Vlaamse Onderwijsraad

advertisement
Conferentie
Leerlingenbegeleiding
Wijs beleid door overleg
23 maart 2009
Workshop Niet storen, hier wordt
geleerd! Effectief omgaan met leeren ontwikkelingsproblemen
en -stoornissen
Verslag
1
1.1
Omgevingsanalyse: welke elementen ontbreken of kloppen niet?
Er is de laatste jaren in het onderwijs een zeer sterke toename van zorgbehoeften,
zorgconsumptie en perceptie van zorg
Er zijn (te grote) breuklijnen in zorg tussen het basisonderwijs en het secundair
onderwijs en tussen de verschillende onderwijsvormen in het secundair onderwijs
Onderwijs is een sociale barometer. Maatschappelijke problemen en breuklijnen zijn
sterk voelbaar in het onderwijs. De school kan al deze maatschappelijke taken niet
alleen oplossen.
De deelnemers aan de workshop geven nog volgende aanvullingen bij deze
omgevingsanalyse


We moeten ons bewust zijn van de impact van onderwijs en onderwijsstructuren op het
welbevinden en het functioneren van leerlingen.
o
Flexibelere organisatievormen en werkvormen zijn op zich een meerwaarde maar
leerlingen hebben wel een behoefte aan een leerlingengroep waarbinnen ze zich
veilig voelen. Als leerlingen deze sociale structuur niet krijgen, leidt dit tot psychosociale problemen, tot stress en tot leerproblemen. Een duidelijke structuur in
onderwijs is helend voor leerlingen met leer- en ontwikkelingsproblemen. Het is erg
belangrijk dat scholen een gedifferentieerde didactische aanpak met kleinere
groepjes leerlingen combineren met het werken met klasgroepen. De samenstelling
ervan is belangrijk en moet doordacht gebeuren. De samenstelling van
leerlingengroepen moet handelingsgericht gebeuren en op grond van een overleg
met verschillende betrokkenen.
o
Onderwijsveranderingen maken niet altijd een realistische inschatting van de
mogelijkheden van kinderen. De spreker verwijst naar vormen van begeleid
zelfstandig leren. Men stelt dan vast dat kinderen opdrachten krijgen zonder dat ze
beschikken over de nodige kennisstructuren om de taak op te lossen. Soms wordt
een complexe problematiek als uitgangspunt om te leren, te zeer verheerlijkt. Een
gebrek aan structuur (veiligheid) en aan duidelijkheid kan mee invloed hebben op de
toename van de zorgvragen en de zorgperceptie.
Nauw verwant met het bovenstaande is de vaststelling dat onderwijsveranderingen (o.m.
op het vlak van leerlingenbegeleiding) vragen om zeer competente leerkrachten en leden
van het schoolteam. Er is een zeer duidelijke nood aan professionalisering van
schoolteams en van leerkrachten. Er wordt verwezen naar :
o
de capaciteit om diagnosticerend onderwijs te geven;
o
de structurering van onderwijsleerprocessen en het evenwicht tussen groepsvorming
en flexibeler indelingsvormen;
2
o
1.2
de moeilijke kwestie van differentiatie. Dit is “haute couture”-onderwijs – o.a.
curriculum differentiatie.
Wat betekent dit voor het schoolbeleid?
Stelling 1. De school is de centrale verantwoordelijke om leer- en
ontwikkelingsproblemen bij leerlingen op te merken en er een adequaat antwoord op
te geven
Uit een indicatieve stemming vooraf blijkt dat de meeste deelnemers kunnen instemmen met
de stelling.
Maar de school moet haar rol opnemen in nauwe samenspraak met de ouders. Zonder
actieve participatie en betrokkenheid van ouders kan de school niet altijd een adequaat
antwoord geven op de leer- en ontwikkelingsproblemen van de kinderen. Zij merken vaak
als eerste problemen op. Zij zijn de echte allereerste lijn. Zij moeten voor hun
bezorgdheden en vragen duidelijke aanspreekpunten krijgen op school en in het CLB.
