Modulebeschrijving Speltherapie Dagbehandeling Behandel- en Expertisecentrum 0-12 jaar INDEX Samenvatting 3 A. Modulebeschrijving: probleem, doelgroep, doel, aanpak, materialen en uitvoering 5 1. 2. 3. 4. 5. 5 5 6 7 9 Risico- of probleemomschrijving Doel van de module Doelgroep van de module Aanpak van de module Materialen en links B. Onderbouwing van de module 10 6. 7. 8. 9. 10 12 12 13 Verantwoording: doelgroep, doelen en aanpak Samenvatting onderbouwing Randvoorwaarden voor uitvoering en kwaliteitsbewaking Onderzoek naar de uitvoering van de module C. Effectiviteit 14 10. 11. 14 14 Nederlandse effectstudies Buitenlandse effectstudies D. Overige informatie 17 12. 13. 14. 17 17 17 Toelichting op de naam van de module Uitvoering (uitvoerende en/of ondersteunende organisaties en partners) Overeenkomsten met andere modules Bijlage Speldiagnostiek binnen de module Intake en Diagnostiek CAP-J classificatieoverzicht (assen en rubrieken) Module Speltherapie – BEC 0-12 jaar Pagina 2/22 SAMENVATTING Doel De module Speltherapie maakt onderscheid in speldiagnostiek en speltherapie. Er is sprake van Speldiagnostiek1 wanneer de problematiek gezien vanuit het perspectief van het kind nog verhelderd dient te worden en het de vraag is of speltherapie is geïndiceerd. Bij reguliere speltherapie zijn de einddoelen: De stagnaties of belemmeringen ten aanzien van de sociaal-emotionele ontwikkeling van het kind zijn opgeheven en de sociaal-emotionele ontwikkeling is genormaliseerd (binnen de mogelijkheden van het kind). De gedragsproblemen zijn opgeheven dan wel verminderd. Traumatische ervaringen zijn voor zover mogelijk verwerkt. Het kind heeft traumatische ervaringen kunnen delen met de voor het kind belangrijke anderen. Opvoeders hebben inzicht gekregen in de belevingswereld van het kind. Subdoelen zijn: Het kind heeft geleerd te vertrouwen op het eigen gevoel en maakt eigen keuzes. Het zelfbeeld van het kind is realistisch en/of positief. Het kind kan diens gevoelens, wensen, behoeften en ervaringen uiten, ordenen en verwoorden in spel. Het kind maakt meer onderscheid in (zintuiglijke) ervaringen, emoties en personen. Het kind kan eigen grenzen aangeven in contact met de ander. Het kind heeft vertrouwen gekregen in de ander. Het kind heeft leren omgaan met de verschillende loyaliteiten ten aanzien van de voor het kind belangrijke personen. Opvoeders hebben inzicht in het ontwikkelingsproces van het kind, dat tijdens de therapie zichtbaar is geworden. Doelgroep Speltherapie is bedoeld voor kinderen in de ontwikkelingsleeftijd van 3-13 jaar. De module maakt deel uit van het Behandel- en expertisecentrum 0-12 jaar. Het betreft kinderen die kunnen profiteren van het middel spel. Speltherapie is geïndiceerd bij belemmering of stagnatie van de sociaalemotionele ontwikkeling en wanneer kinderen niet op eigen kracht, of met hulp van de omgeving, weer in balans kunnen komen na traumatische ervaringen. Het betreft kinderen met traumatische ervaringen, sociaal-emotionele problemen, internaliserende, externaliserende gedragsproblemen en kinderen met hechtingsproblemen. Aanpak De speltherapeut beïnvloedt doelgericht en systematisch het spel van het kind, het contact met het kind in het hier en nu en werkt nauw samen met de opvoeders en het systeem van het kind. Een speltherapeut volgt het kind in zijn spel. Dat betekent dat hij onder woorden brengt wat er gebeurt in het spel en hoe het kind de situatie beleeft. De therapeut speelt mee als het kind hem/haar uitnodigt. Hij/zij sluit aan bij de initiatieven van het kind en helpt het om zijn/haar gedachten en gevoelens in spel te uiten. Voorwaarde voor het inzetten van speltherapie is dat er een ouderbegeleider, gezinswerker, pleegzorgwerker dan wel een hulpverlener van het gebiedsteam aanwezig is die in het gezin werkt in verband met de noodzakelijke samenwerking van de speltherapeut met het gezinssysteem en vanwege onderlinge afstemming c.q. transfer naar de gezinssituatie. Wanneer andere modules zijn afgerond kan de speltherapie zo nodig doorgaan. 1 Zie module Intake en Diagnostiek en bijlage Module Speltherapie – BEC 0-12 jaar Pagina 3/22 Speltherapie vindt plaats in de zorgunits van de Medisch Orthopedagogische Dagbehandeling (MOD) (Leeuwarden, Sneek, Dokkum en Drachten) en bij de residentiële behandelgroep Burgum. De opvoeder/pedagogisch medewerker brengt en haalt het kind wanneer het nog niet zelfstandig naar de spelkamer kan komen. De frequentie is één keer per week gedurende 45 minuten. De duur is afhankelijk van de aard, ernst en complexiteit van de problematiek. De module omvat maximaal 40 sessies die verspreid kunnen zijn over maximaal een jaar De speltherapeut maakt na de eerste 5 spelsessies een observatieverslag en aan het eind van de speltherapie een eindverslag. De speltherapeut registreert de evaluatie van de doelen en het verloop van de speltherapie in het cliëntenregistratiesysteem. Materiaal In de spelkamer is materiaal aanwezig voor sensopathisch- en verbeeldend spel, voor creatieve bezigheden ‘bewegingsspel’ en er zijn spellen. Het materiaal is uitnodigend voor het kind. De spelkamer beschikt over een zandtafel en waterbak. Onderzoek Er zijn geen studies voorhanden. Module Speltherapie – BEC 0-12 jaar Pagina 4/22 A. MODULEBESCHRIJVING: PROBLEEM, DOELGROEP, DOEL, AANPAK, MATERIALEN EN UITVOERING 1. Risico- of probleemomschrijving Speltherapie is gericht op de stagnatie of belemmering van de sociaal-emotionele (psychosociale) ontwikkeling van kinderen van 3 tot 13 jaar. Aard van de problemen Traumatische ervaringen, zoals het verlies van belangrijke personen, kindermishandeling, huiselijk geweld en veranderingen in de thuissituatie of gezinssamenstelling. Emotionele problemen, zoals problemen met het uiten van gevoelens, een gebrek aan zelfvertrouwen, een negatief zelfbeeld en hechtingsproblemen. Sociale problemen, waaronder moeilijkheden in de omgang met leeftijdgenoten of volwassenen. Ernst van de problemen Dit kan variëren van in beperkte mate tot ernstige stagnatie of belemmering van de sociaalemotionele ontwikkeling. Omvang en spreiding van de problemen en risico bij niet ingrijpen Uit de literatuur is bekend dat de kans dat kinderen met (onbehandelde) hechtingsproblematiek en/of traumatisering een posttraumatische stressstoornis (PTSS) en/of allerlei persoonlijkheidsstoornissen en/of gedragsstoornissen ontwikkelen groter is in vergelijking met kinderen zonder (onbehandelde) hechtingsproblematiek en/of traumatisering. Tevens is bekend dat kinderen van opvoeders met hechtingsproblematiek een verhoogd risico hebben op het ontwikkelen van hechtingsproblematiek. De module is gericht op het individuele kind met sociaal-emotionele problematiek en gedragsproblemen. Er is geen direct onderzoek voorhanden over het risico dat kinderen lopen bij al dan niet ingrijpen door middel van speltherapie. Er is wel veel onderzoek gedaan naar de effectiviteit van speltherapie, echter de onderzoeksresultaten zijn vaak van matige kwaliteit. Cora Bartelink concludeert naar aanleiding van onderzoek naar binnen- en buitenlandse studies: “Speltherapie lijkt effectief in de behandeling van uiteenlopende problemen… Meer onderzoek is echter nodig om met meer zekerheid te kunnen concluderen dat speltherapie effectief is.