De ontwikkelingen in dotteren en coronaire stents

advertisement
C. Simsek, J. Daemen, F. Zijlstra
Medisch
De ontwikkelingen in dotteren en coronaire stents
In Nederland ondergaan jaarlijks meer dan 30.000 mensen een
dotterprocedure, waarbij in 90% van de gevallen een stent wordt
geïmplanteerd. Naar schatting worden dit jaar wereldwijd meer
dan 5 miljoen coronaire stents geïmplanteerd. Hoewel deze getallen indrukwekkend zijn, hebben coronaire stents nog steeds als
tekortkoming de mogelijkheid dat stenttrombose ontstaat. Dit was
en is een belangrijke stimulans voor de ontwikkeling van zowel
de coronaire stents, van een metalen via een medicijnafgevende
stent tot de huidige ontwikkeling van biologisch oplosbare stents,
als de plaatjesaggregatieremmende medicatie, van acenocoumarol
tot thienopyridines. De mogelijkheid om de gebruiksperiode van
deze sterke medicatie te verkorten door nieuwere soorten niettrombogene oplosbare stents te ontwikkelen, zou bijvoorbeeld de
nabloedingen rondom (tandheelkundige) behandelingen aanzienlijk kunnen reduceren.
Simsek C, Daemen J, Zijlstra F. De ontwikkelingen in dotteren en coronaire stents
Ned Tijdschr Tandheelk 2014: 121; 375-379
doi: 10.5177/ntvt.2014.07/08.13274
Inleiding
Atherosclerose van de kransslagaderen ontstaat door beschadigingen van het endotheel (binnenbekleding van het
vat) waarna een systemisch ontstekingsproces plaatsvindt
met activatie van het afweersysteem. Bekende risicofactoren voor de vorming en progressie van atherosclerose zijn
roken, hypertensie, diabetes mellitus en dislipidemie. Ten
gevolge van deze risicofactoren wordt het bloed meer
trombogeen, neemt de elasticiteit van de vaatwand af en
nemen de cholesterolafzettingen in de vaatwand toe. Dergelijke coronaire plaques kunnen scheuren, waarna lokale
stolselvorming optreedt met een acute afsluiting van de
kransslagader als potentieel gevolg. Hierdoor kan zuurstofrijk bloed bepaalde gebieden van het hart niet meer
bereiken en ontstaat zuurstoftekort (ischemie). Bij het niet
tijdig behandelen van de ischemie ontstaat irreversibele
celschade, wat ten koste gaat van de pompcapaciteit van
het hart. Ieder jaar sterven in Nederland ongeveer 7.000
mensen aan een dergelijk acuut coronair syndroom. Een
acuut coronair syndroom is de meest voorkomende indicatie voor het ondergaan van een dotterprocedure, ook wel
bekend als een percutane coronaire interventie.
Niet elke bloedvatvernauwing kan of moet worden
behandeld. Men kan stellen dat kransslagaderen met een
vernauwing van meer dan 50% en een diameter van groter dan 2 mm percutaan behandelbaar zijn. In Nederland
impliceert dit stentimplantatie in ongeveer 90% van de
gevallen. De coronaire vernauwingen met een verlies van
de diameter rond 50% leiden vaak tot discussie. Enerzijds wil men patiënten niet overbehandelen en anderzijds
Nederlands Tijdschrift voor Tandheelkunde
wenst men de patiënt te verlossen van zijn klachten. Uit
onderzoek is gebleken dat het stenten van vernauwingen
die ischemie veroorzaken leidt tot verbetering van de functionele dagelijkse capaciteit en lichamelijke status. Desalniettemin is bij patiënten met vernauwingen die geen
objectiveerbare ischemie induceren optimale medicamenteuze therapie even veilig en effectief.
