LESONTWERP PROFESSIONELE BACHELOR IN ONDERWIJS: Katholieke Hogeschool Leuven Departement Lerarenopleiding Professioneel gerichte bachelor in het onderwijs: lager onderwijs Campus Heverlee Hertogstraat 178 - 3001 Heverlee Tel. 016 37 56 00 – Fax 016 37 56 99 Campus Diest Weerstandsplein 2 – 3290 Diest Tel. 013 35 06 90 – Fax 013 33 54 01 LAGER ONDERWIJS datum indienen eventuele reden uitstel (in te vullen door mentor) naam Elisa Nobels klas DLO 3BALO 1 verkorte opleiding route A doorgroei X 3BALO 2 verkorte opleiding route B Studietrajectbegeleider: Greet Lambeir Promotor: Pascale Janssens school : Lutgardisschool Elsene leergebied : Wiskunde klas en leerjaar : 6de leerjaar vakonderdeel : Meten en metend rekenen aantal leerlingen : 16 lesonderwerp : Verband ruimtematen, inhoudsmaten, gewichtsmaten + soortelijk gewicht datum (data) : Woensdag 28 maart 2012 lestijden : van 10.15 tot … uur van tot uur van tot uur SITUERING IN EINDTERMEN/LEERPLAN: Algemene doelen AD 1 Fundamentele wiskundige kennis, inzichten en vaardigheden verwerven Dat houdt onder meer in: a) symbolen, begrippen, wetten en regels, conventies, formules…begrijpen en adequaat gebruiken. b) Samenhangen ontdekken binnen het leergebied wiskunde c) / d) / AD 2 Wiskundige kennis, inzichten en vaardigheden in verband brengen met en gebruiken in betekenisvolle situaties, ook in andere leergebieden en buiten de school. Dat houdt onder meer in : a) Met de geleerde wiskundige begrippen, inzichten, regels, procedures, enz. efficiënt omgaan in reële, betekenisvolle toepassingssituaties, zowel in de school als daarbuiten. b) Zelf concrete voorbeelden van zinvolle situaties geven die betekenis verlenen aan of model staan voor een bepaalde wiskundige notatie, regel of procedure. c) / d) Beseffen welke moeilijkheden er (kunnen) rijzen tijdens het omzetten van een situatie in een geschikt wiskundig model en bij het terug vertalen van de resultaten naar de oorspronkelijke situatie. AD 5 Zoekstrategieën (heuristieken) ontwikkelen om (wiskundige) problemen op te lossen en de vaardigheid verwerven om na te denken over eigen (wiskundige) denk- en leerprocessen en om die te sturen. Dat houdt onder meer in: a) zoekstrategieën (of heuristieken) aanwenden om wiskundige opgaven op te lossen, zoals een probleemstelling anders formuleren, het probleem opsplitsen in delen, een schets maken, een schema maken van alle gegevens, een doordachte schatting maken, enz. b) Nadenken over de eigen (wiskundige) activiteiten en de eigen leer- en probleemoplossingsprocessen en die sturen. Bijvoorbeeld door tijdens de uitvoering van het oplossingsplan na te gaan of een bepaalde stap inderdaad iets oplevert of door de gevolgde oplossingsweg en het eindresultaat te controleren… c) Geschikte en efficiënte strategieën voor het leren van wiskunde kennen en kunnen gebruiken. AD 6 Een juiste opvatting over en waardevolle houdingen bij wiskunde verwerven. Dat houdt onder meer in: a) Beseffen dat wiskundige praktijken van vroeger en nu, en van elders en hier kunnen verschillen. b) Ervaren en beseffen dat eenzelfde probleem op verschillende manieren voorgesteld en verwoord kan worden. c) Beseffen dat wiskundige problemen oplossen geen kwestie is van geluk, maar soms heel wat tijd in beslag neemt. d) Beseffen dat wiskunde een praktisch nut, een vormende en soms een esthetische waarde heeft. e) Plezier beleven aan denk- en wiskundige activiteiten. f) Met zelfvertrouwen, zin voor orde, netheid en nauwkeurigheid enz. wiskundige problemen en leertaken aanpakken. 