Scholen en CLB’s moeten investeren in een goede relatie met de ouders.
Dit mag echter niet leiden tot een overbevraging van ouders. Ouders kunnen niet altijd leeren ontwikkelingsproblemen opmerken zoals leerkrachten of CLB’ers dat kunnen. Men kan
ouders niet de eindverantwoordelijkheid geven.
Deelnemers aan de workshops vragen zich af of CLB leer- en ontwikkelingsproblemen kan
opmerken want zij zijn niet echt in de school. Zij zien de kinderen niet dagdagelijks
functioneren.
Conclusie
-
de school moet een beleid opzetten dat werk maakt op een systematische manier van
signaleren en detecteren van leer- en ontwikkelingsproblemen. Ook het CLB is een
belangrijke partner maar het opmerken van de problemen als dusdanig is voor het CLB
moeilijk. Zij werken nu eenmaal niet dagdagelijks met een bepaalde leerling.
-
In tweede instantie zal de school oplossingen zoeken in de zin van afstemmen op de
specifieke noden van het kind. Ook al is er niet altijd een ultieme oplossing te vinden.
-
De school moet zichzelf de opdracht opleggen om deze twee verantwoordelijkheden op
te nemen. Ze staat in die zin dus centraal. Maar daarom moet de school niet alles zelf
kunnen oplossen. Het CLB, hulpverleningsinstanties, de ouders zijn essentiële partners.
Maar ze mogen geen alibi zijn voor de school om problemen niet te detecteren, te
signaleren en er oplossingen voor te zoeken. Er mag geen alibi bestaan vanuit bijv. de
additionele hulp die een leerling krijgt van een revalidatiecentrum.
-
Een actieve betrokkenheid van ouders is van cruciaal belang. De school moet heel de
achtergrond meenemen. De school is zich onvoldoende bewust hoe intens en hoe vaak
ouders worstelen met huiswerk.
Stelling 2. De leerling en zijn ouders zijn een volwaardige partner bij het uittekenen
van de aangepaste onderwijs- en leertrajecten voor de jongere.
Uit een indicatieve stemming vooraf bleek dat veel deelnemers kunnen instemmen met de
stelling, op voorwaarde dat de rol van ouders realistisch wordt omschreven en op maat van
de verantwoordelijkheden en de deskundigheden van ouders.
3
Een volwaardige partner zijn betekent niet dat ouders zelf leertrajecten uittekenen. De school
moet info geven aan ouders en evenzeer info verkrijgen van ouders en leerlingen.
Deelnemers aan de workshop geven aan dat ouders minder betrokken zullen zijn bij het
opzetten van aangepaste leertrajecten, dan gaat men voorbij aan de specifieke expertise van
de leerkracht en de school. Het actief luisteren naar ouders bij het stellen van een diagnose,
bij het doorgeven van informatie over wat er met een leerling misloopt is wel heel cruciaal.
Stelling 3. Er is nood aan een structureel ondersteund zorgcontinuüm binnen
onderwijs.
Er moeten samenhangende trajecten zijn over verschillende onderwijsniveaus en
-sectoren heen.
Uit een indicatieve stemming vooraf blijkt dat de deelnemers aan de workshop overwegend
instemmen met de stelling maar sommige deelnemers twijfelen of hebben bedenkingen.
-
Iedereen is het eens over het principe en het belang van een zorgcontinuüm. De vraag
stelt zich hoe dit op een goede manier kan ingepast worden in het bestaande
onderwijssysteem. Een strikt individuele benadering is niet zo maar in te passen in de
huidige onderwijsstructuren, –organisatie en -cultuur. Een individuele benadering van
leerlingen ligt niet voor de hand in ons onderwijssysteem. Sommige deelnemers aan de
workshop wijzen erop dat het leerzorgkader een aantal kansen biedt voor de uitbouw van
zo’n zorgcontinuüm.
