leerkrachtgedrag. Doelen en bijbehorend leerkrachtgedrag
zouden duidelijk omschreven moeten staan in het implementatieplan.

T.a.v. de 1 zorgroute en het groepsplan: maak een handelingswijzer
voor de leerkrachten, zodat iedereen weet wat de afspraken zijn. Een
groepsoverzicht per kind is aan te bevelen.

Gebruik bij individuele handelingsplannen met toekomstperspectief
de optie binnen het LVS. Zo kan je goed inschatten wat de waarschijnlijke
uitstroom zal kunnen zijn.

T.a.v. het rekenonderwijs:
*Voor automatiseren extra tijd inplannen bovenop de gewone rekentijd.
*Kinderen die het moeilijk hebben zijn gebaat bij extra oefening, dus
goed afwegen of het in mindering brengen van rekenrijtjes zinvol is.
*Laat IB-er ook kijken bij de afname van LVS toetsen of iedereen dit op
dezelfde wijze doet. Communiceer dit met het team.
*Invoering van Cito LVS bij kleuters juicht de inspecteur toe.
*Signaleren gebeurt goed op de Regenboog. Het analyseren moet naar
oordeel van de inspecteur scherper. Hier kan winst behaald worden. Dit
moet op papier gezet worden (zorg)procedureklapper) als ontwikkelpunt
voor volgend schooljaar.
*In de handelingsplannen vindt de inspecteur de doelen te globaal
benoemd. Met name bij de zorgleerlingen moeten te realiseren
vaardigheidscores worden vermeld. Wat wil je bereiken?
Ook moet er meer aandacht komen voor de evaluaties. Die zijn niet altijd
of niet goed geformuleerd aanwezig.
*Betrek de leerlingen bij de behaalde resultaten van LVS toetsen door ze
grafieken te laten zien. Maak ze mede eigenaar van hun ontwikkeling. Houd
n.a.v. de resultaten gesprekjes met de kinderen.
*Let op het benoemen van doelen. Wissel af in werkvormen. Reflecteer als
team op procedures. Daag leerlingen uit/ bevorder motivatie. Hou rekening
met extra oefeningen/ extra rekentijd. Zorg voor differentiatie. .

Naar aanleiding van de groepsklappers:
*Laat de methode niet leidend zijn. De doelen moeten leidend zijn.
Benoem dus doelen i.p.v. bladzijdes of lessen. Overweeg om het format van
de groepsklappers hierop aan te passen.
*Geef op groepsniveau de realistische vaardigheidsscore aan. Welke
vaardigheidsscore willen we met de groep behalen? Zet dat in het
groepsoverzicht.
*Vorderingen van individuele leerlingen kunnen eenvoudig aangegeven
worden met + - of +/*Naar aanleiding van resultaten van de groepen is het goed om het
alternatief groepsrapport van het LVS te gebruiken.
* Tip voor de leerkrachten is om op het aanpakgedrag van leerlingen te
sturen: : de aanpak van “ continue hardop voordenken ” kan leerlingen
helpen in hoe ze iets moeten aanpakken.
* Een alternatief bij vervanging van de methode voor begrijpend lezen is :
Nieuwsbegrip, inclusief XL-variant.

T.a.v. Kwaliteitskaarten:
* De inspecteur raadt de quickscan van Kees Bos aan als een goed
instrument.
* Het is van belang om aan belanghebbenden verantwoording af te leggen.
Breng eindopbrengsten en ook de analyse over CITO eindtoets naar
buiten. Deel resultaten, conclusies, tussenopbrengsten en
verbetertrajecten met ouders. Communiceer via schoolgids,
nieuwsbrieven en website.
*Laat als school veel meer weten op welke punten de school goed scoort.
Laat zien wat je goed kan.
*Het uistroom niveau van de school is prima en het rekenniveau is
opvallend hoog.
SEO

De inspecteur ziet dat we een volgsysteem hebben en dit gebruiken
om te analyseren.

Vermeld in de schoolgids over (wan)gedrag van ouders. Check de
mogelijkheden tot verwijderen bij wangedrag ouders en vermeld in de
schoolgids over doen van aangifte.
7.2
Kwaliteitsanalyses
Wat wordt sterk gewaardeerd op onze school:
 Leerlingen worden gestimuleerd zelfstandig te werken
 Leerlingen leren samen te werken met anderen
 Leerlingen doen actief mee in de lessen
 Leerlingen krijgen adequaat antwoord op hun vragen
 Ouders en personeel vinden dat de school duidelijk is in wat zij
onderwijskundig wil bereiken
 Leerlingen, ouders en personeel vinden dat de leerlingen voldoende
leren op onze school
 De school zorgt voor een brede ontwikkeling van leerlingen
 Ouders vinden dat de school voldoende aanluit bij de belevingswereld
van kinderen
 Ouders en leerkrachten vinden dat de toetsen evenwichtig over het
jaar verdeeld zijn
 T.a.v. toetsen weten leerlingen wanneer ze iets moeten inleveren.
