Technische assistentie aan jonge centrale banken Hoofdstuktitel Na de omwentelingen in Midden- en Oost-Europa en het uiteenvallen van de Sovjet-Unie ontstond een groep centrale banken die opeens moest gaan functioneren in een meer marktgeoriënteerde economie. Als gevolg hiervan is de vraag van de centrale banken uit deze landen naar Technische Assistentie (TA), dat is assistentie door middel van overdracht van kennis en ervaring verstrekt door buitenlandse zusterinstellingen, fors gestegen. Centrale banken kennen elkaar goed, hebben dezelfde taken en doelstellingen en ontmoeten elkaar voortdurend, de ene week in Frankfurt, en het weekend daarop in Bazel of Tokio. Ze vormen een hechte club, die zich verantwoordelijk voelt voor landen die het lastig hebben. Een aanzienlijk aantal van deze in de jaren negentig vrijgemaakte landen trad toe tot de groep landen die door Nederland wordt vertegenwoordigd in het Internationale Monetaire Fonds (IMF) en Wereldbank. Hierdoor ontwikkelde de Nederlandsche Bank (DNB) een nauwere band met de centrale banken van juist deze landen. Door de verstrekking van TA draagt DNB bij aan de financiële stabiliteit in deze landen en vervult zij een bredere maatschappelijke functie. In dit artikel wordt ingegaan op de rol van TA en de activiteiten van DNB met als voorbeeld de assistentie aan Oekraïne. DNB / Kwartaalbericht Maand 2005 77 Technische assistentie aan jonge centrale banken Inleiding Technische assistentie (ta) ofwel technische samenwerking krijgt recent veel aandacht, maar is een activiteit die al heel lang bestaat. Reeds in het eerste deel van de geschiedschrijving van het Internationaal Monetair Fonds 1 wordt bijvoorbeeld beschreven dat de technische assistentie aan minder ontwikkelde landen is gegroeid op veel terreinen die binnen de bevoegdheid van het Fonds liggen – het verbeteren van statistieken, belastingheffing, centrale-banktransacties, bancaire wetgeving, wisselkoershervormingen, en monetaire stabilisatieprogramma’s, terwijl het Fonds ook een trainingsinstituut voor experts uit deze landen oprichtte. Ook de Nederlandsche Bank (dnb) hielp met raad en daad de overzeese gebiedsdelen, vaak ook door detachering van personeel bij de plaatselijke centrale bank. Soms bezochten dnb-experts op verzoek van het imf een ander land. Over de jaren nam de vraag naar ta bij het imf geleidelijk toe, en exponentieel in het begin van de jaren negentig, toen landen in Centraal- en Oost-Europa en de voormalige Sovjet-Unie overstapten van een geleide naar een vrijemarkteconomie (de transitielanden). Eind jaren negentig kwam daar een groeiende vraag bij naar ta om te kunnen voldoen aan de standaarden en codes voor het verbeteren van de transparantie van het beleid en sneller beschikbaar stellen van belangrijke economische gegevens.2 Hoewel de transitielanden belangrijke ta-ontvangers zijn, gaat de laatste jaren de helft van de ta van het imf naar Azië en Afrika. Dit weerspiegelt deels de inspanningen van het imf om de internationale gemeenschap bij te staan in haar streven armoede in lage-inkomenslanden te bestrijden, onder meer door middel van het opbouwen en versterken van de voor het (economisch) functioneren van een land belangrijke instellingen (capacity building). Immers, ook meer marktgeoriënteerde landen hebben stevige, transparante en vertrouwenwekkende instituties en regels nodig teneinde corruptie en verkeerde prijssignalen tegen te gaan. Technische assistentie aan centrale banken wordt niet alleen gegeven door centrale banken en het imf, maar ook door regionale trainingsinstituten. De belangrijkste daarvan werden vorig jaar november in Bazel uitgenodigd door de Bank for International Settlements (bis) voor een bijeenkomst, onder auspiciën van het comité van g10 centralebankpresidenten, voor het uitwisselen van ervaringen samen met de centrale banken van de g10. Op deze bijeenkomst waren negen regionale trainingsinstituten aanwezig uit alle continenten van de wereld behalve Australië, zoals de South East Asian 78 Central Banks Research Training Centre (seacen), het Joint Vienna Institute (jvi), het Centre for Latin American Monetary Studies (cemla) en het South African Development Community (sadc) Training and Development centre. De meesten bieden training aan centrale banken, ministeries en overheidsinstellingen. Ook de bis zelf doet veel via het Financial Stability Institute (fsi) van de bis. Dit instituut richt zich vooral op bancair en verzekeringstoezicht. Per jaar bereikt het fsi ongeveer 2000 deelnemers verspreid over zo’n 50 workshops. Ook het imf heeft een eigen trainings instituut (het imf Institute). Een aantal Westerse centrale banken heeft eigen trainingsinstituten opgericht, die seminars verzorgen – voorbeelden zijn de Duitse Bundesbank, de Banque de France en de Bank of England. Hiervoor werd al aangestipt dat technische assistentie niet alleen aan centrale banken wordt gegeven. Op grote schaal wordt ook technische assistentie verstrekt door ministeries en semi-overheidslichamen, zoals de afm, uit ontwikkelde landen aan zusterinstellingen in de minder ontwikkelde landen. Met name de eu-kandidaatlidstaten ontvingen en ontvangen de laatste jaren veel ta om te kunnen voldoen aan het geheel van weten regelgeving van de eu (acquis communautaire), inclusief de omzetting van Europese richtlijnen in nationale wetten, variërend van milieuwetgeving, voedselveiligheid tot effectieve heffing van invoerrechten. Assistentie door de Nederlandsche Bank Tot het begin van de jaren negentig gaf dnb assistentie aan de landen waarmee Nederland een historische band heeft en op verzoek van het imf geregeld ook aan andere landen. Een belangrijke ontwikkeling was vervolgens de ineenstorting van het ijzeren gordijn en de daaropvolgende uitbreiding van de door Nederland in de imf Executive Board vertegenwoordigde groep landen (de Nederlandse ‘kiesgroep’; de kiesgroep in de Wereldbank heeft dezelfde samenstelling). Deze kiesgroep bestond tot 1990 uit Nederland, Joegoslavië, Roemenië, Israël en Cyprus. In 1990 trad Bulgarije toe en na het uiteenvallen van de Sovjet-Unie in 1992 ook Armenië, Georgië, Oekraïne en Moldavië. In 1992 hield Joegoslavië op te bestaan als land en in 1994 traden de voormalige Joegoslavische deelrepublieken Kroatië en Macedonië toe tot de Nederlandse kiesgroep, in 1996 gevolgd door Bosnië-Herzegovina. De centrale banken van deze zogeheten transitielanden en de nieuwe Balkan-staten hadden op allerlei terreinen grote behoefte aan kennis, die in het Westen als normaal wordt DNB / Kwartaalbericht Juni 2005 Technische assistentie aan jonge centrale banken beschouwd. Echt toezicht op de financiële sector had daar nauwelijks bestaan, ook omdat de (staats)banken onderdeel van de overheid waren en geen normale balanswaardering kenden. Toezichthouders waren soms onbekend met begrippen als kapitaal, reserves en voorzieningen. Betrouwbare statistische rapportages en interne controlesystemen (internal audit) ontbraken veelal. De centrale banken van de voormalige Sovjetrepublieken beschikten meestal niet over goed opgeleid personeel – de beste koppen zaten in Moskou. Advisering over het te voeren monetair en wisselkoersbeleid viel overigens in handen van het imf, omdat de meeste van de beschreven landen een imf-programma uitvoerden. In 1993 besloot dnb aan haar geleidelijk toegenomen ta-activiteiten een zekere structuur te geven. Niet door een aparte afdeling of een opleidingsinstituut, maar door een kleine eenheid met coördinerende bevoegdheden op te richten. Een opleidingsinstituut zou tot een doublure met andere centrale banken hebben kunnen leiden, terwijl een aparte afdeling afbreuk zou doen aan het tot dan toe zeer gewaardeerde aspect van de ta door dnb, te weten kennisoverdracht door experts die de dagelijkse praktijk kennen. Tegelijkertijd werd aanbevolen bij het aanwenden van de gelimiteerde ta-capaciteit voorrang te geven aan verzoeken uit de kiesgroeplanden. Voor deze landen voelde Nederland een speciale verantwoordelijkheid. Tevens zou deze prioriteitstelling leiden tot een hechtere kiesgroep, wat weer een Nederlands belang is. Al met al werden in 1995 87 mandagen besteed aan ta inclusief coördinatie. Dit liep de jaren daarna verder op. Tijdens dit proces ontstonden geleidelijk ook enkele reguliere workshops, waaraan medewerkers van meerdere centrale banken konden deelnemen. In 1998 werd besloten naar buiten toe duidelijker te maken welke activiteiten dnb op ta-gebied ontplooit. Belangrijk onderdeel daarvan was het opstellen van een jaarlijks seminarprogramma, dat aan de doelgroep van technische-assistentielanden werd aangeboden. Dit programma bestaat inmiddels uit 6 seminars, aangevuld met enkele in het buitenland gegeven internationale workshops. Gaandeweg gingen meerdere centrale banken, ook van buiten de kiesgroep (en dan vooral uit de nieuw tot de eu toetredende landen) belangstelling tonen. Momenteel maakt deze laatste groep ongeveer de helft uit van het aantal deelnemers. Dit leidt tot een rijkere uitwisseling van ervaringen tussen de deelnemers, hetgeen een belangrijk bijproduct is van deze internationale seminars. Momenteel verstrekt dnb per jaar 800 werkdagen aan directe kennisoverdracht (exclusief coördinatie), DNB / Kwartaalbericht Juni 2005 waarvan ongeveer 30 tot 50 aan landen waarmee Nederland een historische band heeft en 80 tot 100 aan op dnb gehouden seminars. De overige directe ta heeft de vorm van bezoeken aan de centrale banken en collega-toezichthouders van onze doelgroep en ontvangsten op dnb. Hierbij zijn in totaal ongeveer ruim 50 experts betrokken (dat is één op de 30 medewerkers van dnb). Sinds 2004 bestaat de doelgroep behalve uit de ‘historische’ landen en de kiesgroep ook uit landen waar de Nederlandse financiële sector aanzienlijke belangen heeft. Vanuit dit oogpunt fungeert dnb ook als natuurlijke partner voor de pas opgerichte Netherlands Financial Sector Development Exchange (nfx), een publiekprivate organisatie van enkele ministeries en banken gericht op het leveren van een bijdrage aan het ontwikkelen van een bancaire sector in ontwikkelingslanden, opkomende markten, transitielanden en landen in wederopbouw door middel van het verlenen van Nederlandse expertise. Een voorbeeld: assistentie aan Oekraïne Hieronder zal nu worden ingegaan op de ta die wordt verstrekt aan de nationale bank van Oekraïne (nbu). De eerste ta-activiteiten dateren van 1993 – op het terrein van toezicht op het bankwezen, in 1994 gevolgd door accounting. In de eerste jaren kon een enkel bezoek aan Kiev een week tot twee weken duren, en in enkele gevallen aanzienlijk langer. Voor toezicht ging gedurende langere tijd elke vier weken één (wisselende) dnb-expert voor twee weken