KAM -regel

advertisement
KAM-regel 003 – Veilig werken met gevaarlijke stoffen
Wijzigingen ten opzichte van vorige versie
In deze KAM-regel is de werkwijze conform de Europese Verordening over de indeling,
etikettering en verpakking van chemische stoffen en mengsels, (EG) nr. 1272/2008
(Classification, Labelling and Packaging: CLP), verder te noemen EU-GHS
geïmplementeerd. Concreet zijn er voor de gebruiker de volgende wijzigingen:
- Door EU-GHS verandert de indeling en etikettering van chemische stoffen en
mengsels. De grondslagen voor indeling (classificatie) van stoffen en mengsels op
basis van hun gevaarseigenschappen wijzigen. De Wm-systematiek met de
gevarensymbolen, R-zinnen en S-zinnen wijzigt op termijn in pictogrammen (een wit
vierkant met een rode rand, staand op de punt), H-zinnen, EUH-zinnen, P-zinnen en
signaalwoorden (‘gevaar’ en ‘waarschuwing’). Het gevolg van de invoering van EUGHS is dat leveranciers van chemische stoffen en mengsels deze gaan indelen,
etiketteren en verpakken volgens de nieuwe eisen. Voor zuivere stoffen dient dit voor
1 december 2010 en voor mengsels voor 1 juni 2015 te zijn gebeurd. Doordat de
bepalingen van EU-GHS gefaseerd in werking treden kunnen in de praktijk langere
tijd twee soorten symbolen op bijvoorbeeld de etiketten van flessen voorkomen.
- In de paragraaf “werkgebied” van hoofdstuk “Werken met kankerverwekkende,
mutagene en reprotoxische stoffen” is de markering nader gespecificeerd.
- In bijlage 5 is het aantal opslagvoorzieningen voor gevaarlijke stoffen op verdieping
aangepast.
- Bijlage 6 is aangevuld met EU-GHS symbolen, P- en H-zinnen.
- In de Inleiding en bijlage 7 wordt beschreven hoe er omgegaan wordt met nanomaterialen en hoe er gewerkt wordt in een omgeving met onzekere risico’s.
Inleiding
Achtergrond en begrippen
Binnen het RIVM/NVI wordt op een groot aantal afdelingen met gevaarlijke stoffen
gewerkt. Onder gevaarlijke stoffen wordt verstaan: stoffen, mengsels of oplossingen van
stoffen die vanwege hun eigenschappen of de omstandigheden waaronder ze voorkomen
gevaar voor de veiligheid of gezondheid dan wel hinder kunnen opleveren. Gevaarlijke
stoffen zijn ondermeer te herkennen aan de aanwezigheid van een gevaarssymbool op het
etiket (zie bijlage 1 voor een overzicht van de gevaarscategorieën volgens de Wet
milieubeheer (Wm), EU-GHS en ADR).
Kankerverwekkende (carcinogene) stoffen en processen kunnen bij de mens als gevolg
van blootstelling kanker veroorzaken, of het kankervormingsproces bevorderen.
Mutagene stoffen kunnen het erfelijk materiaal van lichaamscellen veranderen (muteren).
Voor de voortplanting giftige (reprotoxische) stoffen hebben effect op de voortplanting.
Het gaat om effecten op de voortplantingsmogelijkheid van zowel mannen als vrouwen,
alsmede schade die veroorzaakt kan worden aan het ongeboren kind (teratogene stoffen)
of aan de zuigeling (borstvoeding). Als verzamelnaam voor deze drie categorieën stoffen
wordt de term CMR-stoffen (carcinogene, mutagene en reprotoxische stoffen)
gehanteerd.
Versie 2
Definitief 03-08-2011
Pagina 1 van 17
KAM-regel 003 – Veilig werken met gevaarlijke stoffen
CMR-stoffen worden door de Europese Unie (EU), afhankelijk van hoe sterk het bewijs
is voor het schadelijke effect onderverdeeld in categorieën, voor een overzicht van de
communicatie-elementen en informatie over de gevaren hiervan zie bijlage 2.
Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) stelt halfjaarlijks de
zogenaamde SZW-lijsten op van kankerverwekkende, mutagene en reprotoxisch (voor de
voortplanting giftige) stoffen. Waar in het Arbobesluit en in deze KAM-regel gesproken
wordt over CMR-stoffen, worden de stoffen van deze SZW-lijsten bedoeld (zie hiervoor
bijlage 3). In het Arbobesluit zijn wettelijke regels opgenomen voor het veilig werken
met deze stoffen (zie onder afbakening KAM-regel).
Een relatief nieuwe groep van stoffen betreft de zogenaamde nanomaterialen. Het
voorvoegsel ‘nano-‘ heeft betrekking op nanometer (nm), één miljardste meter.
Nanomaterialen zijn deeltjes waarvan de grootte in één of meer dimensies tussen 1 en
100 nanometer ligt. Er is echter nog geen (internationaal) erkende definitie voor een
nanodeeltje. De risico’s van het werken met nanomaterialen in het laboratorium zijn nog
onvoldoende bekend. Nanomaterialen worden in deze KAM-regel echter niet
gecategoriseerd. Voor het werken met nanomaterialen wordt de werkwijze gevolgd die
gebruikt wordt bij het werken met gevaarlijke stoffen tenzij aanvullende informatie
aangeeft dat het materiaal anders benaderd kan of moet worden (niet gevaarlijke stof,
carcinogeen, asbestachtig, enz). De nadruk bij het werken met nanomaterialen ligt op het
voorkomen van blootstelling. Zoals voor alle stoffen in poedervorm, dient in het
bijzonder blootstelling door inademing te worden voorkomen. Voordat werkzaamheden
met nanomaterialen starten, inventariseert de medewerker de gegevens van de stof en
bepaalt de gevaarsindicatie en de bijbehorende veiligheidsmaatregelen (zie hiervoor
bijlage 7). Binnen het RIVM wordt zoveel als mogelijk de arbeidshygiënische strategie
met prioriteitenvolgorde gehanteerd, zoals in hoofdstuk ‘Aanpak risico’s’ van deze
KAM-regel weergegeven.
Doel
Doel van deze KAM-regel is om:
- de gezondheidsrisico's en de kans op brand bij het werken met gevaarlijke stoffen te
minimaliseren (preventie);
- de gezondheids-, materiële en milieuschade na een ongeval of ongewenste
blootstelling zoveel mogelijk te beperken (repressie).
Afbakening KAM-regel
Deze KAM-regel richt zich op de volgende onderwerpen:
- Het voorkomen c.q. minimaliseren van blootstelling aan gevaarlijke stoffen;
- Het treffen van maatregelen om ongewilde gebeurtenissen te voorkomen;
- Het treffen van technische en organisatorische maatregelen om de gevolgen van
ongewilde gebeurtenissen te beperken.
De volgende onderwerpen vallen buiten het bestek van deze regel:
- Beoordeling van de aard, mate en duur van de blootstelling aan gevaarlijke stoffen
(Arbobesluit artikel 4.2); Dit onderwerp is onderdeel van de Risico Inventarisatie en
Evaluatie (RI&E).
