Document

advertisement
Antwoorden module Taal & evolutie
Niet meenemen!
1 ‘Taal maakt de mens’?
Opdracht 1:
a
Denk aan: plannen maken voor de jacht, overleg over de taakverdeling: als jij nou daarvoor
zorgt, regel ik dit. Het gaat dus om ‘twee weten meer dan een’ en ‘samen sta je sterk’.
b
De berekening is als volgt. Om het berekenbaar te houden, rekenen we de volle 24 uur van het
etmaal (niet het ene kwartier minder). Op deze manier staat 1 uur in de etmaaltelling gelijk aan
8333 jaar in de geschiedenis.
Etmaal
00.05 u.
Echte tijd
200.000 v.Chr.
Gebeurtenis
Eerste bewoners (Neanderthalers) in Europa
vanuit Afrika.
± 187 500 v.Chr.
± 145 000 jaar
Neanderthalers verspreid over heel Europa .
Ontwikkeling van een eenvoudige cultuur (bijv.
grafrituelen, sieraden).
±43 339 v. Chr.
Nieuwe menssoort Homo sapiens in Europa:
langer en fijner gebouwd, meer ontwikkeld.
±30 840 v. Chr.
Neanderthaler uitgestorven.
±14 174 v. Chr.
IJstijd eindigt.
9 313 v. Chr.
Landbouw vanuit Turkije.
5841 v. Chr.
Het wiel uitgevonden, eerste steden gebouwd.
Het jaar 0.
De christelijke jaartelling begint.
Periode van 1,5 uur
01.30 u.
Periode van 17 uur
en 20 minuten
(nacht, ochtend,
middag).
18.50 u.
Periode van 1 uur
en 40 minuten
20.30 u.
Periode van ca. 2
uur.
22.30
Periode van 35
minuten
23.05
Periode van 25
minuten
23.30
Periode van 15
minuten
23.45
c
1
2
3
De Neanderthaler was waarschijnlijk te primitief om mee te komen in zijn tijd.
De Neanderthalers hadden veel minder ‘culturele bagage’ dan de Homo sapiens. De
nieuwkomers maakten onder meer al sieraden, sierlijk bewerkte stukken ivoor en bot. In
Europa ontstond een “explosie in ‘symbolisch gedrag’ zoals te zien is in grotschilderingen.
“Misschien waren het de meer complexe taal en andere vormen van symbolische
communicatie die de moderne mens het cruciale voordeel gaven,” schrijft Mellars.
_____________________________________________________________________________________
Docentenhandleiding module Taal & evolutie
– Etoc/ RuG
1
d
e
f
Over de vraag waarvoor je taal nodig hebt hebben de leerlingen voorafgaand aan het lezen van
de tekst ook al nagedacht. Zie de antwoorden daarop en bespreek in hoeverre de toenmalige
mensen het konden redden zonder taal of spraak.
Laat de leerlingen over deze vraag discussiëren, het vraagt behoorlijk wat inzicht.
Als taal van één volk afstamt (zie bijvoorbeeld de Zwarte Eva theorie), dan is met het
binnentrekken van Europa de taal wellicht ook verspreid, ‘ontstond’ taal toen in Europa.
Opdracht 2:
Praten kan ook op grotere afstand en in het donker. Bovendien houd je met gesproken taal je handen
vrij om andere dingen te doen – koken, jagen, krabben, etc.
Opdrachten voor zelfstudie
a
Een van de verklaringen voor het ontstaan van taal is dat het verbonden moest zijn met de
verbeterde motoriek. De gebieden in de hersenen waarin deze twee acties worden aangestuurd
liggen vlak bij elkaar. Door verfijndere techniek werden de hersenstructuren beter. Dit was
noodzakelijk voor het gebruiken van taal, dat daardoor ook complex kon worden.
b
Nee, niet per se: er zijn briljante mensen, met relatief kleine hersenen en vice versa.