naar Kiev. Op toezichtsterrein werd samengewerkt met usaid, dat op zich nam om handboeken te schrijven, terwijl dnb zich concentreerde op valutarapportages en geconsolideerd toezicht. Een hindernis was het feit dat het bestand aan toezichthouders bij de nbu een hinderlijk hoge doorstroom kende. Op het terrein van accounting is dnb de hofleverancier van kennis geweest, een rol die zij nog steeds heeft, bijvoorbeeld bij het vertrouwd maken van de nbu met de nieuwe internationale accounting standaarden en de accounting regels voor de centrale banken van het Europese Stelsel van Centrale Banken. Eveneens uit de midden jaren negentig dateert de ta voor de invoering van een betrouwbaar betalingsbalansrapportagesysteem, hetgeen heeft geleid tot een goed werkend rapportagesysteem. Van meer recente aard is de ta die wordt gegeven om de anti-witwascapaciteit van de nbu te verbeteren, een onderwerp dat de laatste jaren internationaal veel aandacht krijgt. Het eerste expertbezoek vond plaats in april 2000 en inmiddels heeft de anti-wit79 Technische assistentie aan jonge centrale banken was-expertgroep van de Raad van Europa Oekraïne een goede beoordeling gegeven op het punt van het toezicht op banken gericht op witwasbestrijding. Met kiesgroepland Oekraïne wordt de laatste jaren een jaar-programma met ta-voornemens overeengekomen, waarbij beide kanten zich tot zekere inspanningen verplichten. Voor 2005 bestaat dit programma uit 10 componenten, variërend van ta op het terrein van chartale verwerkingsprocessen tot risicobeheer en de betekenis van de nieuwe internationale accounting regels. Tegenwoordig beslaan bezoeken vaak slechts twee tot drie dagen, omdat de ta-ontvangende centrale banken vaak verder zijn dan tien jaar geleden en veel bezoeken per e-mail goed kunnen worden voorbereid. Grafiek 1 Technische samenwerking: spreiding van activiteiten van Eurosysteem centrale banken Procenten van werkdagen van Eurosysteem totaal 35 30 25 20 15 10 5 0 Afrika Rusland en GOS Mediterraan Kandidaat- Middenen Oosten mogelijke kandidaatlidstaten Assistentie door Europese centrale banken Bron: Centrale banken. De Europese Centrale Bank (ecb) en de nationale centrale banken die deel uitmaken van het Eurosysteem informeren elkaar sinds enkele jaren over hun ta-gerelateerde activiteiten. Waar nuttig coördineren zij hun activiteiten, zoals bijvoorbeeld recent bij een grootschalig project uitgeschreven door de Europese Commissie gericht op het op een hoger plan brengen van het bancaire toezicht van de Russische centrale bank. Van het Eurosysteem participeerden in dat project negen van de twaalf nationale centrale banken, waaronder dnb, en de ecb. In 2004 besteedden de Eurosysteem centrale banken inclusief de ecb ruim 20000 werkdagen aan de landen die vooruitzicht hebben op eu lidmaatschap (Bulgarije, Roemenië, Kroatië, Turkije en de Western Balkans), Rusland en de overige Europese voormalige Sovjet-staten (gezamenlijk de gos-republieken genoemd),3 landen aan de Middellandse Zee, MiddenOosten en Afrika. Daarvan werden ruim 7000 werkdagen besteed aan ‘direct contact’ door middel van training courses (seminars), bezoeken door experts en ter plaatse gestationeerde adviseurs, en de overige aan voorbereiding en algemene ondersteuning. Van die ruim 7000 werkdagen ‘directe contacten’ werden er ruim 1800 besteed aan Afrika (voornamelijk sub-Sahara Afrika), 1700 aan Rusland en de gos-republieken, 1000 werkdagen aan de Middellandsezee-landen en eveneens 1000 aan de landen met vooruitzicht op eu-lidmaatschap en 100 aan het Midden-Oosten (zie grafiek 