Activiteit 3 Atoomeconomie Chemische fabrieken maken van een aantal reactanten een product. Zo’n productieproces kent vaak een aantal stappen en wordt een ‘synthese’ genoemd. Elke ontwerper van een synthese wil de maximale hoeveelheid product maken vanuit een bepaalde reactant. Het is mogelijk om uit te rekenen hoe succesvol een dergelijke synthese is door gebruik te maken van ‘atoomeconomie’. Atoomeconomie is gedefinieerd als: Mr product atoomeconomie = x 100% Mr alle producten Voorbeeld: Door methanol met azijnzuur te laten reageren, ontstaat de ester methylethanoaat en water. H C H H H + O H 32,04 H H C O H C H O + O H H C H H C O C H + H H O H 60,06 74,08 18,02 Uit dit voorbeeld blijkt dat uit 32,04 g methanol en 60,06 g azijnzuur maximaal 74,08 g methylethanoaat en 18,02 g water gevormd kan worden. atoomeconomie van methylethanoaat = 74,08 x 100% 74,08 + 18,02 atoomeconomie van methylethanoaat = 80,3% 23 Scheikunde | Werkblad Thema Groene Chemie| HV Opgave 3.1 a. b. Wanneer, bij welk soort proces, is de atoomeconomie 100% ? Is het ook mogelijk om de definitie van atoomeconomie te schrijven als: Mr product atoomeconomie = x 100% Mr alle beginstoffen c. Bereken de atoomeconomie van ijzer tijdens het hoogovenproces. Fe2O3 (s) + 3 CO (g) 2 Fe (l) + 3 CO2 (g) Rendement Atoomeconomie is een ‘ideaal plaatje’ van een synthese. In de praktijk is het begrip atoomeconomie niet handig omdat syntheses vaak ook evenwichtsreacties zijn, of dat niet alle reactanten even zuiver zijn. Daarom gebruiken technici het begrip ‘rendement’. Rendement wordt als volgt omschreven: rendement = praktische opbrengst x 100% theoretische opbrengst Voorbeeld 1: Om ammoniak te maken wordt stikstofgas in een continu proces met waterstofgas verbonden volgens onderstaande reactie: N2 (g) + 3 H2 (g) Opgave 3.2 a. b. 2 NH3 (g) Bereken de atoomeconomie van de productie van ammoniak. Verbaast je deze uitkomst? Licht je antwoord toe. Als er in bovenstaande reactie 28,02 g stikstof en 6,05 g waterstof reageren, ontstaat er in theorie 34,07 g ammoniak. Bereken het rendement als de theoretische opbrengst van 34,07 g niet gehaald wordt, maar de praktische opbrengst 28,00 g ammoniak is. 24 Scheikunde | Werkblad Thema Groene Chemie| HV Voorbeeld 2: Tijdens het hoogovenproces wordt ijzererts (Fe2O3) met koolstofmono-oxide omgezet in ijzer en koolstofdioxide volgens onderstaande reactie: Fe2O3 (l) + Opgave 5 a. 3 CO (g) 2 Fe (l) + 3 CO2 (g) Bereken de theoretische opbrengst van ijzer in deze reactie, als 200 kg ijzererts reageert. b. Wat is het rendement als er tijdens bovenstaand proces uit 160 ton ijzererts 90 ton ijzer ontstaat? Voorbeeld 3: Maleïnezuuranhydride is een belangrijk tussenproduct in de fabricage van geneesmiddelen, pigmenten en geur- en kleurstoffen. DSM is een grote producent van deze stof. Maleïnezuuranhydride wordt gemaakt door benzeen (C6H6) te oxideren volgens onderstaande reactie: O + 4, 5 O 2 HC C O HC + 2 CO 2 + 2 H2O C O benzeen zuurstof maleпnezuuranhydride 2 C6H6 (l) + 9 O2 (g) 2 C4H2O3 (s) + 4 CO2 (g) + 4 H2O (l) Opgave 3.4 a. b. Bereken de atoomeconomie van deze reactie. Bereken het rendement als uit 100 kg benzeen 100 kg maleïnezuuranhydride ontstaat. E-factor Een nadeel van effectief atoomgebruik is dat het geen rekening houdt met de milieuproblematiek. Een reactie waarbij tonnen koolstofdioxide wordt geproduceerd, is een grotere vervuiler dan een reactie waarbij alleen tonnen water geproduceerd worden. Het is daarom vaak belangrijker om de gebruikte atomen te onderzoeken. Door professor Roger Sheldon van de TU Delft is een nieuwe waarde ontwikkeld om van een synthese te bepalen hoe groen deze is: E-factor. 