“ (NJi, Cora Bartelink, januari 2012). Onderzoek naar de effectiviteit van ‘differentiatietherapie’ , wat een specialisatie is binnen de speltherapie, is in voorbereiding bij de databank van het NJI. 2. Doel van de module Einddoelen Bij een reguliere speltherapie zijn de einddoelen: De stagnaties of belemmeringen ten aanzien van de sociaal-emotionele ontwikkeling van het kind zijn opgeheven en de sociaal-emotionele ontwikkeling is genormaliseerd (binnen de mogelijkheden van het kind). De gedragsproblemen zijn opgeheven dan wel verminderd. Traumatische ervaringen zijn voor zover mogelijk verwerkt. Het kind heeft traumatische ervaringen kunnen delen met de voor het kind belangrijke anderen. Opvoeders hebben inzicht gekregen in de belevingswereld van het kind. Subdoelen Ten aanzien van de emotionele en cognitieve ontwikkeling: Het kind kan zijn gevoelens, wensen, behoeften en ervaringen uiten, ordenen en verwoorden in spel. Het kind maakt meer onderscheid in (zintuiglijke) ervaringen, emoties en personen). Het kind heeft controle over zijn (vroegkinderlijke) angsten. Module Speltherapie – BEC 0-12 jaar Pagina 5/22 Het kind kan zijn emoties reguleren. De stemming/ gemoedstoestand is verbeterd. Traumatische ervaringen/gebeurtenissen uit het verleden zijn verwerkt. Het kind heeft leren omgaan met de verschillende loyaliteiten tav de voor het kind belangrijke personen. Het kind kan de aandacht richten op eigen activiteiten en kan zich concentreren. (Het kind is minder gericht op het controleren van de ander en zijn omgeving; is minder waakzaam, het kan onbekommerd spelen.) Het kind heeft vertrouwen gekregen in zichzelf (neemt initiatief, durft te vertrouwen op eigen gevoel). Het zelfbeeld van het kind is realistisch en/of positief (heeft positieve en realistische gedachten over zichzelf en eigen competenties). Het kind heeft irrationele negatieve gedachten kunnen vervangen door realistische positieve gedachten. Het kind brengt meer structuur aan in zijn bezigheden (minder van het één naar het ander). Het kind heeft geleerd om te gaan met zijn problematiek (bijvoorbeeld PDD-NOS, AD(H)D). Ten aanzien van de sociale ontwikkeling: Het kind kan eigen grenzen aangeven in het contact met de ander (kan beter voor zichzelf opkomen; is weerbaarder). Het kind kan differentiëren in contacten. Het kind heeft vertrouwen gekregen in de ander (neemt initiatief in contact met de ander, heeft positief contact, luistert naar de opvoeders, accepteert regels). Het kind kan op een positieve manier omgaan met andere kinderen (reageert niet defensief of agressief, is sociaal vaardig geworden). Het kind kan de aandacht van volwassen delen met andere kinderen (claimt de volwassene niet meer). Het kind heeft geaccepteerd of kan er mee omgaan dat het uithuisgeplaatst is (opgroeit in een pleeggezin, gezinshuis of residentiële instelling). Het kind heeft geleerd om te gaan met zijn opvoedingssituatie (bijvoorbeeld scheiding van zijn opvoeders, problematiek als gevolg van samengestelde gezinnen, opvoeder met persoonlijke problematiek). Ten aanzien van de opvoeders: Opvoeders hebben inzicht in het ontwikkelingsproces van het kind, wat tijdens de therapie zichtbaar is geworden. 3. Doelgroep van de module 3.1 Voor wie is de module bedoeld? Speltherapie is bedoeld voor kinderen in de ontwikkelingsleeftijd van 3-13 jaar. Het betreft kinderen die kunnen profiteren van het middel spel. Speltherapie is geïndiceerd bij belemmering of stagnatie van de sociaal-emotionele ontwikkeling en wanneer het kind niet op eigen kracht, of met hulp van zijn omgeving, weer in balans kan komen na traumatische ervaringen. Veel voorkomende probleemgebieden Traumatische ervaringen. Emotionele problemen. Sociale problemen. Internaliserende en externaliserende gedragsproblemen. Lichamelijke klachten, waarvoor geen medische oorzaken gevonden kunnen worden. Het niet kunnen accepteren en kunnen inspelen op veranderingen van de eigen situatie en (on)mogelijkheden. 3.2 Indicatie- en contra-indicatiecriteria Jeugdhulp Friesland biedt specialistische jeugdzorg op het gebied van opgroei- en opvoedingsproblemen, in de leeftijdscategorie 0-18 (met een uitloop tot 23) jaar. Kinderen, jongeren en hun ouders/opvoeders kunnen een beroep doen op Jeugdhulp Friesland. Dit doen zij als de normale ontwikkeling van het kind wordt belemmerd. Mogelijk is er sprake van psychosociale problemen, Module Speltherapie – BEC 0-12 jaar Pagina 6/22 psychiatrische problemen, gezinsgerelateerde problemen, psychische problemen, gedragsproblemen of een combinatie daarvan. Kinderen en jeugdigen met een psychiatrische, zintuiglijke, lichamelijke en/of verstandelijke beperking die redelijk sociaal redzaam zijn, worden ook behandeld en/of opgevangen, als dit past binnen de behandelprogramma’s en mogelijkheden van Jeugdhulp Friesland. We nemen ook jeugdigen op met een civielrechtelijke maatregel. In specifieke situaties worden kinderen met een strafrechtelijke maatregel behandeld (Gedragsbeïnvloedende maatregel). De door Jeugdhulp Friesland gehanteerde indicatiecriteria en contra-indicaties zijn uitgebreid beschreven in De Betekenis in het hoofdstuk Doelgroepenbeleid op pagina 15. Deze folder is te downloaden op http://jeugdhulpfriesland.nl/over-ons/missie-en-visie. Voor de module Speltherapie gelden daarnaast de volgende specifieke contra-indicaties: Kinderen die vanuit hun psychiatrische aandoening hun fantasie niet van de werkelijkheid kunnen onderscheiden. Kinderen die verblijven in onveilige opvoedingssituaties. Kinderen wiens opvoeders verwikkeld zijn in een strijd waarvan het kind getuige is en voortdurend last van ondervindt. 3.3 Toepassing bij migranten De module is toepasbaar voor diverse migrantengroepen waarbij in een bepaalde gevallen extra aanpassingen nodig zijn om de opvoeders goed te kunnen begeleiden, zoals het werken met een tolk en het aanbieden van een anamneselijst in de moedertaal (indien beschikbaar). Tevens dient de speltherapeut enige kennis te hebben van de cultuur van het kind of zich er in willen verdiepen. 4. van de module 4.1 Structuur en opbouw Een speltherapeut volgt het kind in zijn spel. Dat betekent dat hij onder woorden brengt wat er gebeurt in het spel en hoe het kind de situatie beleeft. De therapeut speelt mee als het kind hem/haar uitnodigt. Hij/zij sluit aan bij de initiatieven van het kind, probeert de taal van het kind te begrijpen en helpt het om zijn/haar gedachten en gevoelens in spel te uiten. In de beeldcommunicatie zijn volgens Cora Bartels (NJi-database, Speltherapie, 2012) de volgende fasen te onderscheiden: Fase 1 (Verkenning) bestaat uit een kennismaking met de therapeut en het materiaal. In fase 2 (Themavorming) is het doel inzicht te krijgen in de thema’s waar het kind mee bezig is. Het initiatief ligt grotendeels bij het kind en de therapeut speelt desgewenst mee en tracht inzicht te krijgen in de thematiek van de problemen. In fase 3 (Beeldvorming) vindt een verdere verdieping plaats van de thema’s, die het kind eerder heeft aangedragen in zijn spel. Het gaat erom gaandeweg de beeldvorming van het kind te veranderen. De therapeut interpreteert wat het kind laat zien in zijn spel en communiceert in beeldvorm met het kind. Fase 4 (Doorwerking) gaat expliciet om het verwerken van de problemen en het vinden van oplossingen met behulp van het spelmateriaal. De therapeut intervenieert doelgericht, zodat het kind zijn problemen verwerkt en oplossingen kan vinden. Tot slot gaat het er in fase 5 (Generalisatie en herintegratie) om dat kinderen leren om hun nieuw verworven gedrag ook in het dagelijks leven te gebruiken. Om generalisatie van de behandeling van het kind te bevorderen vindt er ook ouderbegeleiding plaats. Hierin wordt expliciet aandacht besteed aan de vraag hoe opvoeders het beste kunnen omgaan met hun kind en de negatieve ervaringen die het kind heeft opgedaan. Ook is er aandacht voor de voortgang van de therapie en de merkbare effecten daarvan in het dagelijks leven. Module Speltherapie – BEC 0-12 jaar Pagina 7/22 De doelen voor speltherapie staan vermeld in de verwijzing. Deze doelen worden vermeld in het aanmeldformulier voor de speltherapie en dat wordt ingevuld door de hoofdaannemer. Bij speldiagnostiek 2 gaat het om observatiedoelen , observatievragen en specifieke diagnostische vragen. De speltherapeut bespreekt in een eerste startgesprek de doelen met de (pleeg)ouders, ouderbegeleider of gezinswerker of pleegzorgwerker. De speltherapeut initieert het eerste gesprek in overleg met de werker die in het (pleeg)gezin is. De mentor en/of gedragswetenschapper zijn zo mogelijk ook bij dit overleg aanwezig. Bij speltherapie ligt het accent bij de eerste 5 sessies op observatie om na te gaan of het kind kan profiteren van de speltherapie en om meer zicht te krijgen op de belevingswereld van het kind Na 5 sessies volgt er een gesprek met de speltherapeut, opvoeders en hoofdaannemer en/of eventuele andere bij het gezin betrokken hulpverleners aan de hand van het observatieverslag. De uitgangspunten van Handelingsgerichte diagnostiek (HGD) zijn leidend bij zowel speldiagnostiek als het proces van de speltherapie. 4.2 Duur De duur is afhankelijk van de aard, ernst en complexiteit van de problematiek. De module is maximaal 40 sessies die verspreid kunnen zijn over een jaar. Evaluatie van de doelen en verslaglegging Bij speldiagnostiek maakt de speltherapeut na de 5 sessies een verslag dat in het gesprek met opvoeders en hoofdaannemer wordt besproken. Er kan besloten worden door te gaan met speltherapie, de doelen worden dan samen opgesteld. Bij een reguliere speltherapie worden na 5 sessies de doelen aangescherpt. Wanneer er een evaluatie hulpverleningsplan is, georganiseerd door de hoofdaannemer worden de speltherapiedoelen geëvalueerd en bijgesteld. Zijn de doelen gehaald, dan wordt de speltherapie beëindigd. De speltherapeut zorgt voor de registratie van de doelen, evaluatie van de doelen en het verloop van de speltherapie in het cliëntenregistratiesysteem. Beëindiging van de therapie Wanneer de therapie na een jaar kan worden beëindigd maakt de speltherapeut een eindverslag dat wordt opgenomen in de komende evaluatie hulpverleningsverslag van de hoofdaannemer. Overschrijding van 40 sessies (een jaar) moet door de gedragswetenschapper van de hoofdaannemer worden aangevraagd bij de gedragswetenschapper van de module speltherapie. Vooraf wordt door de gedragswetenschapper van de hoofdaannemer overlegd met de gedragswetenschapper van de speltherapie over de noodzaak van verlenging. 4.3 Frequentie Eén keer per week. Incidenteel één keer per 2 weken. 4.4 Intensiteit Een sessie duurt 45 minuten. 4.5 Setting Speltherapie vindt plaats in een spelkamer. Die is zo ingericht dat het kind zoveel mogelijk vrijheid heeft om met allerlei speelgoed en expressiemateriaal te spelen, zoals verkleedspullen, gezelschapsspellen, een zand- en watertafel, poppen, dieren, voertuigen en teken- en knutselmateriaal, materiaal voor bewegingsspel. Het belangrijkste aan het aanwezige materiaal is dat het een appèl doet op de belevingswereld van het kind, zodat het kind in de gelegenheid is op allerlei manieren te laten zien wat het bezighoudt. Zo kunnen Playmobil-materialen of dieren, die bijvoorbeeld ook gebruikt kunnen worden in een zandbak, het kind de mogelijkheid bieden situaties uit zijn belevingswereld neer te zetten en er ervaringen mee uit te spelen. 2 Zie module Intake en Diagnostiek en bijlage Module Speltherapie – BEC 0-12 jaar Pagina 8/22 De opvoeder/ groepsleiding brengt en haalt het kind wanneer het nog niet zelfstandig naar de spelkamer kan komen. Binnen Jeugdhulp Friesland zijn spelkamers beschikbaar op locaties van het in ontwikkeling zijnde B.E.C (Leeuwarden, Sneek, Dokkum en Drachten) en bij de residentiële behandelgroep Burgum. Andere noodzakelijke faciliteiten Video-opnameapparatuur op statief en digitale fotocamera. Ouderbegeleiding De speltherapeut onderhoudt gedurende de looptijd van de therapie contact met de opvoeders over het verloop van de speltherapie. De speltherapeut stemt tussentijds voortdurend af met de ouderbegeleider, gezinswerker of pleegzorgwerker, medewerker van het gebiedsteam en mentor, al dan niet in aanwezigheid van de ouderbegeleider, gezinswerker of pleegzorgwerker en medewerker van het gebiedsteam. Wanneer er een hulpverlener is van een andere hulpverleningsinstelling zoals de GGZ in het gezin werkt wordt hier voortdurend mee afgestemd. De speltherapeut wordt