- Arbeidsgezondheidskundig onderzoek en dossiers en registratie (Arbobesluit artikel
4.10a t/m c, 4.15 en 4.23). Alle medewerkers hebben recht op
arbeidsgezondheidskundig onderzoek. In dit onderzoek kan ondermeer gekeken
worden naar de gezondheidseffecten van het werken met gevaarlijke stoffen.
Versie 2
Definitief 03-08-2011
Pagina 2 van 17
KAM-regel 003 – Veilig werken met gevaarlijke stoffen
Arbeidsgezondheidskundig onderzoek wordt door het RIVM/NVI momenteel niet
actief aan de medewerkers aangeboden. De medewerkers hebben wel het recht om
een dergelijk onderzoek aan te vragen bij hun leidinggevende of bij de bedrijfsarts.
Deze KAM-regel geldt voor alle ruimten waar met gevaarlijke stoffen wordt gewerkt.
Voor stralingshygiëne (KAM-regel 004), gascilinders (KAM-regel 009), vloeibare
stikstof (KAM-regel 029), cyaanverbindingen (KAM-regel 032) en asbest (KAM-regel
033) gelden aanvullende regels.
Daarnaast heeft KAM-regel 003 een relatie met onderstaande KAM-regels en
voorschriften. Waar dit van toepassing is, wordt in de tekst naar deze documenten
verwezen.
KAM-regels:
005: bijzondere groepen medewerkers
007: gevaarlijk afval
016: risicoverklaring betreffende chemische, radiologische en microbiologische
risico's bij technische werkzaamheden
019: lege chemische verontreinigde emballage
020: toegang tot laboratoriumruimten
022: ICAM (Interne Controle Arbo- en Milieu-aspecten). NVI heeft zijn eigen
KAM-regel 022. Deze heet Arbo- en MilieuZelfInspecties
025: incidentenregeling
034: brandslanghaspels, nood- en oogdouches en decontaminatie douchesystemen
035: lozingseisen gevaarlijke stoffen in het riool
Voorschriften:
Standaardeisen en richtlijnen Renovatie en Nieuwbouw
Verantwoordelijkheden
Deze KAM-regel is bestemd voor alle medewerkers, uitzendkrachten en stagiaires van
het RIVM, NVI en voor derden, die met gevaarlijke stoffen werken op het ALT (Antonie
van Leeuwenhoek Terrein). Elke medewerker is er verantwoordelijk voor dat hij/zij de
bepalingen van de KAM-regel opvolgt. De laboratoriumhoofden hebben met betrekking
tot het veilig werken met gevaarlijke stoffen de volgende verantwoordelijkheden:
Zorgdragen voor voorlichting aan de medewerkers over de risico's bij het werken
met gevaarlijke stoffen en de wijze waarop deze moeten worden vermeden. Dit
betekent dat zij er in ieder geval voor zorgen dat hun medewerkers (inclusief
uitzendkrachten en stagiaires) op de hoogte zijn van de inhoud van deze KAM-regel.
Voorlichting vindt plaats door een inwerkprogramma voor nieuwe medewerkers en
door periodieke voorlichting en instructie aan alle medewerkers.
Toezien op het veilig werken met gevaarlijke stoffen op de afdeling. Dit betekent
toezicht op de naleving van deze KAM-regel;
Zorgen voor de aanwezigheid en het up-to-date houden van een wettelijk verplicht
register CMR-stoffen (zie ‘Registratie’). Voor de registratie van CMR-stoffen wordt
binnen het RIVM GROS (Gevaarlijke stoffen Registratie en OpsporingsSysteem)
gebruikt. NVI hanteert de formulieren zoals bijvoorbeeld is vastgelegd in bijlage 6.
Versie 2
Definitief 03-08-2011
Pagina 3 van 17
KAM-regel 003 – Veilig werken met gevaarlijke stoffen
Werkwijze
Aanpak risico’s
Bij het treffen van maatregelen om blootstelling aan gevaarlijke stoffen zoveel mogelijk
te beperken, wordt onderstaande (wettelijk vastgestelde) prioriteitenvolgorde in acht
genomen. Uitgangspunt hierbij is dat maatregelen zoveel mogelijk bij de bron worden
genomen. Alleen als een maatregel redelijkerwijs niet mogelijk is, mag worden
uitgeweken naar een lager niveau van bescherming:
1.
2.
3.
Vervanging van gevaarlijke stoffen door minder gevaarlijke stoffen;
Gebruik van de stoffen in een gesloten systeem;
Afvoeren van verontreinigde lucht door ventilatie (puntafzuiging, ruimteventilatie of
het werken in zuurkasten);
4. Scheiding van mens en bron: door afscherming van de bron of de medewerker;
5. Gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen. Deze mogen alleen tijdelijk
worden ingezet en de duur van het dragen wordt tot het strikt noodzakelijke beperkt.
In de praktijk zal het niet altijd mogelijk zijn om maatregelen van het hoogste niveau te
treffen. Ook kan niet altijd ontkomen worden aan het gebruik van persoonlijke
beschermingsmiddelen. Zo is het dragen van een veiligheidsbril vaak als extra
beschermende maatregel noodzakelijk. Het is echter van belang om bovengenoemde
strategie als uitgangspunt te nemen bij het treffen van maatregelen om blootstelling aan
gevaarlijke stoffen te voorkomen.
Werken met gevaarlijke stoffen
Voorbereiding
Reduceer de hoeveelheid gevaarlijke stoffen. Dit kan worden bereikt door
experimenten op kleinere schaal uit te voeren.
Als in een ruimte met gevaarlijke stoffen wordt gewerkt, is het dragen van een
laboratoriumjas en veiligheids- of beschermingsbril verplicht.
Elk laboratorium dient veiligheidsinformatiebladen (VIB’s) van de gebruikte
gevaarlijke stoffen op voor iedereen gemakkelijk toegankelijke plaatsen, ter inzage te
hebben.
Verzamel vooraf informatie over de stoffen waarmee gewerkt gaat worden, door in
eerste instantie het raadplegen van VIB’s. Belangrijke andere informatiebronnen zijn:
de etiketten op de verpakking, de catalogi van de diverse leveranciers, GROS en
stoffen databanken (te raadplegen via de digitale RIVM-bibliotheek). De bibliotheek
borgt de actualiteit van deze stoffen databanken (dit in tegenstelling tot bijv. papieren
Chemiekaartenboeken op afdelingen).
Beoordeel op basis van de verkregen informatie de hoogte van de risico's die aan het
werken met deze stof verbonden zijn en de maatregelen die voor eigen of andermans
veiligheid en gezondheid genomen moeten worden.
Ga na of een minder of niet gevaarlijke stof gebruikt kan worden.
Indien uit de beoordeling blijkt dat handschoenen gedragen moeten worden, kies dan
een type handschoen dat voldoende bescherming biedt tegen de te gebruiken
stof(fen). Let hierbij op de degradatie en permeatie van de handschoenen. Bij
Versie 2
Definitief 03-08-2011
Pagina 4 van 17
KAM-regel 003 – Veilig werken met gevaarlijke stoffen
degradatie wordt het materiaal van de handschoen aangetast door de gevaarlijke stof.
