1. poes Luisterweg Ik luister goed naar het woord, Dan schrijf ik het zoals het hoort. 2. draak Luisterweg Ik luister goed naar het woord, Dan schrijf ik het zoals het hoort. 3. muts Luisterweg Ik luister goed naar het woord, Dan schrijf ik het zoals het hoort. 4. wolk Luisterweg Ik luister goed naar het woord, Dan schrijf ik het zoals het hoort. Duo betekent twee De /u/ doet dus niet mee 5. krant Luisterweg Ik luister goed naar het woord, Dan schrijf ik het zoals het hoort. 6. schaap Luisterweg Ik luister goed naar het woord, Dan schrijf ik het zoals het hoort. Hoor je na een s een /g/? Dan schrijf je ch en nooit een g! 7. feest / vier Ik verdeel het woord in klankgroepen. Na een lange klank of een twee-tekenklank krijg je meestal een v of een z. Na een medeklinker moet ik goed luisteren. Leg je vinger op je keel. Zeg het woord. Bij de v/z voel je iets trillen. Bij de f/s niet. 8. smoes / ziek Ik verdeel het woord in klankgroepen. Na een lange klank of een twee-tekenklank krijg je meestal een v of een z. Na een medeklinker moet ik goed luisteren. Leg je vinger op je keel. Zeg het woord. Bij de v/z voel je iets trillen. Bij de f/s niet. 9. strip Luisterweg Ik luister goed naar het woord, Dan schrijf ik het zoals het hoort. 10. slang / bank Staat er een ng of nk aan het eind van een woord? Maak het dan langer, zodat je de ng of nk hoort. 11. ei / ijs Weetweg Ik heb het woord uit mijn hoofd geleerd, Daarom schrijf ik het niet verkeerd. Ken je de woorden uit het ei verhaal? Die schrijf je met e i allemaal. De andere schrijf je met een lange ij. 12. mooi Luisterweg Ik heb het woord uit mijn hoofd geleerd, Daarom schrijf ik het niet verkeerd. Hoor je aai, ooi of oei in een woord? Schrijf dan nooit de /j/ die je hoort. 13. pech / lucht Hoor je na een korte klank /gggt/? Dan schrijf je cht. Behalve in: hij ligt, hij legt en hij zegt. 14. beer / beren Pas op voor de plaagletter r, De ee, oo en eu klinken er anders door. 15. leeuw Bij uw, eeuw en ieuw, Staat voor de w een u. 16. blauw Weetweg Ik heb dit woord uit mijn hoofd geleerd, Daarom schrijf ik het niet verkeerd. Ken je de woorden uit het au-verhaal? Die schrijf je met a u allemaal. De andere schrijf je met o u . 17. driehoek (samenstellingen) Luister naar de stukjes in het woord, En schrijf ze zoals je eerder geleerd hebt. 18. begin Luisterweg. Ik luister goed naar het woord, Dan schrijf ik het zoals het hoort. In woorden met be-, ge-, en verHoor je een / u/ , maar schrijf je een e. 19. hond / kat (eind d) Hoor je een / t / aan het eind van een woord? Maak dan het woord langer, zodat je een / d/ of / t / hoort. 20. leuke / moeder (duffe u) In de woorden met : - elen - enen - eren hoor je een / u /, Maar schrijf je een e. 21. marmot / kuiken marmot Als ik aan het eind van een klankgroep een medeklinker hoor, Dan schrijf ik die zoals ik het eerder geleerd heb. kuiken Als ik aan het eind van een klankgroep een tweetekenklank hoor, Dan schrijf ik die zoals ik het eerder geleerd heb. 22. ezel Als ik aan het eind van een klankgroep een lange klank hoor, Dan gebruik ik daar maar één letter voor. 23. hoera (lange klank aan het eind van een woord) Als ik aan het eind van een woord een lange klank hoor, Dan gebruik ik daar maar één letter voor. Alleen de ee, doet niet mee! In plaats van één letter schrijf ik er dan toch twee! 24. kikker Als ik aan het eind van een klankgroep een korte klank hoor, Dan ga ik met twee medeklinkers door. 25. grapje (verkleinwoord je/pje/kje/etje/tje) 26. handig / vrolijk Je hoort: / ug / en / luk / , Je schrijft: ig en lijk. 27. lieve / boze (f/v s/z) Ik verdeel het woord in klankgroepen. Na een lange klank of een twee-tekenklank krijg je meestal een v of een z. Na een medeklinker moet ik goed luisteren. Leg je vinger op je keel. Zeg het woord. Bij de v en z voel je iets trillen. Bij de f en s niet! 28. web / hap Eind –b en eind –p Hoor je een / p / aan het eind van een woord? Maak het woord langer, zodat je een / b / of / p / hoort. 