Paaspreek 2011 Immanuëlkerk Broeders en zusters, jongens en

advertisement
Paaspreek 2011 Immanuëlkerk
Broeders en zusters, jongens en meisjes,
Een foto van de opstanding zou waarschijnlijk overbelicht zijn geweest. Dat horen we al
wanneer Johannes in een hemels visioen degene ziet die dood geweest maar die leeft:
ogen als een vlammend vuur, voeten als gloeiend brons, zijn gezicht schitterend als de
felle zon. Niet te filmen, alleen maar aan te duiden met wat je achteraf vertelt. Of met wat
je bezingt. Zoals met het lied van André Troost dat we na de lezing uit Openbaring zongen:
de Zoon is als de zon zo licht! En: ziehier de Zoon, de zon, het vuur. Want Johannes ziet
in zijn visioen de Heer die gezegd heeft: Ik ben het Licht van de wereld.
- vanaf hier plaatjes van hoogkruisen En dat is wat alle Ierse hoogkruisen laten zien (1), als die de kruisvorm combineren met
de cirkel van de zon. Ze verkondigen de Christus van na zijn opstanding zoals Johannes
hem ziet in zijn hemelse glorie, dezelfde glorie die hij vooraf al even had laten zien aan
zijn leerlingen bij zijn verheerlijking op de berg – en ook toen straalde zijn gelaat als de
zon (2) (Mat. 17:2). De zonnecirkel op die kruisen is teken van de opstanding. Een kruis
alleen verwijst meer naar de gekruisigde Heer, maar zonnekruisen tonen een verrezen
Heer. (3) Zelfs als ze geen afbeelding van Christus hebben, willen ze tegen de bezoekers
zeggen: hier sta je voor de Heer die leeft, en die met zijn leven, zijn uitstraling ook jouw
leven omstraald. (4)
De oudste kruisen, nog zonder bijbelplaatjes maar toch al met die boodschap, dateren uit
de tijd van Willibrord, die hier vanuit Ierland het geloof is komen brengen. Een paasgeloof
bracht hij: de Heer is opgestaan. En omdat die boodschap centraal stond, hebben latere
hoogkruisen dat ook zo afgebeeld (5), wat ik in het kerkblad heb uitgelegd: die voetbank
onder zijn voeten wordt in de Hebreeënbrief genoemd (1:13) als teken van zijn overwinning
op zijn vijanden, ook de dood. Linksonder degene die hem een spons toereikte en rechts
degene die hem een speer in zijn zijde stak: kleine verwijzingen naar Golgotha. (6) Maar
Hij staat; de Opgestane breidt twee grote handen zegenend uit – dat is het laatste wat de
leerlingen van Hem zien vóór zijn hemelvaart (Lucas 24:50).
Dat zagen ze nog niet, toen ze het lege graf binnengingen, waar slechts de linnen doeken te
zien waren waarmee zijn lichaam omwikkeld was. Al merkte Johannes wel dat de doek die
Jezus’ gezicht bedekt had daar niet bij was, maar keurig opgerold ergens anders lag. Toen
ging het hem dagen.
Wie het eerst ook niet zag, was Maria van Magdala. (7) Haar ogen waren van tranen blind,
zegt een dichter in een gezang over haar. Ze ziet twee witte engelen bij het graf, die haar
vragen waarom ze huilt. Dan klinkt haar klacht: ze hebben mijn Heer weggehaald, ik weet
niet waar ze Hem naar toe gebracht hebben! Vervolgens vraagt ze aan de tuinman waar hij
is neergelegd, want dan wil ze hem meenemen. Zijn dode lichaam verzorgen, nog iets voor
Hem doen. Die tuinman, ze herkent hem niet. (8) Een afstand die ik afgebeeld zag in de
kathedraal van Winchester, in Zuid-Engeland: Maria reikt, maar Jezus staat ver weg (9).