317514324 1 Leerplandoelen VVKBaO (1998) MR 53 : Weten dat het resultaat van een volumeberekening uitgedrukt kan worden in kubieke meter of daarvan afgeleide maateenheden, en daarbij de term volume gebruiken. (6de leerjaar) MR 54 : Het metriek stelsel in verband met volume opbouwen en daarbij volgende termen en symbolen lezen en gebruiken : m³, dm³, cm³ of cc. (6de leerjaar) MR 55 : Het verband inzien tussen inhoudsmaten en ruimtematen (vb. tussen liter en dm³). (6de leerjaar) MR 65 : Het verband inzien tussen inhoudsmaten, ruimtematen en gewicht (vb. 1 liter water heeft een volume van 1 dm³ en weegt 1 kg). (6de leerjaar) MR 89: In veel voorkomende situaties de relaties tussen grootheden ervaren en onderzoeken bij: g) Soortelijk gewicht Domeinoverstijgende doelen DO 1 Een algemene strategie voor het vaardig oplossen van wiskundige problemen kennen, flexibel aanwenden (dat wil zeggen dat de stappen in de tijd niet noodzakelijk op elkaar volgen) en verwoorden. Dat houdt in: a) zich een goede voorstelling maken van het probleem b) bepalen hoe het probleem het beste wordt aangepakt (een oplossingsplan opstellen) en de gekozen oplossingswijze rechtvaardigen c) het oplossingsplan uitvoeren en zichzelf daarbij controleren d) de uitkomst(en) interpreteren en een voorlopig antwoord formuleren op het probleem e) de verschillende stappen van het oplossingsproces controleren en bijsturen, en het antwoord op zijn zinvolheid, zijn realiteitswaarde en zijn volledigheid beoordelen en verbeteren. DO 2 Zoekstrategieën ontwikkelen Dat kan onder meer betekenen: a) de situatie op een eigen manier weergeven (dramatiseren, tekenen…) b) de probleemstelling in eigen woorden navertellen of verkort weergeven c) door bij een gegeven situatie aansluitende wiskundige vragen te formuleren een goed zicht krijgen op wat er gegeven is, wat er gezocht moet worden en wat de relaties zijn tussen de gegevens onderling en tussen de gegevens en het gevraagde d) / e) ontbrekende informatie opzoeken f) een tekening, een schema of een schets van de probleemsituatie maken of een tabel maken met de gegevens g) een probleem opsplitsen in deelproblemen h) een hypothese formuleren en toetsen i) een element voorlopig buiten beschouwing laten j) moeilijke gegevens uit de situatie vervangen door eenvoudige DO 3 Nadenken over zijn eigen oplossingsproces en dat proces sturen Dat kan onder meer betekenen: a) / b) Tijdens de uitvoering van een plan nagaan of een bepaalde stap iets oplevert c) Tijdens de uitvoering van een oplossingsplan, nagaan of dat plan efficiënt is d) De oorzaak van fouten, haperingen of het vlotte verloop van het oplossingsproces onderzoeken, alleen of in samenspraak met anderen. e) Nadenken over correcte en onjuiste oplossingen en oplossingswijzen van jezelf of iemand anders Doeltreffende opvattingen over en houdingen tegenover het oplossen van wiskundige problemen, ontwikkelen. Dat kan onder meer betekenen: a) ervan overtuigd zijn dat er voor wiskundige problemen soms meer dan één correcte oplossingsweg en oplossing is b) een probleemstelling als een uitdaging opvatten c) plezier beleven aan het zoeken naar oplossingen d) volhouden bij het zoeken naar oplossingen DO 4 DO 5 Wiskundige leertaken doelgericht en planmatig aanpakken, eventueel onder begeleiding Dit kan onder meer betekenen: a) rekening houden met de eigenheid van de leertaak: wiskundige informatie (selectief) herhalen (herhaalstrategie), vaardigheden oefenen, de elementen verbaal of visueel met elkaar verbinden (elaboratiestrategie), elementen markeren (markeringsstrategie) en schematiseren, elementen memoriseren (al dan niet met behulp van mnemotechnische middelen). b) / c) / DO 6 Nadenken over en verwoorden hoe men te werk gaat om wiskundige leertaken aan te pakken. Dat kan onder meer betekenen: a) onderscheid maken tussen wet men kent en niet kent, tussen wat men begrijpt en niet begrijpt b) zich bewust zijn van de mogelijkheden en beperkingen van de eigen cognitieve bekwaamheden (bijv. beseffen dat het geheugen feilbaar is) c) Leren uit fouten (bijv. Vermijden zo maar direct aan de slag te gaan) en uit succes (bijv. Iets moeilijks wordt gemakkelijker door aan een voorbeeld of een tegenvoorbeeld te denken). 317514324 2 DO 7 Doeltreffende opvattingen over en houdingen ontwikkelen tegenover wiskunde-leren Dat kan onder meer betekenen: a) beseffen dat iedereen enige wiskundige bekwaamheid kan verwerven b) / c) Beseffen dat wiskunde veel met het reële leven te maken heeft en van praktisch nut is in de maatschappij. d) / e) Erop gericht zijn zichzelf vragen te stellen, niet te vlug denken dat men iets beheerst. f) Bij momenten van twijfel niet aan zichzelf en zijn capaciteiten twijfelen. g) De oorzaak van falen en slagen ook bij zichzelf zoeken in plaats van bij anderen. h) / i) Zelfvertrouwen ontwikkelen inzake wiskunde, zowel op school als daarbuiten. j) Nauwkeurig werken en de taken volgens afspraak uitvoeren k) / l) Niet te vlug denken dat je de leerstof niet onder de knie zult krijgen en ze dan maar uit het hoofd leren. Eindtermen 2.1 De leerlingen kennen de belangrijkste grootheden en maateenheden met betrekking tot lengte, oppervlakte, inhoud, gewicht (massa), tijd, snelheid, temperatuur en hoekgrootte en ze kunnen daarbij de relatie leggen tussen de grootheden en de maateenheid. 2.2 De leerlingen kennen de symbolen, notatiewijzen en conventies bij de gebruikelijke maateenheden en kunnen meetresultaten op veelzijdige wijze noteren en op verschillende wijze groeperen. 4.2 De leerlingen zijn in staat om de geleerde begrippen, inzichten, procedures, met betrekking tot getallen, meten en meetkunde, zoals in de respectievelijke eindtermen vermeld, efficiënt te hanteren in betekenisvolle toepassingssituaties, zowel binnen als buiten de klas. BRONNEN: handboeken, naslagwerken, documentatie van oefenschool of medestudenten (in te vullen volgens APA-systeem) - Roggeman, P en Van Laere, E. (2008). Nieuwe Pluspunt 6. Handleiding a. Uitgeverij Van In, Wommelgem, p. 156-157, p. 204-205, p. 234-235, p. 276-277 Roggeman, P. en Van Laere, E. (2008). Nieuwe Pluspunt 6. Handleiding b. Uitgeverij Van In, Wommelgem, p. 386-387, p. 432-433, p. 442-443 Roggeman, P. en Van Laere, E. (2008). Nieuwe pluspunt 6. Werkschrift a. Uitgeverij Van In, Wommelgem, p. 42 – 43, p. 44 - 45 Roggeman, P. en Van Laere, E. (2008). Nieuwe pluspunt 6. Werkschrift b. Uitgeverij Van In, Wommelgem, p. 62 Roggeman, P. en Van Laere, E. (2008). Nieuwe Pluspunt 6. Werkschrift c. Uitgeverij Van In, Wommelgem, p. 40 - 41 Billiauw, C. en Van Laere, E. (2008). Nieuwe Pluspunt 6. Leertakenschrift. Uitgeverij Van In, Wommelgem. Roggeman, P. en Van Laere, E. (2008). Nieuwe Pluspunt 6. Plusmap. Uitgeverij Van In, Wommelgem, p. 66 – 67, p. 80 – 81, p. 91 – 92, p. 140, p. 205, p. 227, p. 245 Roggeman, P; en Van Laere, E. (2008). Nieuwe Pluspunt 6. Lesboek. Uitgeverij Van