 Leerlingen vinden dat de leerkrachten duidelijk communiceren wanneer
er toetsen zijn
 Leerlingen weten wat ze moeten leren voor de toetsen
 Het ict-aanbod vertoont voldoende samenhang met het lesaanbod
 Leerlingen en ouders vinden dat er voldoende adequate ict-apparatuur
en voorzieningen zijn
 Leerlingen en ouders vinden dat er voldoende computers voor leerlingen
zijn
 Leerlingen zijn tevreden over de werkplek van de computer
 Ouders vinden dat de school duidelijk maakt wanneer extra begeleiding
nodig is
 Extra zorg, begeleiding en adequate extra huiswerkbegeleiding worden
voldoende gewaardeerd
 Ouders en leerkrachten vinden dat leerlingen graag naar school gaan en
dat de sfeer tussen leerlingen en leerkrachten prettig is
 Leerlingen hebben het naar de zin in de groep en vinden dat er een
prettige is sfeer is tussen de leerlingen
 Ouders en leerkrachten vinden dat er voldoende aandacht is voor orde
en discipline
 De school gaat respectvol met de leerlingen om
 De leerlingen gaan respectvol met elkaar om
 Leerkrachten geven goede voorbeelden aan de leerlingen
 De school besteedt voldoende aandacht aan waarden en normen
 Ouders vinden dat de school aandacht heeft voor een goede omgang
tussen de leerlingen
 Leerlingen voelen zich veilig op school
 Ouders en leerlingen zijn van mening dat leerlingen met problemen bij
de leerkracht terecht kunnen
 De school treedt voldoende op bij conflicten of ongeregeldheden
 Ouders en leerkrachten vinden dat er goed wordt omgegaan met
discriminatie
 Ouders en leerkrachten vinden dat er goed opgelet wordt bij diefstal
en vernielingen
 Ouders en leerkrachten zijn van mening dat er voldoende toezicht is
voor en na schooltijd
 Het toezicht tijdens het overblijven is voldoende
 Ouders vinden dat de school voldoende reageert bij pestgedrag en bij
negatief gedrag van leerlingen
 Zeer positief gewaardeerd worden het contact tussen leerlingen en
leerkrachten, oog hebben voor het welbevinden van leerlingen en de
positieve benadering naar leerlingen
 Ouders en leerkrachten zijn tevreden over het contact met elkaar, de
mogelijkheid voor voldoende gesprekken , de plezierige onderlinge
communicatie en het contact met onderwijsondersteunend personeel
 T.a.v. ouderbetrokkenheid vinden ouders en leerkrachten dat
bekendheid en mogelijkheid is om betrokken te zijn bij het onderwijs en
de school; ook zijn er voldoende mogelijkheden voor inspraak
 Ouders en leerkrachten zijn voldoende tevreden met de directie t.a.v.
adequaat optreden bij incidenten, het op de hoogte zijn van de gang van
zaken op school, inbreng van ouders, en indien nodig aanspreekbaar zijn
 Leerlingen zijn tevreden over de omgang van directie met de leerlingen
 Ouders zijn voldoende tevreden over de huisvesting van de school:
aantrekkelijkheid; opgeruimde indruk, inrichting, overblijfvoorziening ,
aantrekkelijk schoolplein en veilige weg naar school
 T.a.v. de informatievoorziening is men tevreden : tijdig, relevant en
duidelijk. Men is zeer tevreden over de nieuwsbrieven.
 Ouders vinden de website duidelijk
 Ouders zijn zeer tevreden over het vriendelijk telefonisch te woord
staan
 Lestijden, beleid t.a.v. gedrag van leerkrachten en leerkrachten en
veiligheidsbeleid worden voldoende gewaardeerd
 T.a.v. de schoolkeuze zijn ouders over het algemeen tevreden, worden
verwachtingen voldoende waargemaakt, biedt de school onderwijs wat ze
belooft, bevelen ze andere ouders de school aan, klopt het beeld van de
schoolgids en de website grotendeels met de werkelijkheid.
Wat zijn punten voor verbetering:
 Leerlingen zouden regelmatiger willen horen hoe hun vorderingen zijn
 Leerlingen en leerkrachten zouden leukere leer- en hulpmiddelen willen
hebben. Ze mogen ook gevarieerder en actueler zijn.
 Leerlingen zouden de leer- en hulpmiddelen gemakkelijker willen pakken
 Leerlingen vinden dat de school meer aan mag sluiten bij hun
belevingswereld: praten over hun dagelijkse bezigheden en wat ze
meemaken.
 Leerlingen vinden dat de school niet voldoende aandacht besteed aan
actuele thema’s zoals milieu en politiek
 Leerlingen vinden dat het ict-aanbod meer samenhang mag vertonen
met het lesaanbod
 Leerlingen en leerkrachten vinden dat het ict-aanbod mag meer
uitdaging bieden in de leeromgeving
 Leerkrachten vinden dat er voldoende adequate ict-apparatuur en
voorzieningen zijn
 Leerkrachten vinden dat er onvoldoende computers voor leerlingen zijn
 Ouders en leerkrachten vinden dat de computers niet op een fijne plek
om te werken staan
 Leerkrachten vinden dat er onvoldoende voorzieningen zijn voor
specifieke leerbehoefte van leerlingen
 Er zijn leerlingen die niet graag naar school gaan
 Leerlingen vinden dat er meer aandacht mag zijn voor orde en discipline
 Leerkrachten vinden het hanteren van allemaal dezelfde regels een
aandachtspunt
 Leerlingen vinden dat er nog beter opgelet kan worden bij diefstal en
vernielingen
 Leerlingen zijn van mening dat er meer toezicht mag zijn voor en na
schooltijd
 Leerlingen vinden dat er nog beter geluisterd kan worden als zij ergens
ontevreden over zijn
 Leerlingen zouden meer aandacht van de directie willen hebben
wanneer dat nodig is
 Het sanitair mag schoner
 Leerkrachten en leerlingen vinden dat de website verbeterd kan
worden
 Ouders zijn onvoldoende op de hoogte van de klachtenregeling
 Ouders vinden dat leerlingen onvoldoende op de hoogte zijn van wat een
vertrouwenspersoon doet, terwijl leerlingen daar voldoende tevreden over
zijn.
8.
Personeelsbeleid stichting ATOS
8.1 Functiemix
Het onderwijs barst van het talent. Van leraren die met passie en
betrokkenheid hun kennis en kunde overbrengen aan leerlingen. Dat talent
moet de ruimte krijgen. Ruimte om te groeien. Of dat nu gaat om
verdieping in het vakgebied of om expertise in het begeleiden van
(zorg)leerlingen. Het kan!
Elke school/bestuur krijgt sinds kort extra middelen om leraren
carrièrekansen te bieden. Zo kunnen zij doorstromen naar een hogere
beloningsschaal.
De invoering van de nieuwe functiemix maakt het
mogelijk.
