Klimaat en vegetatie 1 1. WEER EN KLIMAAT 1. Elementen van het weer In een weerbericht vind je steeds vier elementen terug die het weer bepalen. De vier elementen van het weer zijn: • ............................ (rood) • ............................ (blauw) • ............................ (groen) • ............................ (geel) Onderlijn deze gegevens in het weerbericht met de aangegeven kleur. Overal in de wereld meet men dagelijks op afgesproken tijdstippen de weerstoestand. In elke luchtmachtbasis (vb Kleine Brogel, Koksijde,...) wordt informatie over windrichting, temperatuur, luchtdruk, ... minimaal tweemaal per uur doorgeseind naar Meteo Wing in Beauvechain. Deze verstuurt de gegevens (het weerbulletin), naar één van de vier hoofdbureaus (voor België ligt dit bureau in Toulouse, Frankrijk) over de hele wereld. Dit hoofdbureau seint de gegevens door naar alle nationale weerdiensten. Ons weercentrum ligt in Ukkel (KMI). Verklaar de afkorting KMI = .............................................................................. Hier verwerkt men de gegevens en in de krant en op tv zien we hiervan de vereenvoudigde versie. In Vostok, Antarctica werd het op 21 juli 1983 maar liefst -89,2 °C. * In Libië werd het in september 1922 57,8°C. * In Kericho, Kenia, valt gemiddeld 132 dagen per jaar hagel. * De krachtigste tornado waaide in 1999 in Oklahoma (VS) tegen 509 km/h Klimaat en vegetatie 2 Vul in onderstaande tabel de meetinstrumenten en de eenheden aan. Weerselement temperatuur meetinstrument eenheid 1. vochtigheid - luchtvochtigheid 2. - neerslag 3. luchtdruk 4. wind - snelheid + kracht 5. - richting 6. Plaats het juiste cijfer bij het meetinstrument. • Een wolk is een zwevende verzameling van waterdruppeltjes of ijskristalletjes of een combinatie hiervan. Regen ontstaat als er zo veel waterdruppels in de wolk zitten, dat ze tegen elkaar botsen en zo groter worden. Mist is de beperking van het zicht tot één kilometer door kleine in de lucht zwevende waterdruppeltjes. Nevel is een vorm van mist waarbij het zicht tot verder dan één kilometer reikt. Sneeuw ontstaat bij temperaturen onder het vriespunt wanneer waterdamp-moleculen tot ijskristallen bevriezen. Wanneer het waait, klitten de sneeuwkristallen, vaak in de vorm van sterren, op hun weg naar de aarde samen en vormen een vlok. Zo'n vlok bestaat uit wat ijs en heel veel lucht tussen de ijsnaaldjes, als een kussen vol veren met lucht ertussen. Hagelstenen zijn stukjes ijs die op grote hoogte ontstaan. Wanneer de wind wolken doet opstijgen tot een hoogte van 15 kilometer bevriezen de waterdruppels en klonteren samen tot hagelstenen. Hoe hoger de wind de wolken geblazen heeft, hoe groter de hagelstenen zijn. • De luchtdruk is het gewicht van een kolom lucht die drukt op het aardoppervlak. Hoe hoger je gaat, hoe lager de luchtdruk. Een normale luchtdruk is 1013 hPa. Meestal is deze echter hoger (H of hoge luchtdruk) of lager (L of lage luchtdruk). Klimaat en vegetatie 3 • Wind is de verplaatsing van de lucht langs het aardoppervlak vanuit een gebied met hoge luchtdruk naar lage luchtdruk. De windkracht wordt uitgedrukt met de beaufortschaal. Code=Beaufort benaming Snelheid (km/h) omschrijving 0 Stilte <1 Rook stijgt (recht) omhoog 1 Flauw en stil 1-5 Rookpluimen geven richting aan 2 Flauwe koelte 6 - 11 Bladeren ritselen 3 Lichte koelte 12 - 19 Bladeren en twijgen voortdurend in beweging 4 Matige koelte 20 - 28 Stof en papier dwarrelen op 5 Frisse bries 29 - 38 Takken maken zwaaiende bewegingen 6 Stijve bries 39 - 49 Grote takken bewegen 7 Harde wind 50 - 61 Bomen bewegen 8 Stormachtig 62 - 74 Twijgen breken af 9 Storm 75 - 88 Takken breken af. Dakpannen waaien weg 10 Zware storm 89 - 102 Bomen worden ontworteld 11 Zeer zware storm 102 - 117 Uitgebreide schade aan bossen en gebouwen 12 Orkaan >117 Niets blijft meer overeind 2. Het onderscheid tussen weer en klimaat Weerkundigen volgen de evolutie van deze weerelementen nauwgezet. Het weer kan immers op korte tijd veranderen en het verschilt van plaats tot plaats. In België doet men al sinds 150 jaar waarnemingen. Men berekent de gemiddelde weerstoestand over een langere tijd. De gemiddelde weerstoestand die voor grotere gebieden dezelfde is, noemen we het klimaat. De klimatologie leert ons naast het klimaat ook alles over de uitersten in het verleden. Deze wetenschap bestudeert ook intensief de oorzaken en gevolgen van de opwarming van de aarde. Vul de overeenkomsten en verschillen tussen