c
Taal met een grote complexiteit, bijvoorbeeld in de structuur en in de betekenis. We kunnen met
onze taal over alles praten – over dingen die ver weg zijn, niet aanwezig, fantasieën, dromen,
etc. Het zou kunnen dat eerdere talen minder complex waren. Denk bijv. aan een
‘campingtalen’: een taal die wordt gesproken door sprekers van allerlei verschillende talen, die
alleen maar geschikt is voor de eerste communicatie en zaken die in de directe omgeving
aanwezig zijn.
d
Vanwege de ontwikkeling van een steeds complexere taal was meer hersenruimte nodig: het
hoofd werd steeds groter. Het ongemak dat bedoeld wordt is het feit dat de mens met zijn
zware hoofd veroordeeld is tot het “in balans houden van ‘een watermeloen op een
bezemsteel’”. Een belangrijk ander ongemak is het noodzakelijke aangepaste spraakorgaan – dat
immers als groot nadeel heeft dat we ons kunnen verslikken, omdat lucht en eten door dezelfde
opening moeten. De vruchten van het feit dat de mens (complexe) taal kan gebruiken, zijn legio.
Daar hebben de leerlingen bij opdracht 1a en 1d ook al nagedacht.
e
_____________________________________________________________________________________
Docentenhandleiding module Taal & evolutie
– Etoc/ RuG
2
Taal is oud
Wie?
Psycholoog Steven Pinker
Argumenten?
a
De taalontwikkeling heeft de groei van de
hersencapaciteit in gang gezet, van de
homo habilis (1,8 miljoen jaar geleden)
met 600-800 cc tot de moderne mens met
1350 cc.
b
De plaats van het strottenhoofd was bij
vroege voorlopers van de moderne mens,
zoals de Homo erectus, al lager dan bij
zoogdieren en kinderen tot 18 maanden.
f
Taal is jong
Wie?
Archeoloog Lewis Binfield
Argumenten?
De Homo habilis leefde 1,8 miljoen jaar
geleden, zo’n anderhalf miljoen jaar
veranderde er zeer weinig in zijn manier van
leven, dus zo’n 300.000 jaar geleden zou taal
zijn ontstaan: toen ontstonden er allerlei
ontwikkelingen die zonder taal, symboliek en
intelligentie nog mogelijk geweest zouden zijn
(r. 17-22).
Let op, de andere onderzoekers die genoemd worden geven niet expliciet aan of ze kiezen voor
‘taal is jong’ of ‘taal is oud’. Leerlingen hoeven alleen bovenstaande twee standpunten en de
argumenten te herkennen. Aardig is uiteraard wel om in te gaan op de meest ‘logische’
verklaring; wat vinden de leerlingen aannemelijk?
Voor primaten waren alle soorten zintuiglijke prikkels belangrijk. Om zulke complexe informatie
aan te kunnen, hadden ze een instrument nodig: taal. Met het complexer worden van de wereld
waarin ze leefden, werd ook een steeds complexere taal nodig.
2 Kunnen dieren taal leren?
Opdracht 1:
a
De taal die wij als mensen spreken is meer dan communicatie. Communicatie zou gedefinieerd
kunnen worden als het uitwisselen van boodschappen tussen mensen of dieren. Bij dieren staan
die boodschappen vast en zijn beperkt in aantal en mogelijkheden. Bij mensentaal is geen
sprake van vaststaande boodschappen; door het (generatieve) grammaticale systeem kan elke
denkbare boodschap geformuleerd worden. Vanuit dit perspectief zou je dierentalen dus eigenlijk
geen 'taal' mogen noemen.
b


Een groep dieren heeft blijkbaar samen een bepaald gedrag aangeleerd wat hen voordeel
oplevert. Een andere groep die op een andere plek leeft, kan een (gedeeltelijk) ander
communicatiesysteem ontwikkelen dat is afgestemd op de noden en behoeften die de groep
op die plek heeft. Elk jong dat binnen zo'n groep geboren wordt, leert het gedrag van de
groep. Het is dus groepsafhankelijk. Daar tegenover staan eigenschappen die van de ouders
geërfd worden. Bij dat soort eigenschappen komt niet zoveel variatie voor.