29. gitaar (i klinkt als ie) Hoor je een /ie/ voor een klankgroep met een duffe /u/, Dan schrijf je meestal je een ie. Anders schrijf je een i. 30. cent (klinkt als c) De c klinkt als / k /, behalve voor de e, de i en de ij. Anders klinkt de c als / s /. 31. insect (klinkt als k) De c klinkt als / k /, behalve voor de e, de i en de ij. Anders klinkt de c als / s /. 32. Europa (hoofdletters) Alle namen van: personen, landen, zeeën, straten, volken, talen en feesten, Schrijf je met een hoofdletter 33. ’s morgens Het weglatingsteken 34. tekenen ‘ komt in plaats van weggelaten letters. In woorden met: - elen - enen - eren Hoor je een / u /, maar je schrijft een e . 35. zebra’s Luister goed bij een meervoud op s ! Hoor je voor die s een / aa / , / ie /, / oo / of / uu /? Dan schrijf je ‘ s 36. vrijheid (heid) Als je / hijt / hoort aan het eind van een woord, Dan schrijf je heid met e i en een d. 37. vakantie Als je / tsie / of /sie / hoort aan het eind van een woord, Dan schrijf je meestal tie. 38. bagage Hoor je / zju / aan het eind van een woord? Dan schrijf je ge. 39. kritisch Hoor je / ies / aan het eind van een woord? Maak het woord langer. Hoor je / iesuh / ? Schrijf dan isch. 40. thuis Weetweg Ik heb het woord uit mijn hoofd geleerd, Daarom schrijf ik het niet verkeerd. 41. majesteit (teit) As je / teit / hoort aan het eind van een woord, schrijf je Behalve in samenstellingen met het woord tijd. teit. 42. trema Schrijf na een klinker een trema op die plaats van het woord, Waar je het begin van een nieuwe klankgroep hoort. 43. Fotootje (verkleinwoord met klinkerverdubbeling) Als ik aan het eind van een klankgroep een lange klank hoor, Dan gebruik ik daar maar één letter voor. Behalve als ik het woord verklein, Dan moeten het er echt twee zijn! 44. chocola ( / sj / = ch) Weetweg Ik heb dit woord uit mijn hoofd geleerd, Daarom schrijf ik het verkeerd 45. cm (afkortingen) Weetweg Ik heb dit woord uit mijn hoofd geleerd, Daarom schrijf ik het niet verkeerd. 46. Koekenpan (verbindings – n - ) Als het eerste deel van de samenstelling een zelfstandig naamwoord is en met Meervoud op –en eindigt schrijf je een n. Uitzonderingen: ⇒ Als een woord in het meervoud op –s eindigt of ⇒ Zowel een s als een n kan krijgen ⇒ Als het eerste deel van de samenstelling een versterking is, krijgen we geen n (beresterk, apetrots) ⇒ Als je nier meer weet dat het ooit een om een samenstelling ging. 47. Café / crèche (accenten) Door een accent te verandert de e van klank. /ee/ klank = café /e/ klank = crèche 48. Monniken (moeilijke meervouden) 49. Na-apen (verbindingsstreepje) Dreigen er uitspraakfouten en is het en samenstelling: Zet dan een streepje tussen de twee woorden 50. Houten (stof.bijv.naamwoorden) Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord eindigt op –n Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord geeft aan van welke stof iets is gemaakt. Het eindigt op –n. Dus een houten tafel. Let op! Het woord zwart is geen stoffelijk bijvoeglijk naamwoord en krijgt dus geen n! Dus een zwarte bank 51. Verjaardagsfeest (verbindings – s- ) 52. extra / sorry (/ks/ = x, y , q) Weetweg Ik heb dit woord uit mijn hoofd geleerd, Daarom schrijf ik het niet verkeerd. 53. computer Weetweg (Engelse leenwoorden) Ik heb dit woord uit mijn hoofd geleerd, Daarom schrijf ik het niet verkeerd. 54. geniaal (iaal/ieel/ueel/eaal) Weetweg Ik heb dit woord uit mijn hoofd geleerd, Daarom schrijf ik het niet verkeerd. 55. bureau (Franse leenwoorden) Weetweg Ik heb dit woord uit mijn hoofd geleerd, Daarom schrijf ik het niet verkeerd.