ME/cvs Vereniging Mogelijk snellere diagnose van ME/cvs door

advertisement
ME/cvs Vereniging
Januari 2013.
Bron: Ohio State University
Mogelijk snellere diagnose van
ME/cvs door vondst bepaalde
antilichamen
Gepubliceerd: 15 november, 2012 door de Ohio
State University
Voor het eerst zijn onderzoekers gestuit
op een mogelijke diagnostische methode
om in elk geval een subgroep patiënten
te identificeren met ME/cvs, een complexe aandoening zonder duidelijke bekende oorzaak of genezing.
In een proefstudie van zes patiënten
hebben wetenschappers specifieke antilichamen ontdekt die worden gelinkt aan
de reactivatie van een latent Epstein-Barr
virus. Deze werden gevonden in bloedstalen van mensen die de klassieke ME/cvs
symptomen hadden en reageerden op
behandeling met antivirale middelen. In
controle -bloedmonsters van twintig gezonde mensen werden zulke antilichamen
niet gevonden.
Het onderzoeksteam, onder leiding van
wetenschappers van de Ohio State University en de Oakland University William
Beaumont School of Medicine, erkent dat
het aantal patiënten klein is. Maar de
onderzoekers zeggen dat de kracht van
het onderzoek ligt in het feit dat ze de
beschikking hadden over zestien maanden
lang verzamelde bloedmonsters van elke
patiënt. Een verzameling die een ongekende kijk biedt op ME/cvs over een
langer tijdsverloop.
De onderzoekers zijn van plan om verder
te gaan met de ontwikkeling van een
klinische laboratoriumtest die deze antilichamen in bloedmonsters kan detecteren.
De studie is gepubliceerd in het tijdschrift
PLOS ONE van 14 november 2012.
Het Epstein-Barr virus is een humaan
herpesvirus dat besmettelijke mononucleosis en meerdere soorten tumoren kan
veroorzaken. Volgens het Centers for
Disease Control and Prevention (CDC), is
ongeveer 95% van de Amerikanen er als
volwassene mee geïnfecteerd. Alleen is
minder dan de helft van hen er ook echt
ziek van geworden. Als iemand eenmaal
geïnfecteerd is, blijft het virus sluimerend
aanwezig in het lichaam, en kan het
opnieuw geactiveerd worden zonder
ziektesymptomen te veroorzaken.
Uit de studie bleek, dat bij deze zes
patiënten een latent Epstein-Barr virus
opnieuw actief werd. Maar het opnieuw
ontwaakte virus kon zijn volledige kracht
om zijn gastcellen over te nemen niet
ontplooien. Toch volstond deze gedeeltelijke reactivering om op zijn minst twee
virale eiwitten voort te brengen: DNA
polymerase en dUTPase. Deze patiënten
maakten antilichamen aan die specifiek
ontworpen waren om de twee eiwitten
langer dan een jaar te kunnen herkennen
en te neutraliseren.
De wetenschappers kwamen tot de
theorie dat zelfs bij afwezigheid van een
volledig actieve infectie deze virale
eiwitten toch zulke infectieuze chemische
signalen kunnen veroorzaken, dat het immuunsysteem ontregeld wordt en ME/cvs
optreedt. Het hoofdsymptoom van deze
aandoening is een ernstige vermoeidheid
gedurende tenminste zes maanden die
niet overgaat door rust, en gepaard gaat
met problemen zoals slapte, spierpijn,
geheugenproblemen en depressie. Omdat
de ziekte zoveel lijkt op veel andere
aandoeningen, is het moeilijk een diagnose te stellen. Ongeveer een miljoen
Amerikanen hebben ME/cvs, terwijl volgens experts maar 20% is gediagnostiseerd.
De meest ervaren onderzoekers van de
studie waren het eens dat die bij meer
patiënten herhaald moet worden. “Om de
waarnemingen te bevestigen”,
zei viroloog Ron Glaser, directeur van het
Institute for Behavioral Medicine Research
in Ohio State en een co-auteur van de
studie. “Maar na meer dan 20 jaar is dit
tenminste eindelijk iets waar we verder
mee kunnen.”
Glaser’s eerste medewerkers in deze
studie waren Marshall Williams, professor
moleculaire virologie, immunologie en
medische genetica aan de Ohio State, en
A. Martin Lerner, professor interne
geneeskunde aan de Oakland University
William Beaumont School of Medicine.
Glaser en Williams publiceerden voor het
eerst een artikel in 1988 dat suggereerde
dat deze twee virale eiwitten, geassocieerd met een gedeeltelijke gereactiveerd Epstein-Barr virus, als biomarkers
kunnen functioneren voor bepaalde
aandoeningen, zoals ME/cvs.
Ondertussen werd Lerner in 1986 ernstig
ziek en vocht tien jaar tegen de symptomen van ME/cvs totdat zijn gezondheid
drastisch verbeterde door behandeling
met anti-virale middelen.
