2 Tessalonicenzen 2 - Met de komst van onze Heer Jezus Christus kunnen 2 gebeurtenissen bedoeld worden: de Heer Jezus’ komst op aarde de opname van de gemeente In dit gedeelte gaat het over de opname: ‘de komst …. en onze vereniging met Hem (vs1). - De dag van de Heer is nog niet aangebroken, want eerst: Komt de afval (vs3) : - loochenen dat Jezus de Christus is – 1 Johannes 2 : 22 - niet de Vader én de Zoon belijden – 1 Johannes 2 : 23 - niet erkennen dat Jezus in het vlees is gekomen, dwz daarvoor was Hij er al – 1 Johannes 4 : 2 Dé afval begint wanneer de mens van de zonde openbaar wordt. Wordt de mens van de zonde openbaar (vs 3): - 2 Tessalonicenzen 2 : 3,4,8,9 leert ons: dat er dus een tempel moet zijn, de mens van de zonde accepteert niet dat iemand anders aanbeden wordt en de mens van de zonde wordt door satan gezonden. - Johannes noemt hem: - de leugenaar, - de verleider, - de valse profeet, - de antichrist ( betekent: in de plaats van) - het beest uit de aarde (1e beest – uit de zee = leider van de volken, mogelijk het Romeinse rijk Openbaring 13, 2e beest – uit de aarde = leider van Israël - OT: Daniël 11 : 36 : De valse koning van Israël - Wat houdt hem tegen (vs 6,7)? een iets de gemeente een iemand de Heilige Geest : 1 Johannes 4 : 4: Hij die in u is, is meerder dan die in de wereld is. Zolang de gemeente op aarde is, is de Heilige Geest ook op aarde. - Troost Bij de komst van de Heer op aarde zal Hij de wetteloze met de adem van zijn mond machteloos maken (vs 8). Wij zijn als eerstelingen door God verkoren om behouden te worden (vs 13). De Here Jezus en de Vader hebben ons lief en door genade ons eeuwige troost en goede hoop verleend (vs 16, 17). Hoop zoals we dat in de Bijbel kennen betekent zekerheid!