ondersteund door de gedragswetenschapper van de module speltherapie. Afstemming andere modules Selectie/procedure De gedragswetenschapper van de module bij wie het kind in zorg is, stemt af met de gedragswetenschapper van de module speltherapie. Wanneer er overeenstemming is en een juiste verwijzing (van het gebiedsteam, andere verwijzer (huis)arts, of Regiecentrum) met de goede aanspraak (behandeling Jeugdhulp Friesland individueel op locatie) stuurt de eerstgenoemde gedragswetenschapper (hoofdaannemer) een verzoek tot (her)plaatsing/inzetten van de module Speltherapie naar Client Service Bureau. Wanneer er geen juiste verwijzing is, dan zorgt de gedragswetenschapper van de hoofdaannemer dat er een juiste verwijzing wordt gestuurd naar het CSB. Zodra deze verwijzing er is maakt een het CBS een zorgtraject speltherapie aan en meldt dit bij de gedragswetenschapper van de speltherapie. Zodra de speltherapeut kan starten met de speltherapie van betreffend kind zorgt zij ervoor dat de startdatum in het cliëntregistratiesysteem wordt geregistreerd. Voorwaarde voor inzetten speltherapie is dat er ouderbegeleiding, gezinswerker dan wel pleegzorgwerker aanwezig is in verband met noodzakelijke samenwerking van de speltherapeut met het gezinssysteem en vanwege onderlinge afstemming c.q. transfer naar de gezinssituatie. De ouderbegeleider, gezinswerker of pleegzorgwerker heeft een coördinerende rol met betrekking tot de contacten die er zijn met het gezinssysteem, de speltherapeut initieert de contacten t.a.v. de speltherapie. 5. Materialen en links Tijdens de speltherapie wordt gebruik gemaakt van verschillende materialen die passend zijn bij de ontwikkeling en/of leeftijd van het kind. Zo wordt er sensopatisch spelmateriaal als een waterbak en zandbak gebruikt; verbeeldend spelmateriaal als een poppenhuis; creatief materiaal als papier, verf, kleurpotloden en spellen als een dartbord, kaartspel en bordspel. De aanwezige materialen zijn afgeleid van de lijst die als bijlage (‘De inrichting van een spelkamer’) staat in het boek ‘Spel in psychotherapie’, bladzijde 708. Module Speltherapie – BEC 0-12 jaar Pagina 9/22 B. ONDERBOUWING VAN DE MODULE 6. Verantwoording: doelgroep, doelen en aanpak Probleemanalyse De hechtingstheorie en de theorieën over effecten van traumatisering, verwaarlozing en andere gezins-en opvoedproblematiek bij kinderen liggen ten grondslag aan onderstaande redenering/visie. Factoren die de stagnatie of belemmering van sociaal-emotionele ontwikkeling veroorzaken dan wel in stand houden bij kinderen met een gestagneerde of belemmerde sociaal-emotionele ontwikkeling: Pedagogische onmacht, ontbrekende pedagogische vaardigheden bij opvoeders, kindermishandeling dan wel verwaarlozing Het kind wordt onvoldoende gestimuleerd, ondersteund dan wel begrensd. Dit betekent een belemmering dan wel scheefgroei ten aanzien van de sociaal-emotionele ontwikkeling. Er kan sprake zijn van onveilige gehechtheid. Denk hierbij aan de volgende opvoedingssituaties als oorzakelijke dan wel in stand houdende factoren van de sociaal-emotionele problematiek: Allerlei vormen van verwaarlozing en kindermishandeling, huiselijk geweld. Opvoeders met psychiatrische problematiek/instabiele opvoedingssituatie. Problematische gezinsrelaties. Samengestelde gezinnen. Stiefouderproblematiek. Verstoorde familieverhoudingen. Beperkt sociaal netwerk. Sociaal-economische problemen in het gezin. Brusjesproblematiek. Uithuisplaatsing. Veelvuldig wisselen van opvoedingssituatie (pleeggezinnen). Het kind ontwikkelt samenhangend met bovengenoemde inadequate problematische opvoedingssituatie internaliserende en/of externaliserende gedragsproblemen. Er is vaak sprake van een negatief of irreëel zelfbeeld, onvoldoende zelfvertrouwen en/of onvoldoende sociale vaardigheden. Factoren met betrekking tot het kind Geen vriendjes/vriendinnetjes. Traumatische ervaringen zoals verlies van voor het kind belangrijke personen; brand enzovoorts. Lichamelijke handicap of beperking. Leermoeilijkheden, leerstoornissen. Ontwikkelingsstoornis (ADHD, ASS, hechtingsproblematiek). Wanneer een kind geen positieve contacten kan aangaan en onderhouden, wordt het in zijn/haar sociaal-emotionele ontwikkeling beperkt. Door een handicap/problematiek kan het kind negatieve ervaringen opdoen en een verstoord of negatief zelfbeeld krijgen en problemen ervaren in de omgang met andere kinderen. Door een of meerdere bovengenoemde oorzakelijke en in stand houdende factoren ontstaat er een achterstand, belemmering, scheefgroei in de sociaal-emotionele ontwikkeling. Het kind krijgt niet de positieve stimulerende, ondersteunende en begrenzende opvoeding die het nodig heeft en waardoor het zich kan hechten. Dit resulteert in internaliserende en externaliserende gedragsproblematiek. De psychosociale (sociaal-emotionele) belemmering wordt in stand gehouden omdat het kind, wanneer het hiervoor geen behandeling krijgt, geen corrigerende en normaliserende ervaringen opdoet. Module Speltherapie – BEC 0-12 jaar Pagina 10/22 Beschermende factoren Positieve ouder-kindrelatie. Responsief -sensitieve opvoeders, waarin het kind op een bij de leeftijd passende manier gestimuleerd, ondersteund en begrensd wordt. Sterke kanten (kwaliteiten) van het kind. Vriendjes, vriendinnetjes. Positieve gezins-/familierelaties. Sociaal netwerk. Goede leermogelijkheden. Het kind doet in de speltherapie corrigerende ervaringen op in contact met de therapeut. De therapeut sluit in de speltherapie aan bij de problematiek van het kind en komt door de toegepaste methodiek tot een antwoord op de hulpvraag/problemen van het kind. Werkzame factoren in de methodiek zijn de volgende houding van de therapeut, de therapeutische relatie, het meespelen met het kind, het verwoorden en spiegelen wat er in het spel en de spelfiguren en bij het kind gebeurt en gepaste interventies van de therapeut. De therapeut interpreteert de spelbeelden en belangrijke thema’s die er terugkeren in het spel van het kind, begrijpt de vraag/het probleem dat het kind vertelt. De speltherapeut antwoordt op de hulpvraag van het kind door interventies te doen in het spel met het kind. De interventies zijn bijvoorbeeld spelfiguren iets laten doen in het spel of door vragen te stellen over wat er gebeurt of door bepaalde spelgebeurtenissen uit te diepen door middel van vragen als: “Hoe voelde (….) zich?” “Wat deed (….)?” “En toen…” en “Wie zou kunnen helpen?