In juli 2008 werd door de sociale partners in het onderwijs en de Minister
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, het Convenant Leerkracht
ondertekend. Een belangrijk onderdeel uit dit Convenant is de door het
Ministerie van OC&W vastgestelde functiemix. De functiemix is de
verdeling van leraren (in voltijdbanen, fte’s) over de salarisschalen LA,LB
en LC.
Het nastreven van een functiemix (percentage LB en LC, te realiseren voor
2014) dient er in hoofdzaak toe om het beroep van leerkracht
aantrekkelijker te maken en de kwaliteit te verhogen door het creëren
van carrièremogelijkheden en kortere salarislijnen.
Ook Stichting ATOS is bezig de functiemix in te voeren. Tijdens de GMR
vergadering is de uitwerking en invoering binnen de stichting besproken.
De functiemix wordt binnen het bestaande functiebouwwerk van het IPB
ingebouwd.
Een onderdeel van de invoering is de gesprekscyclus. Deze is bijgesteld en
vastgesteld.
8.2. Functionerings- en beoordelingsgesprekken
Inmiddels is er in het directieoverleg van Stichting ATOS een beleid
vastgesteld waarin naast de functioneringsgesprekken ook de
beoordelingsgesprekken gehouden worden. Tot nu toe zijn er geen
beoordelingsgesprekken geweest. In de komende 4 jaar komt daar
verandering in. Doel van de gesprekken is om de kwaliteit van de
competenties van de leerkrachten en het overige personeel te waarborgen.
9 Overzicht beleidsvoornemens en meerjarenbegroting
§
Beleidsvoornemen
Periode
2010
2011
1600
2.5
Nieuwe schoolgids 2010-2014
2.5
3.5
VVTO Engels
Scholing Human Dynamics
3.8
3.8
4.4
ICT: hardware-software
Verbeteren website
Scholing en invoering Rots en
Water t.b.v. pedagogisch klimaat
1000
2000
1500
5.2
5.2
Vervanging taalmethode
Vervanging methode begrijpend
lezen
Vervanging methode
natuuronderwijs
Invoering LVS CITO kleuters
Invoering 1-zorgroute
18000
5.4
6.1
6.2
5.5
Vervanging methode
bewegingsonderwijs
Begroting/subsidie
2012
2000
9.000
250
2014
Begroting 2010
6000
4000
2013
Subsidie Europlatform
Budget
deskundigheidsbevordering
Begroting
Begroting
Budget
deskundigheidsbevordering
Begroting
Begroting
12000
Begroting
750
Begroting
Subsidie SVOB €4000
+ budget WSNS
Begroting
70
B
BbBBBIjjlage 1
Bijlage 1
Teamvoorstel BESLUITVORMING
Wat is het voorstel?
Het voorstel voor een besluit moet minimaal een week van tevoren op papier aan het team uitgedeeld
worden. Hierin staat wat het voorstel is, waarom het voorstel gedaan wordt, hoe het voorstel tot stand is
gekomen en wat de consequenties zijn.
Op de agenda van de vergadering staat aangegeven of het ter informatie is (a), meningvormend (b), of
dat het besluit (c) die vergadering genomen zal worden.
De leerkrachten die tijdens de betreffende vergadering niet aanwezig zullen zijn (bijvoorbeeld een
parttimer) zullen zelf het initiatief moeten nemen om de duopartner duidelijk in te lichten over zijn/haar
mening omtrent het voorstel. De duopartner mag dan voor zijn/haar collega stemmen.
Het is niet altijd noodzakelijk dat twee vergaderingen gebruikt worden om besluiten te nemen.
Er wordt gestemd via handopsteking. Er zijn drie mogelijkheden: voor, tegen, onthouden van stem. Als
75% van uitgebrachte stemmen positief is, is het voorstel aangenomen. Het voorstel wordt opgenomen
in de procedureklapper.
Het is niet mogelijk in een volgende vergadering het besluit terug te draaien. Uiteraard kan na evaluatie
na ongeveer 3 maanden, het besluit aangepast worden, maar het kan niet opnieuw aan de orde komen en
in stemming worden gebracht. Dat kan pas na een jaar. Dit afhankelijk van de situatie.
Waarom komen we met dit voorstel?
Het afgelopen jaar zijn besluiten genomen, terwijl niet voor iedereen duidelijk was wat die besluiten
inhielden. Voorstellen werden niet door iedereen gedragen. Er was veel onduidelijkheid.
Hoe is het voorstel tot stand gekomen?
In de teamvergadering van 21 augustus jl. is uitgebreid gesproken over besluitvorming en daarna is dit
voorstel op tafel gelegd.
Wat zijn de consequenties van dit voorstel?
De agenda van de teamvergadering (minstens één week voor de vergadering) moet duidelijk zijn
omtrent informatie gevend (a), meningvormend (b), of besluitvormend (c). Het betreffende voorstel zal
bij de agenda aangeleverd worden.
Iedereen moet de vergadering grondig voorbereiden.
Parttimers moeten hun duopartner duidelijk inlichten over hun mening. Wanneer geen duidelijkheid is
over de mening van de duopartner geldt zijn/haar stem als ‘onthouden van stem’.
De notulen moeten uiterlijk één week na de vergadering beschikbaar zijn voor alle leerkrachten.
Besluit:
voor:
tegen:
onthouden van stem:
Voorstel is wel / niet aangenomen
verder ontwikkelen, maar daarnaast
voorwaardelijk zijn voor het schriftelijke domein.
