Omgaan met regels en afspraken

advertisement
Omgaan met regels en afspraken
Afspraken en regels worden vaak verbaal gemaakt. Als leerlingen cognitief functioneren op een 3-4 jarig niveau
begrijpen ze de regels soms niet omdat zij bijvoorbeeld de regel niet in combinatie brengen met de huidige
situatie, of omdat ze maar een deel van de zin onthouden of niet begrijpen dat de regel ook toepasbaar kan zijn in
bijvoorbeeld een andere omgeving of met andere mensen.
Het geheugen is nog weinig ontwikkeld en ze kunnen zich heel moeilijk een beeld vormen. Het is daarom ook niet
wenselijk om op basis van inzicht van de leerling regels te stellen. Veel van wat ze leren moet herhaald worden
en landt pas als ze het nut er van in zien of als ze het waarderen. Daardoor is het misschien beter om de regels
en afspraken te stellen in het kader van beschermen en grenzen stellen. Zoals al bij gedrag werd vermeld
luisteren ze wel, maar begrijpen het niet altijd en vaak vergeten ze de afspraken. Visuele ondersteuning en
herhaling helpen hierbij. Als ze iets ouder worden, is het belangrijk om afspraken concreet te maken, voorkennis
te herhalen en breder toepasbaar te maken. Kijk goed naar wat een leerling aankan. Ze weten het soms, maar
kunnen het nog niet altijd toepassen. Emoties spelen nog steeds een belangrijke keuze bij hun gedrag! Zij gaan
bijna altijd voor op regels en afspraken door de vaak beperkte impulscontrole.
Belonen en complimenteren van goed gedrag werkt in het algemeen veel beter dan straffen als het om
overtreding van de regels gaat.
Als de leerlingen ouder zijn is het belangrijk om ze meer en meer verantwoordelijk te maken, waarbij steeds in de
gaten moet worden gehouden of ze de situatie emotioneel aankunnen.
Tips/suggesties

Zorg dat de regels afgestemd zijn op het emotioneel en cognitief niveau van de leerling.

Maak de regels en afspraken visueel door duidelijke pictogrammen en herinner de leerling op tijd er aan.

Voorkom ongewenst gedrag en het steeds weer corrigeren door preventief te werken. Dat kan door de
leerling bijvoorbeeld een rustige plek in de kring of het werk te geven, door in de kring de leerling naast de
leerkracht te zetten of een knuffel in handen te geven.

Het kan ook door niet te hoge eisen te stellen. Een kringgesprek duurt soms heel lang. Misschien kan de
leerling aan een tafeltje in de kring zitten en een klein opdrachtje doen dat hij leuk vindt, zodat hij wel
betrokken is bij het gesprek maar ook af en toe kan spelen.

Voorkom ongewenst gedrag door voorspelbaarheid van programma, van het gedrag van de leerkracht. Het
biedt de leerling zekerheid en geeft minder onrust. Juist door onrust of onveiligheid ontstaat soms
probleemgedrag.

Herinner een leerling soms non-verbaal aan een afspraak of regel met een gebaar bijvoorbeeld.

Laat afspraken en regels regelmatig herhalen, verwoorden zodat de leerling het beter onthouden kan.

Leg een relatie naar andere situaties. Transfer is belangrijk.
Achtergrondinformatie
Barkley, R.A. (1998). Opstandige kinderen. Lisse: Swets& Zeitlinger.
Beets-Kessens, A. et al (2003). Gedrag begrijpen. Antwerpen: Garant
Blokhuis, A. (2003). Je luistert wel maar je hoort me niet. Utrecht: Agiel
Delfos, M.F. (2007) Kinderen en gedragsproblemen. Lisse: Swets & Zeitlinger
Došen, A. (2008). Psychische stoornissen, gedragsproblemen en verstandelijke handicap. Assen: van Gorcum.
Ploeg, van der, J.D. (2007). Gedragsproblemen.Rotterdam: Lemniscaat
Preventieve programma's voor leerlingen:

'Een doos vol gevoelens'. Info: www.leermiddelplein.nl

STIP. Info: www.edu-desk.nl
Download