het weer en het klimaat aan. OVEREENKOMSTEN - beiden bestuderen de toestand van de atmosfeer. - beiden behandelen de vier weerselementen: - .................................. - .................................. - .................................. - .................................. - beiden steunen op waarnemingen van weerstations. VERSCHILLEN periode gebied WEER KLIMAAT kort – lang klein - groot kort - lang (schrap wat niet past) klein - groot (schrap wat niet past) Geef voor elke uitspraak aan of het een weer- of een klimaatsgegeven betreft. • • • December 2006 was een erg warme maand Januari is voor heel België gemiddeld de koudste maand Op 25 januari 1990 bracht een storm veel schade aan weer - klimaat weer - klimaat weer - klimaat Klimaat en vegetatie 4 2. HET KLIMAAT IN BELGIË Het klimaat van België kan men onderzoeken aan de hand van - klimatogrammen - (atlas-)kaarten 1. Onderzoeken van een klimatogram • Opbouw van een klimatogram Figuur 1 Uit Geogenie, standaard educatieve uitgeverij Op een klimatogram vind je gemiddelde gegevens over minstens 30 jaar waarnemingen. - gemiddelde maandtemperatuur (in een rode lijn) = temperatuurcurve - de totale jaarneerslag (in blauwe stroken) = neerslagcurve Zo kun je op een klimatogram de veranderingen van temperatuur en neerslag gedurende het hele jaar zien. Het klimatogram is zo getekend dat de getallen die de neerslag aanduiden het dubbel zijn van de getallen die de temperatuur aanduiden. Let steeds goed op langs welke zijde van het klimatogram neerslag en temperatuur zijn aangeduid. Op een klimatogram kan je de volgende gegevens aflezen: (zie ook figuur 1) • • • • • • gemiddelde maandtemperatuur (en dus ook de koudste en warmste maand); jaarschommeling: het verschil tussen de koudste maand en de warmste maand; de gemiddelde jaartemperatuur (TJ) aantal vorstmaanden: maanden met een gemiddelde maandtemperatuur van 0°C of minder; aantal natte/ droge maanden: - In een droge maand blijft de neerslagkolom onder de temperatuurcurve. (N<2T) - In een natte maand is de neerslagkolom even hoog of hoger dan de temperatuurcurve. (N≥2T) maandelijkse neerslagsom en de totale jaarneerslag (NJ). Klimaat en vegetatie • 5 Het klimatogram van Ukkel Ontleed het klimatogram van Ukkel in onderstaande kader. figuur 2: klimatogram van Ukkel - Tw: de tempetuur van de warmste maand = .......................... Tk: de temperatuur van de koudste maand = .......................... de jaarschommeling = ................................ - TJ: de gemiddelde jaartemperatuur = ............... de droogste maand = ................................ - de natste maand = .......................................... NJ: de jaarneerslag = .................................. - het aantal natte maanden = ............................. het aantal vorstmaanden = .......................... Hiernaast zie je een windroos met de normale windrichtingen in Ukkel in de loop van een jaar. Als men elke dag de windrichting met een kort streepje aangeeft, bekomt men na een jaar een ongelijke, stervormige figuur. Welke windrichting overheerst in Ukkel? .............................. De wind komt dan uit het ................... en waait naar het .......... (uitgebreidere opdracht windrichtingen: zie bijlage) • Ontleed het klimatogram van Ukkel met behulp van de determineertabel (bijlage 3) Met behulp van een determineertabel kun je het klimaattype van eender welke stad of land ontleden en het klimaat benoemen. Zoek met de determineertabel en het klimatogram van Ukkel het klimaattype van België. 1) ............................................................................................................................. 2) ............................................................................................................................. 3) ............................................................................................................................. 4) ............................................................................................................................. 5) ............................................................................................................................. 6) ............................................................................................................................. 7) ............................................................................................................................. 