Overtuigingen van leerkrachten met betrekking tot zittenblijven

advertisement
LEERTRAJECT samen tot aan de meet
VRAGENLIJST:
Overtuigingen van leerkrachten met
betrekking tot zittenblijven
VRAAG 1: Achtergrondinfo
A. Naam van je school:
………………………….…………………………………………………………………………………………
B. Ligging school (district):
 Antwerpen (2000, 2018, 2020, 2030, 2050 en 2060)
 Berchem (2600)
 Berendrecht – Zandvliet – Lillo (2040)
 Borgerhout (2140)
 Deurne (2100)
 Ekeren (2180)
 Hoboken (2660)
 Merksem (2170)
 Wilrijk (2610)
 School is gelegen buiten Antwerpen en districten
C. Ik werk in het
 kleuter onderwijs
 lager onderwijs
 secundair onderwijs
 volwassenenonderwijs
D. Indien secundair onderwijs: Ik werk in het
 1 of 2 A
 1B
 BVL
 ASO
 BSO
 DBSO
 KSO
 TSO
D. Geslacht:
 man
 vrouw
E. Functie: ……………………….…………………………………………………………………………………………
F. Ik werk al ………………………………………………………………………………… jaar in het onderwijs
G. Ik werk al ……………………………………………………………….……… jaar in mijn huidige functie
2
VRAAG 2: In welke mate ga je akkoord met onderstaande stellingen?
Stelling
Helemaal
akkoord
Zittenblijven geeft kinderen extra tijd om
kennis en vaardigheden te verwerven die
nodig zijn voor het volgende leerjaar
Doordat zittenblijven klassen homogener
maakt, kunnen leraren op een meer
efficiënte wijze lesgeven
De voorsprong die zittenblijvers hebben
ten opzichte van hun nieuwe, jongere
klasgenoten is positief voor hun zelfbeeld
en zelfvertrouwen
Het etiket ‘zittenblijver’ maakt dat leraren
de zittenblijver als een “zwakke leerling”
beschouwen en daardoor te lage
verwachtingen stellen
Kinderen/jongeren die een jaar (of meer)
ouder zijn dan de rest van de klasgroep
vertonen meer gedragsproblemen
Kinderen/jongeren zouden eigenlijk nooit
moeten blijven zitten op school
Zittenblijven vermijdt later falen
Kinderen die onvoldoende scoren voor
basisvaardigheden als taal en rekenen,
doen best hun leerjaar over
Leerlingen worden voldoende betrokken
bij het formuleren van adviezen
Ouders worden voldoende betrokken bij
het formuleren van adviezen
Ik ken de schoolloopbaan van mijn
leerlingen voldoende
Een advies tot zittenblijven bij ons op
school is het resultaat van weloverwogen
objectieve criteria
3
akkoord
Niet
akkoord
Helemaal
niet
akkoord
VRAAG 3: Welke uitspraak past het best bij jouw visie op zittenblijven? (Je hebt telkens de
keuze uit twee uitspraken. Duid die uitspraak aan die HET BEST bij je past.)
A.
 Zittenblijven is een probleem.
 Zittenblijven is een oplossing.
B.
 Zittenblijven is vaak de beste oplossing voor een kind op korte termijn.
 Zittenblijven verergert de problemen van een kind op korte termijn.
C.
 Op lange termijn geeft zittenblijven voor een kind meer problemen.
 Op lange termijn is zittenblijven voor een kind de beste oplossing.
D.
 Kinderen die hun schooljaar aan het overdoen zijn, bezorgen mij meer werk.
 Kinderen die hun schooljaar aan het overdoen zijn, bezorgen me net minder werk.
E.
 Ik heb me voorgenomen om de kinderen waar ik les aan geef zo weinig mogelijk hun
jaar te laten overdoen.
 Ik heb leren aanvaarden dat er nu eenmaal altijd zittenblijvers zullen zijn.
F.
 Zittenblijven is een fenomeen van alle tijden, daar valt weinig aan te doen.
 Zittenblijven is een fenomeen dat voor onze maatschappij extra kosten meebrengt,
we moeten dat proberen te vermijden.
G.
 Zittenblijven is nadelig voor het zelfbeeld van een kind.
 Als een kind een jaar overdoet, kan dat zijn of haar zelfbeeld opkrikken.
H.
 Gedragsproblemen bij een kind hebben weinig of niets te maken met het feit dat een
kind zijn of haar jaar overdoet.
 Gedragsproblemen worden vaak veroorzaakt door het feit dat een kind ouder is dan
zijn klasgenoten.
4
I.
 Als een kind zich onvoldoende basisvaardigheden op het vlak van taal en rekenen
heeft eigengemaakt, dan is het beter dat het zijn of haar jaar overdoet.
 Kinderen zouden hun jaar eigenlijk nooit mogen overdoen; als ze een zekere
achterstand hebben, dan zullen ze die wel wegwerken in hun verdere
schoolloopbaan.
J.
 Een jaar overdoen, labelt een kind voor de rest van zijn of haar loopbaan.
 Door een kind een jaar te laten overdoen, kan vermeden worden dat het later op veel
vlakken zal falen.
K.
 Ik vind niet dat je een “visie” moet hebben op zittenblijven, want elk kind moet
individueel beoordeeld worden.
 Het is belangrijk dat je als leerkracht een sterke visie ontwikkelt op het vlak van
zittenblijven.
L.
 Mijn collega’s en teamgenoten hebben een visie op zittenblijven die sterk
overeenkomt met mijn visie.
 Ik sta eerder alleen in mijn team met mijn visie op zittenblijven.
M.
 Mijn directe collega’s komen vaak te rade bij mij als ze te maken hebben met
zittenblijven.
 Ik ben niet zo’n expert op het vlak van zittenblijven.
5
VRAAG 4: Welke uitspraak past het best bij jouw manier van beslissen of een leerling zijn of
haar jaar moet overdoen? (Je hebt telkens de keuze uit twee uitspraken. Duid die uitspraak aan
die HET BEST bij je past.)
A.
 De intellectuele capaciteiten van een kind geven uiteindelijk de doorslag of we een
kind zijn of haar jaar laten overdoen.
 De intellectuele capaciteiten van een leerling spelen zeker een rol, maar we houden
toch meer rekening met andere factoren.
B.
 De sociaal-emotionele vaardigheden van een kind geven uiteindelijk de doorslag of
we een kind zijn of haar jaar laten overdoen.
 De sociaal-emotionele vaardigheden van een leerling spelen zeker een rol, maar we
houden toch meer rekening met andere factoren.
C.
 Bij een kind met leerstoornissen beslissen we vaker dat het zijn of haar jaar moet
overdoen.
 Een kind met leerstoornissen zullen we net om die reden makkelijker laten
overgaan.
D.
 Als een leerling van mij zijn of haar jaar moet overdoen, dan voel ik mezelf te kort
schieten.
 De oorzaak van schoolse achterstand ligt hoofdzakelijk bij een individuele leerling en
zijn of haar context. Als leerkracht hebben we daar slechts beperkte invloed op.
6
Download