Een handschoen moet dan ook altijd een lage 'degradation rate' hebben (= er vindt
niet of nauwelijks degradatie plaats). Permeatie zegt iets over de mate waarin de
gevaarlijke stof door de handschoen heendringt. Een geschikte handschoen heeft,
voor de betreffende stof, een lage 'permeation rate' (= stof dringt langzaam door
handschoen heen). Informatie over geschikte typen handschoenen kan in eerste
instantie gevonden worden in de VIB's, de catalogi van de leveranciers en de stoffen
databanken van de RIVM-bibliotheek. Als deze informatie onvolledig of onduidelijk
is, neem dan contact op met de KAM-afdeling.
Uitvoering
Beperk de hoeveelheid gevaarlijke stoffen in het laboratorium, die niet in een
brandveiligheidskast staan opgeslagen, tot een ééndaagse werkvoorraad.
Werk met gevaarlijke stoffen altijd in de zuurkast.
Alle verpakte gevaarlijke stoffen/mengsels moeten goed en duidelijk zijn
geëtiketteerd. Hierdoor wordt de gebruiker gewaarschuwd voor de mogelijke gevaren
van een stof of mengsel.
Hulpmiddelen in het laboratorium die voor wisselende (oplossingen van) gevaarlijke
stoffen worden gebruikt, hoeven niet steeds voorzien te worden van de wettelijk
verplichte aanduidingen. Het duidelijk aanbrengen van de naam van de stof op het
hulpmiddel is voldoende.
Gebruik een fles/pot niet voor andere stoffen dan die op het oorspronkelijke etiket
zijn aangeduid.
Houd werktafel, zuurkast en werkruimte ordelijk en schoon.
Het is verboden te roken, slapen, eten, drinken of voedsel te bewaren in alle ruimten
waar met gevaarlijke stoffen wordt gewerkt.
Houd deuren naar de gang gesloten i.v.m. de ruimteventilatie.
Transporteer gevaarlijke stoffen in afsluitbare en breukvrije transportcontainers,
waarin de verpakking niet kan omvallen en waarin eventueel gemorste stof wordt
opgevangen.
Pipetteer nooit met de mond. Gebruik een pipetteerballon of andere
pipetteermiddelen.
Giet bij verdunnen geconcentreerd zuur in water, nooit water in geconcentreerd zuur
(Add the Acid).
Gebruik indien geen of onvoldoende andere beschermende maatregelen genomen
kunnen worden de juiste persoonlijke beschermingsmiddelen (zie verzamelde
informatie onder 'voorbereiding').
Het is verboden om gevaarlijke stoffen of afval, verontreinigd met gevaarlijke
stoffen, in gootsteen of prullenbak te deponeren. Dit afval dient afgevoerd te worden
via de regeling gevaarlijk afval, KAM-regel 007. De afvoer van lege emballage van
chemicaliën is beschreven in KAM-regel 019 en de lozingseisen in KAM-regel 035.
Richtlijnen werken in zuurkasten
Door werkzaamheden met schadelijke stoffen in de zuurkast uit te voeren wordt
voorkomen dat deze stoffen zich in de werkruimte verspreiden. De werking van de
zuurkast wordt beïnvloed door de wijze waarop de werkzaamheden worden
uitgevoerd. Let, om veilig met zuurkasten te kunnen werken, op de volgende zaken:
Versie 2
Definitief 03-08-2011
Pagina 5 van 17
KAM-regel 003 – Veilig werken met gevaarlijke stoffen
-
-
-
-
-
-
Nieuwe zuurkasten voldoen aan de norm NEN-EN 14175 (Zie Standaardeisen en
richtlijnen Renovatie en Nieuwbouw). Hierin wordt ondermeer de aanwezigheid van
een luchtstromingsindicator beschreven, die is voorzien van een auditief en een
visueel alarm.
Bij afwezigheid van een dergelijk alarm is het van belang om de goede werking van
de zuurkast zelf regelmatig te controleren. Dit kan door een strookje tissuepapier in
de raamopening te houden, wat een indicatie geeft over het al dan niet in werking zijn
van de zuurkast. Daarnaast wordt tijdens de periodieke keuring, zoals hierna is
aangegeven, gecontroleerd of de afzuiging voldoende is door de luchtsnelheid in de
opening van de zuurkast te meten. Deze moet tussen 0,25 en 0,50 m/s liggen.
Controleer of de gebruikelijke periodieke keuring tijdig is uitgevoerd, zie label op
het raam van de zuurkast.
Plaats in de zuurkast alleen die middelen die voor de op dat moment uit te voeren
werkzaamheden nodig zijn. Let daarbij met name op de afzuigspleten aan de
achterkant. Deze mogen niet worden geblokkeerd.
Een zuurkast mag niet gebruikt worden voor de opslag van gevaarlijke stoffen.
Plaats de opstelling zo ver mogelijk naar achter in de kast. Als vuistregel geldt, dat
de voorste 5 tot 20 cm van het werkblad ongebruikt worden gelaten.
Haal geen stromingsschotten weg. Grote opstellingen dienen te worden opgesteld in
walk-in kasten.
Zet luchtbelemmerende grote opstellingen op blokjes van tenminste 10 cm hoogte.
Op deze manier kan de luchtstroom er onderdoor gaan.
Geef bij het werken met (zeer) (licht) ontvlambare stoffen aan, dat geen open vuur of
elektrische apparatuur mag worden gebruikt. Elektrische apparatuur mag in deze
gevallen alleen worden gebruikt, als de noodzaak hiertoe goed is gemotiveerd en
gedocumenteerd.
Houd het raam zoveel mogelijk gesloten en het hoofd buiten de kast. Gebruik de
veilige werkstand.
Maak geen heftige bewegingen voor en in de kast.
Zie toe op het loopverkeer voor de kast. Te veel geloop voor de kast verstoort de
goede werking. Gebruik van branders en verwarmingselementen verstoren tevens de
luchtstroom.
Gebruik de zuurkast niet als afvoerkanaal voor gasvormige verontreinigingen.
Neutraliseer vrijkomende gassen of maak gebruik van een gaswasser/filter.
Decontamineer de zuurkast na afloop volgens een labspecifieke procedure.
Voorkomen van brand en explosie
-
Wees bedacht op explosieve combinaties en speciale risico's van gevaarlijke stoffen,
zie hiervoor de bijlagen van de regeling gevaarlijk afval (KAM-regel 007).
Werk met (licht) ontvlambare oplosmiddelen in de zuurkast (laboratoria), of op goed
geventileerde plaatsen (niet-laboratoria).
Werk uitsluitend met (zeer) (licht) ontvlambare stoffen na doven van "open vuur"
zoals waakvlammen, bunsenbranders e.d.. Zorg ervoor dat brandbare stoffen,
oplosmiddelen en explosieve damp/luchtmengsels niet in aanraking kunnen komen
met hete oppervlakten, zoals kookplaten, ovens, leidingen enz. De ruimte waarin
Versie 2
Definitief 03-08-2011
Pagina 6 van 17
KAM-regel 003 – Veilig werken met gevaarlijke stoffen
-
-
-
-
-
brandbare oplosmiddelen worden bewaard of gebruikt moeten voldoen aan de
gestelde eisen in Arbeidsomstandighedenbesluit artikel 3.5a t/m 3.5f.