8) ............................................................................................................................. 9) ............................................................................................................................. klimaattype van België = vegetatietype van België = Klimaat en vegetatie 6 • Opdrachten Bijlage 4: opdracht weer en klimaat van België Bijlage 5: opdracht klimaat van Rome 2. klimaat op kaart a) Temperatuur • Op een klimaatkaart worden de temperaturen voorgesteld door isothermen. • Isothermen zijn denkbeeldige lijnen die plaatsen met dezelfde gemiddelde temperatuur verbinden. • Lees de gemiddelde temperatuur af van... (Gebruik de atlaskaart 18 D-E-F) Koksijde Ukkel Botrange januaritemperatuur julitemperatuur vorstdagen Besluit: In de Ardennen is de temperatuur kouder - warmer dan de rest van het land omdat ze hoger - lager liggen: hoe hoger-lager, hoe kouder - warmer. Lees de gemiddelde temperatuur af van... Koksijde Kleine Brogel januaritemperatuur julitemperatuur temperatuurschommeling Besluit: Dichter bij de zee is het kouder - warmer in de winter, maar is het kouder warmer in de zomer. De temperatuurschommelingen zijn er dus groter - kleiner. de zee verzacht de temperatuur. b) Neerslag • Op een klimaatkaart wordt de gemiddelde jaarlijkse neerslag voorgesteld door isohyeten. • Isohyeten zijn denkbeeldige lijnen die plaatsen met dezelfde gemiddelde jaarneerslag verbinden. • Hoeveel neerslag valt er jaarlijks in de Hoge Venen (Botrange)?............................. Hoeveel neerslag valt er jaarlijks aan de kustvlakte (Koksijde)?............................ Besluit In reliëfrijke gebieden moet de lucht stijgen, en dus afkoelen, waardoor de waterdamp in druppels overgaat. Zo ontstaan stijgingsregens. Klimaat en vegetatie 7 c) Luchtdruk (zie bijlage 2) • Op de Europese weerkaart bemerk je isobaren. Dit zijn lijnen die alle punten verbinden die dezelfde luchtdruk hebben. • Welke isobar ligt het dichtste bij ons land? ................................................ Dit is een voorbeeld van hoge - lage luchtdruk. 3. HET KLIMAAT IN EUROPA 1. Klimaatszones in de wereld - Kleur Europa geel op de wereldkaart (figuur 3). - Overtrek de keerkringen met zwart en benoem deze. Deze keerkringen scheiden de grote klimaatszones op de wereld van elkaar. 1. koude - polaire zone 2. gematigde zone 3. warme - tropische zone blauw groen rood figuur 3 Besluit in verband met de ligging van Europa: ................................................................... ........................................................................................................................................ Ter info: over het ontstaan van de seizoenen Klimaat en vegetatie 8 2. Klimaatszones afleiden uit klimatogrammen Zoek met behulp van de determineertabel de klimaatszone die bij elk klimatogram past. (bijlage 6) Situeer de nummers van de klimatogrammen op de facetkaart van het klimaat (figuur 4). figuur 4: facetkaart van het klimaat van Europa 3. De relatie tussen klimaat- en vegetatiezones Temperatuur en neerslag hebben invloed op de vegetatie (= plantengroei). a. De groei van een plant vereist warmte • In de natuur groeien de planten - altijd boven de 18° C - vertraagd tussen 6° C en 18° C - niet onder 6° C • Om boomgroei te hebben, moet men minstens drie maanden een gemiddelde temperatuur hebben van meer dan 6° C. b. De groei van een plant vereist ook vochtigheid • Droogte treedt op als de maandneerslag (in mm) kleiner is dan het dubbele van de maandtemperatuur in ° C. dus: - droge maand: N<2T - natte maand: N>2T BESLUIT: De groeitijd bepaalt de soort vegetatie. Werk met de klimatogrammen (bijlage 6) • Kleur op de klimatogrammen de maanden dat de planten niet kunnen groeien: - de droge maanden geel; - de koude maanden grijs. • Kleur op de maandenlijn de groeimaanden groen. Klimaat en vegetatie 9 4. Synthese klimaat- en vegetatiegebieden In Europa onderscheiden we van noord naar zuid twee grote klimaatszones: de koude klimaatszone en de gematigde klimaatszone. Beiden worden verder onderverdeeld. A. DE KOUDE KLIMATEN 1. Het koud klimaat zonder dooiseizoen In de buurt van de Noordpool bevinden zich ijslandschappen. Elke vorm van vegetatie ontbreekt, vandaar de naam ijswoestijnklimaat. Het kwik stijgt er nooit boven het vriespunt, zodat we ook kunnen spreken van koud klimaat zonder dooiseizoen. De winters zonder daglicht zijn extreem koud. 2. Het koud klimaat met dooiseizoen Klimatogram ..... Ten zuiden van ijswoestijnklimaat treffen we een boomloze vegetatievorm aan met lage struiken, uitgestrekte grasvelden en mossen. We spreken van een toendravegetatie. Bij het ontdooien van de bovenste bodemlaag ontstaan er dikwijls moerassen. B. DE GEMATIGDE KLIMATEN Indien de gemiddelde temperatuur van de warmste maand hoger ligt dan 10°C, en de temperatuur van de koudste maand hoogstens 18°C, dan spreken we van de gematigde klimaten. De grens wordt afgebakend door de poolcirkel en de kreeftskeerkring. 