In, Wommelgem, AANVRAAG MATERIAAL STAGESCHOOL - voor de lesgever: / ONDERWIJSLEERMIDDELEN - voor de lesgever: bord, krijt - voor de leerlingen: / - voor de leerlingen: werkbundels, kladpapier, schrijfgerief VOORTAAK: door leerlingen tegen de lesdatum mee te brengen materiaal of uit te voeren opdracht / DIDACTISCHE VERANTWOORDING/REFLECTIE in functie van ingeschatte beginsituatie of aandachtspunt voor de les Basisdoelen BA 1: De leerlingen kunnen het metriek stelsel van volumematen(=ruimtematen), inhoudsmaten en gewichtsmaten opstellen. BA 2: De leerlingen kunnen eenvoudige herleidingsoefeningen tussen volumematen (=ruimtematen) oplossen. BA 3: De leerlingen kunnen de relatie tussen inhoudsmaten en volumematen (=ruimtematen) verwoorden (1l zuiver water = 1 dm3) en toepassen in eenvoudige herleidingsoefeningen. BA 4: De leerlingen kunnen de betekenis van soortelijk gewicht verwoorden. (drijven of zinken van stoffen nut van leerstof in het dagelijks leven!) BA 5: De leerlingen kunnen het gewicht van een object berekenen wanneer volume en soortelijk gewicht gegeven zijn. BA 6: De leerlingen kunnen het gewicht van een stof berekenen wanneer soortelijk gewicht en afmetingen (vb. lengte, breedte en hoogte) gegeven zijn. 317514324 3 Differentiële doelen DIF1: De leerlingen kunnen het soortelijk gewicht van een stof berekenen wanneer gewicht en volume gegeven zijn. DIF2: De leerlingen kunnen het soortelijk gewicht van een stof berekenen wanneer gewicht en de oppervlakte van het grondvlak en de hoogte gegeven zijn. ________________________________________________________________________________________________________ INLEIDING De inleiding van deze les gebeurt klassikaal. Door samen de tabellen van de volumematen en inhoudsmaten op te stellen [BA 1] wordt deze essentiële leerstof nog eens herhaald. Deze kennis is noodzakelijk voor de rest van de les. [AD 1 a] Opdat alle kinderen meedenken bij het ‘opbouwen’ van deze 3 tabellen, ga ik te werk via gerichte vragen. Op die manier hoop ik dit nogmaals inzichtelijk aan te brengen. Zo koppel ik hieraan het inzicht dat het maatgetal groter wordt naarmate de maat kleiner wordt en vice versa. Vervolgens brengen we ze aan bord. (zie bordschema) De klemtoon ligt dus op de relaties. Van groot belang bij deze cluster is de samenhang tussen de 3 ‘soorten’ maten: volumematen (=ruimtematen), gewichtsmaten en inhoudsmaten. [AD 1 b] Hier kan ik me richten op het inzicht en de realiteit. [AD 2 b] Ik kies er in deze les voor om leerlingen zo veel mogelijk individueel te laten werken. Echter, ik zou wel verlengde instructie willen aanbieden aan de leerlingen die dit (volgens de mentor) nodig hebben, alsook de kinderen die door hun kritische houding vaststellen dat ze nog extra uitleg kunnen gebruiken. Voor het miniklasje baseer ik me op de LVS-resultaten en bespreek ik even met de mentor welke leerlingen ik best apart neem. Deze drie factoren lijken me voldoende om een klein groepje kinderen te selecteren die zeker baat zullen hebben bij de verlengde instructie die ik hen in dit miniklasje zal aanbieden. Deze kritische houding dient wel ‘gecontroleerd’ te worden. De leerkracht moet de leerlingen durven attent maken op het feit of ze al dan niet kritisch genoeg zijn voor zichzelf. KERN Zoals reeds gezegd, neem ik in de kern van deze les een miniklasje apart. (criteria zie hierboven) De overige kinderen werken individueel aan de werkbundel. Ik zou wel de ‘flexibiliteit’ aan de dag willen brengen