Zorg ervoor dat oplosmiddelen niet in de werkruimte vrijkomen: laat vaten en flessen
niet open staan, voorkom morsen, werk netjes. Bedenk hierbij dat de meeste dampen
van organische oplosmiddelen zwaarder zijn dan lucht en over de werktafel kunnen
"kruipen" en zich op lagere plaatsen kunnen verzamelen.
Voeg voorafgaand aan destillatie en indampen altijd kooksteentjes of kookstaafjes
toe om kookvertraging te voorkomen.
Reparatiewerkzaamheden, zowel door derden als door eigen personeel, aan
installaties, werktuigen of ruimten waarin brandbare gassen, brandbare vloeistoffen
en stoffen die gevaar voor explosie opleveren, worden opgeslagen of gebruikt mogen
alleen worden uitgevoerd wanneer hiervoor een risicoverklaring is afgegeven (zie
KAM regel 016).
Het gebruik van producten of preparaten die meer dan 1 % (v/v) van één van
onderstaande stoffen bevatten is alleen toegestaan in een gesloten systeem, of op een
andere wijze met een even hoog niveau van bescherming als een gesloten systeem:
 benzeen (CAS-nummer: 71-43-2);
 tetrachloormethaan (CAS-nummer: 56-23-5);
 pentachloorethaan (CAS-nummer: 76-01-7);
 1,1,2,2-tetrachloorethaan (CAS-nummer: 79-34-5).
Sluit afvalvaten steeds af, maar houdt rekening met eventuele drukopbouw. Bedenk
dat door verdamping vaak schadelijke of giftige dampen zich in de ruimte kunnen
verspreiden. Vul afvalvaten op een goed geventileerde plaats, bij voorkeur in een
zuurkast.
Sla afvalvaten met brandbare en vluchtige oplosmiddelen op in een
brandveiligheidskast, tot deze door het FB worden opgehaald.
Opslag van gevaarlijke stoffen
Algemeen
De voorraad opgeslagen gevaarlijke stoffen in laboratoria en chemicaliënmagazijnen
dient zo beperkt mogelijk te zijn.
Informatie over de ADR-klasse waarin een gevaarlijke stof is ingedeeld, is terug te
vinden in de VIB's. Alle gevaarlijke stoffen die vallen onder de volgende ADR
klassen worden opgeslagen in brandveiligheidskasten. Buiten deze kasten mogen dus
alleen ééndaagse werkvoorraden staan. Het betreft de volgende klassen (zie ook
bijlage 1):
 Klasse 3: brandbare vloeistoffen;
 Klasse 4: brandbare vaste stoffen, voor zelfontbranding vatbare stoffen en stoffen
die in aanraking met water brandbare gassen ontwikkelen;
 Klasse 5: stoffen die de verbranding bevorderen en organische peroxiden;
 Klasse 6: giftige stoffen;
 Klasse 8: bijtende stoffen;
 Klasse 9: overige gevaarlijke stoffen.
Het is verboden gezamenlijk (in één compartiment) op te slaan:
 zuren en basen;
 zuren en chloriet- of hypochlorietoplossingen;
Versie 2
Definitief 03-08-2011
Pagina 7 van 17
KAM-regel 003 – Veilig werken met gevaarlijke stoffen




zwavelzuur of salpeterzuur bij mierezuur, azijnzuur of formaldehydeoplossingen;
zuren bij cyaniden;
zuren bij sulfiden;
oxiderende stoffen als HNO3 of HClO4 bij brandbare organische stoffen
(explosiegevaar);
 met elkaar reagerende stoffen, waarbij gevaarlijke gassen of dampen kunnen
vrijkomen of gevaarlijke situaties zoals explosies of warmte-ontwikkeling kunnen
ontstaan.
Zie voor informatie: de VIB's, bijlage 4 en de bijlagen van KAM-regel 007 (gevaarlijk
afval), GROS en de stoffendatabanken (te raadplegen via de digitale RIVM-bibliotheek).
Zuren en basen moeten worden opgeslagen in gescheiden lekbakken, in een
(geventileerde) brandveiligheidskast, die corrosiebestendig is (voorzien van een
kunststof binnenwand).
Grote hoeveelheden oxiderende stoffen kunnen aanzienlijk bijdragen aan de
vuurbelasting binnen een ruimte. Daarom moeten deze worden opgeslagen in
brandveiligheidskasten (zie boven), die bij voorkeur corrosiebestendig zijn (voorzien
van een kunststof binnenwand).
Stoffen die niet onder één van de ADR klassen vallen (zie bijlage 1), mogen in
gewone kasten opgeslagen worden.
Aan verpakkingen worden onderstaande eisen gesteld. Alleen in goed gemotiveerde
en gedocumenteerde gevallen mag hiervan afgeweken worden. Verpakkingen
(flessen, vaten, containers, enz.), waarin oplosmiddelen worden bewaard met een
vlampunt lager dan 21 °C mogen ten hoogste 2 l inhoud hebben. Verpakkingen
waarin zwavelkoolstof wordt bewaard mogen geen grotere inhoud hebben dan 1 l.
Verpakkingen waarin oplosmiddelen worden bewaard met een vlampunt hoger dan
21 °C mogen ten hoogste 5 l inhoud hebben.
Het ventilatievoud (aantal keer per uur dat alle lucht in de ruimte ververst wordt) in
chemicaliënmagazijnen dient minimaal zesvoudig te zijn.
Een chemicaliënmagazijn mag niet toegankelijk zijn voor onbevoegden.
Op toegangsdeuren naar ruimten waarin brandbare en/of vluchtige oplosmiddelen
opgeslagen of gebruikt worden moet het opschrift "open vuur en roken verboden" of
een hiervoor genormaliseerd veiligheidsteken zijn aangebracht.
Als het chemicaliënmagazijn zelf de brandwerende voorziening is: De deur van het
chemicaliënmagazijn moet voorzien zijn van gevaarssymbolen die aangeven welke
categorieën van gevaarlijke stoffen in het magazijn aanwezig zijn (zie bijlage 1). Het
betreft maximaal de gevaarssymbolen voor (zeer) licht ontvlambare, (zeer) vergiftige
en corrosieve stoffen.
Brandveiligheidskasten
Brandveiligheidskasten zijn kasten met een hoge brandwerendheid en zelfsluitende
deuren voor de opslag van gevaarlijke stoffen. Brandveiligheidskasten moeten altijd
aangesloten zijn op een ventilatiekanaal en worden afgezogen.
Bij het gebruik van brandveiligheidskasten gelden de volgende regels:
Nieuwe brandveiligheidskasten dienen aan de norm NEN-EN-14470-1 te voldoen.
Ter informatie zijn in bijlage 5 de eisen en gebruiksvoorwaarden voor
brandveiligheidskasten volgens deze norm opgenomen. Bij aanschaf van nieuwe
kasten kan voor meer informatie contact opgenomen worden met de KAM-afdeling.