Non-invasieve diagnostische testen naar coronair­
stenose(n) vinden meestal plaats in een poliklinische setting. Hierbij kan gedacht worden aan een fietsproef,
perfusiescintigrafie en stressechocardiografie. Bij onduidelijkheid over de mate van ischemie kan tijdens een hartkatheterisatie een invasieve ischemiedetectie worden
uitgevoerd. Hierbij wordt gebruikgemaakt van zogenoemde fractional flow reserve (FFR)-metingen. Door de druk
voorbij de vernauwing (stenose) te bepalen en te vergelijken met de druk in de aorta (bij het begin van de kransslagader voor de vernauwing), krijgt men een indicatie van
de mate van vernauwing (aangezien zonder vernauwing
geen drukverschil aanwezig is). Bij een FFR-ratio lager dan
0,8 kan men met een grote betrouwbaarheid ischemie
voorspellen (Pijls et al, 1996).
In Nederland ondergaan jaarlijks meer dan 30.000
mensen een dotterprocedure, waarbij in 90% van de gevallen een stent wordt geïmplanteerd. Naar schatting worden
dit jaar wereldwijd meer dan 5 miljoen coronaire stents
geïmplanteerd. Hoewel deze getallen indrukwekkend zijn,
hebben coronaire stents nog steeds, soms levensbedreigende, tekortkomingen. Vooral de mogelijkheid dat stenttrombose ontstaat is een belangrijke stimulans voor
verdere ontwikkeling van zowel de coronaire stents als de
plaatjesaggregatieremmende medicatie. De mogelijkheid
om de gebruiksperiode van deze sterke medicatie te verkorten door nieuwere soorten niet-trombogene oplosbare
stents te ontwikkelen, klinkt verleidelijk. Hierdoor kunnen
bijvoorbeeld de nabloedingen rondom (tandheelkundige)
behandelingen aanzienlijk gereduceerd worden. Dit overzichtsartikel zet de recente ontwikkelingen in coronaire
stents en plaatjesaggregatieremmende medicatie uiteen.
Behandeling van coronaire atherosclerose
Na de eerste succesvolle interventie, in 1977 door de Duitse cardioloog Andreas Gruentzig, is de ontwikkeling van de
moderne interventiecardiologie in een stroomversnelling
gekomen (Gruentzig, 1978). Het initiële concept is eenvoudig: door een katheter via een arterie op te voeren tot
aan de inmonding van het linker of rechter kransslagadersysteem kan een ballon worden opgevoerd over een voerdraad tot in de coronairstenose. Door de ballon onder hoge
druk op te blazen ter plaatse van de stenose wordt de
375
121 | juli/augustus 2014
Simsek e.a.: De ontwikkelingen in dotteren en coronaire stents
plaque tegen de wand aangedrukt waarbij het lumen van
het vat groter wordt.
Nadat verschillende onafhankelijke onderzoeken aantoonden dat patiënten behandeld met een stent betere
angiografische en klinische uitkomsten hadden, volgde
onvermijdelijk de overstap van plaquedilatatie met alleen
een ballondilatatie naar de implantatie van een niet-medicijnafgevende stent, ook wel bekend als de ‘bare metal
stent’ (BMS) (Fischman et al, 1994; Serruys et al, 1994).
De coronaire stents verminderden namelijk de hoeveel
dissecties (scheurtjes in de binnenbekleding van de kransslagader) en daarmee de kans op plotse afsluiting van het
vat. Daarnaast was het opnieuw optreden van een vernauwing in de geïmplanteerde coronaire stent significant lager
dan in het gebied dat slechts behandeld was door middel
van ballondilatatie (22% versus 32%, p = 0,02; 32% versus 42%, p = 0,05) (Fischman et al, 1994; Serruys et al,
1994). Dit had als belangrijk gevolg dat patiënten minder
vaak een nieuwe revascularisatieprocedure nodig hadden
na een stentimplantatie (14% versus 23%, p = 0,005;
10% versus 15%, p = 0,06) (Fischman et al, 1994; Serruys et al, 1994). Het optreden van restenose bleef over de
jaren heen de achilleshiel van de BMS. Daarnaast bleken
deze lichaamsvreemde stents trombogeen, waardoor een
klein percentage van de patiënten een (potentieel levensgevaarlijke) stenttrombose ontwikkelde. Men probeerde
dit iatrogene risico te ondervangen door gebruik te maken
van hogedrukballondilataties na het implanteren van de
stent en vervolgens met behulp van intravasculaire ultrageluidtechnieken te verifiëren dat de stent adequaat was
geëxpandeerd tegen de vaatwand. Tevens wordt sindsdien
plaatjesaggregatieremmende medicatie voorgeschreven
aan patiënten met een stent.
