2007. Nr. Dnst. : 07.0046 : M&B Verordening bodemsanering Leiden 2006 en uitvoerend mandaat Wet bodembescherming aan de Milieudienst West-Holland. Leiden, 17 april 2007. Met ingang van 1 januari 2006 is de nieuwe Wet bodembescherming in werking getreden. Deze wet houdt een aantal wijzigingen in: er zijn bepalingen toegevoegd, gewijzigd en ingetrokken en de bevoegdheden van het bevoegd gezag zijn gewijzigd en deels ingetrokken. De huidige vigerende verordening is daarom niet meer in overeenstemming met de Wet en dient derhalve te worden aangepast aan de nieuwe Wet bodembescherming. Gezien het voorstel van Burgemeester en Wethouders (nummer 07.0046 van 2007), mede gezien het advies van de commissie. BESLUIT: I. De Verordening bodemsanering 2006 vast te stellen, luidende als volgt: Verordening bodemsanering 2006 Begripsbepalingen Artikel 1 In deze verordening wordt verstaan onder: a. Burgemeester en Wethouders: het bevoegd gezag Wet bodembescherming, zijnde ingevolge artikel 88 Wet bodembescherming (Wbb) Burgemeester en Wethouders van de gemeente Leiden; b. Melding: de melding als bedoeld in artikel 28, eerste lid, van de Wet bodembescherming; de indiening van een nader onderzoek als bedoeld in artikel 29 van de Wet bodembescherming; de indiening van een saneringsplan als bedoeld in artikel 39 van de Wet bodembescherming; de indiening van een deelsaneringsplan als bedoeld in artikel 40 van de Wet bodembescherming; de indiening van een gefaseerd saneringsplan als bedoeld in artikel 38, vierde lid, van de Wet bodembescherming; de melding tot wijziging van het saneringsplan als bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Wet bodembescherming; de indiening van een (evaluatie)verslag als bedoeld in artikel 39c van de Wet bodembescherming; of de indiening van een nazorgplan als bedoeld in artikel 39d van de Wet bodembescherming. Procedure en voorbereiding besluiten 1. 2. 3. 4. Artikel 2 Op de voorbereiding van een besluit naar aanleiding van de melding zoals bedoeld in artikel 28 lid 1 Wbb, een besluit tot vaststelling van ernst en spoed (artikel 29 en 37 Wbb), de instemming met een saneringsplan (artikel 39 Wbb), de instemming met een deelsaneringsplan (artikel 40 Wbb), de instemming met een gefaseerd saneringsplan (artikel 38 lid 4 Wbb), de instemming met een (evaluatie)verslag (artikel 39c Wbb) en de instemming met het nazorgplan (artikel 39d Wbb) is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Burgemeester en Wethouders kunnen per besluit beslissen om afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht niet toe te passen, indien belanghebbenden daardoor niet in hun belang worden geschaad. In dat geval is de voorbereidingsprocedure als bedoeld in titel 4.1 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Indien Burgemeester en Wethouders toepassing geven aan het tweede lid, vermelden zij dit in de kennisgeving, bedoeld in artikel 28, vijfde lid, van de Wet bodembescherming. Een melding wordt voor de toepassing van de Algemene wet bestuursrecht aangemerkt als een aanvraag tot het nemen van een besluit. Formulier melding 1. 2. Artikel 3 Een melding geschiedt door middel van een door Burgemeester en Wethouders daartoe vastgesteld meldingsformulier. Het meldingsformulier en overige met de melding in te dienen (onderzoeks)gegevens, bescheiden en rapportages worden in drievoud bij Burgemeester en Wethouders ingediend. Inhoud saneringsplan 1. Artikel 4 Onverminderd de eisen die op grond van artikel 39, eerste lid, Wet bodembescherming aan het saneringsplan worden gesteld, dienen in het saneringsplan de volgende gegevens te worden vermeld: a. algemene gegevens: 1. het adres, de kadastrale aanduiding (inclusief