1). De resterende 1800 werkdagen ‘directe activiteiten’ zijn niet één op één aan één regio toe te wijzen. Wat betreft het soort activiteit valt op dat de meeste tijd is besteed aan seminars (ruim 3000 werkdagen). Daarna volgen bezoeken door/ontvangsten van experts 80 (2200 werkdagen) en Residential advisors (1300 werkdagen) en een categorie overig. Bezien naar onderwerp werd de meeste tijd besteed aan toezicht en financiële stabiliteit (1650 werkdagen), interne centrale bank aangelegenheden, zoals hrm, ict, bankbiljetten en juridische aangelegenheden (1250 werkdagen) en centrale bank transacties inclusief accounting en interne controle (900 werkdagen) (zie grafiek 2). Van de eu centrale banken buiten het Eurosysteem verstrekt ook de Bank of England via haar Centre of Grafiek 2 Technische samenwerking: soort activiteit Procenten van werkdagen van Eurosysteem totaal 30 25 20 15 10 5 0 Toezicht en financiële stabiliteit Interne Centrale en tech- bank nische transcenacties trale bank kwesties Activiteiten betreffende meerdere terreinen (Mone- BetaStatistaire) lingstiek beleids- verkeer zaken Bron: Centrale banken. DNB / Kwartaalbericht Juni 2005 Technische assistentie aan jonge centrale banken Central Bank Studies (ccbs) veel trainingen. In 2004 bediende het ccbs 635 deelnemers via seminars in London en inclusief hun buitenlandse seminars bestreken zij 1300 managers en experts wereldwijd uit in totaal 110 landen. Ter vergelijking zij vermeld dat de Federal Reserve met haar seminars in 2004 training gaf aan 1500 buitenlandse toezichthouders en centralebankmedewerkers uit in totaal 113 verschillende landen. Recente ontwikkelingen Vanwege de toegenomen omvang van de ta door het imf heeft het Independent Evaluation Office van het imf recent de ta-werkzaamheden van het imf tegen het licht gehouden, waarbij ook is gekeken naar effectiviteit en efficiëntie. Ook het imf heeft te maken met budgetrestricties. Daarbij werd onder meer geconcludeerd dat de ta is gebaat bij een langere termijn perspectief bij het uitzetten van een ta strategie voor een bepaald land, bij versterkte evaluatieprocedures en verbeterde ‘ownership’ door het land. Dit laatste kan onder andere worden bereikt door ta-afspraken te maken op hoog niveau in de ontvangende organisatie. Ook binnen dnb is ingevoerd dat ta-aanvragen moeten zijn ingebed in een lange termijn strategie van de aanvragende centrale bank in het betrokken veld, terwijl standaard-evaluatieformulieren zijn ingevoerd. Een andere ontwikkeling is dat centrale banken die voorheen assistentie ontvingen nu zelf ook assistentie verstrekken aan landen uit hun regio. Een vroeg voorbeeld daarvan was de Poolse centrale bank die in 1993 een delegatie van de nbu ontving. Dit is een logische en aan te moedigen ontwikkeling. Dit verklaart ook waarom tegenwoordig meer en meer wordt gesproken van Technische Samenwerking in plaats van Technische Assistentie, omdat de eerste term uitdrukt dat op voet van gelijkwaardigheid wordt samengewerkt. De komende jaren zal de vraag naar assistentie hoog blijven, al zal deze vraag meer naar het Oosten en het Zuiden verschuiven, richting de voormalige Sovjetrepublieken, de Westelijke Balkan, Turkije, maar recent ook de Palestijnse Monetaire Autoriteit. 1 M. de Vries en J.K. Horsefield (1969), The International Monetary Fund 1946-1965, Vol. ii, p. 34. 2 imf, Monetary and Financial Systems Department (2004), Transferring knowledge and best practices, p. 6. 3 Gemenebest van Onafhankelijke Staten (Commonwealth of Independent States). DNB / Kwartaalbericht Juni 2005 81