Over de vraag in hoeverre het menselijk taalvermogen aangeboren is, bestaat veel discussie
sinds Chomsky zijn theorieën lanceerde. Het gaat er hier niet om dat de leerlingen het juiste
antwoord geven. Het doel van deze vraag is het opwekken van een discussie, en daarmee
laten zien dat het niet zo eenvoudig is.
_____________________________________________________________________________________
Docentenhandleiding module Taal & evolutie
– Etoc/ RuG
3
c
Er is bij de dieren weliswaar sprake van een bepaald ‘lexicon’ (woordenboek) waaruit ze hun
woorden/gebaren/bewegingen halen, maar ze beschikken niet over een grammatica die de
verschillende onderdelen met elkaar kan verbinden. Met andere woorden: hun ‘woorden’ en
‘zinnen’ komen alleen maar geïsoleerd voor en kunnen niet gecombineerd worden tot nieuwe
zinnen. Dit is overigens het essentiële verschil tussen dieren- en mensentaal waarover de
volgende les ook zal gaan.
Opdracht 2:
Dan zou het waarschijnlijk zijn dat ze hun kinderen deze taal vervolgens ook zouden aanleren. Het
zou ook betekenen dat de chimpansees gebruik willen maken van gebaren. Zien ze de meerwaarde
van het gebruik van taal? Misschien kunnen ze hiermee iets uitdrukken dat ze niet kunnen met hun
eigen manier van omgang? U ziet, dit antwoord staat niet vast; het is enigszins filosoferen over ‘wat
als…’. Laat de leerlingen eens nadenken over de consequenties van deze aanname.
Opdracht 3:
a
1
Het is voor het eerst dat een chimpansee een aantal woorden of klanken gebruikt
(uitspreekt zelfs), die in verschillende contexten hetzelfde betekenen.
2
Het onderzoek impliceert dat Kanzi een eenvoudige vorm van taal is gaan gebruiken, die
niet expliciet is aangeleerd. Dit is bijzonder, omdat al zijn andere taaluitingen wel
voortkomen uit uitgebreide instructies (wat tegengesteld is aan de complexe taal die jonge
kinderen zich heel snel eigen maken).
b
Hij heeft geen soortgenoten die op dezelfde manier hebben leren communiceren als hij. Hij kan
zijn taal dus niet delen met anderen dan met mensen.
c
Waarschijnlijk zullen taalkundigen niet echt onder de indruk zijn. De prestatie van de chimpansee
is moeilijk te vergelijken met wat mensen kunnen; het zijn slechts vier (in de apenwereld nogal
voor de hand liggende) woorden die Kanzi in verschillende contexten gebruikt. Het is moeilijk
voor te stellen dat dit nieuws de taalkundige wereld op zal laten schrikken.
N.B. Het is trouwens nuttig om op de zelfstudietekst te wijzen: dat is een reactie op dit
krantenbericht, waarin de schrijver inderdaad niet erg onder de indruk is van de implicaties die
verondersteld worden.
Opdrachten voor zelfstudie
Argumenten voor
Kanzi heeft in korte tijd tientallen symbolen
geleerd.
Kanzi heeft grammaticaal begrip van
woordvolgorde.
Kanzi heeft vier woorden leren spreken: klanken
die in verschillende contexten en bij
verschillende emoties gelijk blijven.
Argumenten tegen
Er is geen sprake van grammaticaal begrip, het
is aangeleerde kennis (taalkundigen).
Deze gegevens zijn niet wetenschappelijk
verantwoord naar buiten gebracht en kunnen
daarom niet gecontroleerd worden.
_____________________________________________________________________________________
Docentenhandleiding module Taal & evolutie
– Etoc/ RuG
4
3
Krijgen we concurrentie?
Opdracht 1:
Kenmerk
Vooral
Vooral
overeenkomsten
verschillen
Uitleg
Er is intelligentie nodig om
Ja, dit moet wel, want niet elk dier kan dit
taal te leren.
zomaar. Apen lijken veel op de mens en zijn
X
vergeleken met andere dieren heel
intelligent.
Het aantal woorden dat
geleerd kan worden.
X
De taal is een
communicatiemiddel.
