Materialenpaspoort

advertisement
ONDERZOEKSRAPPORT
MATERIALENPASPOORT
12 APRIL 2015
HOGESCHOOL ROTTERDAM
Onderzoeksrapport
Materialenpaspoort
Hogeschool Rotterdam, locatie Academieplein
Studiejaar 3
Pi Project
Erik van Dijk
Ruud Toekaja
Emre Cin
Zaynab Quraishi
Nicky-jay Huizinga
Ronan Langenberg
0830454
0849744
0859149
0832688
0851614
Pagina 1 van 56
Voorwoord
Voor u ligt het onderzoeksrapport wat geschreven is in het kader voor het Pi-project
‘Materialenpaspoort’. In dit onderzoeksrapport wordt de innovatie van het Materialenpaspoort
beschreven en toegelicht.
Het project heeft geheel in het teken gestaan naar de mogelijkheden van een materiaalpaspoort en
het onderzoek naar het haalbaarheid ervan.
Tijdens het opstellen van het projectrapport hebben wij veel steun gekregen van Dhr. Van Dijk en
willen we hem als groep zijnde gaan bedanken. Voor de externe begeleiding willen we graag Dhr.
Faes en Dhr. Doepel bedanken, om het project inzichtelijker te krijgen.
Emre Cin
12 april 2015, Rotterdam
_______________
Zaynab Quraishi
_______________
Ronan Langenberg
_______________
Nick-jay Huizinga
_______________
Ruud Toekaja
_______________
Pagina 2 van 56
Managementsamenvatting
Probleem
De economie verandert van een lineaire naar een circulaire economie waar grondstoffen één keer
gewonnen worden om na gebruik te worden teruggebracht in nieuwe producten.
Materiaalkringlopen worden gesloten om inzichtelijk te maken wat de reis is die een bepaalde
grondstof maakt en welke veranderingen het in het proces ondergaat. Het instrument om dit in
kaart te brengen is een materiaalpaspoort. De probleemstelling luid:
‘Het probleem is dat er (tijdens de sloop vooraf geen inzicht is in de materialen die vrijkomen, omdat
deze informatie ontbreekt van een gebouw)’.
Bevindingen
Om een advies te kunnen geven over welke informatie er nodig is tijdens de sloop om deze
inzichtelijk te maken en uiteindelijk in het ontwerpproces te kunnen genereren is er onderzoek
gedaan naar de materialen- en informatiestromen in de bouw- onderhouds- en de sloopfase van een
gebouw. De stakeholders hebben ieder wensen en belangen omtrent het bouwproces. Aspecten die
belangrijk zijn voor ons project met de focus op een materialenpaspoort, zijn het verwerken en
registeren van de informatie over de materialen, de methode van het verwerken en registeren van
de informatie over materialen en dit gekoppeld aan de afval die vrijkomt per fase. In het
bouwproces zijn er een aantal fases waarin er bepaalde informatie wordt gegeven over de
materialen die in het gebouw gebruikt gaan worden. Deze fases zijn:
De programmafase; Ontwerpfase; Bestek fase; Prijsvorming; Werkvoorbereiding; Uitvoering; Sloop.
Er zijn een aantal zaken met betrekking tot de materialen belangrijk voor de sloopfase. Om de
kwaliteit van de stoffeninventarisatie tijdens de sloop te borgen, moet de stoffeninventarisatie
minimaal de volgende gegevens bevatten:
soort, toepassing, maatvoering, oppervlakte, hoeveelheid, kwaliteitsbeoordeling,
verontreiniging/bijmenging, rangorde afvalverwijdering (conform ‘’Ladder van Lansink’’),
leverancier/producent van vrijgekomen elementen (indien bekend), beschikbaarheid, vaststelling,
potentiële opbrengstwaarde, foto
Consequenties
Het verschil tussen de huidige situatie en een situatie waarbij het materialenpaspoort leidend is voor
registratie is dat in de nieuwe situatie de informatie digitaal geregistreerd wordt. Het is een situatie
waarin alle partijen maken gebruik van een dergelijk paspoort. De manier waarop deze informatie
wordt gepresenteerd is afhankelijk van de manier waarop de informatie wordt aangeleverd door de
betrokken stakeholders. Uit onderzoek is gebleken dat de informatie uit verschillende fasen
uiteindelijk leiden tot het aanleveren van de nodige informatie. De sloop heeft in de huidige situatie
totaal geen overzicht van de grondstoffen die verwerkt zijn in een pand. In de huidige situatie is het
ook de bedoeling dat de sloop meer informatie kan halen uit een dergelijk paspoort om zo
duurzamer producten te verwijderen uit een pand en bruikbaar te maken voor de architect. Uit het
onderzoek is gebleken dat het niet handig is om materialen meteen na de sloop te hergebruiken bij
de nieuwbouw. Dit vanwege het feit dat de kwaliteit van het materiaal gedurende de tijd is
afgenomen. Deze moeten weer eerst naar de verschillende grondstof verwerkende bedrijven gaan
om voordat de architect daar beroep op kan doen.