Inherent aan de komst van deze sterke plaatjesaggregatieremmende medicatie nam het bloedingsrisico toe (tot
Intermezzo: overwegingen in de tandheel­
kundige praktijk
- Verschillende onderzoeken tonen aan dat het tijdelijke
stoppen van de antistollingsmedicatie na een percutane
coronaire interventie leidt tot een verhoogde kans op
stenttrombose en andere ernstige hart- en vaatziekten.
- Nieuwe generatie stents hebben de incidentie van stenttrombose en andere ernstige complicaties sterk terug­
gedrongen.
- Toekomstig onderzoek moet aantonen of patiënten
behandeld met biologisch oplosbare stents een minder
lange periode antistollingsmedicatie dienen te gebruiken.
- Vooralsnog dient de tandarts laagdrempelig te overleggen
met de behandelend arts en in samenspraak te beslissen
wat het minste risico oplevert voor de patiënt. Er dient
een weloverwogen beslissing genomen te worden over
het stoppen/continueren van de antistollingsmedicatie
voor een tandheelkundige ingreep. Bloedingsrisico en
recentheid van de stentimplantatie dienen altijd in ogenschouw te worden genomen.
Nederlands Tijdschrift voor Tandheelkunde
Medi sc h
1977
1986
1994
2003
2008
2008
eerste ballondilatatie
eerste stentimplantatie
stents worden vergeleken met ballondilatatie
eerste generatie DES akkoord bevonden door FDA
tweede generatie DES akkoord bevonden
door FDA
eerste volledig oplosbare everolimus afgevende
stent (EES) wordt geïmplanteerd
Afb. 1. Ontwikkelingen van coronaire stents in de afgelopen decennia.
wel 14%) en daarnaast werd de opnameduur van deze patiënten ook langer.
Ondanks de tekortkomingen van de BMS duurde het
nog tot april 2002 voordat de volgende ontwikkeling
plaatsvond: de introductie van de ‘drug eluting stents’
(DES). Deze gecoate stent bevatte een krachtig immunosuppressivum genaamd sirolimus, dat restenose moest
voorkomen. Sirolimus werd tot dan toe voornamelijk voorgeschreven aan patiënten na een orgaantransplantatie,
maar het bleek over het antifungale en antimitotische eigenschappen te beschikken. Door binding aan het FKBP12-bindende eiwit en vervolgens aan het ‘mammalian
target of rapamycin’ (mTOR) wordt de celcyclus geblokkeerd tussen de fasen G1 en S. Dit medicijn wordt gedurende het eerste jaar na de stentimplantatie langzaam
afgescheiden vanuit een polymere coating, maar in de eerste 30 dagen wordt 80% van het medicijn afgescheiden.
De RAVEL-studie (Randomized study With the Sirolimus-Coated Bx Velocity Balloon-Expandable Stent in the
Treatment of Patients With De Novo Native Coronary Artery Lesions) was het eerste gerandomiseerde onderzoek
dat sirolimusafgevende stents (SES) vergeleek met BMS.
Dit onderzoek toonde bij 238 ‘laag-risicopatiënten’ aan
dat patiënten behandeld met SES minder verlies van lumendiameter hadden na 6 maanden vergeleken met patiënten behandeld met BMS (-0,01 mm versus + 0,80mm;
p < 0,001) (Morice et al, 2002). Tevens bleken patiënten
behandeld met SES minder vaak cardiale events (acuut coronair syndroom, nieuwe revascularisatieprocedure en
mortaliteit) door te maken dan patiënten behandeld met
BMS (6% versus 29%; p < 0,001). Deze resultaten bleken
reproduceerbaar in een niet-geselecteerde groep van alledaagse patiënten op de lange termijn in de RESEARCHstudie (Rapamycin-Eluting Stent Evaluated at Rotterdam
Cardiology Hospital) (Lernos et al, 2004).