jaartal) en de ligging van het grondgebied waarop de verontreiniging zich bevindt; 2. een kadastrale kaart (inclusief jaartal en noordpijl), waarop het geval van verontreiniging is aangegeven, die ten hoogste dertien weken voor de indiening van het saneringsplan door het Kadaster is afgegeven; 3. een uittreksel van het kadaster waaruit de huidige eigendomssituatie blijkt, die ten hoogste dertien weken voor de indiening van het saneringsplan door het kadaster is afgegeven; 4. de naam en het adres van degene die een zakelijk of een persoonlijk recht heeft op het grondgebied, zoals bedoeld in lid 1 onder a.1 van dit artikel, alsmede van de gebruiker daarvan; 5. 6. 7. 8. 9. 2. de naam en het adres van degene in wiens opdracht de sanering zal plaatsvinden; het huidig en eventueel toekomstig gebruik van de locatie; een beschrijving van de bodemkundige opbouw en geohydrologische situatie; een beschrijving van de wijze waarop de milieukundige begeleiding plaatsvindt; een specificatie van de bij de uitvoering van de sanering betrokken bedrijven en instanties, voor zover deze ten tijde van het indienen van het saneringsplan bekend zijn; 10. een overzicht van de benodigde vergunningen, meldingen en instemmingen om het werk te kunnen uitvoeren; 11. de wijze waarop belanghebbenden bij de uitvoering van de sanering zullen worden betrokken. 12. indien verontreinigde grond zal worden afgegraven of verontreinigd grondwater zal worden onttrokken de te verwachten hoeveelheid af te graven grond dan wel te onttrekken hoeveelheid grondwater; 13. de grootte van het totale oppervlak waarbij de interventiewaarde voor grond wordt overschreden; 14. de grootte van het totale volume waarbij de interventiewaarde voor grond en/of grondwater wordt overschreden; 15. een ontgravingskaart en een grondwateronttrekkingskaart; 16. een tijdschema met een eventuele fasering, waarbij in ieder geval zijn aangegeven de datum waarop met de sanering zal worden begonnen, en de datum waarop de sanering naar verwachting zal zijn afgerond; 17. indien de sanering in fasen wordt uitgevoerd: de voorgenomen fasering, alsmede het verzoek om een besluit als bedoeld in artikel 38, derde lid, van de Wet bodembescherming; 18. indien slechts een deel van de verontreiniging wordt verplaatst: het verzoek om een besluit te nemen op grond van artikel 40, eerste lid, van de Wet bodembescherming; b. de te nemen maatregelen: 1. een beschrijving van de maatregelen die de sanering mogelijk moeten maken, daaronder begrepen een beschrijving van de te treffen (geo)hydrologische en andere technische voorzieningen met de gekozen dimensionering en de invloed hiervan op de omgeving; 2. gegevens over de hoeveelheid, kwaliteit en herkomst van de eventueel te gebruiken aanvulgrond; 3. indien van toepassing een beschrijving van de wijze waarop de verschillende categorieën vrijkomende grond in depot worden gezet, inclusief een tekening waarop de plaats van het depot/de depots staat aangegeven evenals de beschermende voorzieningen; 4. gegevens over de bestemming van de overige verontreinigende stoffen die, naast de verontreinigde grond, vrijkomen bij de sanering; 5. onverminderd het bepaalde in artikel 39 lid 1 sub h van de Wet bodembescherming: een beschrijving van de wijze waarop de voortgang van de grondwatersanering wordt gecontroleerd en hoe over de voortgang wordt gerapporteerd aan Burgemeester en Wethouders. Onverminderd het bepaalde in artikel 39, eerste lid, van de Wet bodembescherming kan het vermelden in het saneringsplan van gegevens als bedoeld in het eerste lid van dit artikel achterwege blijven indien: a. bij de indiening van het plan wordt aangegeven welke gegevens ontbreken; b. daarbij de