om indien nodig sommige kinderen in de loop van de les nog op te nemen in het miniklasje. Aan de andere kant is het ook mogelijk dat ik van bepaalde kinderen – die ik aanvankelijk in het miniklasje opnam – toch zeg dat ze zelf even verder kunnen. De kinderen die zelf de nood aanvoelen om nog wat extra uitleg te krijgen, sluiten dan aan bij het miniklasje. Voor een vlotte organisatie moet ik het maximum aantal kinderen in mijn miniklasje best beperken tot (vb.) 5 (van de 17). Doordat ik er wegstuur, kunnen er weer anderen bijkomen. De beslissing om al dan niet extra uitleg te krijgen, laat ik aan de leerlingen. Ik spoor ze bij aanvang van de kern ook aan om eerlijk te zijn met zichzelf en kritisch te kijken in hoeverre ze nog hulp nodig hebben. Hierbij dienen ze echter ook wel vertrouwen te hebben in hun eigen kunnen.[AD 6 f – DO 7 a, f, i] Daarbij vind ik het ook belangrijk dat de leerlingen erop gericht zijn zichzelf vragen te stellen en niet te vlug denken dat ze iets beheersen. [DO 7 e] Als men iets niet onder de knie krijgt, is het ook niet de bedoeling dat ze het dan maar uit het hoofd gaan leren. [DO 7 l] De oorzaak van falen en slagen moeten ze bij zichzelf zoeken [DO 7 g] en in functie daarvan hulp komen/durven vragen. Door de leerlingen hierin tot op bepaalde hoogte ‘vrij’ te laten, bewijzen ze dat ze zich bewust zijn van hun eigen mogelijkheden en beperkingen van de cognitieve bekwaamheden. [DO 6 b] Echter, bij een eerste poging opgeven wordt niet aangespoord. In tegenstelling daarmee moeten ze een gegeven probleem als een uitdaging zien [DO 4 b] en blijven volhouden in het zoeken naar een oplossing. [DO 4 d] Tijdens het zelfstandig individueel werk is het belangrijk dat ze bij het oplossen van een probleem zich een goede voorstelling kunnen maken. [DO 1 a] De manier waarop ze dat doen, staat vrij. [DO 1 b – DO 2 a, b, f, g, h, i, j] Uiteraard moeten de leerlingen de geleerde wiskundige begrippen, inzichten en regels (die we zonet in de inleiding samen herhaald hebben) efficiënt in te schakelen in de reële en betekenisvolle toepassingssituaties die ik gezocht heb [AD 2 a] om ervoor te zorgen dat ik zo dicht mogelijk bij de leefwereld van de kinderen blijf. Op die manier zullen ze meer plezier beleven aan het zoeken naar oplossingen [DO 4 c] mede doordat ze het nut van wiskunde zullen inzien. [DO 7 c] De leerlingen kunnen zoekstrategieën aanwenden om wiskundige opgaven op te lossen. [AD 5 a] Zo kunnen ze de tabel gebruiken, tekenen, zich het probleem voorstellen… In de werkbundel zullen de leerlingen af en toe informatie terugvinden, gewone informatieve tekstjes op niveau van de leerlingen, of een vragenlijstje…om te polsen naar hun kennis over deze wiskundige inhouden vroeger en/of elders op de wereld. Deze leerstofinhoud leent zich hier uitstekend toe omdat met in Amerika of – dichter bij huis- Groot-Brittannië - andere gewichts- en inhoudsmaten gebruikt waarvan de kinderen (vb. op televisie) zeker al gehoord hebben. (denk aan ‘pound’) Ik vind dat de kinderen stilletjes aan bewust mogen worden van dit feit. [AD 6 a] Ook zijn er in de bundeltjes vragen opgenomen die de kinderen een aanzet geven tot zelfstandig leren (leren). Er zullen bij een gegeven situatie aansluitende wiskundige vragen geformuleerd worden om een goed zicht te krijgen op wat er gegeven is, wat er gezocht moet worden en wat de relaties zijn tussen de gegevens onderling en tussen de gegevens en het gevraagde. Wat soortelijk gewicht