-
Breuklijnen tussen basis en secundair onderwijs: voor het secundair onderwijs is er geen
structurele zorg voorzien. Leerlingenbegeleiders kunnen er bijv. worden aangesteld op
grond van BPT-uren. Daarnaast functioneren er opvoeders, maar de taken van de
opvoeders verschuiven meer en meer naar het administratieve. Opvoeders hebben niet
noodzakelijk een pedagogisch diploma. Er is in het secundair onderwijs nood aan een
structureel ondersteunde (d.w.z. met specifieke omkadering) leerlingenbegeleiding.
Pleiten voor zorg op dit niveau is pleiten voor degelijke omkadering om dit te realiseren.
Er is geen eensgezindheid of een dergelijke omkadering moet gebaseerd zijn op
gekleurde middelen (verzekeren van zorgaanbod versus autonomie van de
schoolbesturen). Het lokale niveau moet in functie van zijn noden de middelen kunnen
inzetten en een eigen beleid ontwikkelen.
Stelling 4. Voor de professionalisering van het beleid op het vlak van
leerlingenbegeleiding heeft elke school een remedial teacher nodig.
Zorgcoördinatie en leerlingenbegeleiders mogen zich niet beperken tot
systeemondersteuning.
Uit een indicatieve stemming vooraf blijkt dat vooral het eerste deel van de stelling heel wat
vragen oproept. Hiervoor zijn er verschillende redenen :
-
Remediëring is belangrijk en de deskundigheid daarvoor moet in elke school
aanwezig zijn. De deskundigheid moet niet bij één persoon liggen en dit kan ook in
een zorgteam gerealiseerd worden. Momenteel wordt er in het kader van de
zorgcoördinatie in het basisonderwijs geïnvesteerd in expertise-opbouw binnen een
team. Ondersteuning van de klasleerkracht vanuit een consistente visie op zorg is
4
hiervoor erg belangrijk. Zorgcoördinatie moet dus zeker systeemondersteunend en
klasondersteunend werken.
-
Het is belangrijk dat het zorgteam naast coördinerende en ondersteunende
opdrachten t.a.v. het leerkrachtenteam ook remediërende / dispenserende /
compenserende opdrachten kan opnemen t.a.v. een individuele leerling. De indruk
bestaat dat er nu te weinig wordt ingezet op individuele begeleiding van leerlingen en
daardoor vragen die eigenlijk wel de verantwoordelijkheid zijn van de school,
doorschuift naar andere sectoren. Er moet aandacht zijn voor deze individuele
remediëring, maar men pleit niet voor een volledige terugkeer naar de taakklas. Een
kwaliteitsvereiste voor goede individuele ondersteuning van een leerling is dat de
leerling zoveel mogelijk binnen de eigen leerlingengroep kan blijven functioneren.
Zeker de sociale interactie met klasgenoten mag niet worden verstoord.
-
Om deze opdrachten te kunnen vervullen, moeten er een aantal voorwaarden
vervuld zijn. Uit het debat blijkt dat volgende voorwaarden cruciaal zijn :
o
een zorgteam op elke school. Dit belet niet dat er op het niveau van de
scholengemeenschap bepaalde initiatieven worden genomen maar op elke
school moet er een zorgteam aanwezig kunnen zijn. .
o
middelen om zorgcoördinatie / leerlingenbegeleiding uit te bouwen. Als er
verwacht wordt dat een zorgteam zowel systeemondersteunend als
klasondersteunend als individueel werkt met leerlingen, dan moeten er daar uren
voor beschikbaar zijn. En dit zowel in het basis- als in het secundair onderwijs.
Opnieuw is er een tegenstelling tussen deelnemers die pleiten voor gekleurde
middelen en andere die dat niet willen.
o
Het is ook belangrijk om prioriteiten te leggen in het uitbouwen van een zorg.