In het jaar 2006 verscheen echter een meta-analyse
waarin werd gerapporteerd over (niet-statistisch significant) toegenomen aantallen van stenttrombose tussen 18
maanden en 3 jaar na DES-implantatie vergeleken met
BMS-implantatie, waarbij de hypothese was dat dit mogelijk werd verklaard door een vertraagde endothelialisatie
van de DES ten opzichte van de BMS (Camenzind et al,
2007). Vanwege het feit dat deze controversiële meta-analyse gebruik had gemaakt van getallen van andere artikelen/presentaties zonder individuele patiëntendata en
376
121 | juli/augustus 2014
Simsek e.a.: De ontwikkelingen in dotteren en coronaire stents
Medi sc h
daarnaast de definities voor stenttrombose
in de afzonderlijke onderzoeken niet uniform waren, konden deze bevindingen op
zijn minst discutabel worden genoemd.
Met deze ontwikkelingen brak een geheel nieuw tijdperk aan in grootschalig Afb. 2. Aan de linkerzijde is een ‘drug eluting stent’ (DES) te zien en aan de rechterzijde een biologisch
onderzoek naar deze nieuwe stents. Weten- oplosbare stent.
schappelijke data werden opnieuw bestubroken in de Krebscyclus in koolstofdioxide en water. Biodeerd en databases van verschillende academische centra logisch oplosbare stents hebben dezelfde voordelen als
werden samengevoegd. Uit de resultaten van deze onder- een metalen stent, maar ze hebben als bijzondere functie
zoeken bleek dat de DES en de BMS even veilig waren en dat dat de mechanische structuur verdwijnt na 12 tot 18
de DES de hoeveelheid restenose (en dus nieuwe revascu- maanden. Het ABSORB-onderzoek was het eerste onderlarisatieprocedures) aanzienlijk had teruggedrongen (Spaul- zoek naar de klinische uitkomsten van volledig biologisch
ding et al, 2007). Tevens bleek de DES in alle subgroepen oplosbare stents (Ormiston et al, 2008; Serruys et al,
van patiënten een duurzaam effectievere werking te hebben 2009). Het had als doel om de veiligheid en effectiviteit te
vergeleken met de BMS. Dus ook bij patiënten die behan- onderzoeken van de biologische oplosbare everolimusafdeld waren in verband met een acuut coronair syndroom, bij gevende stent in patiënten met enkelvoudige simpele corowie de pathofysiologie toch wezenlijke verschillen vertoont nairstenosen. De eerste generatie bioabsorbable vascular
ten opzichte van stabiele coronaire vernauwingen.
scaffold (BVS) bestaat uit een poly-L-melkzuurframe met
In 2008 werd de tweede generatie DES geïntroduceerd. een dikte van 150 micrometer en een polymeerlaag met
Deze ‘everolimus eluting stent’ (EES) wordt tegenwoordig een everolimuscoating (98 microgram/cm2). Bijna 80%
het vaakst geïmplanteerd bij een percutane coronaire in- van de hoeveelheid everolimus wordt binnen de eerste
terventie. Everolimus is een derivaat van sirolimus en heeft maanden na de stentimplantatie uitgescheiden.
een gelijksoortig werkingsmechanisme. Het platform van In het ABSORB-onderzoek werden in totaal 30 patiëndeze stent bestaat uit een dunner en flexibeler kobalt- ten geïncludeerd in 4 academische centra. Deze patiënten
chroom harnas met een biologisch vriendelijkere poly- werden vervolgd voor klinische, angiografische en intrameerlaag, waardoor het de inflammatoire response van de vasculaire ultrageluideindpunten. De geïmplanteerde BVS
vaatwand vermindert en daarmee de endothelialisatie ver- hadden een diameter van 3 mm en een lengte van 12 of
betert. Klinisch onderzoek toont aan dat patiënten behan- 18 mm. Deze patiënten werden na 6 maanden gekathedeld met een EES een lagere kans op complicaties en een teriseerd en angiografische data toonden een in-stent
betere uitkomst hebben vergeleken met de BMS en andere lumenverlies van 0,44 mm, dat beter is dan de BMS en versoorten DES (Serruys et al, 2005; Stone et al, 2008; Claes- gelijkbaar met verscheidene DES van de eerste generatie.
