Over de vogel en het ei Door: Wim Stoop De eieren van vogels, zijn groter dan die van zoogdieren. Dat komt omdat de kiemcel die aanwezig is bij een bevrucht ei, zijn voeding krijgt in de vorm van eidooier en eiwit, terwijl de kiemcel van een zoogdier rechtstreeks de voeding ontvangt van het moeder lichaam. Omdat de kiemcel van de vogel tot ontwikkeling moet komen buiten het moederlichaam, is zij beschermd in de vorm van een koolzuurhoudend kalkschaal. Direct onder de kalkschaal bevind zich het schaalvlies en het binnenste schaalvlies. Tussen deze beide vliezen bevind zich, aan het stompe einde, de luchtkamer. De verdere inhoud bestaat uit een gelatineachtige substantie, het zogenaamde eiwit. Dat eiwit bestaat voor 80% uit water, 5% vet en 12% eiwit, plus een aantal koolhydraten en mineralen. In het midden van het eiwit drijft de dooier die omringd is door een vlies, het dooiervlies. Doordat de dooier lichter van substantie is dan het eiwit wordt hij op zijn plaats gehouden door twee hagelsnoeren. Deze gedraaide strengen lopen vanaf het dooiervlies tot aan het uiteinde van het ei. Op de dooier zit de kiemcel, in de vorm van een klein blaasje. Dit wordt ook wel kiemvlek of vormingsdooier genoemd. De eidooier is veel voedzamer dan het eiwit. Deze bestaat uit 50% water, 30% vet, 18% eiwit plus mineralen en koolhydraten. De kiemvlek is weer lichter dan de dooier, zodat hij steeds aan de bovenkant van de dooier zit. Daardoor ontvangt zij de directe warmte van het lichaam van een broedende pop. Hoe ontstaat het ei en wordt het bevrucht. Als eerste delen de geslachtscellen van de pop zich tot halve eicellen. Ook gameten genoemd. Deze aan de eierstok zittende eicellen komen tijdens het broedrijp worden van de pop tot ontwikkeling door verschillende stoffen op te nemen uit de bloedbaan. Zodra er één gevormd is wordt deze afgestoten van de eierstok en zakt in de eileider. Hier wordt het bevrucht door de zaadcel van de man, die de eicel doorboort en zich innestelt. Hierdoor ontstaat een volledige cel. Ook wel kiemcel genoemd. Door samentrekkingen van de eileider wordt het eiwit geproduceerd, dat veelvuldig door de wanden van de eileider afgescheiden wordt. Na voorzien te zijn van vlies en schaal, bevrucht of onbevrucht, wordt het door samentrekkingen, via de cloaca naar buiten geperst, waar de kalkschaal zijn stevigheid krijgt en de luchtkamer van lucht voorzien wordt. Door de lichaamswarmte van de broedende pop, begint in een snel tempo de kiemcel haar delingen. Door deze delingen ontstaat het embryo, dat zich voedt met het eiwit. Eerst voor het uitkomen wordt de dooier via de buikwand of navel, naar binnen getrokken, die dan als voedsel dient voor de eerste 24 uur, nadat het jong geboren is. Zaadcellen, zaadgameten of spermatozoïden Evenals bij de pop, delen zich bij de man tijdens de paardrift geslachtscellen. Men noemt dit reductiedeling. Iedere geslachtscel zowel bij de man als bij de pop, heeft kernlissen of chromosomen. Dit zijn de opslagplaatsen van kenmerken, die ieder levend wezen draagt. Voor de reductiedelingdeling noemt men een geslachtscel, een dipoïdecel, omdat deze chromosomen als inhoud heeft. Tijdens de paardrift van de man, delen zich duizenden zaadgameten. Iedere zaadgameet wordt voorzien van een harde boorpunt aan een zijde, ook wel acrosoom genoemd en aan de tegenovergestelde zijde verschijnt een staartje. Het acrosoom is nodig voor het doorboren van de eigameetwand, het staartje echter blijft na de doorboring buiten de eigameet en wordt alsnog afgevoerd. Dit staartje is nodig voor de voortbeweging in het spermatide plasma. Duizenden zaadgameten voeren bij de zaaduitstorting in het lichaam van de pop een wedstrijd uit. Wie het eerst aankomt, dringt de eigameet binnen, die zich daarna hermetisch sluit, de rest zal moeten wachten totdat er weer een dooier zich losmaakt van de eierstok. De zaaduitstorting van de man kan ongeveer 14 dagen in leven blijven. De lichaamscel en haar inhoud Als we een cel, ook wel zygote genoemd, zouden kunnen openmaken en de inhoud ervan bekijken onder een microscoop, zouden we versteld staan hoeveel onderdelen we te zien zouden krijgen. Al deze kerndeeltjes zijn ondergebracht onder de verzamelnaam nucleodeeltjes. Al deze kerndeeltjes en hun taken bestuderen heeft voor ons vogelkwekers geen zin. Men behoeft geen cytoloog te zijn om de goede vogels te kweken. Toch is het belangrijk voor de kennis van de erfelijkheidswetten, om enkele hiervan te bespreken. Daardoor krijgt men een beter begrip van het gehele verervingsproces. De inhoud van een cel bestaat voor het grootste gedeelte uit vocht, het cytoplasma. Midden in de cel zit een kern. Ook deze bestaat voor merendeel uit kernvocht – nucleoplasma. Ook wel worden beide plasma met de verzamelnaam protoplasma aangeduid. Beide plasma’s bestaan uit verschillende zouten en zuren. Verder bevatten zij veel enzymen. In de kern zit verder een korrelige substantie: Chromatide genaamd. Deze vormen bij het groeien van de cel de kernlissen of chromosomen. Deze korreltjes (genen) klitten zich aan elkaar, zodat zij zich staafjes gaan vormen, twee aan twee. Meestal zitten deze in het midden even aan elkaar. Zo bezit een kanarie 9 paar van deze chromosomen. Moet u zich voorstellen honderden, misschien wel duizenden korreltjes, die elk afzonderlijk of met enkele samen, een kenmerk tot uiting brengen, zoals bijvoorbeeld kleur- grootte vorm- enz. Tijdens de beginfase van de vorming van het embryo groeperen zich de gevormde cellen en gaat elke groep zijn eigen taak uitvoeren. De ene groep zorgt voor bloedlichaampjes, een ander groep verzorgt weer een ander deel van het lichaam en zo heeft elke groep zijn eigen taak. Deze lichaamscellen worden voor de deling moedercel genoemd en daarna dochtercel. Deze benaming hebben ze omdat de dochtercel precies gelijk is aan de moedercel, dit wil zeggen, ze heeft dezelfde inhoud als voor de deling, de moedercel. Daar tijdens de deze deling, de chromosomen paren niet gehalveerd worden, zoals dat bij een geslachtscel gebeurt. Ieder chromosoom wordt in de gehele lengte uit elkaar gerafeld, zodat de dochtercellen, ieder 13 paar halve chromosomen krijgen. Deze halve chromosomen herstellen zich dan weer tot een hele. Hun verdere leven heeft elke groep cellen maar één taak en dat is te zorgen voor de groei van een onderdeel. Zo ziet u dat het ontstaan van een levend wezen, een wonderbaarlijk iets is. Vel succes