Kosten verbonden aan een elektrisch voertuig: de Minister licht toe! In een antwoord op een parlementaire vraag heeft de Minister van Financiën het standpunt van zijn administratie toegelicht over de fiscale verwerking van kosten verbonden aan een elektrisch voertuig. De kosten verbonden aan het elektrisch voertuig zijn in de vennootschapsbelasting niet onderworpen aan een aftrekbeperking, maar zijn in tegendeel aftrekbaar ten belope van 120% (artikel 198bis, WIB 1992). Volgende vragen werden gesteld: 1. Zijn de kosten van de elektriciteit waarmee het voertuig wordt opgeladen aan te merken als brandstofkosten, en dus onderworpen aan de aftrekbeperking van 75%? 2. Hoe zal het elektriciteitsverbruik van de wagen worden vastgesteld, gelet op het feit dat de elektriciteitsfactuur op dat vlak geen onderscheid zal maken? 3. Dient de verhoogde aftrekbaarheid van de kosten met betrekking tot een elektrisch voertuig ten belope van 70% van het voordeel van alle aard (VAA) dat werd belast in de personenbelasting (PB) te worden beperkt tot 100%, omdat deze kost als een bezoldiging moet worden aangemerkt en dus slechts voor 100% aftrekbaar is? 4. In het geval waarbij een bedrijfsleider een elektrische wagen ter beschikking heeft en waarbij de elektriciteitsfactuur eveneens wordt gedragen door zijn vennootschap, maakt het "VAA elektriciteit" met het "VAA bedrijfswagen" geen dubbel gebruik uit, aangezien een gedeelte van het “VAA bedrijfswagen” betrekking heeft op de elektriciteit die dient als brandstof voor de bedrijfswagen? 5. Wanneer een werkgever aan de werknemer of bedrijfsleider een kilometervergoeding uitbetaalt voor kosten eigen aan de werkgever, is het dan zo dat 70% voor 120% aftrekbaar is, en 30% (vergoeding voor brandstof) voor 75%? De Minister antwoordde als volgt: 1. “De kosten van elektriciteit kunnen worden beschouwd als brandstofkosten waarop de aftrekbeperking van 75 % van toepassing is.” 2. “Algemeen geldt als basisprincipe dat de beroepskosten slechts mogen worden afgetrokken door de belastingplichtige indien hij de echtheid en het bedrag ervan verantwoord door bewijsstukken. Alleen wanneer het praktisch niet mogelijk is die stukken voor te leggen kunnen andere door het gemeen recht toegelaten bewijsmiddelen (met uitzondering van de eed) worden aanvaard of kan een individueel of een collectief akkoord afgesloten worden.” Uit dit antwoord van de Minister kan worden afgeleid dat er wordt aangestuurd hieromtrent een akkoord te sluiten met de lokale controleur. 3. “De kosten in de vennootschapsbelasting met betrekking tot elektrische voertuigen (0 gram CO2 per kilometer), uitgezonderd brandstofkosten, zijn aftrekbaar zijn tot beloop van 120 %.” De Minister herinnert eraan dat de aftrek van 20 % die wordt aanvaard boven het bedrag van de werkelijk gedane of gedragen kosten onderworpen is aan de onaantastbaarheidsvoorwaarde. Bovendien wijst de Minister er op dat de genoemde 'bezoldigingstheorie' in casu door de administratie niet meer wordt gevolgd. (Inzake ‘bezoldigingstheorie’ zie eveneens persbericht Koen Geens d.d. 23 mei 2014) 4. Wanneer de door de vennootschap verstrekte elektriciteit uitsluitend heeft gediend voor het opladen van de elektrische bedrijfswagen, moet er slechts één “VAA bedrijfswagen” worden belast. Wanneer de door de vennootschap verstrekte elektriciteit daarentegen ook wordt aangewend voor andere privédoeleinden, moet naar de mening van de Minister zowel een “VAA bedrijfswagen” als een “VAA elektriciteit” worden belast, aangezien er bij de vaststelling van het “VAA bedrijfswagen” geen rekening wordt gehouden met het feit of de brandstof, in dit geval elektriciteit, al dan niet ter beschikking wordt gesteld en het “VAA elektriciteit” forfaitair wordt vastgesteld op een vast bedrag ongeacht de hoogte van het elektriciteitsverbruik, en er dus geen sprake is van dubbel gebruik. 5. De Minister bevestigt dat de vergoeding die wordt uitbetaald als kosten eigen aan de werkgever in verband met het gebruik van een elektrische voertuig (cf. een voertuig met een uitstoot van 0 gram CO2 per kilometer), voor 70 % inderdaad voor 120 % aftrekbaar is, en de overige 30 % voor 75 %. Naast bovenvermelde vragen werd ook nog gepolst bij de Minister of de 70/30 opdeling nog wel opportuun is, gelet op het feit dat de elektriciteitskosten in werkelijkheid veel minder zullen bedragen dan 30% van de totale autokosten? Volgens Minister blijft de 70/30 opdeling echter nog steeds opportuun. Tenslotte werd nog gevraagd of kosten voor een oplaadpunt in aanmerking komen voor de 120% aftrekbaarheid en de gewone investeringsaftrek voor kmo’s, van kracht sinds 1 januari 2014. Ook hier bevestigde de Minister positief. Conclusie: de antwoorden van de Minister inzake de kosten verbonden aan elektrische voertuigen liggen in lijn met de verwachting en zijn ‘straight forward’ geformuleerd. Jasper Van Dyck – Tax Department