sen et al, 2009). De incidentie van stenttrombose is ge- Recent zijn de 5-jaars klinische resultaten gepubliceerd
door Onuma et al. In dit onderzoek wordt beschreven dat
daald tot 1,4% na 2 jaar (Raber et al, 2012).
de 5-jaars resultaten goed zijn met weinig cardiale events
De toekomst
(3,4%) en dat geen van de patiënten een stenttrombose
De volgende stap in deze ontwikkeling van coronaire sten- heeft gehad (Onuma et al, 2013).
ting werd gezet door het verminderen van de contactduur
tussen de stent en de coronaire vaatwand. Een permanente Ideale antiplaatjesaggregatiemedicatie
stent die vastzit in een coronairarterie heeft belangrijke na- De ideale combinatie en duur van de plaatjesaggregatie­
delen na de eerste paar maanden na de implantatie. Het remmende medicatie na stentimplantatie is momenteel
latente gevaar van het induceren van late stenttrombose een gebied van de interventiecardiologie waar veel onder(≥ 1 jaar na implantatie), verhinderen van positieve vaatre- zoek plaatsvindt. Na de allereerste stentimplantaties wermodellering, vermindering van de endotheelfunctie en de den hoge doseringen acenocoumarol in combinatie met
beperkingen voor non-invasieve beeldvorming en coronai- aspirine gebruikt, aangezien het risico op een acute afre revascularisatie zijn slechts enkele geassocieerde onge- sluiting van de geïmplanteerde stent hoog werd geacht. In
wenste iatrogene effecten. Daarbij is restenose een proces de BENESTENT-studie, uitgevoerd in 1996 en represendat voornamelijk optreedt in de eerste 6 maanden na tatief voor de beginperiode van stentimplantaties, kregen
stent­implantatie. Het besef dat er behoefte is aan een stent patiënten die behandeld werden met een stent meer dan
die zijn taak uitvoert in de eerste (relatief korte) periode na 10.000 IE heparine tijdens de percutane coronaire interimplantatie zonder nadelige effecten op de langere termijn ventie, 250-500 mg aspirine per dag, 75 mg dipyridamol
is de belangrijkste drijfveer voor de ontwikkeling van bio- driemaal per dag (voor 6 maanden) en daarnaast acenologisch oplosbare stents in de kransslagaderen. Geen ach- coumarol (voor 3 maanden). Dit had als gevolg dat een
terblijvend metaal in het coronairvat beperkt ook de groot percentage van de patiënten behandeld met een stent
een nabloeding kreeg (Pijls et al, 1996). Gelukkig werd de
noodzaak van langdurige plaatjesremming sterk.
De eerste biologisch oplosbare stents geïmplanteerd in behandeling met acenocoumarol snel verleden tijd na de
mensen zijn gemaakt van poly-L-melkzuur dat wordt afge- introductie van de thienopyridines (zoals clopidogrel, pra-
Nederlands Tijdschrift voor Tandheelkunde
377
121 | juli/augustus 2014
Simsek e.a.: De ontwikkelingen in dotteren en coronaire stents
Medi sc h
lijken ideaal voor zowel de patiënt als de interventiecardioloog. Onderzoek naar deze biologisch oplosbare stents
toont vooralsnog hoopgevende resultaten. De toekomst zal
moeten uitwijzen of deze oplosbare stents de verwachtingen zullen waarmaken.
Literatuur
* Abraham NS, Hlatky MA, Antman EM, et al. ACCF/ACG/AHA 2010
Expert Consensus Document on the concomitant use of proton pump
inhibitors and thienopyridines: a focused update of the ACCF/ACG/
AHA 2008 expert consensus document on reducing the gastrointestinal risks of antiplatelet therapy and NSAID use: a report of the American College of Cardiology Foundation Task Force on Expert Consensus
Documents. Circulation 2010; 122: 2619-2633.
* Camenzind E, Steg PG, Wijns W. Stent thrombosis late after implanAfb. 3. De linkerkransslagader wordt opgespoten met contrastvloeistof. Er is met
­pijltjes aangegeven waar de stent gaat worden geplaatst. Beeld: ZorginBeeld/Frank
tation of first-generation drug-eluting stents: a cause to concern.
Circulation 2007; 115: 1440-1455; discussion 55.