Remediërend, compenserend, dispenserend handelen met een leerling moet
ingebed zijn in een globaal zorgkrachtig beleid van de school. Er wordt vanuit
deze visie gevraagd naar een duidelijk profiel en opdrachtomschrijving van de
zorgcoördinatie.
o
Binnen de voortgezette opleidingen en de nascholing zowel aandacht besteden
aan systeemondersteuning als aan leerlinggerichte competenties. Competenties
situeren zich echter op het niveau van het hele schoolteam.
o
Een goede samenwerking met interne en externe partners is belangrijk maar de
school moet ten volle haar rol opnemen als eerstelijnsverantwoordelijke voor het
remediëren, compenseren en dispenseren t.a.v. leerlingen. Zij kan in de
samenwerking geen alibi vinden om deze opdracht niet op te nemen.
Stelling 5. Ieder schoolteam (niet noodzakelijk iedere leerkracht) moet een hoger
competentieniveau bereiken op het vlak van communicatie, hulpverleningstrategieën
en ontwikkelingsproblemen bij kinderen en jongeren.
Uit een indicatieve stemming vooraf blijkt dat veel deelnemers aan de workshop de stelling
onderschrijven maar diverse leden hebben toch twijfels.
Volgende elementen worden in het debat ingebracht :
-
Diverse deelnemers hebben vragen bij het feit dat leerkrachten zouden moeten
diagnosticeren en hulpverleningstrajecten opzetten. Er worden veel te veel
5
-
-
-
onderdoordachte diagnoses gesteld. Hulpverleningstrategieën verwijzen naar therapie.
De opdracht van de school is een eerstelijnsopdracht. Diagnostiek en specifieke
hulpverlening behoren tot de opdrachten van het CLB.
De school moet wel de schoolse ondersteuning en differentiatie kunnen bieden bij leeren ontwikkelingsproblemen van kinderen en jongeren.
 Leerkrachten moeten daarom over voldoende bagage beschikken om problemen van
leerlingen waar te nemen, te observeren, erover te communiceren en te kunnen
doorverwijzen.
 Ze moeten voldoende communicatieve en sociale vaardigheden hebben om
respectvol om te gaan met kinderen en hun ouders, ongeacht de problemen die zich
voordoen. Dit veronderstelt interculturele vaardigheden en contextueel denken. Ze
moeten ook veiligheid creëren om over moeilijkheden te kunnen praten en er
oplossingen voor te zoeken.
 Leerkrachten moeten het pedagogisch en didactisch proces afstemmen op de noden
van de leerlingen. De interne zorgcoördinatie en het CLB staan hen hierin bij. Dit
betekent ook dat leerkrachten systematisch nadenken over wat ze doen, waarom en
wat ze kunnen veranderen om beter een antwoord te geven op de noden van de
leerling.
De ouders stellen dat ze verwachten dat elke leerkracht beschikt over goede
communicatievaardigheden, ook interculturele, om met ouders actief te luisteren naar de
vaststellingen en vragen van ouders en er een antwoord op te geven in termen van het
leer- of ontwikkelingstraject van het kind.
Men geeft ook aan dat hoe hoger de competenties van de leerkracht en/of het
schoolteam liggen, hoe beter en effectiever de samenwerking met anderen zal verlopen.
Stelling 6. Samenwerkingsverbanden binnen onderwijs (scholengemeenschappen en
scholengroepen, samenwerking met buitengewoon onderwijs, andere …) moeten
een sterkere impuls kunnen geven aan preventie en remediëring van leer- en
ontwikkelingsproblemen en -stoornissen
Diverse deelnemers aan de workshop hebben bedenkingen bij deze stelling.