Versie 2
Definitief 03-08-2011
Pagina 8 van 17
KAM-regel 003 – Veilig werken met gevaarlijke stoffen
Brandveiligheidskasten mogen niet binnen één meter afstand van deuren of andere
vluchtwegen zijn geplaatst.
Brandveiligheidskasten mogen niet ter afscherming van ruimten worden gebruikt.
Bij compartimentering in kasten moet er voor iedere, volgens bijlage 5 te
compartimenteren stof, een aparte lekbak zijn.
Deze lekbak moet indien het (zeer) (licht) ontvlambare vloeistoffen betreft de gehele
inhoud kunnen opvangen.
In de overige gevallen moet de lekbak een inhoud hebben van tenminste de grootste
verpakking vermeerderd met 10% van de overige verpakkingen.
De voorkant (buitenkant) van de brandveiligheidskasten moet voorzien zijn van
gevaarssymbolen die aangeven welke gevaarscategorieën van chemicaliën in de kast
aanwezig zijn (zie bijlage 1). Het betreft maximaal de gevaarssymbolen voor (zeer)
licht ontvlambare, (zeer) vergiftige en corrosieve stoffen.
Koel- en vrieskasten
Indien (zeer) (licht) ontvlambare of explosieve stoffen opgeslagen worden in een
koel- of vrieskast is de eis dat deze explosieveilig zijn. Dit betekent dat alle
vonkafgevende delen zijn verwijderd. Op de deur moet een aanduiding
'explosieveilig' zijn aangebracht.
Het is verboden voedings- of genotmiddelen in een koel- of vrieskast te plaatsen,
waarin zich gevaarlijke stoffen of onderzoeksmaterialen bevinden..
-
Noodvoorzieningen
-
-
Een laboratoriumruimte heeft, afhankelijk van de aard van de werkzaamheden en de
grootte van de ruimte, minimaal twee vluchtwegen.
In een laboratoriumruimte moet naast de toegangsdeur een 2 kg klein blusmiddel,
type sproeischuimblusser aanwezig zijn (zie ook standaardeisen voor renovatie en
nieuwbouw). In de gang is daarnaast een 6 kg klein blusmiddel aanwezig, die bij het
brandslanghaspel en handbrandmelder is geplaatst.
In een laboratorium dient een voorraad absorptiemiddel aanwezig te zijn, die de
regelmatig gebruikte volumina in de laboratoriumruimte kan absorberen.
In ruimten waar met gevaarlijke stoffen wordt gewerkt dient een nooddouche en een
oogspoelvoorziening aanwezig te zijn, die duidelijk worden aangegeven en altijd
goed bereikbaar zijn. De nooddouche is aangesloten op het waterleidingnet en heeft
een capaciteit van minimaal 80 liter per minuut. Als oogspoelvoorziening wordt bij
voorkeur een op de waterleiding aangesloten oogdouche gebruikt. Zie ook KAMregel 034 (brandslanghaspels, nood- en oogdouches en decontaminatie
douchesystemen).
Werken met opstellingen onder verhoogde of verlaagde
druk
-
Draag bij werkzaamheden met verhoogde of verlaagde druk altijd een
veiligheidsbril.
Controleer vóór het verhogen/verlagen van de druk de opstelling/apparatuur, juiste
aansluitingen, barsten of haarscheuren, bevestiging slangen, toelaatbare druk, etc.
Versie 2
Definitief 03-08-2011
Pagina 9 van 17
KAM-regel 003 – Veilig werken met gevaarlijke stoffen
Wacht met het opheffen van de onderdruk in vacuümdestillatie opstellingen tot na
het afkoelen van de kolfinhoud.
Beperk de gevolgen van een implosie door het toepassen van schermen van
metaalgaas, geperforeerde metalen korven of schermen van polycarbonaat.
Dunwandig glaswerk dat geen ronde bodem heeft mag niet onder verlaagde druk
komen te staan.
Apparatuur waarin onder verlaagde druk vloeistoffen worden afgedampt dient te zijn
voorzien van een koeltrap. Gebruik van een waterstraalpomp is niet toegestaan.
Bij aansluiting van glazen toestellen op een vacuümpomp moet een
terugslagbeveiliging worden geplaatst.
Glazen vacuümexsiccatoren waarin onderdruk heerst mogen niet worden
getransporteerd.
-
Werken met kankerverwekkende, mutagene en
reprotoxische stoffen
Voor kankerverwekkende, mutagene en reprotoxische stoffen (CMR-stoffen) zijn
specifieke richtlijnen van toepassing. Deze richtlijnen zijn aanvullend op de algemene
richtlijnen die in de rest van deze KAM-regel zijn opgenomen. Een deel van de
richtlijnen is alleen van toepassing voor kankerverwekkende en mutagene stoffen (en dus
niet voor reprotoxische stoffen). Waar dit geldt wordt, in plaats van 'CMR-stoffen',
gesproken over 'kankerverwekkende en mutagene stoffen'.
Uitzonderingen en verboden stoffen
Voor een aantal afzonderlijke kankerverwekkende stoffen geldt bijzondere regelgeving.
Raadpleeg indien van toepassing hiervoor de KAM-afdeling. Het betreft de volgende
stoffen:
-
benzeen en gechloreerde koolwaterstoffen
asbest (KAM-regel 033)
vinylchloride
1,3-propaansulton
vluchtige organische stoffen (VOS)
een aantal aromatische amines:
 2-naftylamine + zouten (CAS-nr 91-59-8);
 4-aminodifenyl + zouten (CAS-nr 92-67-1);
 benzidine + zouten (CAS-nr 92-87-5);
 4-nitrodifenyl (CAS-nr 92-93-3).
Het gebruik van benzeen of mengvormen daarvan als oplos-, reinigings- of
verdunningsmiddel in concentraties hoger dan 1 % (v/v) is slechts toegestaan in een
gesloten systeem, of op een wijze die evenveel bescherming biedt als een gesloten
systeem. Het gebruik van de genoemde aromatische amines is verboden. Hiervoor gelden
echter uitzonderingsbepalingen. Raadpleeg indien van toepassing hiervoor de KAMafdeling.
Algemene regels
Versie 2
Definitief 03-08-2011
Pagina 10 van 17
KAM-regel 003 – Veilig werken met gevaarlijke stoffen
Vervangingsplicht
Kankerverwekkende en mutagene stoffen moeten, voor zover dit technisch uitvoerbaar is,
vervangen worden door minder schadelijke stoffen. Ga, bij gebruik van deze stoffen, dus
altijd na of er alternatieven zijn. Hoewel dit niet wettelijk is geregeld, geldt voor
reprotoxische stoffen uiteraard ook, dat deze bij voorkeur vervangen worden door minder
schadelijke stoffen.
Labelling en registratie
Alle flessen, potten etc. die kankerverwekkende of mutagene stoffen bevatten moeten,
naast de reguliere etikettering, worden voorzien van de aanduiding (mogelijk)
kankerverwekkend. Dit geldt ook voor oplossingen met meer dan 0,1% (v/v)
kankerverwekkende of mutagene stoffen. Bij werkoplossingen (oplossingen die voor één
dag gebruikt worden) kan van de reguliere etikettering worden afgeweken. Vermelden
van de chemische naam van de gevaarlijke bestanddelen is dan voldoende. Alle in het
laboratorium aanwezige CMR-stoffen moeten zijn geregistreerd conform de criteria zoals
weergegeven in het hoofdstuk ‘Registratie’.