* Claessen BE, Beijk MA, Legrand V, et al. Two-year clinical, angio-
Muller.
graphic, and intravascular ultrasound follow-up of the XIENCE V
sugrel en ticagrelor). Tegenwoordig bestaat de behandeling uit levenslang aspirine (80 mg eenmaal per dag) in
combinatie met een thienopyridine, waarbij de thienopyridine voor een periode van 12 maanden ingenomen dient
te worden.
De Europese richtlijnen over plaatjesaggregatieremmende medicatie na stentimplantatie zijn duidelijk: 1 jaar
duale antiplaatjestherapie bestaande uit aspirine en clopidogrel/prasugrel of ticagrelor. Het zou in de toekomst
mogelijk kunnen worden om na 3-6 maanden over te
gaan op monotherapie met aspirine, aangezien de kans op
stenttrombose bij tweede en derde generatie DES aanzienlijk is gereduceerd (Valgimigli et al, 2012). Bij sommige
patiënten met comorbiditeit zoals atriumfibrilleren kan
het moeilijker worden om een dergelijke keuze te maken.
Bij patiënten met een hoog bloedingsrisico (onder meer
eerdere hersenbloeding, hypertensie, leeftijd ouder dan
75 jaar, nierfunctiestoornissen) kan men kiezen voor de
combinatie van een orale anticoagulantia en een thienopyridine (zonder een aspirine) (Nikolsky et al, 2012). Het
voorschrijven van een protonpompremmer is op dit moment geen standaard na het voorschrijven van duale antiplaatjesremming (Abraham et al, 2010; Harmsze et al,
2011; Hunfeld et al, 2011). Bij tandheelkundige behandelingen wordt geadviseerd het risico van het staken van
de duale antiplaatjestherapie zorgvuldig af te wegen tegen
het risico van het verrichten van de behandeling tijdens het
doorgebruik van deze middelen.
everolimus-eluting stent in the treatment of patients with de novo
native coronary artery lesions: the SPIRIT II trial. Circ Cardiovasc
Interv 2009; 2: 339-347.
* Fischman DL, Leon MB, Baim DS. Stent Restenosis Study Investigators.
A randomized comparison of coronary-stent placement and balloon
angioplasty in the treatment of coronary artery disease. N Engl J Med
1994; 331: 496-501.
* Gruentzig A. Transluminal dilatation of coronary-artery stenosis.
Lancet 1978; 1: 263.
* Harmsze AM, Boer A de, Boot H, et al. Interactie tussen clopidogrel en
protonpompremmers. Ned Tijdschr Geneeskd 2011; 155: A2442.
* Hunfeld NG, Valkhoff VE, Touw DJ, Sturkenboom MC, Kuipers EJ. Clopidogrel en protonpompremmers: onvoldoende bewijs van interactie.
Ned Tijdschr Geneeskd 2011; 155: A2404.
* Lemos PA, Serruys PW, van Domburg RT, et al. Unrestricted utilization
of sirolimus-eluting stents compared with conventional bare stent implantation in the “real world”: the Rapamycin-Eluting Stent Evaluated
At Rotterdam Cardiology Hospital (RESEARCH) registry. Circulation
2004; 109: 190-195.
* Morice MC, Serruys PW, Sousa JE, et al. A randomized comparison of a
sirolimus-eluting stent with a standard stent for coronary revascularization. N Engl J Med 2002; 346: 1773-1780.
* Nikolsky E, Mehran E, Dangas GD, et al. Outcomes of patients treated
with triple antithrombotic therapy after primary percutaneous coronary intervention for ST-elevation myocardial infarction (from the
Harmonizing Outcomes With Revascularization and Stents in Acute
Myocardial Infarction [HORIZONS-AMI] trial). Am J Cardiol 2012;
109: 831-838.
* Ormiston J, Serruys PW, Regar E, et al. A bioabsorbable everolimus-
Conclusie
eluting coronary stent system for patients with single de novo coronary
Er is de afgelopen 3 decennia een enorme ontwikkeling geweest in de coronaire stents. Hierbij blijft het adagium primum non nocere – ten eerste geen schade berokkenen – het
allerbelangrijkste. Inmiddels heeft ook de cardiologie geleerd om elke stap vooruit pas te nemen na uitgebreid onderzoek en daarbij de resultaten op lange termijn niet uit
het oog te verliezen. Stents die hun taak uitvoeren en vervolgens biologisch oplossen in koolstofdioxide en water
artery lesions (ABSORB): a prospective open-label trial. Lancet 2008;
Nederlands Tijdschrift voor Tandheelkunde
371: 899-907.