reden wordt aangegeven waarom die gegevens ontbreken, en c. die gegevens naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders niet noodzakelijk zijn voor de beoordeling van het saneringsplan. Melding aanvang sanering en melding wijziging saneringsplan Artikel 5 1. De saneerder doet uiterlijk vijf werkdagen voor de feitelijke uitvoering van een sanering op grond van een saneringsplan waarmee Burgemeester en Wethouders op basis van artikel 39, tweede lid, van de Wet bodembescherming hebben ingestemd, schriftelijk melding van de aanvangsdatum daarvan bij Burgemeester en Wethouders. Deze melding dient te geschieden door middel van een door Burgemeester en Wethouders vastgesteld formulier. 2. Bij een melding tot wijziging van het saneringsplan als bedoeld in artikel 39, vierde lid van de Wet bodembescherming dienen alle gegevens te worden verstrekt die afwijken van de eerder overeenkomstig artikel 4 van de verordening en artikel 39, eerste lid van de Wet bodembescherming verstrekte gegevens. Aanwezigheid saneringsplan Artikel 6 Het saneringsplan, het besluit tot instemming met het saneringsplan alsmede afschriften van eventuele gemelde wijzigingen van saneringsplan zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid van de Wet bodembescherming dienen gedurende de sanering op de saneringslocatie aanwezig te zijn. Deze documenten dienen op eerste verzoek van personen als bedoeld in artikel 11 van deze verordening te worden getoond. (Evaluatie) verslag Artikel 7 Het verslag van de uitvoering van (een fase van) de sanering, zoals bedoeld in artikel 39c Wet bodembescherming, wordt door de saneerder binnen drie maanden na beëindiging van (een fase van) de sanering in tweevoud bij Burgemeester en Wethouders ingediend. 1. Onverminderd de eisen die op grond van artikel 39c, eerste lid van de Wet bodembescherming aan een (evaluatie)verslag worden gesteld, dienen in het (evaluatie)verslag de volgende gegevens te worden vermeld: a. het adres, de kadastrale aanduiding (inclusief jaartal) en de ligging van het grondgebied waarop de verontreiniging zich bevindt; b. een korte omschrijving van de bodemverontreinigingsituatie voor de uitvoering van de sanering; c. de (behaalde) doelstelling van de sanering voor grond en grondwater met een verwijzing naar het goedgekeurde saneringsplan (met rapportnummer); d. gegevens over het verloop van de sanering (inclusief datums van de uitvoering); e. de ingevolge artikel 39, vierde lid van de Wet bodembescherming gemelde en goedgekeurde afwijkingen ten opzichte van het (goedgekeurde) saneringsplan met een beschrijving van de aangetroffen afwijking dan wel een beschrijving van de afgeweken uitvoering van de sanering; f. afmetingen en ontgravingen; g. de totale oppervlakte en omvang van de gesaneerde grond boven de interventiewaarde; h. de totale omvang van gesaneerd grondwater boven de interventiewaarde; i. bespreking van de analyseresultaten van de eind-/controlegrondmonsters, depotmonsters, inen effluentmonsters en monsters uit waarnemingsfilters alsmede een bespreking van de consequenties; j. een opgave van de daadwerkelijk gemaakte saneringskosten waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen de kosten van onderzoek en de kosten van sanering. Burgemeester en Wethouders kunnen van deze opgave een specificatie eisen en een onderbouwing met bewijsstukken. 3. Onverminderd het bepaalde in artikel 39c, eerste lid, van de Wet bodembescherming kan het vermelden in het evaluatieverslag van gegevens als bedoeld in het tweede lid van dit artikel achterwege blijven indien: a. bij de indiening van het evaluatieverslag wordt aangegeven welke gegevens ontbreken; b. daarbij de reden wordt aangegeven waarom die gegevens ontbreken, en c. die gegevens naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders niet noodzakelijk zijn voor de beoordeling van het evaluatieverslag. Beklag 1. 