Pagina 3 van 56
Inhoud
Voorwoord .............................................................................................................................................. 2
Managementsamenvatting..................................................................................................................... 3
Probleem ............................................................................................................................................. 3
Bevindingen ........................................................................................................................................ 3
Consequenties..................................................................................................................................... 3
Inleiding................................................................................................................................................... 7
1.
2.
Wat is een materialenpaspoort ...................................................................................................... 8
1.1
Waarom een materialenpaspoort?......................................................................................... 8
1.2
Voor wie een materialenpaspoort? ........................................................................................ 8
1.3
Voordelen................................................................................................................................ 8
1.4
Nadelen ................................................................................................................................... 8
Hoe verloopt de informatiestroom in de huidige situatie? ............................................................ 8
2.1
Wie zijn de stakeholders ......................................................................................................... 9
2.1.1
Opdrachtgever ................................................................................................................ 9
2.1.2
Adviseur van de opdrachtgever ...................................................................................... 9
2.1.3
Architect .......................................................................................................................... 9
2.1.4
Constructeur ................................................................................................................. 10
2.1.5
Kostendeskundige ......................................................................................................... 10
Juridisch adviseur inzake vergunningen en aanbesteding ............................................................ 11
2.1.6
Aannemer...................................................................................................................... 11
2.1.7
Leveranciers .................................................................................................................. 11
2.1.8
Schematisering .............................................................................................................. 11
2.2
Hoe verloopt de materialenstroom in de huidige situatie?.................................................. 13
2.3
Op welke manier registeren de stakeholders de materialen/materialen gegevens? .......... 14
2.3.1
Opdrachtgever .............................................................................................................. 14
2.3.2
Architect ........................................................................................................................ 14
2.3.3
Aannemer/Uitvoerder .................................................................................................. 14
2.3.4
Leveranciers .................................................................................................................. 14
2.3.5
Sloop ............................................................................................................................. 15
2.4
3.
Welke protocollen moeten er gevolgd worden voor het aanleveren van informatie in BIM?
16
2.4.1
Het project: ................................................................................................................... 16
2.4.2
Fasering: ........................................................................................................................ 16
2.4.3
Algemene afspraken: .................................................................................................... 17
Wat is een mogelijke situatie met het materialen paspoort? ...................................................... 18
3.1
Wat zijn de eisen en wensen van de stakeholders? ............................................................. 18
3.1.1
Opdrachtgever .............................................................................................................. 18
Pagina 4 van 56
3.1.2
Architect ........................................................................................................................ 18
3.1.3
Aannemer...................................................................................................................... 18
3.1.4
Leverancier .................................................................................................................... 19
3.1.5
Sloop ............................................................................................................................. 19
3.1.6
Field research ................................................................................................................ 19
3.2
Welke informatie moet aangeleverd worden om het materialenpaspoort functioneel te
maken?.............................................................................................................................................. 22
3.2.1
Materialen ..................................................................................................................... 22
3.2.2
Kwaliteit materialen ...................................................................................................... 22
3.2.3
Eigenschappen materialen ............................................................................................ 22
3.2.4
Gebouw ......................................................................................................................... 22
3.3
Op welke manier wordt die informatie aan het materialenpaspoort geleverd? ................. 23
3.3.1
Programmafase ............................................................................................................. 24
3.3.2
Ontwerpfase ................................................................................................................. 24
3.3.3
Uitwerkfase ................................................................................................................... 25
3.3.4
Bestek ............................................................................................................................ 25
3.3.5
Realisering ..................................................................................................................... 26
3.3.6
Beheerfase .................................................................................................................... 26
3.3.7
Sloop ............................................................................................................................. 27
3.4
Hoe kan het ReUse house principe bijdragen aan het materialenpaspoort? ....................... 28
3.4.1
Wat is actieve ReUse house? ........................................................................................ 28
3.4.2
Welke oplossingen biedt active reuse voor welke problematiek? ............................... 28
3.4.3
Grondstoffen Efficiëntie ................................................................................................ 28
3.4.4
Sociaaleconomische effect............................................................................................ 28
3.5
Welke informatie is voor de sloper van belang bij de toepassing van het
materialenpaspoort? ........................................................................................................................ 30
3.4.5
De Ladder van Lansink .................................................................................................. 30
3.4.6
Stoffen inventarisatie .................................................................................................... 30
3.4.7
Welke informatie is van belang: ................................................................................... 30
3.4.8
Gegevens stoffeninventarisatie: ................................................................................... 30
3.4.9
Omvang stoffeninventarisatie: ..................................................................................... 31
3.4.10
Transport en verwerking: .............................................................................................. 31
3.4.11
Bewijsmiddel: ................................................................................................................ 31
4.
