Hoofdstuk 3 Wat een klimaat! Paragraaf 1 Het uiterste puntje van de aarde Chili: het uiterste puntje van de wereld. Het is het langste land ter wereld en heeft verschillende landschappen: woestijn, het vruchtbare midden, regenwoud en gletsjers. Paragraaf 2 Snikheet bij de evenaar, ijskoud bij de polen Hoe komt het dat het in het noorden van Chili zoveel warmer is dan in het zuiden? Weer en klimaat. Weer: toestand van de lucht op een bepaald moment in een klein gebied. Klimaat: het gemiddelde weer over een periode van dertig jaar. Dit kun je weergeven in een klimaatgrafiek. Paragraaf 3 Luchtstromen en zeestromen Van invloed op het klimaat zijn ook: 1 De zee. - Hoe verder van zee, hoe minder neerslag. - Hoe verder van zee, hoe minder invloed op de temperatuur. 2 De windrichting. - Zeewind: zomer koel, winter warm. - Landwind: droog. Zomer heet, winter koud. 3 Stijgende en dalende luchtstromen. Lagedrukgebied Hogedrukgebied Paragraaf 4 Hoe hoger, hoe kouder Gebergten hebben invloed op het klimaat: 1 Hoe hoger, hoe kouder. 2 Hoe hoger, hoe natter: wolken zorgen voor stuwingsregens. De kringloop van het water: Temperatuur en neerslag hebben invloed op de plantengroei. Paragraaf 5 Klimaten op aarde De klimaten vanaf de polen naar de evenaar: Toendraklimaat Landklimaat Zeeklimaat Middellandse Zeeklimaat Woestijnklimaat Steppeklimaat Savanneklimaat Tropisch regenklimaat Bijzonder klimaat: hooggebergteklimaat. Paragraaf 6 Overleven in extreme klimaten Voorbeelden van natuurvolken: - De San, leven in de woestijn. - De Inuit, leven in poolgebieden. - De Papoea’s, leven in tropisch regenwoud. - De Aymara’s, leven in berggebieden. Rondtrekkende volken noemen we nomaden. Het broeikaseffect: