Samenvatting Om begroeiing van Amerikaanse vogelkers en duingras tegen te gaan, is men in de Amsterdamse waterleidingduinen begonnen met het begrazen van gebieden met runderen. Deze methode wordt gecombineerd met machinale rooiing toegepast omdat het gebruik van pesticiden mogelijk problemen oplevert voor de drinkwaterkwaliteit (Van Hall, R., 2010). Om de gewenste effecten op de vegetatie te bereiken is het noodzakelijk om de runderen in een grote dichtheid in te zetten (Tietema, A., 2011).Een neveneffect hiervan is echter de depositie van mest in het gebied. Deze mest bevat voedingsstoffen (nutriënten) die in het oorspronkelijke voedermateriaal van de runderen heeft gezeten. De aanwezige nutriëntenin de mest spoelen na enig tijdsverloop uit in de bodem, waarbij de nutriëntsamenstelling van de bodem verandert. Doordat een deel van het voedermateriaal van de runderen van buiten de Amsterdamse waterleidingduinen wordt aangevoerd, wordt de natuurlijke nutriëntcyclus verstoord. Tevens is het zo dat de mest geconcentreerd nutriënten in de omgeving plaatst, wat neveneffecten heeft op de vegetatie. In dit onderzoek is getracht het eerder uitgevoerde onderzoek van R. van Hall (2010) te herhalen, met enkele aanpassingen op de meetmethode. De mest en de onderliggende bodem zijn bemonsterd op verschillende tijdstippen, om een nauwkeurig beeld te krijgen van de mate van uitspoeling van nutriënten in de bodem. De monsters zijn in het laboratorium geanalyseerd, waarna met de gevonden resultaten statische analyses uit zijn gevoerd. Verwacht werd dat denutriënten een verschillende uitspoeling hebben naarmate de bodem pH verschilt. Dit bleek echter niet significant te kunnen worden aangetoond. In het vochtgehalte van de mest bleek een duidelijk tijdsverloop zichtbaar, terwijl dit voor de bodem niet het geval was. In de bodem lieten N-NH4, N-D.O.N. en C-D.O.C. een stijgende trend zien, wat overeen kwam met de verwachtingen.