betreft, zal het soms noodzakelijk zijn dat leerlingen ontbrekende informatie (m.n. het soortelijk gewicht van een bepaalde stof) opzoeken. Ik zal daartoe een lijst voorzien in de klas, alsook het internet tot hun beschikking stellen zodat ze kunnen kiezen op welke manier dit voor hen het makkelijkst gaat. Ook zullen er in de bundel vragen gesteld worden omtrent de uitvoering van hun oplossingsplan. Dit zal in mindere mate sturend zijn voor de oefening waarmee ze bezig zijn, maar het spoort hen wel aan om na te denken of een bepaalde stap iets oplevert [DO 3 b] en/of een plan efficiënt is. [DO 3 c] Ze worden in de bundel dus zo goed mogelijk begeleid om wiskundige leertaken doelgericht en planmatig aan te pakken. [DO 5] Ook wordt er door middel van kleine reflectievraagjes nagegaan of ze bepaalde dingen wel degelijk begrijpen. [DO 6 a] Ik vind het belangrijk dat leerlingen tijdens het oplossen van wiskundige leertaken, nauwkeurig en ordelijk werken. Dit tracht ik enerzijds te bekomen door de blaadjes zodanig van structuur te voorzien dat ze ‘willen’ of niet anders ‘kunnen’ dan met oog voor orde te werken. Anderzijds zal er ook voldoende ‘open’ ruimte zijn waarin ze toch moeten trachten gestructureerd en ordelijk te 317514324 4 werken. Hieraan zullen ze overvloedig herinnerd worden zowel verbaal als geschreven in de bundel. Nadat de leerlingen hun bundel op eigen tempo afgewerkt hebben, krijgen ze een correctiesleutel. Hiermee zou ik graag een hele rits aan competenties en vaardigheden trainen om ze ook naar volgend jaar toe klaar te stomen voor het zelfstandig leren (leren). Echter, ik dien me ervan bewust te zijn dat er tussentijds ook best enkele controles worden ingebouwd. Dit doe ik door rond te gaan en eventuele problemen op te sporen. Zo heb ik een beter zicht op het kunnen van de leerlingen en kan ik ze de nodige ondersteuning (miniklas) bieden. Hun oplossingsplan uitvoeren doen ze zelfstandig, maar aan de hand van de correctiesleutel kunnen ze zichzelf daarbij controleren [DO 1 c] Bij deze leerstof is het erg belangrijk dat ze de uitkomsten kunnen interpreteren [DO 1 d] toetsen aan de graad van realisme. [AD 2 d] Door ze hun eigen oplossingen en oplossingswijzen (!) te laten nakijken, dwing ik hen ook na te denken over de eigen (wiskundige) activiteiten en de eigen leer- en probleemoplossingsprocessen en die te sturen. [AD 5 b] De leerlingen gaan hierbij na op een bepaalde stap in hun oplossingsproces iets zinvols opgeleverd heeft. Ook tracht ik hen door de correctie zelf te laten doen, aan te zetten om geschikte en efficiënte strategieën voor het leren van wiskunde te leren kennen om zodoende later ook te kunnen gebruiken. [AD 5 c] Het zal in de correctiesleutels misschien wel eens voorkomen dat een bepaalde oefening op een andere manier is opgelost dan dat de leerlingen dit deden. Voordat de leerlingen zelf aan het werk gaan, maak ik hen hierop attent. Hier is het belangrijk dat ze dan inzien dat eenzelfde probleem wel degelijk op verschillende manieren voorgesteld en verwoord kan worden. [AD 6 b] Hierbij is het belangrijk dat ze met het nodige zelfvertrouwen [AD 6 f] en volharding [DO 4 d] blijven geloven in hun eigen oplossingswijze, indien de oplossing correct is. Wanneer een leerling ervan overtuigd is dat er voor wiskundige problemen soms meer dan één correcte oplossingsweg bestaat, heeft die leerlingen in mijn ogen bewezen dat die zelfvertrouwen, volharding én wiskundig inzicht heeft. [DO 