* Onuma Y, Dudek D, Thuesen L, et al. Five-year clinical and functional
multislice computed tomography angiographic results after coronary
implantation of the fully resorbable polymeric everolimus-eluting
scaffold in patients with de novo coronary artery disease: the ABSORB
cohort. A trial. JACC Cardiovasc Interv 2013; 6: 999-1009.
* Pijls NH, De Bruyne B, Peels K, Voort PH van der, et al. Measurement of
378
121 | juli/augustus 2014
Simsek e.a.: De ontwikkelingen in dotteren en coronaire stents
Medi sc h
fractional flow reserve to assess the functional severity of coronaryartery stenoses. N Engl J Med 1996; 334: 1703-1708.
* Raber L, Magro M, Stefanini GG, et al. Very late coronary stent thrombosis of a newer-generation everolimus-eluting stent compared with
early-generation drug-elutings stents: a prospective cohort study.
Circulation 2012; 125: 1110-1121.
* Serruys PW, Jaegere P de, Kiemeneij F et al. Benestent Study Group.
A comparison of balloon-expandable-stent implantation with balloon
angioplasty in patients with coronary artery disease. N Engl J Med
1994; 331: 489-495.
* Serruys PW, Ong AT, Piek JJ, et al. A randomized comparison of a
durable polymer Everolimus-eluting stent with a bare metal coronary
stent: The SPIRIT first trial. EuroIntervention 2005; 1: 58-65.
* Serruys PW, Ormiston J, Onuma Y, et al. Absorb trial first-in-man evaluation of a bioabsorbable everolimus-eluting coronary stent system:
2-year outcomes and results from multiple imaging modalities. Lancet
2009; 373: 897-910.
* Spaulding C, Daemen J, Boersma E, Cutlip DE, Serruys PW. A pooled
analysis of data comparing sirolimus-eluting stent with bare-metal
stents. N Engl J Med 2007; 356: 989-997.
* Stone GW, Midei M, Newman W, et al. SPIRIT III Investigators. Comparison of an everolimus-eluting stent and a paclitaxel-eluting stent in
patient with coronary artery disease: a randomized trial. JAMA 2008;
299: 1903-1913.
* Valgimigli M, Campo G, Monti M, et al. Prolonging Dual Antiplatelet
Treatment After Grading Stent-Induced Intimal Hyperplasia Study
(PRODIGY). Short- versus long-term duration of dual-antiplatelet
therapy after coronary stenting: A randomized multicenter trial. Circulation 2012; 125: 2015-2026.
Summary
Developments in percutaneous coronary intervention and
­coronary stents
In the Netherlands, more than 30.000 patients undergo a percutaneous
coronary intervention every year, during which a coronary stent implantation
will be performed in 90% of the cases. It is estimated that more than 5
million coronary stent implantations will be performed worldwide this
year. While these numbers are impressive, however, coronary stents still
have as a limitation the possibility of stent thrombosis. This has been and
is an important stimulus for the development of both coronary stents, from
a bare metal stent via a drug eluting stent to the present-day development
of bio-absorbable stents, and anti-platelet drugs, from acenocoumarol to
thieropyridines. The possibility of shortening the period of use of this powerful
medication by developing new kinds of non-thrombogenic stents would, for
example, make it possible to achieve significant reductions in subsequent
bleeding during (dental) procedures.
Bron
C. Simsek, J. Daemen, F. Zijlstra
Uit het Thoraxcentrum van het Erasmus MC in Rotterdam
Datum van acceptatie: 4 maart 2014
Adres: dr. C. Simsek, Erasmus MC, Thoraxcentrum Kamer Ba-583,
’s Gravendijkwal 230, 3015 CE Rotterdam
[email protected]
Nederlands Tijdschrift voor Tandheelkunde
379
121 | juli/augustus 2014
Download