2. 3. 4. Artikel 8 Over de uitvoering van deze verordening kan een ieder zijn beklag als bedoeld in artikel 52, tweede lid, onder c van de Wet bodembescherming doen; Het beklag wordt schriftelijk ingediend bij Burgemeester en Wethouders; Burgemeester en Wethouders stellen degene die het beklag indient in de gelegenheid het beklag nader mondeling toe te lichten; Burgemeester en Wethouders beslissen op het beklag binnen acht weken na indiening van het beklag en geven daarbij aan welke gevolgen zij daaraan zullen verbinden. Deze termijn kan met ten hoogste vier weken verlengd worden. Toezicht en Handhaving Artikel 9 Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij besluit van Burgemeester en Wethouders aangewezen dan wel aan te wijzen personen. Overgangs- en slotbepalingen 1. 2. Artikel 10 Op saneringsplannen die zijn ingediend voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening blijft de verordening van toepassing zoals deze gold voor dit tijdstip. Op een sanering of een fase van een sanering als bedoeld in artikel 38, derde lid van de Wet bodembescherming die is uitgevoerd voor het tijdstip van inwerkingtreding zijn de artikelen 5, 6 en 7 niet van toepassing. Op deze gevallen blijft de verordening van toepassing zoals deze gold voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening. Citeertitel en inwerkingtreding 1. 2. Artikel 11 Deze verordening wordt aangehaald als Verordening bodemsanering gemeente Leiden 2006. Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking en werkt terug tot 1 januari 2006, zijnde de dag waarop de wijziging van de Wet bodembescherming in werking is getreden. II De Verordening bodemsanering (in werking getreden 01-01-2002) in te trekken. Gedaan ter openbare vergadering van de Griffier, de Voorzitter, Gedaan ter openbare vergadering van de Griffier, BW070394 de Voorzitter, Raadsaanbiedingsformulier Rv nr. Opsteller Naam: Dienst: Telefoon: T. Bardoel M&B 7658 Verantwoordelijk portef.houder: J. Steegh Meningsvormend B&W-besluit d.d: 17-04-‘07 Besluitvormend Informatief (t.k.n.) Naam Programma + onderdeel: Omgevingskwaliteit Onderwerp: Verordening bodemsanering Leiden 2006 Voorgenomen besluit: 1. De huidige verordening bodemsanering (in werking getreden op 01-01-2002) in te trekken. 2. De Verordening bodemsanering 2006 vast te stellen. INHOUD Aanleiding: Directe aanleiding om de bestaande verordening te wijzigen is de wijziging van de Wet bodembescherming. De nieuwe Wet bodembescherming is per 1 januari 2006 in werking getreden. Doel: Het doel is om een actuele verordening bodemsanering te hebben om de wettelijke taken adequaat te kunnen uitoefenen. Het voorstel betreft dan ook een administratief-bestuurlijke afwikkeling van een wetswijziging. Kader: Gemeentewet, Wet bodembescherming, Besluit aanwijzing bevoegd gezag gemeenten Wet bodembescherming Overwegingen: Met ingang van 1 januari 2006 is de nieuwe Wet bodembescherming in werking getreden. Deze wet houdt een aantal wijzigingen in. De huidige vigerende verordening is daardoor niet meer in overeenstemming met de Wet en dient derhalve te worden aangepast aan de nieuwe Wet bodembescherming. Procedure: Het besluit doorloopt de Awb procedure. Financiën: Het besluit brengt geen financiële consequenties met zich mee. Bijgevoegde informatie: Verordening bodemsanering gemeente Leiden 2006 (opgenomen in besluittekst) OVERIGEN Communicatie: De provincie Zuid-Holland dient op de hoogte te worden gesteld, daar de Milieudienst West-Holland haar Wbb taken zal uitvoeren krachtens de nieuwe Wbb. Evaluatie: In te vullen door de griffie: Raadsbesluit Raadsvoorstelnr. Onderwerp: De raad van de gemeente Leiden, Besluit: 1. 