“ Beïnvloedbare factoren De sociaal-emotionele ontwikkeling van het kind is te beïnvloeden. Traumatische ervaringen kunnen worden verwerkt. De opvoedingsvaardigheden van de opvoeders, de gezins- en opvoedingssituatie zijn te beïnvloeden. De ouder-kind relatie is te beïnvloeden. De speltherapie richt zich op de bevordering van de sociaal-emotionele ontwikkeling van het kind: het zelfbeeld, zelfvertrouwen, vertrouwen in de ander, het uiten van emoties, sociale vaardigheden. Tevens is het gericht op het verminderen dan wel opheffen van eventuele gedragsproblemen, dat het kind leert omgaan met zijn opvoedingssituatie en het verwerken van nare en traumatische ervaringen. De module richt zich, direct of indirect, ook op de verbetering van de ouder-kind relatie en een vermindering van de gedragsproblemen, doordat de speltherapeut zorgt voor transfer naar de thuissituatie en daarin nauw samenwerkt met de opvoeders en ouderbegeleider van de andere module of van een andere betrokken ketenpartner. Verbinding probleemanalyse, doel, doelgroep en aanpak Voorwaarde voor speltherapie is een veilige opvoedingssituatie en de mogelijkheid tot ouderbegeleiding. De doelgroep bestaat uit kinderen met de psychosociale problematiek, veroorzaakt door dan wel samenhangend met opvoedingsproblematiek, gezinsproblematiek, kindproblematiek, traumatisering of een combinatie daarvan. De factoren die de problemen in stand houden en te beïnvloeden zijn, zijn de gedragsproblemen, het negatieve zelfbeeld, het gebrek aan zelfvertrouwen en vertrouwen in de ander, onvoldoende sociale vaardigheden, het zich niet kunnen uiten, de traumatische ervaring. Wanneer aan de randvoorwaarden wordt voldaan, blijkt speltherapie een effectief middel te zijn om bovengenoemde problematiek op te lossen. De meeste effecten worden bereikt door het tegelijkertijd inzetten van ouderbegeleiding en het plaatsvinden van 35 tot 45 sessies (uit: database NJi, Speltherapie, Cora Bartelink, januari 2012). Werkzame factoren /mechanismen Ouderbegeleiding mag niet ontbreken. Het contact van de speltherapeut met de opvoeders en met de ouderbegeleider is essentieel voor de integratie en consolidatie van de effecten van speltherapie in de opvoedingssituatie van het kind. Module Speltherapie – BEC 0-12 jaar Pagina 11/22 Binnen de speltherapie wordt voornamelijk gewerkt volgens de experiëntiële therapie en de steungevende therapie. De experiëntiële therapie is een overkoepelende aanduiding voor twee vormen van therapie: de clientcentered therapie en de beeldcommunicatie. De basis van de clientcentered therapie is de onvoorwaardelijke acceptatie van het kind. De persoonlijke beleving van het kind staat centraal. De therapeut heeft een volgende houding. De beeldcommunicatie wordt gekenmerkt door een specifiek gebruik van verbeeldend spel als middel tot communicatie tussen kind en therapeut. Bij de steungevende therapie ligt het accent op het versterken van onder andere egofuncties. Er wordt niet zozeer gekeken naar wat een kind allemaal niet kan, maar de positieve kanten worden versterkt. De speltherapeut maakt tijdens de speltherapie gebruik van een aantal therapeutisch werkzame factoren: de therapeutische basishouding, de therapeutische relatie, de interventies en technieken, de specifieke situatie (spelkamer) en de frequentie van de therapiesessies. De therapeut volgt het kind in zijn spel en brengt onder woorden wat er gebeurt in het spel en/of speelt mee. De speltherapeut sluit aan bij initiatieven van het kind en leert de speeltaal van het kind begrijpen en geeft ondersteuning bij het uiten en verwerken van problemen. Specifieke methodieken, waar de speltherapeut gebruik van kan maken, afhankelijk van het individuele kind en de doelstellingen voor de therapie, zijn: Differentiatietherapie bij hechtingsproblematiek. Methodiek spelbeelden in beweging. Methodieken uit de cognitieve therapie. Methodieken betreffende rouwverwerking. Methodieken uit de steungevende en structurerende kinderpsychotherapie (o.a. containment, ik- boek op maat gemaakt voor dit kind). Methodieken uit de psychoanalytische ontwikkelingstherapie met kinderen (o.a. containment). De module sluit aan bij de richtlijnen jeugdhulp/ernstige gedragsproblemen van het NJI. Hierin wordt genoemd dat speltherapie vaak wordt ingezet bij ernstige gedragsproblemen wanneer cognitieve gedragstherapie niet passend is. Praktijkdeskundigen geven aan dat het dan bij speltherapie moet gaan om het vergroten van cognitieve vaardigheden (zoals probleemoplossend vermogen) en het leren reguleren van emoties. 7. Samenvatting onderbouwing De speltherapeut beïnvloedt doelgericht en systematisch het spel van het kind en het contact met het kind in het hier en nu en werkt nauw samen met de opvoeders en het systeem van het kind. Hierdoor worden bij kinderen met psychosociale problemen in de , van 3-13 jaar stagnaties of belemmeringen in de sociaal-emotionele ontwikkeling opgeheven, eventuele trauma’s verwerkt, de sociaalemotionele ontwikkeling genormaliseerd en gedragsproblemen verminderd, dan wel opgeheven. 8. Randvoorwaarden voor uitvoering en kwaliteitsbewaking 8.1 Eisen ten aanzien van opleiding Eisen ten aanzien van een nieuwe speltherapeut(e) Basisregistratie bij de NVVS (Nederlandse Vereniging Van Speltherapeuten). Eisen ten aanzien van een speltherapeut(e) reeds in dienst Seniorregistratie: herregistratie na 5 jaar. Zie de taakfunctieomschrijving van de volgende functies: afdelingsmanager B. gedragswetenschapper. De gedragswetenschapper die is verbonden aan de module speltherapie heeft een ondersteunende, adviserende, signalerende en coördinerende functie ten aanzien van de indicatie voor de module en de uitvoering ervan. Deze is niet inhoudelijk eindverantwoordelijk voor de behandeling van het kind dat in speltherapie is. secretariaatsmedewerker B. 8.2 Eisen ten aanzien van overdracht en implementatie Module Speltherapie – BEC 0-12 jaar Pagina 12/22 Er is geen handleiding of protocol voor overdracht of implementatie. 8.3 Eisen ten aanzien van kwaliteitsbewaking De kwaliteit van de module wordt bewaakt aan de hand van de resultaten uit de prestatieindicatoren: doelrealisatie, cliënttevredenheid, reden beëindiging hulp en afname ernst problematiek. Jeugdhulp Friesland voldoet aan de kwaliteitsnormen HKZ, hetgeen betekent dat de cliënt centraal staat en er continu gewerkt wordt aan het verbeteren van de hulpverlening. 