25 Scheikunde | Werkblad Thema Groene Chemie| HV De E-factor is de hoeveelheid afval per kg product: Let op Mr is bepaald door het rendement van de reactie In onderstaande tabel is een overzicht van de belangrijkste chemische industrieën. Hierin is weergegeven hoe groot de productie is en de E-factor. Hoe groter de E-factor hoe groter de vervuiling Olie industrie Productie (ton) 106-108 E-factor (kg afval/kg prod) < 0,1 Bulk chemie 102-106 < 1-5 Fijn chemie Farmaceutische industrie 102-104 5 .. 50 10-103 25 .. >100 Industrie Opgave 3.5 Hieronder staat de productie van hydroquinon vanuit aniline. Uit 17,45 g aniline (C6H5NH2) ontstaat 11,34 g hydroquinon (C6H6O2). Na een reactietijd van 2 uur, is er nog 5,32 g aniline over. a. Bereken atoomeconomie, rendement en E-factor O NH2 + 2 + 4 MnO 2 5 H2SO 4 2 O aniline 2 x 93,13 4 x 86,94 5 x 98,08 O (NH4)2SO 4 132,1 + 4 MnSO 4 4 x 151,0 + 4 H2O 4 x 18,02 2 x 108,09 OH + Fe + + H2O O 108,09 + FeO OH 55,85 18,02 Scheikunde | Werkblad Thema Groene Chemie| HV 110,11 71,85 26 Bij de bepaling van de E-factor mag je de massa’s van water weglaten; water is geen vervuilende stof. Opgave 3.5 vervolg Stap 1 CH3 Bereken de atoomeconomie en E-factor voor ibuprofen volgens onderstaande synthese. C HC CH C CH HC H3 C O O CH CH3 O + CH CH2 CH3 C CH HC CH3 C O HC C CH3 C H3 C CH CH2 O CH + H3 C OH O Stap 2 CH3 2 CH HC O CH3 C Stap 3 O H2 hydroquinon 2 C CH CH CH3 C HC C H3C CH CH CH2 O CH3 CH3 C HC H CH CH HC H CH CH HC CH2 + CH CH CH2 CH3 CH3 C HC H3 C H3 C C C C CH CH HC OH CH3 C HC + CO H3 C C CH2 CH CH 27 Scheikunde | Werkblad Thema Groene Chemie| HV Vervuilingscoëfficiënt Q Onder de vervuilingsfactor Q verstaan we de mate waarin een stof vervuilend/gevaarlijk is. Bijvoorbeeld: Water Q=0 Niet schadelijke zouten zoals NaCl Q=1 Giftige producten Q=100 … 1000 We bekijken nog eens de vergelijking van de productie van maleïnezuuranhydride. O + 4, 5 O 2 HC C + O HC 2 CO 2 + 2 H2O C O benzeen zuurstof maleпnezuuranhydride In onderstaande vergelijking zijn de atomen die in het product terecht komen vet weergegeven. Daarmee is het duidelijker wat afval is. O H H H C C C C C H H C + 3 O2 + C C 1, 5 O 2 H O C H H + 2 CO 2 + 2 H2O C O Atomen die in het product voorkomen zijn vet weergegeven. Opgave 3.6 a. Wat versta je onder MAC waarde? Leg uit dat je de MAC waarde uit de BINAS kunt gebruiken om een waarde van Q af te leiden. b. Welke Q-waarde zou je aan CO2 willen toekennen? En aan SO2? c. Wat kun je zeggen over de waarde die ontstaat als je E met Q vermenigvuldigt? 28 Scheikunde | Werkblad Thema Groene Chemie| HV Samengevat Vat in onderstaand schema de begrippen samen: Begrip Omschrijving Atoomeconomie Rendement E-factor Vervuilingscoëfficiënt Praktische opbrengst Theoretische opbrengst 29 Scheikunde | Werkblad Thema Groene Chemie| HV Samenvattende opgave Aan de hand van verschillende synthesen van fenol kun je oefenen met de begrippen die in deze paragraaf behandeld zijn. Fenol (C6H5OH) is een giftige stof die vroeger als grondstof diende voor de productie van bakeliet (de eerste kunststof). Ook wordt fenol gebruikt om zenuwen in het lichaam stil te leggen. Opgave 3.7 Hieronder staan drie processen voor de productie van fenol (C6H5OH). Bereken voor de drie processen telkens: atoomeconomie E-factor Q Vul de tabel met de 12 principes van Groene Scheikunde voor de drie syntheses in. Ga ervan uit dat Na2SO3 in proces 1 niet verkocht kan worden. (Voor water spreekt dat voor zich.) proces 1 OH + H2SO 4 + + 2 NaOH Na2SO 3 + 2 H2O proces 2 OH + H N2O + + oxidatie