2. 3. 4. Gedaan in de openbare raadsvergadering van …… Voorzitter raad, griffier, Advies van de commissie …… Het besluit van de raad is: is: Ongewijzigd aanvaard Hamerstuk Gewijzigd aanvaard Hamerstuk met stemVerworpen Aanvaarde moties/amendementen: verklaring van de fracties van Kort bespreekpunt Uitgebreide discussie B&W.nr. 07.0394 d.d. 17-04-2007 B&W-Aanbiedingsformulier Onderwerp Verordening bodemsanering Leiden 2006 en uitvoerend mandaat Wet bodembescherming aan de Milieudienst West-Holland BESLUITEN Behoudens advies van de commissie VM 1. De raad voor te stellen de Verordening bodemsanering gemeente Leiden 2006 vast te stellen en bij de inwerkingtreding daarvan de Verordening bodemsanering 2002 in te trekken; 2. De directeur van de Milieudienst West-Holland ter uitvoering van de Wet bodembescherming en de Verordening sub 1 mandaat te verlenen volgens bijgaand mandaat 2006 en hem, alsmede het dagelijks bestuur van de Milieudienst West-Holland te verzoeken met het mandaat in te stemmen. - Samenvatting (verschijnt in persbriefing) Met ingang van 1 januari 2006 is de nieuwe Wet bodembescherming in werking getreden. Deze wet houdt een aantal belangrijke wijzigingen in. Een aantal bevoegdheden van het bevoegd gezag wordt gewijzigd. De verordening bodemsanering moet aan de nieuwe regelgeving worden aangepast. Het mandaatbesluit dient te worden aangepast om de bevoegdheden naar behoren uit te voeren. Wijziging mandaatbesluit in verband met de Verordening bodemsanering 2006 Verlenen uitvoerend mandaat Wet bodembescherming aan MDWH. Wordt besloten: 1. aan de directeur van de Milieudienst West-Holland en de door deze aangewezen ambtenaren met ingang van 1 januari 2006 de bevoegdheid te verlenen om in mandaat namens Burgemeester en Wethouders van Leiden de hierna genoemde bevoegdheden uit te oefenen op grond van de Wet bodembescherming: a. aanwijzingen te geven tot het nemen van maatregelen op grond van artikel 27, tweede lid; b. te beslissen of sprake is van een geval van ernstige verontreiniging op grond van artikel 29; c. onverwijld noodzakelijke maatregelen te nemen om de oorzaak van de verontreiniging of aantasting weg te nemen en de bodem te saneren of aantasting en de directe gevolgen daarvan te beperken en zoveel mogelijk ongedaan te maken op grond van artikel 30; d. het vaststellen of het huidige dan wel voorgenomen gebruik of de mogelijke verspreiding van de verontreiniging leiden tot zodanige risico’s voor mens, plant of dier dat spoedige sanering noodzakelijk is en het bepalen van het tijdstip waarop met de sanering moet worden begonnen als bedoeld in artikel 37, eerste en tweede lid; e. het geven van een beschikking waarin tijdelijke beveiligingsmaatregelen staan die vooraf aan de sanering dienen te gaan en op welke wijze en tijdstippen aan hen verslag wordt gedaan van de uitvoering van die maatregelen als bedoeld in artikel 37, derde lid; f. het opleggen van maatregelen in het belang van bescherming van de bodem en het aangeven van beperkingen in het gebruik van de bodem, als bedoeld in artikel 37, vierde en vijfde lid; g. het anders vaststellen van de risico’s of het tijdstip van de sanering, als bedoeld in artikel 37, zesde lid; h. het beslissen op een verzoek om een sanering in fasen uit te voeren als bedoeld in artikel 38, derde lid, alsmede het geven van aanwijzingen terzake als bedoeld in artikel 38, vierde lid; i. het goedkeuren van een saneringsplan alsmede het geven van aanwijzingen omtrent de verdere uitvoering van de sanering, die een wijziging