Opslag
CMR-stoffen moeten achter slot worden bewaard in een uitsluitend voor deze stoffen
bestemde opslagruimte of kast. Dit kan bijvoorbeeld in een apart hiervoor gereserveerde
brandveiligheidskast. Door deze brandwerende vorm van opslag wordt voorkomen dat bij
een brand binnen het laboratorium toxische stoffen vrijkomen. De stoffen worden
bewaard in goed afgesloten flessen of potjes, welke in een lekbak geplaatst worden.
Werkgebied
Alle ruimten waar gewerkt wordt met CMR-stoffen worden gemarkeerd conform KAM
regel 020. Aan de buitenzijde van een opslagvoorziening, nabij de toegangsdeur(en)
moeten op duidelijk zichtbare plaatsen waarschuwingsborden worden geplaatst, welke
het gevaar van de opgeslagen gevaarlijke stoffen aanduiden. Op daartoe geschikte
plaatsen moeten de betreffende gevaarsymbolen zijn aangebracht conform ADR of EUGHS. Concreet betekent dit voor een opslagvoorziening van CMR-stoffen dat op de
buitenzijde van deze opslagvoorziening een waarschuwingsbord aangebracht wordt met
een doodshoofdsymbool en zullen worden vervangen door: Langetermijn
gezondheidsgevaarlijk-symbool(verplicht voor stoffen; Voor mengsels vanaf 1 juni 2015
verplicht) (zie bijlage 1 voor het symbool). Onder het symbool wordt de tekst
"Kankerverwekkende stoffen. Verboden voor onbevoegden." geplaatst. Het
doodshoofdsymbool als aanduiding voor de gevaren van CMR-stoffen zal op termijn
verdwijnen. De werkzaamheden moeten zoveel mogelijk worden uitgevoerd in gesloten
apparatuur zoals een handschoenenkast (glove-box). Indien dit technisch niet mogelijk is
dan een goed werkende zuurkast (zie ‘Werken met gevaarlijke stoffen’ voor richtlijnen
werken in zuurkasten). De prioriteitenvolgorde wordt onder meer bepaald door de kans
op contaminatie c.q. verspreiding als gevolg van damp-, stof-, of aërosolvorming.
Voorkom besmetting van zaken die bij het experiment niet direct noodzakelijk zijn.
Contaminatie van de werkplek kan worden voorkomen door te werken in lekbakken,
welke zijn voorzien van een laag absorberend papier (filtreerpapier). Ook dient een
lekdicht afvalemmertje met deksel op dit filtreerpapier aanwezig te zijn. Besmette flesjes,
Versie 2
Definitief 03-08-2011
Pagina 11 van 17
KAM-regel 003 – Veilig werken met gevaarlijke stoffen
tissues en het filtreerpapier dienen na beëindigen van de werkzaamheden in dit
afvalemmertje te worden geplaatst, waarna de deksel met een paar stukken tape wordt
afgeplakt. Vloeistof dient te worden verzameld in een 5-liter afvalvat. Voor de verdere
behandeling van dit afval: zie verder onder paragraaf 'afval'.
Als incidenteel gewerkt wordt met CMR-stoffen moet de werkruimte hiervoor beperkt
worden gehouden en zoveel mogelijk gescheiden van andere werkruimten (werkplekken).
Dit kan bijvoorbeeld door het werk te concentreren in een daarvoor gereserveerde
zuurkast. In deze kast mogen tijdens het werken met CMR-stoffen geen andere
werkzaamheden worden verricht. Dit voorkomt besmetting van materialen die bij het
experiment niet direct noodzakelijk zijn.
Kleding
De labjassen in ruimten waar gewerkt wordt met CMR-stoffen, zijn uitsluitend bedoeld
voor gebruik in de desbetreffende ruimte.
Hang laboratoriumjassen niet aan een kapstok waar andere kleding hangt. Laat de
laboratoriumjassen frequent (wekelijks) reinigen. Besmette laboratoriumjassen dienen
te worden afgevoerd als carcinogeen afval.
Tijdens het verrichten van werkzaamheden met CMR-stoffen dient men altijd
handschoenen te dragen. Zie voor de keuze van geschikte handschoenen het
hoofdstuk ‘Werken met gevaarlijke stoffen’, paragraaf 'voorbereiding'. Volg iedere
handeling nauwlettend zodat gemorste druppeltjes of deeltjes worden opgemerkt. In
dergelijke situaties moeten de handschoenen terstond worden vervangen en afgevoerd
(zie paragraaf 'afval').
Afwegen
Een van de meest risicovolle bewerkingen met kans op blootstelling aan CMR-stoffen is
het afwegen en oplossen van dergelijke stoffen. Bij het bereiden van oplossingen
uitgaande van vaste stoffen dient te worden uitgegaan van de procedure van
verschilweging, zoals hieronder stapsgewijs is beschreven. Door deze werkwijze wordt
het aantal handelingen waarbij contact met CMR-stoffen mogelijk is zoveel mogelijk
gereduceerd:
Weeg eerst de lege emballage waarin de oplossing bereid gaat worden (fles,
maatkolf, reageerbuis, etc.);
Open vervolgens in een handschoenenkast of op een plateau met filtreerpapier in een
captairkast de pot met CMR-stof en breng de geschatte benodigde hoeveelheid stof
met een disposable spatel over in de emballage. Een captairkast is een losse kast met
afzuiging, waarbij de lucht na filtering wordt gerecirculeerd. Hoewel vaste stoffen in
de regel minder vluchtig zijn moet rekening worden gehouden met stofvorming of
vorming van aërosolen. De ventilatie van de captairkast moet daarom worden afgezet
om stofvorming tegen te gaan.
Sluit de emballage af en maak deze aan de buitenzijde goed schoon. In de captairkast
dient een afvalemmertje aanwezig te zijn, waarin na afloop van de werkzaamheden
filtreerpapier en overig materiaal (spatels, tissues etc.) wordt afgevoerd.
Weeg de volle emballage buiten de captairkast opnieuw. Bereken uit het verschil
hoeveel CMR-stof is toegevoegd. Bereken hoeveel vloeistof toegevoegd moet
worden om de gewenste concentratie te bereiken.
Versie 2
Definitief 03-08-2011
Pagina 12 van 17
KAM-regel 003 – Veilig werken met gevaarlijke stoffen
Voeg in de captairkast de benodigde hoeveelheid vloeistof toe.
Ook bij het afwegen van vloeistoffen is een verschilweging de beste methode. Bij het
maken van oplossingen moet men de emballages steeds in de zuurkast vullen, goed
afsluiten, in een bak plaatsen en daarna pas naar de balans (buiten de zuurkast) brengen.
Het verdunnen tot het vereiste volume dient vervolgens weer in de zuurkast te
geschieden. Vermijd bij het werken met CMR-stoffen waar mogelijk het gebruik van
injectienaalden.