Conclusie ....................................................................................................................................... 32
5.
Advies ............................................................................................................................................ 33
Literatuurlijst......................................................................................................................................... 34
Bijlage I – Interview Henk Pieper .......................................................................................................... 36
Inleiding................................................................................................................................................. 36
Pagina 5 van 56
Bijlage II – Interview Pleun Langenberg ................................................................................................ 41
Inleiding................................................................................................................................................. 41
Bijlage III – Interview Sita ...................................................................................................................... 46
Inleiding................................................................................................................................................. 46
Bijlage IV – Interview A.P. van Staveren ............................................................................................... 53
Inleiding................................................................................................................................................. 53
Pagina 6 van 56
Inleiding
Voor de module IGOPIP01P wordt in het derde en vierde kwartaal van de verschillende opleidingen
van het instituut IGO een praktijk Integratie Project (PI-project) gestart. In de beroepspraktijk werk je
namelijk vaak samen aan complexe opdrachten omdat het probleem wat moet worden opgelost niet
duidelijk is of omdat de kennis er niet is. Om toch antwoord te kunnen geven op zo’n probleem zal
het probleem is verhelderd moeten worden voordat het opgelost kan worden. Ook met kennis
vanuit andere vakgebieden gecombineerd worden en moet er onderzoek worden gedaan. In het PIproject bereid je je op deze aspecten voor.
Voor dit PI-project is de kennis van de opleiding Vastgoed en Makelaardij, Facility Management en
Bouwkunde gecombineerd. De studenten van deze verschillende opleidingen gaan samen op zoek
naar een antwoord op de volgende probleemstelling:
‘Het probleem is dat er tijdens de sloop vooraf geen inzicht is in de materialen die vrijkomen,
omdat deze informatie ontbreekt van een gebouw’.
De probleemstelling wordt beantwoord door verschillende deelvragen. Deze deelvragen zijn in het
onderzoeksrapport uitgewerkt. De deelvragen luiden als volgt:
1.
2.
3.
4.
5.
Wat is een materialen paspoort?
Hoe verloopt de informatiestroom in de huidige situatie?
Wat is een mogelijke situatie met het materialen paspoort?
Conclusie
Advies
Het doel van het onderzoek luidt als volgt:
‘De informatie behoefte die tijdens de sloop benodigd is voor het materiaalpaspoort
inzichtelijk maken, opdat deze informatie gegenereerd kan worden in de ontwerpfase’.
Dit onderzoeksrapport is bestemd voor Duzan Doepels, Kees Faes van Search BV, Rutger Buch van
Cirkelstad en de begeleider Erik van Dijk van de Hogeschool Rotterdam.
Leeswijzer
In hoofdstuk 1 is omschreven wat een materialenpaspoort inhoud. Hierbij komen aspecten zoals de
aanleiding, de belanghebbende, het doel en de voor en nadelen aan bod.
In hoofdstuk 2 is het verloop van de informatiestromen in de huidige situatie omschreven. Met dit
hoofdstuk moet duidelijk worden hoe er nu te werk gaat omtrent het registeren van materialen, de
methode (protocollen) van registeren en degene (stakeholders) wie deel uitmaken van het verloop
van de informatiestromen.
In hoofdstuk 3 is er omschreven hoe zo’n materialenpaspoort past binnen de huidige situatie.
Daarbij wordt er gekeken naar de stakeholders en informatie die van belang zijn om een
materialenpaspoort functioneel te maken.
In hoofdstuk 4 wordt er door middel van een conclusie antwoord gegeven op de hoofdvraag. En tot
slot omschrijft hoofdstuk 5 het advies omtrent de hoofdvraag.
