Hoorcollege 10 april 2013 “Bedreiging en Afweer”

advertisement
Hoorcollege 10 april 2013 “Bedreiging en Afweer”
Dr. Van Egmont
“antistofontwikkeling, aanpassing bij bedreigen
B-cellen hebben een zware en een lichte keten.
In zowel de zware als de lichte keten zitten een constant (slechts een paar varianten) en een variabel
(voor elk antigen een andere herkenningssite) gedeelte.
FAB-gebieden (Fragment Antigen Binding)  klein stukje van het constante gedeelte van de zware
en lichte keten en de variabele gedeeltes van de zware en lichte keten.
Fc  deel van de zware keten.
Antilichamen zijn een soort “bruggetje” tussen het antigeen en de immuun cellen.
Hinge-gebied  waar de 2 zware ketens aan elkaar gekoppeld zijn, dit biedt flexibiliteit.
5 verschillende zware ketens:
 IgM  zware keten van naïve B-cel;
 IgG  komt het meest voor in het bloed;
 IgD  weinig van bekend;
 IgA 
 IgE  allergische reacties
2 verschillende lichte ketens:
 Kappa
 Labda
Voor de 2 verschillende lichte ketens geen grote functionele verschillen gevonden.
Antilichamen zijn opgebouwd uit domeinen  geven stabiliteit aan het molecuul.
Epitoop  kleinere stukjes op een antigen.
Een antigen met meerdere (verschillend of dezelfde) epitopen is een multivalent antigen.
De epitopen worden herkend door antilichamen.
Epitopen kunnen op verschillende manieren binden aan een antilichaam.
Verschillen in vorm en chemische eigenschappen bepalen de affiniteit van een antilichaam.
Antilichamen zijn belangrijke tools in de wetenschap  kunt in laboratorium antilichamen maken.
Je kunt niet langdurig dieren antilichamen in mensen inspuiten  immuunsysteem herkent het als
lichaamsvreemd.
Bij antilichaamtherapie kun je het constante gedeelte vervangen door humane antilichamen,
variabele gedeelte van muizen  chimeer.
Nog een stap verder, alleen CdR’s (hypervariabele delen van variabele gedeelten) nog muizengenen.
Antilichamen worden niet gecodeerd door genen, maar door een familie van gensegmenten.
RAG-eiwitten (Recombinase Activating Genes).
Specificiteit van antilichamen berust op V(D)J recombinase.
Door opvulling na het fuseren, neemt de variabiliteit nog meer toe (3 x 107).
Een naïve B-cel brengt IgM en IgD tot uiting op zijn celmembraan, alleen deze twee kunnen
tegelijkertijd tot uiting komen!
Co-expressie van IgM en IgD wordt gereguleerd door RNA processing (dus niet door rearrangement
van DNA)  Alternative mRNA splicing.
IgM en IgD herkennen wel hetzelfde antigen  variabele gedeelten zijn hetzelfde.
B-cel receptor (BCR)  Immuunglobuline dient voor herkenning, zitten vast in membraan, maar
geven geen signalen door het membraan heen. Ig en Ig zorgen voor signalering.
Secundaire response:
 Isotype switching;
 Somatische hypermutatie.
IgM kan niet zo goed aan immuuncellen binden, er is een isotype switching nodig en somatische
hypermutatie.
Somatische hypermutatie  IgM heeft lage affiniteit, dit wordt verhoogd door somatische
hypermutatie. Dit ontstaat door willekeurige puntmutaties in variabele domeinen.
Activation-induced cyytidine deaminase is verantwoordelijk voor zowel isotype switching als
somatische hypermutatie.
Het enzym bindt aan switch domeinen, en knipt delen eruit net zoals bij de variabele gedeelten
gebeurt.
Differentiatie B-cel  plasmacel.
Zowel membrangebonden als uitgescheiden antilichamen.
Somatische hypermutatie kan zorgen voor lagere affiniteit, maar ook voor hogere.
Download