4 a] Ook denk ik dat het eigenhandig corrigeren van hun oplossingen méér moet zijn fouten doorstrepen en (eventueel) punten toekennen. Om ervoor te zorgen dat dit corrigeren zowel een pedagogische als een educatieve invalshoek krijgt, voorzie ik voor elk kind een correctiesleutel met daarin ook gerichte vraagjes waarover ze dienen na te denken. Ze moeten dan ook de foutieve stappen die zij genomen hebben om tot de (foute) oplossing te komen, controleren en bijsturen en – indien nodig – het antwoord op zijn zinvolheid, zijn realiteitswaarde en zijn volledigheid beoordelen en verbeteren. [DO 1 e] In de mate van het mogelijke zal er in deze correctiesleutel ook moeten gezocht worden naar de oorzaak van bepaalde fouten die ze gemaakt hebben. [DO 3 d] Door na te denken over zowel correcte als onjuiste oplossingswijzen, breng ik in mijn ogen een belangrijke factor toe die – naar later toe – kan bijdragen tot het efficiënt en effectief ‘leren’, in het algemeen voor alle leerstofinhouden die ze in hun verdere leven nog zullen moeten leren, maar in het bijzonder voor wiskunde. Het hoofddoel van deze manier van werken, is dat de leerlingen leren uit hun fouten, maar ook uit hun successen! [DO 6 c] Wat de basisdoelen en differentiële doelen betreft, lijkt het me hier het meest zinvol om de differentiële doelen enkel te geven aan die leerlingen die dit volgens de mentor zeker zullen kunnen. Daarnaast kan ik me ook baseren op de analyses van de LVSresultaten die we deden. De kinderen die op deze doelen goed scoorden, nemen we op in de ‘subgroep’. Ik heb dus voor deze subgroep een volledig apart bundeltje, waarin zowel oefeningen op de basisdoelen als die differentiële doelen vervat zitten. Echter, hier zullen dan iets minder oefeningen op de basisdoelen aan bod komen dan in de bundel van de andere leerlingen. DUS: slechts één bundel per kind; vooraf wordt bepaald welke lln de differentiële doelen zullen ‘krijgen’ en welke niet. VERWERKING De verwerking van deze les ga ik hoofdzakelijk trachten te doen in de bundels zelf, door middel van vraagjes. Ik zet de leerlingen daarbij aan te reflecteren en voorzie voor hen hierin plaats en tijd om even hun eigen kunnen te evalueren. Zo komen ze hopelijk tot het besef dat het oplossen van wiskundige problemen geen kwestie is van geluk, maar soms heel wat tijd in beslag neemt. [AD 6 c] Ook zet ik aan tot het functioneel nadenken over het praktisch nut [AD 6 d] van wiskunde. Ik ben ervan overtuigd dat als dit inzicht er is, de leerlingen met meer plezier en motivatie aan wiskunde zullen werken. [AD 6 e] INLEIDING 1. Opstellen van de tabel aan de hand van inzichtelijke vragen KERN 1. Zelfstandig individueel werk van de werkbundel (basisdoelen OF differentiële doelen) + miniklasje 2. Zelfstandig verbeteren met de correctiesleutel VERWERKING 1. Bespreken van het oplossen van de werkbundels 2. Reflecteren over de eigen werkwijze 317514324 5 BORDSCHEMA: een werkelijkheidsgetrouwe weergave met kleuren, ... rekening houdend met de beschikbare ruimte Ruimtematen = volumematen Inhoudsmaten Gewichtsmaten ___________________________________ km3 hm3 dam3 m3 dm3 cm3 l Soortelijk gewicht wordt uitgedrukt in kg/ dm3 of dl cl mm3 ml g/ cm3 Maar: onbenoemd getal, dus géén maateenheid! Betekenis sg van ijzer = 7,7 een klomp van 1 dm3 ijzer weegt 7,7 kg OF een klompje van 1 cm3 ijzer weegt 7,7 g Gewicht = volume x soortelijk gewicht Soortelijk gewicht < 1 drijven > 1 zinken 317514324 Want sg water = 1 6