Beschouwing van taal en taalgebruik geeft kinderen ‘gereedschappen’
om over
taal te praten en na te denken. Traditioneel ging het hierbij om
grammatica,
Bijlage 2
KERNDOELEN BASISONDERWIJS
Inhoud
Preambule
3
Nederlands
4
Engels
7
Friese taal
8
Rekenen/wiskunde
10
Oriëntatie op jezelf en de wereld
12
Kunstzinnige oriëntatie
15
Bewegingsonderwijs
16
Preambule
Basisonderwijs bevordert brede vorming van kinderen. Het onderwijs richt
zich op de emotionele en verstandelijke ontwikkeling, op de ontwikkeling
van de creativiteit en het verwerven van sociale, culturele en lichamelijke
vaardigheden. De kerndoelen zijn een operationalisering hiervan. Het
geheel van samenhangende en daarom doorgenummerde kerndoelen geeft
een beeld van het inhoudelijk aanbod van het basisonderwijs. De
kerndoelen in deze opsomming zijn ingedeeld in hoofdstukken voor
Nederlandse taal, Engelse taal, Friese taal, rekenen en wiskunde,
oriëntatie op jezelf en de wereld, kunstzinnige oriëntatie, en
bewegingsonderwijs. Kerndoelen zijn streefdoelen. Ze geven aan wat
iedere school in elk geval nastreeft bij leerlingen. Daarbij kunnen drie
kanttekeningen geplaatst worden.
In de eerste plaats omschrijven de doelen het eind van een leerproces,
niet de wijze waarop ze bereikt worden. Met andere woorden, kerndoelen
doen geen uitspraken over didactiek. Gezien het karakter van het
basisonderwijs dienen leraren een beroep te doen op de natuurlijke
nieuwsgierigheid en de behoefte aan ontwikkeling en communicatie van
kinderen, en deze te stimuleren. Door een gestructureerd en interactief
onderwijsaanbod, vormen van ontdekkend onderwijs, interessante thema's
en activiteiten worden kinderen uitgedaagd in hun ontwikkeling.
In de tweede plaats dienen inhouden en doelen zo veel mogelijk op elkaar
te worden afgestemd, verbinding te hebben met het dagelijks leven en in
samenhang te worden aangeboden. In concreet onderwijs zijn doorgaans
doelen uit verschillende hoofdstukken tegelijk van belang. Taal
bijvoorbeeld komt voor bij alle vakken. Aandacht voor cultuur is niet
beperkt tot het kunstzinnig domein. Omgaan met informatietechnologie
geldt voor alle gebieden.
In de derde plaats dient er aandacht te worden besteed aan doelen die
voor alle leergebieden van belang zijn: goede werkhouding, gebruik van
leerstrategieën, reflectie op eigen handelen en leren, uitdrukken van eigen
gedachten en gevoelens, respectvol luisteren en kritiseren van anderen,
verwerven en verwerken van informatie, ontwikkelen van zelfvertrouwen,
respectvol en verantwoordelijk omgaan met elkaar, zorg voor en
waardering van de leefomgeving.
Nederlands
Karakteristiek
Taalonderwijs is van belang omdat de rol van taal bij het verwerven van
inhouden en vaardigheden in alle leergebieden (en de transfer daartussen)
evident is. Het onderwijs in Nederlands als tweede taal heeft dat besef
de laatste jaren sterk doen groeien. Taalonderwijs is dus van belang voor
het succes dat kinderen in het onderwijs zullen hebben en voor de plaats
die ze in de maatschappij zullen innemen.
Daarnaast heeft taal een sociale functie. Kinderen dienen hun
taalvaardigheid te ontwikkelen, omdat ze die nu en straks in de
maatschappij hard nodig hebben. Dat houdt onder meer in dat het
onderwijs waar mogelijk uitgaat van communicatieve situaties: levensechte
en boeiende leesteksten, gesprekken over onderwerpen die kinderen bezig
houden, een echte correspondentie met kinderen van andere scholen.
Taalverwerving en -onderwijs verlopen als het ware in cirkels: het gaat
vaak om dezelfde inhouden, maar de complexiteit en de mate van
beheersing nemen toe. Anders gezegd: het onderwijs in Nederlandse taal
is er op gericht dat kinderen in de beheersing van deze taal in en buiten
school steeds competenter taalgebruikers worden. Die competenties zijn
te typeren in vier trefwoorden1: kopiëren, beschrijven, structureren en
beoordelen. Die zijn niet zonder meer tot formuleringen in kerndoelen te
verwerken, omdat het vaak gaat om een combinatie van competenties.
Met 'kopiëren' wordt bedoeld: zo letterlijk mogelijk een handeling nadoen
(overschrijven van het bord bijvoorbeeld).
'Beschrijven' is op eigen wijze (in eigen woorden) toepassen van een
vaardigheid. Dat kan inhouden: verslag uitbrengen, informatie geven of
vragen.
'Structureren' houdt in: op eigen manieren ordening aanbrengen.
'Beoordelen' is reflectie op mogelijkheden, evalueren.
In het aanbod neemt de schriftelijke taalvaardigheid een belangrijke
plaats in. 'Geletterdheid' veronderstelt meer dan alleen de techniek van
1
In navolging van de Vlaamse eindtermen voor lager onderwijs.
lezen en schrijven. Ook inzicht in de maatschappelijke functie ervan en
een positieve attitude maken er deel van uit. Deze ontwikkeling begint
eigenlijk al voor de basisschool, bij voorlezen en vertellen in het gezin, en
wordt verder ontwikkeld in alle groepen.
Ook al is de ontwikkeling van de schriftelijke taalvaardigheid van belang,
de ontwikkeling van de mondelinge taalvaardigheid verdient blijvende
aandacht. Uitbreiding van de woordenschat, aandacht voor taal en denken,
toepassen van luisterstrategieën, voorlezen en vertellen: het zijn
activiteiten die de mondelinge taalvaardigheid verder ontwikkelen, maar
daarnaast voorwaardelijk zijn voor het schriftelijk domein.
Beschouwing van taal en taalgebruik geeft kinderen 'gereedschappen' om
over taal te praten en na te denken. Traditioneel ging het hierbij om
grammatica, soms ook om de beschouwing van interessante
taalverschijnselen. Tegenwoordig denkt men hierbij vooral aan inzicht in
eigen en andermans taalgebruikstrategieën, zodat een kind leert deze
steeds bewuster en doelgerichter in te zetten. Naast aandacht voor taal
als systeem is er ook reflectie op taalgebruik. Taalbeschouwing dient geen
op zichzelf staand onderdeel te vormen, maar geïntegreerd te worden met
(onderdelen uit) de overige domeinen.