-
Afval
Vast afval van CMR-stoffen (handschoenen, tissues e.d.) wordt verzameld in lekdichte
afsluitbare emmers, vloeibaar afval in de 5-liter afvalvaten. Het vaste en vloeibare afval
mag uitsluitend de afdeling verlaten als deze emmers en vaten zijn geplaatst in, door het
afvalverwijderingsbedrijf goedgekeurde, afvalvaten (blauw 60 liter vat met geel deksel).
Afval van CMR-stoffen mag dus niet "los" in de grotere afvalvaten gedeponeerd worden,
maar moet altijd "dubbel" verpakt worden. Emmers en vaten zijn verkrijgbaar via het FBServicepunt. Op de vaten wordt de afdeling, het gebouw, de kamer en 'Carcinogeen'
vermeld.
Incidenten
De handelswijze bij incidenten met CMR-stoffen (morsen of spatten, besmetting van
vloer of tafel) staat beschreven in de Incidentenregeling (KAM regel 025).
Bijzondere groepen medewerkers
Voor medewerkers die zwanger zijn of borstvoeding geven en werkzaamheden verrichten
met gevaarlijke stoffen in het algemeen en CMR-stoffen in het bijzonder, gelden speciale
richtlijnen. Deze staan beschreven in KAM-regel voor bijzondere groepen medewerkers
(KAM-regel 025).
Registratie
Van alle gevaarlijke stoffen moet een aantal gegevens worden bijgehouden om inzicht te
hebben in de aard van de blootstelling. Het RIVM gebruikt hiervoor GROS (Gevaarlijke
stoffen Registratie en OpsporingsSysteem). Het NVI gebruikt hiervoor de formulieren in
bijlage 6. Het Arbobesluit koppelt de registratieverplichting aan de
blootstellingsbeoordeling. Deze beoordeling maakt deel uit van de Risico-Inventarisatie
en –Evaluatie (RI&E). Voor de registratie van CMR-stoffen gelden in het Arbobesluit
(artikel 4.2a en 4.13) expliciete eisen. In deze paragraaf wordt op deze registratie
ingegaan.
Voor CMR-stoffen geldt een wettelijk verplichte registratie. Uitgangspunt voor de
registratie is het inventariseren van gegevens die belangrijk zijn voor een goede
beoordeling van een mogelijke blootstelling aan deze stoffen. Een inzichtelijk en actueel
register is noodzakelijk voor de betrokken medewerkers maar ook voor andere direct
betrokkenen, bijv. de bedrijfsarts of arbo-deskundige die inzicht willen hebben in de
wijze waarop blootstelling aan deze stoffen kan optreden. Indien op basis van het niveau
van de blootstelling bij bepaalde werkzaamheden met kankerverwekkende, mutagene
Versie 2
Definitief 03-08-2011
Pagina 13 van 17
KAM-regel 003 – Veilig werken met gevaarlijke stoffen
en/of voor de voortplanting giftige stoffen een gevaar voor de gezondheid van de
werknemers aanwezig is, moeten maatregelen worden getroffen om dat gevaar zoveel
mogelijk te voorkomen.
Uit de geregistreerde gegevens blijkt welke maatregelen ter beheersing van de
blootstelling in het verleden reeds genomen zijn. Het zal van de beoordeling van de
blootstelling afhangen of aanvullende maatregelen getroffen moeten worden. In geval
van twijfel zal de KAM-afdeling dit i.s.m. het desbetreffende laboratoriumhoofd
beoordelen. De registratie van CMR-stoffen wordt bij het RIVM opgenomen in GROS.
Op grond van het Arbobesluit geldt voor de reprotoxische stoffen een iets beperktere
registratieplicht dan voor de kankerverwekkende en mutagene stoffen. De items die
hieronder worden beschreven (a t/m h) moeten voor alle kankerverwekkende en
mutagene stoffen geregistreerd worden. Voor de reprotoxische stoffen hoeft alleen
onderdeel b (de reden van gebruik) niet geregistreerd te worden. In bijlage 6 is een
voorbeeld registratieformulier voor CMR-stoffen opgenomen. De registratie-eisen voor
CMR-stoffen zijn:
a. de identiteit van de stof, het mengsel of het proces
1.
2.
voor een enkelvoudige stof: de chemische naam, CAS-nummer of EG-nummer;
bij een mengsel: de handelsnaam of -namen, de chemische namen van de
kankerverwekkende, mutagene of reprotoxische componenten en de
gewichtspercentages van deze componenten;
3. bij een kankerverwekkend proces: de beschrijving van het proces en de chemische
naam van de stoffen die daarbij vrijkomen.
b. de reden van gebruik
Hier wordt de reden geregistreerd waarom het gebruik van de stof of het proces
noodzakelijk is, en waarom vervanging technisch niet uitvoerbaar is.
In de laboratoriumsituatie geschiedt het gebruik of vrijkomen van kankerverwekkende
stoffen soms opzettelijk, bijvoorbeeld als teststoffen. Hier is vervanging dan niet aan de
orde. Dat laat onverlet dat de mate van gebruik van kankerverwekkende stoffen ook in de
laboratoriumsituatie kritisch moet worden bekeken. Zo worden in microbiologische
laboratoria voor de biochemische determinatie van bacteriën verschillende CMR-stoffen
gebruikt. Hierbij moet per determinatie kritisch worden bekeken of de test vervangen kan
worden door een andere biochemische reactie met minder gevaarlijke stoffen.
Een andere mogelijkheid van bronbestrijding betreft het aanpassen van de risicobron,
bijvoorbeeld het vervangen van een vluchtige door een minder vluchtige stof, het
vervangen van poedervormige stof door dezelfde stof in tabletvorm of door stoffen direct
als oplossing (in plaats van als poeder) in te kopen.
c. de afdeling(en)
Dit betreft de afdeling(en) waar de betreffende stof voorkomt of het kankerverwekkende
proces wordt toegepast. Voor het RIVM/NVI zijn dit afzonderlijke afdelingen.
d. het gevaar
Versie 2
Definitief 03-08-2011
Pagina 14 van 17
KAM-regel 003 – Veilig werken met gevaarlijke stoffen
Hier worden de gevaren van de kankerverwekkende, mutagene of reprotoxische stof of
het kankerverwekkende proces geregistreerd. Dit betreft de gevaarscategorieën volgens
de Wm/EU-GHS (zie bijlage 1) en de zogenaamde R-zinnen (Risico-zinnen)/Hzinnen(Hazard-zinnen), die aangeven welke gevaren de stof heeft.
e. de hoeveelheid
Dit betreft de hoeveelheid van de kankerverwekkende, mutagene of reprotoxische stof die
jaarlijks wordt gemaakt, gebruikt of aanwezig is of de frequentie waarmee een
kankerverwekkend proces per jaar wordt toegepast.
f. soort werk dat met de stof of het proces wordt uitgevoerd
Uit de omschrijving moet in ieder geval blijken bij welke werkzaamheden contact met de
kankerverwekkende, mutagene of reprotoxische stof of het kankerverwekkende proces
kan plaatsvinden. Dat kan men benaderen door een korte omschrijving te geven van de
werkzaamheden of handelingen die met de stof worden verricht. Een andere mogelijkheid
is om de functies te omschrijven van de personen die dergelijke werkzaamheden
verrichten.
g. het aantal werknemers dat aan de stof of het proces wordt of kan worden
blootgesteld
Allereerst moet het aantal werknemers geregistreerd worden dat zelf met de
kankerverwekkende, mutagene of reprotoxische stof werkt. Daarnaast moeten ook die
werknemers geregistreerd worden die mogelijk (incidenteel) met deze stoffen in
aanraking kunnen komen. Een voorbeeld van deze laatste groep is bijvoorbeeld
medewerkers van FB of onderhoudspersoneel dat af en toe op plaatsen komt waar de
stoffen aanwezig zijn of ontstaan.
h. de wijze waarop blootstelling kan plaatsvinden
Het gaat hierbij dus om de wijze waarop contact met de stof kan plaatsvinden, de
potentiële blootstelling, dus blootstelling die zou plaatsvinden zonder beschermende
maatregelen.
De mate van blootstelling wordt bepaald door de aard van de werkzaamheden, de mate
waarin de stof kan vrijkomen, en de fysieke eigenschappen van de stof. De volgende
vragen zijn belangrijk:
De handelingen met de stof. Vindt de handeling met de stof handmatig,
gemechaniseerd of geautomatiseerd plaats? Is er kans op spatten of andere vormen
van ongecontroleerde verspreiding?
Wat betreft de mate waarin de stof kan vrijkomen: wordt de stof in gesloten dan wel
open systemen verwerkt?
Wat betreft de eigenschappen van de stof: gaat het om een vaste stof, vloeistof, rook,
nevel, gas of damp?
Ook andere informatie kan in het register worden opgenomen, bijvoorbeeld gegevens uit
de veiligheidsinformatiebladen of de stoffen databanken. In het register kan ook naar
dergelijke gegevens worden verwezen.
Versie 2
Definitief 03-08-2011
Pagina 15 van 17
KAM-regel 003 – Veilig werken met gevaarlijke stoffen
Lijst van afkortingen en begrippen
Afkortingen
Term
ADR
CAS-nummer
CMR-stoffen
EG-nummer
EU
EU-GHS
EUH-zinnen
FB
GROS
H-zinnen
KAM-afdeling
P-zinnen
REACH-verordening
Versie 2
Betekenis
Accord Européan relatif au transport international des
marchandises Dangereuses par Route. Dit is de franse titel van
het Europese verdrag betreffende het internationaal vervoer van
gevaarlijke goederen over de weg. De afkorting 'ADR' wordt
meestal gebruikt om de bijlagen bij dit verdrag aan te duiden,
waarin al de voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke
goederen opgenomen zijn.
Uniek identificatie-nummer voor een chemische stof. Deze
nummers worden uitgegeven door de Chemical Abstract Service,
een aan de American Chemical Society verbonden instituut.
Carcinogene (Kankerverwekkende), Mutagene en Reprotoxische
(voor de voortplanting giftige) Stoffen
Identificatie-nummer voor een chemische stof. Onder dit
nummer wordt een chemische stof geregistreerd door het
European Chemicals Bureau (ECB) van de Europese Unie. Het
EG-nummer is in de plaats gekomen van het EINECS-nummer
en het ELINCS-nummer.
Europese Unie
EU-GHS is de implementatie in Europese wetgeving van het
Globally Harmonised System of Classification and Labeling of
Chemicals van de Verenigde Naties (VN-GHS). EU-GHS staat
gelijk aan CLP Verordening: de Europese Verordening over de
indeling, etikettering en verpakking (Classification, Labelling
and Packaging) van chemische stoffen en mengsels, (EG) nr.
1272/2008. VN-GHS is een wereldwijd uniform systeem voor de
indeling, etikettering en verpakking van chemische stoffen en
mengsels op basis van hun gevaarseigenschappen.
Dit zijn H-zinnen die enkel voor de EU landen gelden.
Facilitair Bedrijf
Gevaarlijke stoffen Registratie en OpsporingsSysteem
Afhankelijk van de gevaarseigenschappen van de stof of het
mengsel moet een etiket worden voorzien zijn van
standaardzinnen voor gevaren (Hazard statements). Op termijn
zullen deze de R-zinnen vervangen.
Waar in het document gesproken wordt over de KAM-afdeling,
wordt de centrale KAM-afdeling bedoeld.
Afhankelijk van de gevaarseigenschappen van de stof of het
mengsel, moet een etiket voorzien zijn van standaardzinnen met
veiligheidsaanbevelingen (Precautionary statements). Op termijn
zullen deze de S-zinnen vervangen
REACH staat voor Registratie, Evaluatie en Authorisatie van
Chemische stoffen. Het uitgangspunt van de verordening is dat
Definitief 03-08-2011
Pagina 16 van 17
KAM-regel 003 – Veilig werken met gevaarlijke stoffen
R-zinnen
S-zinnen
Signaalwoorden
SZW
SZW-lijsten
VN
VIB
Wm
een bedrijf dat chemische stoffen produceert, verwerkt of
doorgeeft, in principe van die stoffen de risico’s moet kennen,
aan klanten maatregelen moet aangeven om die risico’s voor
gebruikers van stoffen te beheersen, en die maatregelen in het
eigen bedrijf ook moet doorvoeren.
Risico-zinnen (Risk). Deze zinnen, die terug te vinden zijn op de
etiketten en veiligheidsinformatiebladen beschrijven de
bijzondere gevaren van de betreffende stof.
Veiligheids-zinnen (Safety). Deze zinnen, die terug te vinden zijn
op de etiketten en veiligheidsinformatiebladen geven
veiligheidsaanbevelingen voor de betreffende stof.
Nieuw in de regelgeving(EU-GHS) is de vermelding van een
zogenaamd signaalwoord op het etiket. Er is keuze uit twee
signaalwoorden: ‘gevaar’ voor de ernstigere gevaarcategorieën,
en ‘waarschuwing’ ter aanduiding van de minder ernstige
gevaarscategorieën.
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Hiermee worden bedoeld de lijsten die het Ministerie van SZW
opstelt met Carcinogene, Mutagene en Reprotoxische Stoffen.
Verenigde Naties
Veiligheids Informatie Blad
Wet milieubeheer
Bijlagen
Bijlage 1: Indeling gevaarlijke stoffen volgens WMS en ADR
Bijlage 2: EU-Indeling van CMR-stoffen
Bijlage 3: SZW-lijst van kankerverwekkende stoffen en processen
Bijlage 4: Opslag van gevaarlijke stoffen
Bijlage 5: Eisen en randvoorwaarden voor brandveiligheidskasten overeenkomstig NENEN-14470-1
Bijlage 6: Voorbeeld registratieformulier voor CMR-stoffen
Bijlage 7: Bepaal de gevaarsindicatie en veiligheidsmaatregelen voor het werken met
nanomaterialen
Versie 2
Definitief 03-08-2011
Pagina 17 van 17
Download