X
Het gemak waarmee een
taal geleerd wordt.
X
Zelf zinnen kunnen maken
(creatief zijn).
X
De snelheid waarmee de
taal geleerd wordt.
X
De fysieke mogelijkheden
om taal te gebruiken.
X
De woordenschat van de aap is beperkt
tot zo ’n 300 woorden en een kind van 4
kent er – passief – 4000.
Apen kunnen met mensen en met elkaar
taal prima gebruiken voor communicatie.
Een aap die gebarentaal heeft geleerd
kan hiermee bijvoorbeeld uitstekend
aangeven wat hij wil.
Het kost ontzettend veel moeite (tijd en
energie) om apen taal te leren,
waardoor het moeilijk te vergelijken is
met het schijnbaar moeiteloze
taalontwikkeling van kinderen.
Mensen zijn creatief in en met hun taal,
en apen zijn dat niet. Zij kunnen wel een
(groot) aantal woorden leren gebruiken,
maar ze verbinden door middel van
grammatica lukt ze hoegenaamd niet.
Zie ook het artikel in de vorige les
‘Chimp klets er lustig op los’ en de
zelfstudietekst bij les 2.
De snelheid waarmee deze apen taal
leren is niet te vergelijken met de
snelheid waarmee kinderen hun taal
onder de knie krijgen.
Het strottenhoofd van apen is anders
gebouwd dan die van mensen. Wij
hebben meer ruimte achter de tong,
waardoor meer klanken mogelijk zijn.
_____________________________________________________________________________________
Docentenhandleiding module Taal & evolutie
– Etoc/ RuG
5
Opdracht 2:
a
Intelligentie, communiceren, het gemak waarmee hij leert of heeft geleerd.
b
Hij heeft taal leren gebruiken zonder hiervoor getraind te zijn. Hij heeft het blijkbaar ‘opgepikt’
terwijl zijn moeder taallessen kreeg. Dit lijkt sterk op de manier waarop mensenkinderen hun
taal onder de knie krijgen.
c
Dat creativiteit een unieke eigenschap van de menselijke taal is. We noemen dit ook wel
recursiviteit: op basis van een eindig aantal regels kan een oneindig aantal mogelijkheden
worden geformuleerd.
d
e
Eerste vraag: zijn de gedane beweringen over de taalkundige vermogens van Kanzi en andere
bonobo’s wel gerechtvaardigd? Tweede vraag: als die beweringen gerechtvaardigd zijn, hebben
ze dan werkelijk zo’n verpletterende impact op de taalkunde en op de verwante
wetenschapsgebieden?
De schrijver van de tekst vindt van niet. Hij heeft kritiek op de onderzoeksmethode en op de
overdracht van de uitkomsten. Hij vindt daarom dat de prestaties van Kanzi niet een ‘schokgolf’
tot gevolg zullen hebben in de wetenschappelijke wereld, zoals de schrijvers willen doen
geloven.
Opdrachten voor zelfstudie
a
Met de titel ‘Krijgen we concurrentie?’ wordt de vraag gesteld of apen ooit zover zullen komen
dat ze op een ‘menselijke’ manier taal gebruiken.
b
-
4 Taalfamilies en taalverwantschap
Opdracht 1:
Het overnemen van woorden uit andere talen (leenwoorden), veroorzaakt wel verwantschap tussen
talen maar is waarschijnlijk niet de oorzaak van het bestaan van grote overeenkomsten tussen
verschillende talen. Het gebruik van leenwoorden is vooral een gevolg van politieke en economische
ontwikkelingen (handel). Meer waarschijnlijk is het dat er een oertaal is geweest van waaruit
meerdere talen zich hebben ontwikkeld, afhankelijk van de behoeften van het volk wat de taal ging
spreken. In de tekst in het kader wordt een theorie voor het ontstaan van deze oertaal uiteengezet.
Opdracht 2:
a
Mensen gingen reizen en volkeren verspreidden zich. Als gevolg hiervan konden mensen elkaar
niet meer verstaan en ontstonden er nieuwe talen. De taal die gesproken werd, was aangepast aan
de behoeften van een bepaald volk (zie nomaden). Zie ook Tips.
b
Taalkundigen geïnteresseerd in taal en evolutie kijken onder andere naar klankstructuur
(fonetiek en fonologie), zinsbouw (syntaxis), betekenis van woorden (semantiek) en de
grammaticaregels van talen. Maar ook taalgebruik, sociolinguïstische variatie, invloed van het dialect.
Opdracht 3:
Mogelijke oorzaken voor het feit dat er zoveel talen bestaan:
Mensen hebben de behoefte zich van anderen te onderscheiden. Een bepaald volk wil zichzelf
onderscheiden van een ander volk en dit kan door taal. Taal kan bijdragen aan het gevoel een eigen
_____________________________________________________________________________________
Docentenhandleiding module Taal & evolutie
– Etoc/ RuG
6
identiteit te bezitten. Dit zien we terug in het gebruik van jongerentaal bij bepaalde groepen
jongeren, het gebruik van dialect wanneer mensen uit een bepaalde regio met elkaar spreken, maar
ook onder etnische groeperingen.
Als gevolg van de menging van twee talen ontstaat er steeds een nieuwe taal
Opdracht 4:
a
Voor het beantwoorden van deze vraag kunnen antwoorden worden gegeven als: verandering
van het Nederlands van Middelnederlands naar het huidige ABN; verandering van dialect naar
standaardtaal; verhouding tussen schrift en gesproken taal.
b
Invloeden van andere talen, leenwoorden en multiculturele invloeden; invloed van het schrift,
etc. Een voorbeeld van een evolutie voor het Nederlands: persoonlijk voornaamwoord gij in
onbruik geraakt; constructies met genitief s komen nog slechts sporadisch voor: ´de man des
huizes´ , des lands…; maar ook steeds populairder wordende constructies als: ´hun hebben´,
´groter als´, omkering werkwoordvolgorde in de bijzin als gevolg van het Engels ´het moet
gedaan worden´ en ´het moet worden gedaan´.
c
Nieuwvormingen op het schoolplein en in de jongerentaal
Opdrachten voor zelfstudie
Opdracht 1:
a
Op zich zullen de hersengebieden betrokken bij taal niet heel anders werken, maar het verschil is
gelegen in de grammaticale structuur van de taal. De universele, gemeenschappelijke kenmerken
tussen talen zitten in het hoofd van elke taalleerder, maar de taalspecifieke kenmerken moeten
aangeleerd worden en de aanwezigheid daarvan zal dus afhangen van de taal die gesproken wordt.
b
Omdat we voor een effectieve communicatie inzicht moeten krijgen in de onderliggende
structuur (regel 22 en 23). Alleen het kennen van woorden is niet voldoende.
c
verklaring 1: Alle talen delen dezelfde oorsprong. Toelichting: alle talen komen voort uit een
oertaal van waaruit de verschillende talen zijn gegroeid
verklaring 2: Een beperking in de werking van de menselijke hersenen: Mensen hebben maar een
beperkt aantal mogelijkheden voor de structuur van taal. Er zijn wel verschillen tussen talen, maar de
hersenen zijn beperkt in hun mogelijkheden en kunnen niet alle mogelijke regelsystemen en
grammatica´s verwerken. Om die reden vertonen talen, ook al wonen de sprekers ervan ver uit
elkaar, toch veel overeenkomsten.
Opdracht 2:
a
Retrotaal ontstaat doordat oude woorden van een nieuwe betekenis worden voorzien. SMS-taal
is ontstaan vanuit een praktische behoefte aan korte teksten. Bij deze nieuwe taal zijn oude
betekenissen behouden, maar is er een nieuwe vorm.