Dan zegt hij haar naam: Maria! Met een schok herkent ze Hem: Rabboeni, mijn Meester! En
meteen klampt ze zich aan Hem vast, zodat Hij uitroept: Houd mij niet vast! (10)
Eigenlijk staat dat er voor ons. Als ze Hem had mogen blijven vasthouden, dan hadden wij
het nakijken, en zouden wij spijtig gedacht: jammer, zij wel, wij niet. Maar nu legt Jezus
uit: Ik ben nog niet opgestegen naar mijn Vader. Ga aan mijn andere broeders en zusters
vertellen dat ik zal opstijgen naar mijn Vader. En ze rent weg en zoekt hen op en zegt: Ik
heb de Heer gezien! en ze vertelt hen alles.
(hierna plaatjes weg)
Raak mij niet aan, want Ik ben nog niet opgestegen naar de Vader. Contact met de Heer,
Hem aanraken of door Hem aangeraakt worden, dat moet blijkbaar op een andere manier
dan hoe wij hier op aarde contact houden en elkaar lichamelijk kunnen aanraken. Voortaan
zal het een geestelijke vorm van contact zijn, niet gebonden aan lijfelijke nabijheid. Maar
daardoor ook niet meer beperkt tot wie er toen bij waren, wie in het heilige land leefden.
Vanaf nu is dit contact mogelijk voor iedereen en altijd, waar je ook woont, in welke tijd
ook. Nu hij het aardse leven en de aardse dood achter zich heeft, kun je aan zijn leven in
Gods licht, deel hebben op een andere manier. Vanuit de geestelijke wereld komt hij tot
ons en kunnen wij ons daarvoor openstellen. Ons biddend begeven in het licht van zijn
nabijheid. Geef ons ogen om te zien wat leven in uw licht betekent.
De takken in de bloemencompositie gingen deze veertig dagen steeds verder open naar
boven toe, en nu zijn ze helemaal geopend. Ook het schilderij op de lezenaar laat dit zien:
de ontmoeting met het licht. Wanneer kreeg Johannes zijn visioen, de Openbaring van de
verheerlijkte Jezus Christus: dat kreeg hij op de dag van de Heer, toen hij alleen was in
gebed of meditatie, met heel zijn wezen gericht op de Levende, zich openstelde voor zijn
aanwezigheid. Ook voor ons zou het goed zijn om ons van tijd tot tijd uit alle drukte terug
te trekken en zo contact te hebben. Maar ook in de wereld kunnen we dat contact ervaren,
als we daarin rondgaan met open ogen en open oren, om te herkennen wat er naar ons
toekomt aan goede dingen, aan troost en kracht - alles wat ons doet opleven, ales wat ons
nieuw leven geeft.
Dat contact kunnen hier in de kerk elke zondag ervaren. En aan het Avondmaal krijgen we
zelfs letterlijk deel aan zijn nieuwe bestaan. Want als hij van brood en wijn zegt: dat ben
ik, dan legt Hij als Levende Heer iets van zichzelf daarin. En nemen wij in brood en wijn
iets van zijn opstandingskracht, zijn verheerlijkt leven tot ons.
Daar kun je niet veel over uitleggen. Woorden schieten tekort als het over de opstanding
en over de eeuwigheid gaat. Onze mensentaal is berekend op de werkelijkheid van deze
aarde, maar zodra we een hogere werkelijkheid bedoelen, dan gaat die niet alleen ons
begrip maar ook onze woorden te boven. We kunnen er iets van aanduiden met beelden,
daarom zaten al die beelden bij deze preek, en verwijs ik verder naar de taal van bloemen
of naar een schilderij, of naar de lijfelijke beeldtaal van het sacrament van brood en wijn.
Dat al die andere talen ons zullen helpen iets van Pasen te ervaren en te ontvangen in ons
leven. Om zo hoop en kracht te krijgen voor nog meer dan dit leven, want daarin is Jezus
ons voorgegaan – in dit bestaan en daar voorbij, herboren in eeuwig Licht.
En ik eindig met de dichter Hans Andreus:
‘Ik wil haast niets meer zeggen,
alleen iets van het Licht.’
Amen.
Download