8.4. Kostenopbouw van de module Betrokken professionals: Speltherapeut Gedragswetenschapper Methodisch ouderbegeleider3 secretariaat Verblijf: nee Verzorgingskosten: nee Pleeggeld: nee Licentie: nee Training/opleiding: ja, zie paragraaf 8.1 Specifiek materiaal: zie hoofdstuk 5 Overige kosten: niet bekend Bij de capaciteit van de speltherapie moet rekening gehouden worden met het incidenteel inzetten van fasetherapie voor kinderen met forse hechtingsproblemen. Fasetherapie kost meer tijd dan reguliere speltherapie daar een onderdeel van deze therapie is dat opvoeders zelf een actieve rol hebben in deze therapie en de speltherapeut hen daarbij begeleidt. Fasetherapie duurt ook langer dan een reguliere speltherapie. Onderzoek naar de effectiviteit van fasetherapie is in voorbereiding. Het is nog niet duidelijk of in de toekomst fasetherapie toegevoegd gaat worden aan de module speltherapie. 9. Onderzoek naar de uitvoering van de module In de MOD wordt uitvoering gegeven aan structurele effectmeting (programma BergOp) door middel van afname van de CBCL (gedragsvragenlijst ouders) en OBVL (opvoedingsbelasting ouders). 3 Functie is in ontwikkeling Module Speltherapie – BEC 0-12 jaar Pagina 13/22 C. EFFECTIVITEIT 10. Nederlandse effectstudies 10.1 Studies naar de effectiviteit van de module in Nederland Er is in Nederland geen studie gedaan naar de effectiviteit van de module. Er is in Nederland wél onderzoek gedaan naar kortdurende Beeldcommunicatie, een aspect van de module. Cora Bartelink (NJi, Speltherapie, januari 2012). Voor zover bekend is er in Nederland slechts een effectonderzoek uitgevoerd naar kortdurende Beeldcommunicatie (De Vroom, 1997). Het doel van het onderzoek was inzicht te krijgen in de effectiviteit van Beeldcommunicatie in combinatie met ouderbegeleiding bij kinderen met opvoedingsproblemen als gevolg van een ingrijpende gebeurtenis. Pas bij de follow-up werd duidelijk dat kinderen die Beeldcommunicatie kregen minder externaliserende problemen hadden dan kinderen die niet meededen aan Beeldcommunicatie. De leeftijd, het geslacht, de intelligentie en de sociaal-economische status van het kind hadden geen effect op de effectiviteit van de behandeling. Kinderen van opvoeders, en dan vooral vaders die gemotiveerd waren voor de behandeling, hadden meer profijt van de behandeling op het gebied van egoveerkracht, zelfwaardering en pro-sociale competentie. Onderzoek naar de effectiviteit van differentiatietherapie, een vorm van speltherapie voor kinderen met hechtingsproblemen, is in voorbereiding bij de databank effectieve jeugdinterventies van het NJI. Ook onderzoek naar fasetherapie, een therapie voor kinderen met hechtingsproblemen waarbij de opvoeders actief betrokken worden, is in voorbereiding bij deze databank. In de richtlijnen jeugdhulp/ernstige gedragsproblemen wordt genoemd dat speltherapie vaak wordt ingezet bij ernstige gedragsproblemen en dat de effectiviteit hiervan voor deze problemen nog niet door onderzoek is vastgesteld. 10.2 Samenvatting Nederlandse effectstudies Onderzoek naar de effectiviteit van differentiatie-en fasetherapie is in voorbereiding bij het NJI. 11. Buitenlandse effectstudies Cora Bartelink (NJi-site, speltherapie www.nji.nl) schrijft in haar overzichtsartikel het volgende over internationaal onderzoek naar speltherapie: “Over speltherapie zijn zeven overzichtsstudies verschenen in de internationale wetenschappelijke literatuur. Op basis van deze overzichten is een aantal algemene conclusies te trekken. In de eerste plaats dat speltherapie lijkt te werken bij een groot aantal uiteenlopende problemen zoals emotionele en gedragsproblemen. De effectgroottes zijn matig tot groot (Bratton en anderen, 2005; Bratton & Ray, 2000; Leblanc & Ritchie, 2001; Ray, Bratton, Rhine, & Jones, 2001). Speltherapie lijkt positieve effecten te hebben op zelfconcept, gedrag, cognitieve vaardigheden, sociale vaardigheden en angst (Bratton en anderen, 2005; Bratton & Ray, 2000), gezinsrelaties en gezinsfunctioneren (Bratton en anderen, 2005). Gemiddeld hadden kinderen die speltherapie kregen minder problemen dan kinderen die geen behandeling kregen. Speltherapie lijkt even effectief te zijn als verbale therapieën voor volwassenen en andere therapieën voor kinderen, zoals een sociale vaardigheidstraining (Leblanc & Ritchie, 2001). Een tweede conclusie die veel onderzoekers trekken is dat het bewijs voor de effectiviteit van speltherapie schaars is gezien het feit dat speltherapie al zes decennia lang aan kinderen wordt gegeven (Bratton en anderen, 2005; Bratton & Ray, 2000; Leblanc & Ritchie, 2001; Ray en anderen, 2001). Vrij weinig onderzoek had voldoende methodologische kwaliteit om duidelijke uitspraken over de effectiviteit te kunnen doen. Veel onderzoek is bij slechts een kleine groep uitgevoerd of heeft Module Speltherapie – BEC 0-12 jaar Pagina 14/22 geen controlegroep om de resultaten tegen af te zetten. Ook maken onderzoekers lang niet altijd gebruik van gestandaardiseerde en gevalideerde meetinstrumenten. Speltherapie lijkt even effectief te zijn voor jongens en meisjes, jongere en oudere kinderen en voor kinderen met en zonder stoornis. Het maakt niet uit of speltherapie individueel of in groepsverband aangeboden wordt. Beide vormen zijn even effectief (Bratton en anderen, 2005; Ray en anderen, 2001). Ook al is speltherapie effectief ongeacht de setting, kinderen in een residentiële instelling krijgen de meeste uren therapie en hebben er daarom ook de meeste baat bij (Bratton en anderen, 2005). Gemiddeld bestaat speltherapie uit ongeveer 16 sessies. Het aantal sessies blijkt een belangrijke voorspeller voor de uitkomsten. De effectgrootte nam toe met het aantal sessies, met een piek bij 35 tot 45 sessies. Daarna nam de effectgrootte weer af (Bratton en anderen, 2005; LeBlanc & Ritchie, 1999; Leblanc & Ritchie, 2001; Ray en anderen, 2001). Ook de betrokkenheid van ouders was een significante voorspeller voor de uitkomsten.” “Speltherapie vanuit een humanistisch en non-directief theoretisch model, waarin het kind een bepalende rol heeft in wat er in de behandeling gedaan wordt en de therapeut een meer volgende rol vervult, lijkt betere resultaten te boeken dan speltherapieën die zijn gebaseerd op een gedrags- en cognitieve theorie, waarbij de therapeut het verloop van het proces veel meer stuurt (Bratton en anderen, 2005).” “Over speltherapie en de behandeling van kindermishandeling bestaan twee overzichtsstudies. Allin, Wathen en MacMillan (2005) onderzochten behandelmethodes voor verwaarloosde kinderen en hun ouders. Zij vonden twee primaire studies naar de effectiviteit van speltherapie bij verwaarloosde kinderen. Beide studies lieten een positief resultaat zien. De sociale interactie van de kinderen verbeterde aanzienlijk door speltherapie. Ook vertoonden zij minder internaliserend en externaliserend probleemgedrag. De verbeelding van