-
De deelnemers aan de workshop benadrukken het belang van een zorgbeleid op
schoolniveau. Investeren op niveau van de scholengroep / scholengemeenschap mag
geen alibi zijn om er niet voor te zorgen dat iedere school een volwaardig zorgbeleid kan
uitbouwen. Diverse deelnemers pleiten voor een omgekeerde beweging : geef aan
scholen de zorgmiddelen die ze nodig hebben en laat ze dan zelf bepalen welke
middelen ze clusteren om hun eigen zorgbeleid te versterken.
-
Ook scholen die omwille van diverse redenen niet in een scholengemeenschap zitten
moeten evenzeer voldoende zorgmiddelen genereren.
Stelling 7. Elke school en elk CLB hanteert de principes van handelingsgericht
werken.
Deze principes bieden een goed kader voor de afstemming tussen de rol van de
school en de rol van het CLB. Deze principes bieden ook garanties voor een actieve
betrokkenheid van de leerling en zijn ouders.
Enkele deelnemers hebben bezwaren tegen deze stelling.
6
-
Deelnemers pleiten voor beleidsruimte voor scholen. Het is belangrijk dat de school en
het schoolteam dat de school draagt, samen invullen welke klemtonen ze leggen in hun
zorgbeleid. Uiteraard zal de school die een (zorg)beleid uitbouwt, rekening houden met
de lokale context en met kwaliteitskenmerken. Het is niet goed dat de overheid de
kaders waarbinnen dit beleid wordt gevoerd, zou invullen. In de mate dat
handelingsgericht werken een model zou opleggen, ontstaat er een probleem.
-
Er moet een duidelijk onderscheid gemaakt worden tussen (de principes) van
handelingsgericht werken en handelingsgerichte diagnostiek.
-
1.3

Handelingsgericht werken heeft zijn verdiensten maar het mag geen opgelegd model
van werken inhouden. Handelingsgericht werken is geen model voor integrale
jeugdhulpverlening. Sinds het debat over leerzorg is er wel een overeenstemming
gegroeid rond de principes van handelingsgericht werken in de zin van planmatig
werken, participatief, gefaseerd en doelgericht. Handelingsgericht werken
ondersteunt het handelen van het schoolteam en van de zorgcoördinatie. In die zin
beschrijft handelingsgericht werken een planmatig handelen, en is het niet
noodzakelijk een pedagogisch of didactisch model.

Handelingsgerichte diagnostiek is meer gefaseerd en legt een bepaalde methodiek
op. De school kan de handelingsgericht diagnostiek best overlaten aan het CLB en
andere bevoegde instanties. Op de school legt men beter de prioriteiten op preventie
en leerhulp.
Naast CLB zijn er ook andere externen betrokken partij. In die zin moet het tweede deel
van de stelling zeker verbreed worden naar de verschillende hulpverleners die samen
werken aan een probleem van een kind (en een gezin).
Wat betekent dit voor het CLB?
Stelling 8. Het CLB moet een rol opnemen als poortwachter op grond van een
objectievere diagnostiek. Een objectievere diagnostiek is gebaseerd op protocollen
die steunen op ervaring én wetenschappelijk onderzoek.
-
Deelnemers hebben vragen bij de term ”poortwachter”. De term roept een beeld op van
het afschermen van hulp, van doorverwijzen naar het buitengewoon onderwijs. De
betrokkenheid van de leerling en zijn ouders bij besluitvorming over doorverwijzing wordt
erdoor onderbelicht. Ook de samenwerking met de school komt in dit woord niet tot
uiting.
-
Deelnemers hebben er moeite mee als elke leerling voor iedere vorm van hulp via het
CLB zou moeten gaan. Er bestaat een gevaar voor overdiagnosticeren: dit kan leiden tot
“enkel hulp bij een diagnose”. Kan een leerling hulp krijgen zonder een geattesteerde
diagnose ?