b
Een overzicht van de verwantschap tussen de drie talen kan worden gegeven zoals in
onderstaand voorbeeldantwoord. Ook kunnen leerlingen ervoor kiezen de verschillen in een tabel
weer te geven. In elk geval blijkt uit een goed antwoord dat de talen zich verschillend gedragen in de
verschillende domeinen van taal: vorm, betekenis en gebruik. Voor wat betreft betekenis is bij
Retrotaal de betekenis ten opzichte van het Nederlands veranderd en is bij SMS-lands de betekenis
onveranderd. De vorm van de taal is bij SMS-lands kort; er worden afkortingen gebruikt en cijfers die
woorden aanduiden (4-four, suc6). Ook worden zinnen afgekort en dus wordt de syntactische
structuur geschonden, telegramstijl. De betekenis van woorden blijft onveranderd. Het gebruik is bij
SMS-lands niet algemeen; de taal wordt alleen toegepast bij het SMS-en en misschien ook bij het
_____________________________________________________________________________________
Docentenhandleiding module Taal & evolutie
– Etoc/ RuG
7
chatten op de computer (MSN). Soms worden woorden of liever afkortingen uit de SMS-taal ook op
andere terreinen in het dagelijks leven toegepast zoals we zagen bij de begrafenis van volkszanger
André Hazes (´H6´).
Retrotaal is een vorm van taalgebruik waarbij reeds bestaande woorden een nieuwe betekenis krijgen
en waarbij concepten vervangen kunnen worden zoals bij klerk. De vorm van retrotaal is vergelijkbaar
met het Nederlands, aan het uiterlijk van de taal zijn geen veranderingen waarneembaar
(klankstructuur en syntaxis zijn gelijk gebleven). Vooral jongeren gebruiken deze taal, maar door het
ouder worden van de jongeren zullen de woorden voorzien van een nieuwe betekenis na verloop van
tijd een blijvende verandering opleveren. De kennis over de oorspronkelijke betekenis van het woord
zal langzaam afnemen en de nieuwe betekenis zal steeds meer toegepast worden
5 Taalfamilies
Opdracht 1:
Antwoordmodel, twee voorbeelden van taalfamiliestambomen:
_____________________________________________________________________________________
Docentenhandleiding module Taal & evolutie
– Etoc/ RuG
8
Zoals u ziet, zijn er meerdere mogelijkheden voor het vormgeven en invullen van de stamboom. De
essentie van de opdracht is dat leerlingen de prototaal bovenaan in de stamboom hebben staan, met
vlak daaronder het Indogermaans of het Indo-europees. Vervolgens moeten er voor de taalfamilies
die behoren tot de Indo-europese taalfamilie vertakkingen zijn met daaronder een opsomming van de
talen die tot de taalfamilies behoren. Links en rechts van de Indo-europese taalfamilie worden de
andere taalfamilies zoals de Austro-Thai taalfamilie, de Oeralische taalfamilie, de Tibeto-Birmaanse
talen, de Altaïsche talen en de Afro-Aziatische talen geplaatst. De isolaat Baskisch moet ook vermeld
zijn.
Opdracht 2:
A
 Klankverandering van /f/ naar /v/ in het telwoord vier in het Nederlands en in het
Duits.Eveneens in het woord vier zien we een verschuiving van /ie/ naar /ou/ in het Fries en
Engels.
 Verandering van /u/ naar /au/ in muis in het Duits en Engels, Nederlands vormt uitzondering
met /ui/ klank.
 Verder valt op dat in het Engels de spelling anders is dan de uitspraak in het woord brown.
Kijkend naar de uitspraak komt het woord dichter in de buurt van de Duitse en de
Nederlandse variant.
B Geschreven bronnen, overgeleverde teksten, documenten, archeologische vondsten en eventueel
bandopnamen, maar ook plaatsnamen en persoonsnamen. Extra: Studie van plaatsnamen heet
toponymie. Met behulp van toponymisch onderzoek werd ontdekt dat in gebieden in de Andes
_____________________________________________________________________________________
Docentenhandleiding module Taal & evolutie
– Etoc/ RuG
9
waar nu het Quechua gesproken wordt vroeger andere talen gesproken moeten zijn. Ook
secundaire historische bronnen bevatten soms informatie over een uitgestorven taal (bijvoorbeeld
wat de Griekse schrijver Tacitus meldt over de Germanen).
Opdrachten voor zelfstudie
Opdracht 1:
a
Altaïsche talen worden gesproken in Turkije, Azerbeidzjan, Kazaghstan, Mongolië en wellicht ook
Korea en Japan. Verwantschap kan geografische oorzaken hebben of typologische. Geografisch
is plausibel voor de Aziatische landen, maar grote afstanden. Wellicht is hier sprake van
typologische verwantschap. Bij deze opdracht is het vooral van belang dat leerlingen met een
antwoord komen waaruit blijkt dat ze weten dat talen op verschillende manieren aan elkaar
verwant kunnen zijn. En dat ze gaan nadenken over eventuele oorzaken voor de ontwikkeling
van talen in een bepaalde richting.
b
Amerindische talen. Slechts één onderzoeker, de Amerikaan Joseph Greenberg zag verwantschap
tussen deze talen. Hij ontwikkelde een theorie waarin een grote hoeveelheid talen op
betrekkelijk weinig eigenschappen vergeleken werden, namelijk woorden als één, twee, mij,
hoofd, tand. Volgens hem bezitten deze woorden een zekere stabiliteit; een zeer stabiel woord is
volgens hem het pronomen van de eerste persoon. In veel talen is de eerste letter dezelfde (m).
Als gevolg van deze methode ontstond er een drastische vereenvoudiging van het complexe
beeld van de grote verscheidenheid aan talen in de wereld. Andere taalkundigen zagen geen
verwantschap tussen de indianentalen en daarom werden ze allemaal ingedeeld in de
Amerindische talenfamilie, maar onderverdeeld in Maya-talen, Azteekse talen, Andes-Equatoriale
talen en de Algonquiaanse talen.
c
Het Baskisch is waarschijnlijk ontstaan doordat de Basken eeuwenlang als een volk in de
Pyreneeën leefde, met weinig contacten met andere volkeren om hen heen. Hierdoor is een
eigen taal ontstaan en zijn er weinig invloeden van andere talen.
Opdracht 2
Uitleg Indo-Europees, Proto-Indo-europees, zie tekst. Leerlingen kunnen voorbeelden geven van de
toepassing van de concepten in taalfamiliestambomen of bij de reconstructie van talen.
6 Talen in beweging
Opdracht 1:
* De belangrijkste reden om een woord te lenen uit een andere taal is om te verwijzen naar een zaak
of begrip waarvoor in de eigen taal nog geen woord bestaat, zoals gebeurd is bij het woord
computer.
* Een andere oorzaak is de rol van prestige. Woordontlening gebeurt vaak maar in een richting. Zo
neemt het Nederlands meer woorden over uit het Engels, dan het Engels vanuit het Nederlands
vanwege het aanzien van de taal. Leenwoorden weerspiegelen culturele beïnvloeding. Het
Nederlandse woord pompelmoes werd onder invloed van het prestigieuze Engels vervangen door
grapefruit.
* Een meer praktische reden voor het lenen van een woord is het vermijden van een omslachtige
omschrijving (zuinigheid). Om deze reden heeft het woord apartheid zich over de gehele wereld
_____________________________________________________________________________________
Docentenhandleiding module Taal & evolutie
– Etoc/ RuG
10
verspreid. Soms ook is een woord uit een andere taal kernachtiger en krachtiger dan het equivalent
uit de eigen taal.
* De behoefte aan synoniemen ten slotte kan ook een reden zijn aan te kloppen bij een vreemde taal.
Woorden uit een andere taal hebben soms net wat meer nuance, vergelijk: de advocaat is dronken
versus de advocaat is tipsy.
Opdracht 2:
Sommige woorden zijn door aanpassing van de klank, klemtoon en spelling helemaal vernederlandst
en hierdoor nauwelijks meer te herkennen als een leenwoord. Een voorbeeld hiervan is het woord
keizer, overgenomen uit het Latijn in de Romeinse tijd (caesar).
Woorden kunnen in andere talen terecht komen door de contacten tussen volkeren. Als gevolg van de
import van producten en het overnemen van vreemde gebruiken ontstond er behoefte aan nieuwe
woorden (feta, mozzarella, paella).