1. Het koudgematigd klimaat met strenge winter Klimatogram ..... Ten zuiden van de poolcirkel gaat de toendra over in naaldbomen met soms enkele berken, de taiga. De winters zijn streng wegens hun continentale ligging, in de zomer zijn de temperaturen te vergelijken met de onze. 2. Het gematigd droog klimaat Klimatogram ..... In het zuidoosten van Europa, aan de Kaspische en aan de Zwarte Zee, komt een dichte grasbegroeiing, steppe, voor. Door een tekort aan neerslag kunnen er geen bomen groeien In de lente wordt deze vegetatiezone opgevrolijkt door een uitgestrekt bloementapijt. In de zomer verdorren de grassen. Nagenoeg de hele steppezone is ingenomen door graanvelden. 3. Het koelgematigd klimaat met koude winter Klimatogram ..... Tussen de loofbossen bij ons en de Taiga komt een overgangszone van gemengde wouden voor (naald- met loofbomen). De winters blijven redelijk koud, maar door de maritieme ligging vermindert het aantal koude maanden sterk. 4. Het koelgematigd klimaat met zachte winter Klimatogram ..... In onze streken kennen we een loofwoudklimaat. oorspronkelijk overheersten hier de eik, de beuk, de es en de kastanje. Zuidwestenwinden, die vaak regen brengen, overheersen hier het hele jaar. Door de Golfstroom (een warme zeestroom), die ’s winters een matigende invloed heeft, loopt deze klimaatszone zelfs tot aan de Noorse kusten. Klimaat en vegetatie 10 5. Het warmgematigd, altijd nat klimaat Klimatogram ..... Ten oosten en ten noorden van de Middellandse Zee komt een zone met minstens elf natte maanden per jaar voor. Men spreekt van een subtropisch regenwoudklimaat. De immergroene, hardbladige plantengroei komt hier ook voor. 6. Het warmgematigd klimaat met natte winter Klimatogram ..... Aan de Middellandse Zee (ten zuiden van 45°NB) tref je een hardbladige vegetatie aan. Deze plantengroei past zich door z’n harde bladen aan aan de droge, hete zomers. De oorspronkelijke vegetatie bestond uit immergroen bos met kurkeiken, ceders, cipressen, ... Door overbegrazing en kappen ontwikkelde zich een halfnatuurlijke vegetatie van doornachtige struiken met verharde, glanzende bladeren (maquis) of lage struiken en grassen op een kalkbodem (garrigue). • Duid aan op de facetkaart (fig. 4) - KOUD KLIMAAT MET DOOISEIZOEN - KOUDGEMATIGD KLIMAAT MET STRENGE WINTER - KOELGEMATIGD KLIMAAT MET KOUDE WINTER - KOELGEMATIGD KLIMAAT MET ZACHTE WINTER - GEMATIGD DROOG KLIMAAT - WARMGEMATIGD KLIMAAT MET NATTE WINTER - WARMGEMATIGD ALTIJD NAT KLIMAAT (Of noteer op de vereenvoudigde facetkaart in bijlage 10) • Klimaatszones en vegetatiezones vallen voor een groot deel samen. Noteer op de facetkaart van Europa (figuur 4) de vegetatietypes bij de klimaatszones. • Vul de synthesetabel aan (zie bijlage 7). • Bijlage 8 geeft een overzicht van de vegetatietypes. • Bijlage 10 geeft een schematisch overzicht van de belangrijkste Europese klimaten. (De vereenvoudigde facetkaart van het klimaat van Europa) figuur 5: het broeikaseffect Klimaat en vegetatie 11 5. Klimaatverschillen binnen Europa A. Temperatuurverschillen in Europa (atlas p. ........) • Invloed van de breedteligging Ivalo Brussel Rome januaritemperatuur julitemperatuur Besluit: - Hoe verandert de temperatuur als we ons verplaatsen van noord naar zuid? - Geef hiervoor een verklaring. • Invloed van de lengteligging Brussel Praag Kiev januaritemperatuur julitemperatuur temperatuurschommeling Besluit: - De temperatuurschommeling vergroot- verkleint van west naar oost. - Geef hiervoor een verklaring. • Invloed van de hoogteligging Vergelijk de temperatuur in de hooggebergten met die van hun omliggende gebieden. Besluit: • Invloed van de Golfstroom Golfstroom = • Invloed van de opwarming van onze aarde + Lees de artikels in bijlage 10. Los de bijhorende vragen op. (zie ook figuur 5 p.11) + Zie ook de filmvoorstelling: “An Inconvenient Truth” B. Neerslagverschillen (atlas p. .......) Zoek de droogste gebieden. - Vergelijk West-Europa met Oost-Europa. - Geef hiervoor een verklaring.