-
Er wordt gepleit voor een goed begrip van wat “diagnostiek” betekent. Diagnostiek valt
niet noodzakelijk samen met classificerende diagnostiek. Ook handelingsgerichte
diagnostiek is een vorm van diagnostiek. Diagnostiek veronderstelt steeds een goede
kwalitatieve analyse van de leervorderingen. Een goede diagnostiek is noodzakelijk voor
verschillende vormen van leerhulp.
7
o
Een kind moet hulp kunnen krijgen zonder labeling en zonder classificerende
diagnostiek. Om adequaat om te gaan met leer- en ontwikkelingsproblemen
van kinderen, moet er wel een (handelingsgerichte) diagnostiek in de brede
betekenis van het woord voorhanden zijn. Diagnostiek is belangrijk voor het
remediëringstraject, niet enkel voor de toegang tot bepaalde gespecialiseerde
hulp en bepaalde onderwijsvormen.
o
Als een kind nood heeft aan duurdere en gespecialiseerde hulpverlening, dan
is een goede classificerende diagnostiek wel nodig. Dit sluit een goede
begeleiding van ouders niet uit. Adequate hulp voor een kind mag niet
afhangen van de mondigheid van ouders.
-
Ouders geven uit ervaringen aan dat CLB’s soms problemen die ouders signaleren te
licht opvatten. Als ouder geen gehoor vinden, zoeken ze zelf gespecialiseerde hulp,
vaak buiten het onderwijs. Ouders vragen niet altijd een diagnostiek, wel adequate hulp
voor hun kind. Daarvoor is een objectivering van de sterke en zwakke kanten van hun
kind nodig.
-
Vanuit de revalidatiesector wordt de vraag naar protocollisering gesteund maar men
vraagt om afstemming van protocollen over de sectoren heen. Allerlei instanties werken
aan protocollen (VAPH, RIZIV, CLB’s, andere). Als er geen overeenstemming is, gaat dit
ten koste van een transparante hulpverlening voor het kind.
Stelling 9. Het CLB moet zijn rol van “informatiebemiddelaar” over het
leerlingendossier sterker opnemen.
Een goed elektronisch systeem voor leerlingendossiers (zoals het gezondheids- en
welzijnsinformatieplatform) kan een oplossing bieden.
-
-
Deelnemers aan de workshop hebben moeite met de stelling als ze suggereert dat er op
dit vlak problemen zouden zijn.
Diverse deelnemers wijzen erop dat er nog een sterkere rol zou moeten zijn voor de de
ouder en de leerling zelf. De rechten van leerlingen en ouders op het beheren van
informatie die over henzelf of hun kind gaat zouden sterker moeten worden uitgetekend.
In die context wordt verwezen naar het decreet over de rechtspositie minderjarige.
Diverse deelnemers breken een lans voor een eengemaakt dossier dat toegankelijk zou
zijn voor verschillende partners die samenwerken voor een bepaalde leerling. Uiteraard
zal dit moeten gebeuren met afbakening van de rechten van de verschillende partners
(beroepsgeheim, ambtsgeheim). Voor ouders zou dit betekenen dat ze niet telkens weer
hetzelfde verhaal moeten geven aan elke nieuwe partner die betrokken wordt. Ouders
zouden dan ook bijkomende info kunnen aanvullen, die dan onmiddellijk voor iedereen
beschikbaar is. Anderen wijzen op de gevaren van een dossier vanuit het standpunt van
de vertrouwelijkheid en de” privacy van de jongere en zijn gezin. Men stelt dan ook
vragen bij de realiseerbaarheid van een elektronisch dossier met verschillende partners,
dat voldoende veiligheid en privacy garandeert. Het dossier kan veel gevoelige
informatie bevatten. Er worden ook vragen gesteld of een eengemaakt dossier
noodzakelijk een electronisch dossier moet zijn.
8
Stelling 10. De CLB-medewerker moet aanwezig zijn wanneer de klassenraad
cruciale beslissingen neemt over de leertrajecten van leerlingen.
Deze stelling lokt diverse standpunten uit.