N2 proces 3 HO CH3 O OH Cu, Mg 2 + 3 O2 2 140 °C + 2 H2O 240 °C 2 + 2CO + 2H2O 30 Scheikunde | Werkblad Thema Groene Chemie| HV Principes Proces 1 Proces 2 Proces 3 Preventie Atoomeconomie Minder gevaarlijke chemische productiemethoden Ontwikkelen van veiliger chemische stoffen Veiliger oplosmiddelen Energie-efficiënt ontwerpen Gebruik van hernieuwbare grondstoffen Reacties in weinig stappen Katalyse Ontwerpen met het oog op afbraak Tussentijdse analyse met het oog op preventie van milieuverontreiniging Veiliger chemie om ongelukken te voorkomen Geef met -- / - / 0 / + / ++ aan hoe de processen zich met het gegeven principe verhouden. 31 Scheikunde | Werkblad Thema Groene Chemie| HV Reactietypen Zoals je weet zijn er heel veel verschillende reactietypen. Het ene type is veel groener dan het andere. Dat wil zeggen dat het ene type een veel betere atoomeconomie heeft dan het andere type. Opgave 3.8 Hieronder staat een tabel met daarin een aantal veel voorkomende reactietypen. Daaronder staan een aantal reactievergelijkingen. Gebruik die onderstaande reactievergelijkingen om de tabel in te vullen. Vul bij Nr het reactienummer in. Geef bij ‘omschrijving’ een korte algemene omschrijving van het reactietype. Reken bij ‘Atoomeconomie’ het percentage uit. Vul de ‘E-factor’ in. Geef bij ‘Voorbeeld’ een eigen voorbeeld. Reactietype Nr Omschrijving reactietype Atoomeconomie Efactor Voorbeeld Additie Condensatie Eliminatie Isomerisatie Substitutie 32 Scheikunde | Werkblad Thema Groene Chemie| HV 1 H3C Cl 2 H3C CH2 + NaOH + KOH H3C OH + NaCl H2C CH2 + H2O + KBr Br CH CH3 CH CH CH CH2 CH CH2 3 H2C H2C Br 4 H2C CH2 + Br Br CH2 CH2 Br OH 5 CH2 OH H3C CH2 + H3C C O H3C O C CH2 CH2 CH3 + H2O O De reacties vinden NIET plaats in water. Opgave 3.9 Vul in de onderstaande figuur op de lijnen het reactietype in dat het meest overeenkomt met het percentage. Reactietype 100 % atoom gebruik 0% geen reactie, verkeerde reactie 33 Scheikunde | Werkblad Thema Groene Chemie| HV Activiteit 4 Opgaven energiebalans 4.1 In een hoogoven koelt men het ontstane vloeibare ijzer (7500 ton per dag) af van 1811 K tot 298 K. Bereken hoeveel warmte per dag hierbij moet worden afgevoerd. 4.2 a. b. In hoogovens wordt het metaal ijzer gemaakt door ijzererts te laten reageren met behulp van koolstof: Fe2O3 (s) + 3 C (s) 2 Fe (s) + 3 CO (g) Bereken de reactiewarmte van deze reactie. Teken het energiediagram van deze reactie. c. In de hoogoven wordt per dag 7500 ton ijzer geproduceerd. Bereken hoeveel warmte er per dag nodig is of ontstaat. 4.3 a. b. 4.4 a. b. 4.5 In een spiritusbrander verbrand je zuivere ethanol: C2H5OH (l) + 3 O2 (g) 2 CO2 (g) + 3 H2O (l) Bereken de reactiewarmte van deze reactie. Teken het energiediagram van deze reactie. Bij het ontstaan van 1,0 mol ethanol ontstaat -0,45. 105 J.mol-1. Een fabriek produceert per dag 1000 ton ethanol. Bereken hoeveel J energie er per dag vrijkomt. De warmte die vrijkomt wordt gebruikt om water te verhitten. Bereken hoeveel liter water je van 20 tot 100 °C kan verhitten met deze hoeveelheid water. Gebruik hierbij als soortelijke warmte van water 4,2 J.g-1.K-1. Je mag warmteverliezen buiten beschouwing laten. Carbid is CaC2 (s); de chemische naam is calciumcarbide. Het wordt gemaakt door krachtig verhitten van calciumcarbonaat(marmer) en koolstof(steenkool): CaCO3 (s) + 4 C (s) CaC2 (s) + 3 CO (g) 34 Scheikunde | Werkblad Thema Groene Chemie| HV a. b. Bereken de reactie-energie per mol carbid. De vormingsenergie van carbid is -12 kJ.mol-1. Teken het energiediagram van deze reactie. 35 Scheikunde | Werkblad Thema Groene Chemie| HV