Het zal duidelijk zijn dat onderwijs in Nederlands als tweede taal vaak een
wat ander karakter heeft dan Nederlands als eerste taal: de beginsituatie
van de leerlingen is anders, de didactiek verschilt, het aanbod is soms
anders gefaseerd, er ligt meer nadruk op woordenschatuitbreiding. Maar
voor alle leerlingen gelden in feite dezelfde doelen en hetzelfde aanbod.
Veel van oorsprong autochtone kinderen die in achterstandssituaties
opgroeien zijn ook gebaat bij didactische inzichten die door ervaring met
onderwijs aan allochtone kinderen scherper zijn geworden. Eén van die
inzichten is, dat taal in alle vakken een cruciale rol speelt bij het
verwerven van kennis en vaardigheden in die 'andere vakken'.
Kerndoelen
Mondeling taalonderwijs
1
De leerlingen leren informatie te verwerven uit gesproken taal. Ze
leren tevens die informatie, mondeling of schriftelijk, gestructureerd
weer te geven.
2
De leerlingen leren zich naar vorm en inhoud uit te drukken bij het
geven en vragen van informatie, het uitbrengen van verslag, het geven
van uitleg, het instrueren en bij het discussiëren.
3
De leerlingen leren informatie te beoordelen in discussies en in een
gesprek dat informatief of opiniërend van karakter is en leren met
argumenten te reageren.
Schriftelijk taalonderwijs
4
De leerlingen leren informatie te achterhalen in informatieve en
instructieve teksten, waaronder schema's, tabellen en digitale
bronnen.
5
De leerlingen leren naar inhoud en vorm teksten te schrijven met
verschillende functies, zoals: informeren, instrueren, overtuigen of
plezier verschaffen.
6
De leerlingen leren informatie en meningen te ordenen bij het lezen
van school- en studieteksten en andere instructieve teksten, bij
systematisch geordende bronnen, waaronder digitale.
7
De leerlingen leren informatie en meningen te vergelijken en te
beoordelen in verschillende teksten.
8
De leerlingen leren informatie en meningen te ordenen bij het
schrijven van een brief, een verslag, een formulier of een werkstuk. Zij
besteden daarbij aandacht aan zinsbouw, correcte spelling, een
leesbaar handschrift, bladspiegel, eventueel beeldende elementen en
kleur.
9
De leerlingen krijgen plezier in het lezen en schrijven van voor hen
bestemde verhalen, gedichten en informatieve teksten.
Taalbeschouwing, waaronder strategieën
10 De leerlingen leren bij de doelen onder 'mondeling taalonderwijs' en
'schriftelijk taalonderwijs' strategieën te herkennen, te verwoorden,
te gebruiken en te beoordelen.
11 De leerlingen leren een aantal taalkundige principes en regels. Zij
kunnen in een zin het onderwerp, het werkwoordelijk gezegde en delen
van dat gezegde onderscheiden.
De leerlingen kennen

regels voor het spellen van werkwoorden;

regels voor het spellen van andere woorden dan werkwoorden;

regels voor het gebruik van leestekens.
12 De leerlingen verwerven een adequate woordenschat en strategieën
voor het begrijpen van voor hen onbekende woorden. Onder
'woordenschat' vallen ook begrippen die het leerlingen mogelijk maken
over taal te denken en te spreken.
Engels
Karakteristiek
Beheersing van de Engelse taal wordt voor iedereen steeds belangrijker
door de toenemende internationalisering, groeiende mobiliteit en de
uitbreidende mogelijkheden om te communiceren via nieuwe media. De
plaats van Engels in het basisonderwijs wordt gefundeerd door Europees
beleid en door het uitgangspunt dat een redelijke beheersing van die taal
bereikt wordt wanneer er vroeg met het onderwijs in Engels begonnen
wordt.
Het doel van Engels is om een eerste basis te leggen om te kunnen
communiceren met moedertaalsprekers of anderen die buiten de school
Engels spreken. Die eerste aanzet wordt later, in de periode van de
basisvorming, verder ontwikkeld. In de basisschool wordt het onderwijs in
de Engelse taal waar mogelijk in samenhang gebracht met inhouden van
andere vakken. Bijvoorbeeld met inhouden in de oriëntatie op jezelf en de
wereld. Het gaat dan om eenvoudige alledaagse onderwerpen als
'woonomgeving', 'vrije tijd en hobby’s', 'het lichaam', 'het weer'.
In het basisonderwijs gaat het bij het onderwijs in de Engelse taal vooral
om mondelinge communicatie en om het lezen van eenvoudige teksten. Het
schrijven beperkt zich tot het kennismaken met de schrijfwijze van een
beperkt aantal vaak voorkomende Engelse woorden. Voorts leren kinderen
om woordbetekenissen en schrijfwijzen van woorden op te zoeken met
behulp van het woordenboek.
Kerndoelen
13 De leerlingen leren informatie te verwerven uit eenvoudige gesproken
en geschreven Engelse teksten.
14 De leerlingen leren in het Engels informatie te vragen of geven over
eenvoudige onderwerpen en zij ontwikkelen een attitude waarbij ze
zich durven uit te drukken in die taal.
15 De leerlingen leren de schrijfwijze van enkele eenvoudige woorden
over alledaagse onderwerpen.
16 De leerlingen leren om woordbetekenissen en schrijfwijzen van Engelse
woorden op te zoeken met behulp van het woordenboek.
Friese taal (n.v.t.)
Karakteristiek
Basisscholen in de provincie Friesland dienen onderwijs in de Friese taal op
te nemen in hun aanbod op grond van artikel 4 van de Wet op het primair
onderwijs: 'Op scholen in de provincie Friesland wordt tevens onderwijs
gegeven in de Friese taal, tenzij gedeputeerde staten op verzoek van het
bevoegd gezag ontheffing van deze verplichting hebben verleend'.