-
-
-
-
Scholen geven aan zelf hun zorgbeleid te kunnen invullen. Het CLB zou enkel aanwezig
moeten zijn als de school dat zelf vraagt en noodzakelijk vindt. Ze hebben moeite met
een verplichte aanwezigheid van het CLB. Ze pleiten voor vraaggestuurdheid van een
principe van subsidiariteit).
Anderen stellen dat de aanwezigheid van de CLB –medewerker niet noodzakelijk is als
het handelingsgericht werken goed verlopen is.
Andere leden vinden dat de aanwezigheid moet kunnen gevraagd als de CLBmedewerker zelf het nodig vindt. Sommige deelnemers vinden dat de CLB-medewerker
een prima partner kan zijn voor de ouders en dat ook vanuit de ouders een inbreng moet
kunnen gevraagd worden. Zij kunnen mee leerkrachten of schoolteams sensibiliseren
voor de problemen en leerbehoeften van een bepaald kind.
Bij aanwezigheid is het nodig dat de juiste medewerker (discipline/competentie)
aanwezig is op het juiste moment om een zinvolle inbreng te doen. Als een klassenraad
cruciale beslissingen neemt, is het vaak te laat om nog een zinvolle inbreng te doen als
CLB’er.
Wat zijn cruciale beslissingen ? Betekent dit een aanwezigheid op elke klassenraad ? Bij
overgangen op scharniermomenten.
Stelling 11. De ‘Afsprakennota en de bijzondere bepalingen’ moeten specifieker en
lokaal worden ingevuld. Ze moeten een uitvloeisel zijn van de beleidskracht van de
school én deze van het CLB.
De meeste leden gaan akkoord dat de stelling een wenselijkheid is, zowel voor de scholen
als voor de CLB’s. Vaak ervaren CLB-medewerkers te weinig respons van scholen voor een
specifieke invulling van de afsprakennota en de bijzondere bepalingen. De afsprakennota en
de bijzondere bepalingen zouden veel meer een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid
van school en CLB moeten worden.
-
Een deelnemer benadrukt dat het erg belangrijk is dat beleidscontracten ook besproken
worden met de personeelsleden (leerkrachten en CLB-medewerkers). Vaak worden
deze beslissingen over het hoofd van de medewerkers genomen. Om een zorgbeleid
vorm te geven, is het belangrijk om de leerkrachten en CLB-medewerkers te betrekken
bij het maken van afspraken.
-
Schoolspecifieke afspraken maken is belangrijk en terecht, maar dit mag ook niet te
specifiek zijn. Er moet voldoende beleidsruimte voor het CLB blijven. Er moet een
evenwicht gevonden worden tussen lokaal invullen en een herkenbare werking van de
CLB’s over scholen heen.
9
Stelling 12. Elk CLB-team moet beschikken over een specifieke competentie
(preventie en remediëring) t.a.v. leerlingen met specifieke noden.
Overwegend positief.
- Er wordt aangevuld dat de competentie er bij de CLB-medewerker moet zijn en dan in
functie om leerkrachten te coachen, eerder dan het zelf te doen.
- Het gaat echter ruimer dan preventie en remediëring, ook compenseren en dispenseren
zijn hierbij van belang. Er zijn ook anderen die zich moeten richten op het preventieve
luik, met name de PBD.
- Er wordt aandacht gevraagd voor het buitengewoon onderwijs. De specifieke
competenties bij de vroegere CLBmedewerkers BuO zijn nu verspreid. Men vraagt hier
naar een verhoging van de competentie van het CLB op dit vlak.
1.4
Wat betekent dit voor de samenwerking met een breder netwerk ?
Stelling 13. Er is nood aan een uitwerking van de draaischijffunctie van het CLB en
van de rol van de school daarin.
Dit moet leiden tot duidelijke aanspreekpunten binnen onderwijs voor de welzijns- en
gezondheidssector.