verwaarloosde kinderen nam toe als gevolg van speltherapie. Ook bleken de samenwerking en de interactie met leeftijdgenoten te verbeteren.” “In aanvulling op bovenstaande overzichtstudies zijn enkele primaire onderzoeken meegenomen in dit overzicht over de effectiviteit van speltherapie. Carpentier, Silovsky en Chaffin (2006) onderzochten de langetermijneffecten van cognitieve gedragstherapie (CGT) en speltherapie bij kinderen met seksuele gedragsproblemen. Daarvoor werden 135 kinderen tussen vijf en twaalf jaar aselect toegewezen aan twaalf sessies CGT of speltherapie. De resultaten hiervan werden vergeleken met een groep kinderen met gedragsproblemen maar zonder seksuele gedragsproblemen. De onderzoekers deden na tien jaar een follow-up, waarvoor ze registratiegegevens van jeugdzorgorganisaties, politie en justitie opvroegen. De groep kinderen die CGT had gevolgd had bij de follow-up significant minder seksuele misdrijven begaan dan de kinderen die speltherapie ontvingen: 2 procent tegenover 10 procent. Zij verschilden niet van de kinderen met andere gedragsproblemen wat betreft het aantal misdrijven op seksueel gebied. Dit ondersteunt het gebruik van CGT bij kinderen met seksuele problemen. Deze CGT bestond uit 12 sessies en was erop gericht om de seksuele gedragsproblemen te veranderen onder andere door kinderen duidelijke seksuele gedragsregels en vaardigheden op het gebied van zelfcontrole te leren en hun ouders basale gedragsmatige vaardigheden in het opvoeden en het houden van toezicht te leren. Speltherapie bleek duidelijk minder effectief dan CGT.” Over het verband tussen speltherapie en schoolprestaties schrijft Cora Bartelink (januari 2012) het volgende: “Blanco en Ray (2011) onderzochten de effecten van kindgerichte speltherapie bij kinderen van zes en zeven jaar op hun schoolprestaties. De 41 kinderen hadden een verhoogd risico op een onderwijsachterstand. De helft van de kinderen kreeg gedurende acht weken twee keer per week speltherapie, de andere helft stond op de wachtlijst voor de interventie. Voorafgaand aan de interventie en na afloop werden de schoolprestaties aan de hand van een gestandaardiseerde vragenlijst beoordeeld. Uit het onderzoek bleek dat de kinderen die speltherapie kregen, meer vooruitgingen wat betreft schoolprestaties dan kinderen op de wachtlijst.” De conclusie uit het overzichtsartikel van Cora Bartelink (NJi, 2012) luidt: “Speltherapie is een vorm van behandeling die veel bij kinderen gebruikt wordt. Het is een behandeling waarbij de speltherapeut doelgericht en systematisch het spel van kinderen beïnvloedt om de belemmeringen in hun ontwikkeling op te heffen. Speltherapie lijkt effectief in de behandeling van uiteenlopende problemen. Speltherapie kan zowel internaliserend als externaliserend Module Speltherapie – BEC 0-12 jaar Pagina 15/22 probleemgedrag verminderen. Belangrijke factoren die van invloed zijn op de uitkomsten, zijn de betrokkenheid van ouders in het behandelproces en het aantal sessies. Het is vooralsnog onduidelijk waarom de betrokkenheid van de ouders zo belangrijk is, of, met andere woorden, wat de werkzame factor is in de betrokkenheid van ouders. Meer onderzoek is echter nodig om met meer zekerheid te kunnen concluderen dat speltherapie effectief is. Het gebrek aan methodologisch gedegen onderzoek is een punt van grote kritiek van veel onderzoekers…” Module Speltherapie – BEC 0-12 jaar Pagina 16/22 D. OVERIGE INFORMATIE 12. Toelichting op de naam van de module De module heeft veel overeenkomsten met de methode van de speltherapie die bekend is onder de noemer van Beeldcommunicatie. Deze naam houdt verband met de methodiek van deze therapie, waarbij er gewerkt wordt aan de hand van spelbeelden die het kind laat zien. De therapeut intervenieert door tijdens het spel met het kind te praten in termen van spelbeelden. Over de naam van de module zijn geen bijzonderheden te vermelden. 13. Uitvoering (uitvoerende en/of ondersteunende organisaties en partners) Speltherapeuten werken in het (speciaal) onderwijs, de jeugdhulpverlening, bij instellingen voor mensen met een beperking (verstandelijk, lichamelijk of communicatief), in de gezondheidszorg, bij instellingen voor geestelijke gezondheidszorg en in particuliere speltherapiepraktijken. 14. Overeenkomsten met andere modules De module creatieve therapie heeft overeenkomsten met deze module omdat deze module ook gericht is op de sociaal-emotionele ontwikkeling van het kind. Module Speltherapie – BEC 0-12 jaar Pagina 17/22 Aangehaalde literatuur Databank NJI (2012), Speltherapie, overzichtsartikel Cora Bartelink. “Speltherapie is hartstikke ingewikkeld”: interview met Eveline Groothoff, klinisch psycholoog en hoofddocent Rino groep. Artikel in Vakblad Vroeg nr 4-2014, www.vakbladvroeg.nl “Spel in psychotherapie” Eveline Groothoff, Hub Jamin en Eliane de Beer-Hoefnagels, 2010 Databank effectieve jeugdhulp interventies NJI: www.nji.nl/nl/Databank Website: www.nji.nl.richtlijnenjeugdhulp Module Speltherapie – BEC 0-12 jaar Pagina 18/22 Bijlage: Inzet speldiagnostiek bij binnen de module Intake en Diagnostiek Doel Wanneer de problematiek gezien vanuit het perspectief/beleving van het kind nog verhelderd dient te worden en de gedragswetenschapper die verantwoordelijk is voor de diagnostiek geen andere diagnostische middelen heeft om dit te doen, kan speldiagnostiek worden ingezet. Er worden observatievragen en specifieke diagnostische vragen gesteld die betrekking hebben op de sociaal-emotionele ontwikkeling, de belevingswereld en eventuele traumatische ervaringen van het kind. De speltherapeut interpreteert het spel, waarbij de integratie van de bevindingen van de speltherapeut in het diagnostische beeld wordt overgelaten aan de gedragswetenschapper/diagnosticus. Daarnaast kan speldiagnostiek kan ook worden ingezet om te beoordelen of het kind kan profiteren van speltherapie. Bij speldiagnostiek zijn de einddoelen: De problematiek is verhelderd vanuit het perspectief van het kind. De voor de speldiagnostiek opgestelde observatievragen en diagnostische vragen zijn beantwoord. Speldiagnostiek vindt plaats in maximaal 5 sessies om de observatiedoelen en specifieke diagnostische vragen te kunnen beantwoorden. Module Speltherapie – BEC 0-12 jaar Pagina 19/22 Bijlage CAP-J CAP-J classificatieoverzicht (assen en rubrieken): Naam van de module: Onderdeel van het zorgprogramma: Legenda: X (probleem waar de module aan werkt), X! (probleem waar de module aan werkt, niet genoemd in de modulebeschrijving), C (contra indicaties of belemmerende factoren genoemd in de beschrijving), 