Pagina 7 van 56
1. Wat is een materialenpaspoort
Een materialen paspoort is een systeem/ tool waarmee grondstoffen in een gebouw herkenbaar
worden gemaakt die in producten zijn verwerk. Dergelijk materialen paspoort laat zien welke
grondstoffen er zijn gebruikt waardoor een waarde op de balans wordt geplaatst. Deze grondstoffen
kunnen recyclebaar of herbruikbaarheid zijn. In de toekomst worden gebouwen dan ook
afgeschreven naar de waarde die gedocumenteerd is.
1.1
Waarom een materialenpaspoort?
Door inzicht te hebben in de materialen van een gebouw, kunnen de opdrachtgevers duurzame
projecten uitvoeren. Een materialenpaspoort moet twee functies vervullen. Het moet de
samenstelling van het product aangeven met de afmeting en hoeveelheid en ook moet inzichtelijk
zijn we de eigenaar van het materiaal is.
1.2
Voor wie een materialenpaspoort?
Hierbij worden partijen zoals de aannemer, architect, leverancier en sloop besproken, omdat zij de
hoofdrol spelers zijn in het bouwen. Dit zijn de stakeholders.
De informatie stromen van deze stakeholders biedt een breder inzicht in de soort informatie die
nodig is.
1.3
Voordelen
Een materialen paspoort heeft zowel voordelen als nadelen. De voordelen van het materialen
paspoort zijn het stimuleren van het circulair ondernemen. Dat betekent dat het productie bedrijven
producten produceren die zijn terug gewonnen uit afgedankte producten. (Duurzaam geproduceerd,
2015). Het biedt kennis over zaken als waaruit het gebouw exact bestaat en hoeveel grondstoffen er
zijn opgeslagen. Hierdoor verandert ook de ontwerp keuze van de architect en het ontwerp om zo
ook het demonteren te vergemakkelijken (Duurzaam gebouwd, 2014).
1.4
Nadelen
Nadelig is dat het een vrijwel complex is uit te voeren. Het invoeren van gegevens in een
materialenpaspoort vereist specifieke kennis en daarvoor dient een cursus te worden gegeven.
Daarbij zou niet iedereen in staat mogen zijn om het materialenpaspoort te kunnen openen en aan
te passen. De informatie die in het materialenpaspoort te vinden zou zijn zou dus een bepaalde
mate van bescherming nodig hebben. Nog een nadeel van een materialenpaspoort is dat het tijd in
beslag neemt om de gegevens in te voeren. Daarnaast bestaat het risico dat bepaalde materialen
door omstandigheden niet meer voldoen aan de omschrijving die in het materialenpaspoort staat.
Denk bijvoorbeeld aan brand of waterschade. Niet alleen bewuste veranderingen in
materiaaleigenschappen zouden geregistreerd moeten worden, maar ook onbewuste
veranderingen.
(Anzion, D. 2013)
2. Hoe verloopt de informatiestroom in de huidige situatie?
In dit hoofdstuk wordt duidelijk hoe er nu te werk gaat omtrent het registeren van materialen, de
methode (protocollen) van registeren en degene (stakeholders) wie deel uitmaken van het verloop
van de informatiestromen.
Pagina 8 van 56
2.1
Wie zijn de stakeholders
Dit hoofdstuk zal zich bezig houden met het in kaart brengen van alle mogelijke betrokken partijen
(of personen) die invloed hebben op het behalen van de projectresultaten of die te maken krijgen
met effecten van projectresultaten. In een stakeholderanalyse wordt het speelveld van
belanghebbenden in en rond het ketenproject vastgesteld en beschreven. Dit is nodig om de
initiatiefnemers van het project inzicht te verschaffen in kansen en de bedreigingen van het project.
Het resultaat van de stakeholderanalyse is dat er zicht bestaat op mogelijke samenwerkingspartners,
stakeholders die een rol hebben in de besluitvorming van een project en stakeholders die niet direct
een rol hebben, maar die wel invloed (zowel positief als negatief) kunnen uitoefenen op de
voortgang van het project. Het doel van de stakeholderanalyse is tijdig zicht te krijgen op de partijen
en personen die bij de uitwerking van de projectplannen moeten worden betrokken. Dit kan zijn
omdat deze spelers een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan de totstandkoming van het project,
of omdat de spelers juist veroorzaker kunnen zijn van stagnatie indien hun belang niet op de juiste
wijze wordt meegewogen bij het opstellen van de projectplannen. Tijdens de verkenningsfase van
een ketenproject wordt bepaald wie de ketenpartners van het project zullen worden. Op dat
moment vindt er dus een scheiding plaats tussen de stakeholders die als ketenpartner een actieve
rol gaan spelen in het ketenproject en de andere stakeholders die van belang zijn voor het
ketenproject (maar geen actieve rol spelen).