Lerner, een specialist op het gebied van
infectieziekten, heeft een privé ME/cvs
praktijk in Michigan. Dat hij op lange termijn de kenmerken van van ME/cvs
patiënten en de respons op de behandeling volgde, maakte deze follow-up
studie mogelijk.
Dat ME/cvs patiënten verschillende symptomen en meerdere soorten virale en
bacteriële infecties ondergaan, heeft er
voor gezorgd dat onderzoekers geloven
dat ME/cvs mogelijk talrijke oorzaken
heeft. Dat gebrek aan eenduidigheid bemoeilijkt ook de diagnose en de ontwikkeling van behandelingen.
“Een deel van het probleem om een
middel of biomarkers voor ME/cvs te
identificeren, is de extreme verscheidenheid onder mensen die zeggen ME/cvs te
hebben. Het aanbrengen van een schifting
daarin heeft het onderzoeksveld vele jaren
opgehouden” zei Glaser, die het Epstein-
Barr virus (EBV) al decennia lang onderzoekt.
Lerner heeft een hele tijd terug 142 van
zijn patiënten in twee groepen opgesplitst:
zij die positief testten op verschillende
antilichamen tegen drie soorten herpesvirussen en reageerden op maandenlange
behandeling met een van twee soorten
anti-virale middelen. En een kleinere
groep die virale en allerlei co-infecties
had, maar minimaal reageerde op een
behandeling met anti-virale middelen.
Om dit te traceren, verzamelde hij onder
andere langer dan een jaar van elke
patiënt meerdere monsters bloedserum.
Voor dit onderzoek selecteerde hij bloedmonsters van zes van die patiënten. Vijf
vielen onder een subgroep met het
Epstein-Barr virus, de zesde had een
Epstein-Barr virus en een bacteriële coinfectie. Ter vergelijking verzamelden de
onderzoekers monsters van twintig gezonde personen die qua leeftijd en geslacht
overeenkwamen met de zes ME/cvs
patiënten.
Ook Lerner kwam los van dit alles tot de
hypothese dat ME/cvs patiënten mogelijk
een gedeeltelijke reactivatie van een virus
ondergingen. Al testten patiënten wellicht
negatief op de meest actieve antilichamen
om een virus te bestrijden, toch wisten ze
te herstellen van ME/cvs door een
langdurige behandeling met antiviralen.
Van één antiviraal middel dat hij gebruikt,
is bekend dat het de DNA polymerase kan
afremmen, die de reactivatie van het
Epstein-Barr virus beheerst.
Williams gebruikte voor de beschikbare
bloedstalen van ME/cvs patiënten en
controlepersonen een zeer gevoelige laboratoriummethode om er achter te komen
of die antilichamen bevatten tegen de
twee te bestrijden Epstein-Barr virale eiwitten DNA polymerase en dUTPase, die
vroeg in het proces van de virale reactivatie worden geproduceerd.
In totaal testte 78.8 % van de serum-
monsters van de zes ME/cvs patiënten
positief op antilichamen tegen DNA
polymerase, en 44.2 % voor antilichamen
tegen dUTPase. In de 20 controle-monsters werden geen antilichamen tegen
deze twee eiwitten gevonden.
“Alle zes hadden antilichamen tegen DNA
polymerase of EBV dUTPase, en die
antilichamen bleven zo’n 408 dagen bestaan.,” zei Lerner. “En de aantallen antilichamen waren uitzonderlijk hoog.” Hoge
aantallen antilichamen die in het bloed
circuleren, duiden op een langdurige
immuun-activering tegen deze eiwitten.
Williams merkte op dat de aantallen
minder opvallend kunnen zijn dan de
antilichamen die er in eerste instantie
waren.
“Kijk naar de meeste gezonde mensen. Er
is voor hen geen enkele reden om een
antilichaam tegen een van beide eiwitten
te hebben,” zei hij, “De antilichamen zelf
zijn een goede manier om onderscheid te
kunnen maken.”
Deze studie werd mede ondersteund door het
NIH (National Institutes of Health).
Verdere co-auteurs waren o.a. Maria Ariza van
de afdeling moleculaire virologie, immunologie
en medische genetica, en Stanley Lemeshow,
decaan van het College of Public Health,
beiden in de staat Ohio, Leonard Jason van de
DePaul University, Safedin Beqaj van
Pathology Inc. in Torrance, Californië, en
James Fitzgerald van de University of Michigan
School of Medicine.
Verklarende woordenlijst:
DNA polymerase: een enzymcomplex betrokken bij de verdubbeling van DNA tijdens celdeling.
dUTPase: een enzym dat betrokken is bij
de bouwstenen van het DNA.
mono-nucleosis: vermeerdering van
mono-nucleaire cellen in het lichaam
waardoor o.a. klierkoorts of de ziekte van
Pfeiffer kan ontstaan.
Download