In Nederland is er op dit moment een ontwikkeling gaande waarin jongeren woorden uit hun
moedertaal, zoals het Turks of Marokkaans, vermengen met het Standaardnederlands. De tekst van
Nicoline van der Sijs: Etnische variëteiten van het Nederlands licht dit verschijnsel toe.
Opdracht 3:
Pidgins zijn gebruikstalen, de grammatica´s zijn eenvoudig en de omvang van de woordenschat is
afhankelijk van de behoeften. Wanneer een pidgin zich stabiliseert en de algemene taal wordt van
een land, zoals is gebeurd in Papua Nieuw-Guinea met het Tok Pisin, ontstaat er een creooltaal. In
dat geval leren kinderen de taal als hun moedertaal, wordt de grammatica complexer en de
woordenschat groter.
Opdracht 4:
a
Je zou hier dezelfde kenmerken van taalontwikkeling kunnen verwachten (stelt Bickerton
Liesbeth Koenen ook zo ongeveer in het interview met Liesbeth Koenen in het Naschrift)
b
De universele grammatica waar taalkundigen naar op zoek zijn zou terug te vinden zijn in pidgin
en creooltalen omdat dit de meest zuivere talen zijn. Deze talen hebben het minst te maken gehad
met allerlei invloeden van buitenaf en zijn gebaseerd op de talige behoeften van mensen.
Er bestaan immers geen talen waarvan we zo mooi kunnen nagaan hoe ze ontstaan zijn, en daar
komt dan ook nog die merkwaardige gelijkenis bij; creolentalen komen zo verspreid over de wereld
voor dat het uitgesloten is dat ze elkaar beïnvloed hebben (r. 14-16 in interview Liesbeth Koenen met
professor Derek Bickerton: Creolentalen, ik denk dat de eerste taal van de mens een soort creolentaal
was). 'Ze (pidgintalen) lijken eigenlijk nergens op, alleen maar op elkaar én op de zeventig à tachtig
andere talen in de wereld die onder vergelijkbare omstandigheden ontstaan zijn. Vrijwel allemaal
vormen die de oogst van het koloniale tijdperk' (r. 10-11). Dat ze op elkaar lijken, impliceert de
mogelijkheid van het bestaan van een universeel taalvermogen.
c
Als de noodzaak tot gebruik verdwijnt, Vergelijk het verdwijnen van het pidgin tussen
Vietnamezen en Amerikaanse soldaten in Vietnam na het einde van de oorlog.
Opdracht 5:
Onderstaande dialoog kan bij de opdracht aangeboden worden en dienen als een voorbeeld voor het
opbouwen van een (eenvoudige) pidgin.
_____________________________________________________________________________________
Docentenhandleiding module Taal & evolutie
– Etoc/ RuG
11
Een
A
B
A
B
A
B
dialoogje vanuit het Negerhollands:
Morruk, cabé, huso ju be die frufru?
Dank, mi be fraj
Huso ju slaap dunko? Ju kan drum enista fraj?
Mi no ha slaap fraj, mi ha pin na mi tan, ma die fru die be mussie better, dank God
Ju aht to fo loop na die doctor fo trek die tan na bitte.
Mi addu wak bitzi meer, fo kik as die tan sal pin mi weeran, dan sal loop fro trek die.
De vertaling:
A
Goeiemorgen, kameraad, hoe gaat 't vanochtend?
B
Dank je, met mij gaat het goed.
A
Hoe heb je vannacht geslapen? Heb je wat moois gedroomd?
B
Ik heb niet goed geslapen, ik heb kiespijn gehad, maar vanochtend is 't , Goddank, veel beter.
A
Je zou naar de dokter moeten gaan om de kies te laten trekken.
B
Ik wacht liever nog een beetje om te zien of de kies weer pijn gaat doen; dan zal ik hem laten
trekken.
(Bron: Jan W. de Vries, e.a. Het verhaal van een taal. Negen eeuwen Nederlands. Amsterdam, 1994,
blz. 278)
_____________________________________________________________________________________
Docentenhandleiding module Taal & evolutie
– Etoc/ RuG
12
Download