0 (kenmerken van de doelgroep, genoemd in de moduleomschrijving maar de module is hier niet op gericht) ? (niet duidelijk, discussiepunt) Speltherapie Dagbehandeling Richt zich op CAP-J Groep As A: Psychosociaal functioneren jeugdige A100 Emotionele problemen A101 Introvert gedrag A102 Angstproblemen A103 Stemmingsproblemen A200 Gedragsproblemen A201 Druk en impulsief gedrag A202 Opstandig gedrag en/of antisociaal gedrag A300 Problemen in de persoonlijkheid(sontwikkeling en identiteit(sontwikkeling) A301 Problemen met de competentiebeleving A302 Problemen in de gewetensvorming/morele ontwikkeling A303 Identiteitsproblemen A400 Gebruik van middelen/verslaving A900 Overige psychosociale problemen jeugdige A901 Problemen bij de verwerking van ingrijpende gebeurtenissen A902 Overmatige stress A903 Automutilatie A904 Andere problemen psychosociaal functioneren jeugdige CAP-J groep As B: Lichamelijke gezondheid, aan lichaam gebonden functioneren jeugdige B100 Lichamelijke ziekte, aandoening of handicap B101 Gehooraandoeningen B102 Oogaandoeningen B103 Spraakaandoening B104 Motorische handicap B105 (Chronische) lichamelijke ziekte B200 Gebrekkige zelfverzorging, zelfhygiëne, ongezonde levenswijze B201 Problemen met zelfverzorging en zelfhygiëne B202 Ongezonde levenswijze B203 Overgewicht B300 Aan lichamelijke functies gerelateerde klachten B301 Lichamelijke klachten B302 Voedings-/eetproblemen B303 Zindelijkheidsproblemen B304 Slaapproblemen B305 Groeiproblemen B306 Onverklaarbare lichamelijke klachten B900 Overige problemen lichamelijke gezondheid B901 Andere problemen lichamelijke gezondheid, aan lichaam gebonden functioneren jeugdige Module Speltherapie – BEC 0-12 jaar X X X X X X X X X! X X X! X! X 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 X Pagina 20/22 CAP-J Groep As C: Vaardigheden en cognitieve ontwikkeling jeugdige C100 Problemen in de cognitieve ontwikkeling C101 Problemen met schoolprestaties/leerproblemen C102 Aandachtsproblemen C103 Problemen verbandhoudend met hoogbegaafdheid C104 Problemen met het sociaal aanpassingsvermogen C200 Problemen met vaardigheden C201 Sociale vaardigheidsproblemen C900 Overige problemen vaardigheden en cognitieve ontwikkeling C901 Andere problemen cognitieve ontwikkeling jeugdige C902 Andere problemen vaardigheden jeugdige CAP-J groep AS D: Gezin en opvoeding D100 Ontoereikende kwaliteiten van de opvoeding D101 Ontoereikende opvoedingsvaardigheden D102 Problemen met ondersteuning, verzorging en bescherming kinderen D103 Pedagogische onwil D104 Onenigheid tussen ouders over opvoedingsaanpak D105 Problematische gezinscommunicatie D200 Problemen in de ouder-kind relatie D201 Gebrek aan warmte in ouder-kind relatie D202 Symbiotische relatie tussen ouder en jeugdige D203 Jeugdige in de rol van ouder (parentificatie) D204 Vijandigheid tegen of zondebok maken van jeugdige door de ouder D205 Problemen in de loyaliteit van jeugdige naar ouder D206 Problemen in de hechting van jeugdige aan ouder D207 Generatieconflict D208 Problemen door religieuze en/of culturele verschillen tussen ouder en jeugdige D209 Mishandeling ouder door jeugdige D210 Jeugdige weggelopen van huis D211 Jeugdige weggestuurd door ouders D300 Verwaarlozing, lichamelijke/psychische mishandeling, incest, seksueel misbruik van de jeugdige in het gezin D301 Jeugdige slachtoffer verwaarlozing D302 Jeugdige slachtoffer mishandeling D303 Jeugdige slachtoffer seksueel misbruik D400 Instabiele opvoedingssituatie D401 Problemen bij scheiding ouders D402 Problemen met omgangsregeling D403 Problemen met gezagsrelaties D404 Problemen die gepaard gaan met het samengaan van twee gezinnen/samengestelde gezinnen D405 Problematische relatie tussen ouders D406 Problematische relatie jeugdige met partner opvoeder D407 Problematische relatie (stief)broers/zussen D500 Problemen van ouder D501 Negatieve jeugdervaring/traumatische ervaring ouder D502 Problemen met werkloosheid ouder D503 Problemen bij zwangerschap of bevalling D504 Moeilijke start ouderschap D505 Gezondheidsproblemen of handicap/invaliditeit ouder D506 Antisociaal gedrag ouder Module Speltherapie – BEC 0-12 jaar 0 X 0 X X X 0 0 0 C 0 0 0 X X X X X ? ? ? ? X X X X X X X X 0 X X 0 0 0 0 0 0 Pagina 21/22 D507 Gebruik van middelen/verslaving ouder D508 Pleger seksueel misbruik D509 Overmatige stress ouder D510 Psychische/psychiatrische problematiek ouder D600 Problemen van ander gezinslid D601 Gezondheidsproblemen of handicap/invaliditeit ander gezinslid D602 Antisociaal gedrag ander gezinslid D603 Gebruik van middelen/verslaving ander gezinslid D604 Psychische/psychiatrische problematiek ander gezinslid D700 Problemen in het sociaal netwerk gezin D701 Problemen in de familierelaties (niet het gezin) D702 Gebrekkig sociaal netwerk gezin D800 Problemen in omstandigheden gezin D801 Problemen met huisvesting D802 Financiële problemen D803 Problemen met hulpverleners of (vertegenwoordigers van ) instanties D804 Problematische maatschappelijke positie gezin als gevolg van migratie D900 Overige problemen gezin en opvoeding D901 Andere problemen gezin en opvoeding CAP-J Groep As E: Jeugdige en omgeving E100 Problemen op speelzaal, school of werk E101 Problematische relatie met leerkracht, werkgever of leidinggevende/problemen met hiërarchische relatie E102 Problematische relatie met medeleerlingen, collega’s of groepsleden E103 Motivatieproblemen op school of werk (onder andere spijbelen) E104 Van school gestuurd E105 Problemen met school-, studie- of beroepskeuze of vakkenpakket E106 Problemen met werkloosheid jeugdige E107 Problemen met speelzaal, schoolorganisatie of onderwijsstijl, arbeidsorganisatie E200 Problemen met relaties, vrienden, sociaal netwerk en vrije tijd E201 Problemen met vrijetijdsbesteding E202 Problemen met verliefdheid/liefde en relaties E203 Problematische relatie met leeftijdgenoten (onder andere gepest worden buiten school/werk) E204 Gebrekkig sociaal netwerk jeugdige E205 Risicovolle vriendenkring (antisociaal gedrag, gebruik middelen) E300 Problemen in omstandigheden jeugdige E301 Problemen met zelfstandige huisvesting jeugdige E302 Financiële problemen jeugdige E303 Problemen van jeugdige met hulpverleners of (vertegenwoordigers van) instanties E304 Problematische maatschappelijke positie jeugdige (onder meer als gevolg van migratie) E305 Problemen jeugdige met justitiële instanties E900 Overige problemen omgeving jeugdige E901 Andere problemen jeugdige en omgeving Module Speltherapie – BEC 0-12 jaar 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 X X X X X X X X X Pagina 22/22