inhouden van onderdelen van het saneringsplan waarmee is ingestemd op grond van artikel 39; j. het in behandeling nemen van een melding op grond van het Besluit uniforme saneringen bedoeld in artikel 39b derde lid juncto artikel 28 vijfde lid; k. het beslissen over het wel of niet instemmen met een evaluatieverslag en het stellen van nadere regels die in het verslag moeten worden opgenomen als bedoeld in artikel 39c, tweede en derde lid; l. het beslissen over het wel of niet instemmen met een nazorgplan en het aangeven welke wijzigingen in het gebruik van de bodem aan hen dienen te worden gemeld als bedoeld in artikel 39d, derde, vierde en vijfde lid; m. het aan de instemming met een saneringsplan en/of de instemming met een nazorgplan verbinden van een voorschrift tot het stellen van financiële zekerheid als bedoeld in artikel 39f; n. te beslissen over het geven van toestemming voor een deelsanering op grond van artikel 40 lid 2; o. te bepalen dat met de sanering van gevallen van ernstige bodemverontreiniging tegelijkertijd wordt begonnen op grond van artikel 42; p. bevelen te geven op grond van artikel 43; q. aanwijzingen te geven op grond van artikel 45 vierde lid; r. het nemen van maatregelen op grond van artikel 49; s. vrijstelling te verlenen op grond van artikel 51; t. op grond van artikel 55 Wet bodembescherming het onverwijld een afschrift van een beschikking als bedoeld in artikelen 29 lid 1, 37 lid 1, 39 lid 2 en 5, 39c lid 2, 39d lid 3, een melding als bedoeld in art. 39b juncto 28 en van bevelen als bedoeld in de artikelen 30, 43 en 49 doen toekomen aan de openbare registers ter vermelding van een korte aanduiding van de aard van die beschikking, die melding en die bevelen bij de betrokken percelen in kadastrale registratie, zoals bedoeld in artikel 48 van de Kadasterwet. Tevens worden de gegevens, genoemd in artikel 55 lid 2 en 3, ook in de openbare registers ingeschreven. een ander in samenhang en met inachtneming van het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht; 2. kennis te nemen dat het dagelijks bestuur van de Milieudienst West-Holland instemt met de mandaatverlening aan de directeur voornoemd; 3. kennis te nemen van de instemming met de mandaatverlening door de directeur voornoemd; 4. te bepalen dat dit besluit in werking treedt met terugwerkende kracht tot 1 januari 2006 op welk moment de Wet van 15 december 2005, houdende wijziging van de Wet bodembescherming en enkele andere wetten in verband met wijzigingen in het beleid inzake bodemsaneringen (Stsbld. 2005, 680) in werking is getreden. Aldus besloten op d.d. 17-04-2007 Burgemeester en wethouders van Leiden, de secretaris, de Burgemeester Toelichting Bij het Besluit aanwijzing bevoegd gezag gemeenten van 12 december 2000 is krachtens artikel 1 sub r juncto artikel 2 lid 4 van Besluit de gemeente Leiden aangewezen als bevoegd gezag gemeente Wbb. Uit artikel 1 van het Besluit volgt dat artikel 88 lid 1 Wet bodembescherming van overeenkomstige toepassing wordt verklaard voor onder andere de gemeente Leiden. In artikel 88 lid 1 van de Wet bodembescherming worden de bevoegd gezag gemeenten Wbb gelijkgesteld met Gedeputeerde Staten met betrekking tot de in dat artikel genoemde bevoegdheden. Er is voor gekozen de uitvoerende taken te mandateren aan de Milieudienst West-Holland. De financiële verantwoordelijkheden blijven bij de gemeente Leiden. In dit mandaatbesluit worden de bevoegdheden specifiek benoemd. Hiervoor is gekozen opdat er duidelijkheid ontstaat waneer de Milieudienst West-Holland bevoegd is de bevoegd gezag taken uit te oefenen. Dit schept duidelijkheid voor zowel de gemeente Leiden en de Milieudienst West-Holland als voor derden.