Stelling 14. Doordat de school (ondersteund door het CLB) haar opdracht sterker
preventief als remediërend invult, zullen andere diensten (revalidatie,
therapeuten, …) beter hun gespecialiseerde en secundaire rol kunnen opnemen.
Stelling 15. De afstemming tussen de school, het CLB en de integrale jeugdhulp
moet versterkt worden
Overwegend positief met enkele bedenkingen:
-
In praktijk is de draaischijffunctie soms moeilijk realiseerbaar in scholen omdat ze zelf
soms beginnen aan een sociale kaart en verwijzen en voorbijgaan aan de CLBmedewerker. Duidelijker afspraken hierover maken en scholen stimuleren om meer
gebruik te maken van het netwerk via het CLB.
-
Rechtstreekse communicatie tussen school en welzijn mag wel maar dan moet dit wel
gecommuniceerd worden met de CLB-medewerker.
-
Vanuit revalidatie wordt aangegeven dat het voortraject moet afgewerkt zijn. Het CLB
heeft daar het meeste zicht op. (Vermijden van onterechte doorverwijzingen)
10
1.5
Samenwerking met andere schoolnabije ondersteuners (pedagogische
begeleidingsdienst)
Stelling 16. Er is een te grote overlapping in de ondersteuningopdracht van de
pedagogische begeleidingsdienst enerzijds en het CLB anderzijds.
Overwegend rood, de stelling wordt niet ondersteund.
-
Er is geen overlap.
-
Er is misschien wel onduidelijkheid omdat ze elkaar onvoldoende kennen en elkaars
opdrachten onvoldoende kennen waardoor er wat misloopt op vlak van communicatie.
-
Dit pleit voor een betere afstemming in opdrachten: herformulering:
Er is te weinig afstemming tussen CLB en pedagogische begeleidingsdienst wat betreft
hun ondersteuningsopdracht naar de school.
-
Het feit dat een pedagogisch begeleider als inspecteur overkomt wordt sterk
genuanceerd. Men gaat zeker niet meer naar scholen als inspecteur, en op het
preventieve luik wordt er al zeer hard gewerkt sinds 1991.
-
Overlappingen liggen o.a. bij systeembegeleiding: dit was het domein van de PBD maar
waar CLB ook meer en meer deze paden gaan bewandelen, vooral vanuit het perspectief
van leerlingbegeleiding. Dit schept verwarring in scholen om dat de boodschap niet meer
eenduidig is.
Stelling 17. De ondersteuning door de pedagogische begeleidingsdienst neemt af
naarmate er meer specifieke en individuele ondersteuning voor een leerling nodig is.
Het CLB ondersteunt de initiatieven die gericht zijn op een individuele leerling; de
pedagogische begeleidingsdienst ondersteunt het zorgkrachtig beleid in de school.
-
-
Het CLB heeft ook een ondersteunende opdracht in de uitbouw van een zorgkrachtig
beleid. (bijvoorbeeld formuleren van aandachtspunten op basis ervaringen in de school)
Disputant: Moeten we dan gaan naar een geïntegreerde ondersteuning door één dienst
waar systeembegeleiding en leerlingbegeleiding geïntegreerd wordt? Dit wordt niet
ondersteund.
De PBD ondersteunt vanuit de visie en het pedagogisch project van de school, dit omvat
ook het kwaliteitsconcept. De CLB begeleiding werkt meer vanuit de link en de
ondersteuning naar ouders en leerkrachten.
11
1.6
Kritische voorwaarden
Stelling 18. Er is nood aan een gezamenlijke visie op preventie en remediëring van
leer- en ontwikkelingsproblemen en -stoornissen om de samenwerking en de
afstemming tussen de school en alle ondersteuners te kunnen realiseren
Er is ook nood aan leerlingenbegeleiding in het DKO en het
volwassenenonderwijs; dit verdient zeker een aanbeveling in het verlengde van
deze conferentie.
12
Download