Onderwijs in het Fries heeft, evenals onderwijs in het Nederlands, een
maatschappelijke en een sociale functie. De maatschappelijke functie valt
samen met dezelfde functie van het onderwijs in het Nederlands: de rol
van taal bij het verwerven van inhouden en vaardigheden in alle
leergebieden en de transfer tussen taal en 'andere vakken'. In scholen
waar Fries aangeboden wordt, staat dit onderwijs daarom niet los van
onderwijs in het Nederlands. Tussen beide is transfer, bijvoorbeeld:
uitbreiding van de woordenschat, luister- en leesstrategieën,
taalbeschouwing.
Naast een maatschappelijke functie heeft het onderwijs in het Fries een
sociale en culturele functie. Kinderen worden vertrouwd met het leren
zich uit te drukken in de taal die in de provincie, de regio, de plaats, de
buurt en het gezin in informele en formele situaties gebruikt wordt.
Daarmee nemen zij ook deel aan de cultuur van de eigen streek voor zover
die samenhangt met het gebruik van het Fries.
In het aanbod neemt mondeling taalonderwijs een belangrijke plaats in.
Het zal daarbij gaan om onderwerpen waarmee de kinderen vertrouwd zijn
en om relatief eenvoudige competenties als beschrijven en ordenen. Enige
vaardigheid in het lezen wordt ook nagestreefd. Het gaat daarbij om voor
kinderen interessante teksten waarbij leesplezier van meer gewicht is dan
het oefenen van leesbegrip.
Net als in het onderwijs in het Nederlands is het verwerven van luister-,
lees- en woordenschatstrategieën van belang. Die zijn voor een deel
overdraagbaar uit (of naar) het onderwijs in Nederlandse taal. Behalve
deze samenhang in strategieën is taalbeschouwing in brede zin een domein
dat een rijke bron van geplande of incidentele lessen kan vormen: de
positie van het Fries in Nederland en in de eigen provincie, verschillen en
overeenkomsten tussen Fries en Nederlands in gebruik, vorm,
woordenschat en dergelijke.
Kerndoelen
Mondeling taalonderwijs
17 De leerlingen ontwikkelen een positieve attitude ten opzichte van het
gebruik van Fries door henzelf en anderen.
18 De leerlingen leren informatie te verwerven uit gesproken Fries. Het
gaat om teksten die informatie geven, plezier verschaffen, meningen
of aanwijzingen bevatten over voor hen bekende onderwerpen.
19 De leerlingen leren zich naar inhoud en vorm in het Fries uit te drukken
in situaties uit hun dagelijks leven waarin zij informatie vragen of
geven over een onderwerp waarmee zij vertrouwd zijn.
Schriftelijk taalonderwijs
20 De leerlingen leren informatie te verwerven uit teksten in het Fries in
frequent voorkomende teksttypen (zoals artikelen in jeugdrubrieken,
liedjes, verhalen).
21 De leerlingen leren eenvoudige teksten in het Fries te schrijven over
alledaagse onderwerpen met het doel met anderen over die
onderwerpen te communiceren.
Taalbeschouwing, waaronder strategieën
22 De leerlingen verwerven een woordenschat van frequent gebruikte
Friese woorden en strategieën voor het begrijpen van voor hen
onbekende woorden.
Rekenen/wiskunde
Karakteristiek
In de loop van het primair onderwijs verwerven kinderen zich -in de
context van voor hen betekenisvolle situaties- geleidelijk vertrouwdheid
met getallen, maten, vormen, structuren en de daarbij passende relaties
en bewerkingen. Ze leren ‘wiskundetaal’ gebruiken en worden ‘wiskundig
geletterd’ en gecijferd. De wiskundetaal betreft onder andere rekenwiskundige en meetkundige zegswijzen, formele en informele notaties,
schematische voorstellingen, tabellen, grafieken en opdrachten voor de
rekenmachine. ‘Wiskundig geletterd’ en gecijferd betreft onder andere
samenhangend inzicht in getallen, maatinzicht en ruimtelijk inzicht, een
repertoire van parate kennis, belangrijke referentiegetallen en -maten,
karakteristieke voorbeelden en toepassingen en routine in rekenen, meten
en meetkunde. Meetkunde betreft ruimtelijke oriëntatie, het beschrijven
van verschijnselen in de werkelijkheid en het redeneren op basis van
ruimtelijk voorstellingsvermogen in twee en drie dimensies.
De onderwerpen waaraan kinderen hun ‘wiskundige geletterdheid’
ontwikkelen zijn van verschillende herkomst: het leven van alledag, andere
vormingsgebieden en de wiskunde zelf. Bij de selectie en aanbieding van de
onderwerpen wordt rekening gehouden met wat kinderen al weten en
kunnen, met hun verdere vorming, hun belangstelling en de actualiteit,
zodat kinderen zich uitgedaagd voelen tot wiskundige activiteit en zodat
ze op eigen niveau, met plezier en voldoening, zelfstandig en in de groep
uit eigen vermogen wiskunde doen: wiskundige vragen stellen en problemen
formuleren en oplossen.
In de reken-wiskundeles leren kinderen een probleem wiskundig op te
lossen en een oplossing in wiskundetaal aan anderen uit te leggen. Ze leren
met respect voor ieders denkwijze wiskundige kritiek te geven en te
krijgen. Het uitleggen, formuleren en noteren en het elkaar kritiseren
leren kinderen als specifiek wiskundige werkwijze te gebruiken om alleen
en samen met anderen het denken te ordenen, te onderbouwen en fouten
te voorkomen.
Kerndoelen
Wiskundig inzicht en handelen
23 De leerlingen leren wiskundetaal gebruiken.
24 De leerlingen leren praktische en formele reken-wiskundige problemen
op te lossen en redeneringen helder weer te geven.
25 De leerlingen leren aanpakken bij het oplossen van
reken-wiskundeproblemen te onderbouwen en leren oplossingen te
beoordelen.
Getallen en bewerkingen
26 De leerlingen leren structuur en samenhang van aantallen, gehele
getallen, kommagetallen, breuken, procenten en verhoudingen op
hoofdlijnen te doorzien en er in praktische situaties mee te rekenen.
27 De leerlingen leren de basisbewerkingen met gehele getallen in elk
geval tot 100 snel uit het hoofd uitvoeren, waarbij optellen en
aftrekken tot 20 en de tafels van buiten gekend zijn.
28 De leerlingen leren schattend tellen en rekenen.
29 De leerlingen leren handig optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en
delen.
30 De leerlingen leren schriftelijk optellen, aftrekken, vermenigvuldigen
en delen volgens meer of minder verkorte standaardprocedures.
31 De leerlingen leren de rekenmachine met inzicht te gebruiken.
Meten en meetkunde
32 De leerlingen leren eenvoudige meetkundige problemen op te lossen.
33 De leerlingen leren meten en leren te rekenen met eenheden en maten,
zoals bij tijd, geld, lengte, omtrek, oppervlakte, inhoud, gewicht,
snelheid en temperatuur.
Oriëntatie op jezelf en de wereld
Karakteristiek
In dit leergebied oriënteren leerlingen zich op zichzelf, op hoe mensen
met elkaar omgaan, hoe ze problemen oplossen en hoe ze zin en betekenis
geven aan hun bestaan. Leerlingen oriënteren zich op de natuurlijke
omgeving en op verschijnselen die zich daarin voordoen. Leerlingen
oriënteren zich ook op de wereld, dichtbij, veraf, toen en nu en maken
daarbij gebruik van cultureel erfgoed.
Kinderen zijn nieuwsgierig. Ze zijn voortdurend op zoek om zichzelf en de
wereld te leren kennen en te verkennen. Die ontwikkelingsbehoefte is een
aangrijpingspunt voor dit leergebied. Tegelijk stelt de samenleving waarin
kinderen opgroeien haar eisen. Kinderen vervullen nu en straks taken en
rollen, waarop ze via onderwijs worden voorbereid. Het gaat om rollen als
consument, als verkeersdeelnemer, als burger in een democratische
rechtstaat. Kennis over en inzicht in belangrijke waarden en normen, en
weten hoe daarnaar te handelen, zijn voorwaarden voor samenleven.
Respect en tolerantie zijn er verschijningsvormen van.
Bij het leren kennen van de wijze waarop mensen hun omgeving inrichten
spelen economische, politieke, culturele, technische en sociale aspecten
een belangrijke rol. Het gaat daarbij om datgene wat van belang is voor
betekenisverlening aan het bestaan, om duurzame ontwikkeling, om
(voedsel)veiligheid en gezondheid en om technische verworvenheden.
Bij het oriënteren op de natuur gaat het om jezelf, om dieren en planten
en natuurverschijnselen. Bij de oriëntatie op de wereld gaat het om de
vorming van een wereldbeeld in ruimte en tijd. Leerlingen ontwikkelen een
geografisch wereldbeeld aan de hand van gebieden en met behulp van
kaartvaardigheden. Ze ontwikkelen een historisch wereldbeeld. Dat
betekent dat ze kennis hebben van historische verschijnselen in delen van
de wereld en van chronologie. Leerlingen leren hun wereldbeeld (over
henzelf en de wereld), aan de hand van actuele onderwerpen, voortdurend
'bij de tijd' te brengen.
Waar mogelijk worden onderwijsinhouden over mensen, de natuur en de
wereld in samenhang aangeboden. Dit komt het 'begrijpen' door leerlingen
ten goede en draagt voorts bij aan vermindering van de overladenheid van
het onderwijsprogramma. Ook inhouden uit andere leergebieden worden
betrokken op de 'oriëntatie op jezelf en de wereld'. Te denken valt aan
het lezen en maken van teksten (begrijpend lezen), het meten en het
verwerken van informatie in onder andere tabellen, tijdlijn en grafieken
(rekenen/wiskunde) en het gebruik van beelden en beeldend materiaal
(kunstzinnige oriëntatie). Onderwijs is er immers vooral op gericht om
leerlingen zicht te geven op betekenis en samenhang.
Kerndoelen
Mens en samenleving
34 De leerlingen leren zorg te dragen voor de lichamelijke en psychische
gezondheid van henzelf en anderen.
35 De leerlingen leren zich redzaam te gedragen in sociaal opzicht, als
verkeersdeelnemer en als consument.
36 De leerlingen leren hoofdzaken van de Nederlandse en Europese
staatsinrichting en hun rol als burger.
37 De leerlingen leren zich te gedragen vanuit respect voor algemeen
aanvaarde waarden en normen.
38 De leerlingen leren hoofdzaken over geestelijke stromingen die in de
Nederlandse multiculturele samenleving een belangrijke rol spelen, en
ze leren respectvol om te gaan met verschillen in opvattingen van
mensen.
39 De leerlingen leren met zorg om te gaan met het milieu.
Natuur en techniek
40 De leerlingen leren in de eigen omgeving veel voorkomende planten en
dieren onderscheiden en benoemen en leren hoe ze functioneren in hun
leefomgeving.
41 De leerlingen leren over de bouw van planten, dieren en mensen en over
de vorm en functie van hun onderdelen.
42 De leerlingen leren onderzoek doen aan materialen en natuurkundige
verschijnselen, zoals licht, geluid, elektriciteit, kracht, magnetisme en
temperatuur.
43 De leerlingen leren hoe je weer en klimaat kunt beschrijven met behulp
van temperatuur, neerslag en wind.
44 De leerlingen leren bij producten uit hun eigen omgeving relaties te
leggen tussen de werking, de vorm en het materiaalgebruik.
45 De leerlingen leren oplossingen voor technische problemen te
ontwerpen, deze uit te voeren en te evalueren.
46 De leerlingen leren dat de positie van de aarde ten opzichte van de zon
leidt tot natuurverschijnselen, zoals seizoenen en dag-/nachtritme.
Ruimte
47 De leerlingen leren de ruimtelijke inrichting van de eigen omgeving te
vergelijken met die in omgevingen elders, in binnen- en buitenland,
vanuit de perspectieven landschap, wonen, werken, bestuur, verkeer,
recreatie, welvaart, cultuur en levensbeschouwing. In ieder geval wordt
daarbij aandacht besteed aan twee lidstaten van de Europese Unie en
twee landen die in 2004 lid worden/ werden, de Verenigde Staten en
een land in Azië, Afrika en Zuid-Amerika.
48 Kinderen leren over de maatregelen die in Nederland genomen worden/
werden om bewoning van door water bedreigde gebieden mogelijk te
maken.
49 De leerlingen leren over de mondiale ruimtelijke spreiding van
bevolkingsconcentraties en godsdiensten, van klimaten, energiebronnen
en van natuurlandschappen zoals vulkanen, woestijnen, tropische
regenwouden, hooggebergten en rivieren.
50 De leerlingen leren omgaan met kaart en atlas, beheersen de
basistopografie van Nederland, Europa en de rest van de wereld en
ontwikkelen een eigentijds geografisch wereldbeeld.
Tijd
51 De leerlingen leren gebruik te maken van eenvoudige historische
bronnen, zoals aanwezig in ons cultureel erfgoed, en ze leren
aanduidingen van tijd en tijdsindeling te hanteren.
52 De leerlingen leren over kenmerkende aspecten van de volgende
tijdvakken: jagers en boeren; Grieken en Romeinen; monniken en
ridders; steden en staten; ontdekkers en hervormers; regenten en
vorsten; pruiken en revoluties; burgers en stoommachines;
wereldoorlogen en holocaust; televisie en computer.
53 De leerlingen leren over de belangrijke historische personen en
gebeurtenissen uit de Nederlandse geschiedenis en kunnen die
voorbeeldmatig verbinden met de wereldgeschiedenis.
Kunstzinnige oriëntatie
Karakteristiek
Door middel van een kunstzinnige oriëntatie maken kinderen kennis met
kunstzinnige en culturele aspecten in hun leefwereld. Het gaat bij dit
domein om kennismaking met dié aspecten van cultureel erfgoed waarmee
mensen in de loop van de tijd vorm en betekenis hebben gegeven aan hun
bestaan. Het gaat bij kunstzinnige oriëntatie ook om het verwerven van
enige kennis van de hedendaagse kunstzinnige en culturele diversiteit. Dit
vindt zowel op school plaats, als via regelmatige interactie met de
(buiten)wereld. Kinderen leren zich aan de hand van kunstzinnige
oriëntatie open te stellen: ze kijken naar schilderijen en beelden, ze
luisteren naar muziek, ze genieten van taal en beweging. Kunstzinnige
oriëntatie is er ook op gericht bij te dragen aan de waardering van
leerlingen voor culturele en kunstzinnige uitingen in hun leefomgeving. Ze
leren daarnaast zichzelf te uiten met aan het kunstzinnige domein
ontleende middelen:

ze leren de beeldende mogelijkheden van diverse materialen
onderzoeken, aan de hand van de aspecten kleur, vorm, ruimte, textuur
en compositie;

ze maken tekeningen en ruimtelijke werkstukken;

ze leren liedjes en leren ritme instrumenten te gebruiken als
ondersteuning bij het zingen;

ze spelen en bewegen.
Waar mogelijk worden daarbij onderwerpen gebruikt die samenhangen met
die uit andere leergebieden. Het onderwijs wordt daardoor meer
samenhangend en mede daardoor betekenisvoller voor leerlingen. Maar
voorop staat natuurlijk de authentieke bijdrage van kunstzinnige
oriëntatie aan de ontwikkeling van kinderen.
Kerndoelen
54 De leerlingen leren beelden, taal, muziek, spel en beweging te
gebruiken om er gevoelens en ervaringen mee uit te drukken en om er
mee te communiceren.
55 De leerlingen leren op eigen werk en dat van anderen te reflecteren.
56 De leerlingen verwerven enige kennis over en krijgen waardering voor
aspecten van cultureel erfgoed.
Bewegingsonderwijs
Karakteristiek
Kinderen bewegen veel en graag. Dat zien we bijvoorbeeld op het schoolplein
tijdens het buitenspelen van de kleuters. Het behouden van die actieve leefstijl is
een belangrijke doelstelling van dit leergebied. Om dat doel te bereiken leren
kinderen in het bewegingsonderwijs deelnemen aan een breed scala van
bewegingsactiviteiten, zodat ze een ruim ‘bewegingsrepertoire’ opbouwen. Dat
repertoire bevat motorische aspecten, maar ook sociale vaardigheden.
Leerlingen leren de hoofdbeginselen van de belangrijkste bewegings- en spelvormen
ervaren in aansprekende bewegingssituaties. Het gaat daarbij om bewegingsvormen
als balanceren, springen, klimmen, schommelen, duikelen, hardlopen en bewegen op
muziek. En om spelvormen als tikspelen, doelspelen, spelactiviteiten waarbij het
gaat om mikken en jongleren en stoeispelen.
Vanuit dit aanbod zullen kinderen zich ook kunnen oriënteren op de buitenschoolse
bewegings- en sportcultuur en de meer seizoengebonden bewegingsactiviteiten.
De meeste bewegings- en sportactiviteiten worden gezamenlijk ondernomen en dus
is het nodig om te leren afspreken wat de regels zijn, hoe die na te leven en wie
welke rol speelt. Verder hoort daarbij elkaar helpen, op veiligheid letten, elkaars
mogelijkheden respecteren en eigen mogelijkheden verkennen.
Het is eigen aan ‘bewegen’ dat er plezier aan te beleven valt. Dat plezier is van
groot belang voor een blijvende deelname aan bewegingsactiviteiten.
Kerndoelen
57 De leerlingen leren op een verantwoorde manier deelnemen aan de omringende
bewegingscultuur en leren de hoofdbeginselen van de belangrijkste bewegingsen spelvormen ervaren en uitvoeren.
58 De leerlingen leren samen met anderen op een respectvolle manier aan
bewegingsactiviteiten deelnemen, afspraken maken over het reguleren daarvan,
de eigen bewegingsmogelijkheden inschatten en daarmee bij activiteiten
rekening houden.
Download