(Rijksdienst voor ondernemend Nederland, 2013)
2.1.1 Opdrachtgever
De opdrachtgever wil dat het projectresultaat tot stand komt. Hij moet doelstellingen formuleren en
hij moet, als initiatiefnemer, bereid zijn om risico's te lopen. Hij moet de verplichting op zich nemen
om de middelen te verschaffen die nodig zijn om het projectresultaat te realiseren.
- Het opstellen van de projectopdracht;
- Het vertalen van de opdracht naar een concreet project (samen met projectleider);
- Het vaststellen van het projectplan;
- Het verzorgen van draagvlak in de projectomgeving;
- Het ondersteunen bij het voorzien van het project van adequate bemensing en middelen;
- Het vaststellen van (scope)wijzigingen;
- Het toetsen en vaststellen van faseresultaten en rapportages;
- Het toetsen van het eindresultaat;
- Het dechargeren van de projectleider;
- Het steunen van het project door te helpen problemen op te lossen.
Markensteijn, P.H. (2003)“Leiderschap, een inleiding. Wat maakt een leider tot leider?”
2.1.2 Adviseur van de opdrachtgever
De opdrachtgever kan een projectmanager inschakelen die namens hem optreedt (gedelegeerd
opdrachtgever). De projectmanager heeft in dit geval een belangrijke rol bij het mede uitvoeren van
een haalbaarheidsonderzoek en het opstellen van het Programma van Eisen. In de overige fases zal
hij voornamelijk een sturende functie hebben ten aanzien van de door de architect en overige
adviseurs (constructeur, bouwfysisch adviseur, etc.) aan te leveren stukken. Alle coördinerende
taken worden vaak door de projectmanager vervuld. De projectmanager adviseert in de fase van
prijs- en contractvorming over de aanbestedingsvorm en hij leidt de aanbesteding. Tijdens de
uitvoering is de projectmanager het aanspreekpunt voor de directievoerder.
2.1.3 Architect
Om uw bouwproject goed te laten verlopen is het inhuren van een architect verstandig zoniet
onvermijdelijk. Met zijn inzicht en kennis in ontwerp en bouwzaken kan veel last van uw schouder
Pagina 9 van 56
worden gehaald. Van belang hierbij is dat een architect moet kunnen luisteren naar wat de
opdrachtgever voor ogen staat, aandacht heeft voor wat u misschien over het hoofd ziet en wensen,
ideeën en gedachtes weet te vertalen in een ruimtelijk concept of een ontwerp. Het ontwerpen en
realiseren van een bouwplan, een verbouw- of restauratieplan verloopt in een aantal fasen, te
beginnen met het maken van een ontwerp en eindigend met de oplevering. Behalve in de
ontwerpfase kan de architect in elke fase van het bouwproject een belangrijke rol spelen.
2.1.4 Constructeur
Optimalisatie is een wezenlijk onderdeel van het werk van de constructeur. Een gebouw moet
overeind blijven en het moet natuurlijk veilig zijn. Maar de echte ‘constructieve’ waarde is het
vermogen om een ontwerp in de brede zin van het woord beter te maken. Dat geldt voor
vormgeving, techniek, uitvoering, kosten, planning en al die andere aspecten. Net als een goede
voetballer zorgt de constructeur ervoor dat zijn ‘teamgenoten’ beter presteren, en daarmee het
team als geheel. Om het ontwerp daadwerkelijk te kunnen optimaliseren, moet een constructeur
behalve een technische vakman ook een diplomaat zijn. Alleen dan lukt het om in een vaak langdurig
proces met een groot aantal partijen en evenzoveel belangen het roer rechtte houden. Vaak lukt dat
niet. Een compromis hier, een gulden middenweg daar en enkele maanden later ligt er een
suboptimaal ontwerp
Ir. Remko Wiltjer en ir. Pim Peters De auteurs zijn constructief ontwerper en directeur-eigenaar van
IMd Raadgevende Ingenieurs (Rotterdam).
2.1.5 Kostendeskundige
De kostendeskundige Bouwkunde beoordeelt en berekent meer- en minderwerk en beoordeelt en
analyseert aannemersbegrotingen. Hij verzorgt de kostenbewaking en kostenanalyse,
budgetbewaking, kostenadvisering. Dit laatste heeft vooral betrekking op optimalisaties en
planaanpassingen. Hij voert nacalculatie uit en houdt daarmee kostendata bij, maar hij ontwikkelt
ook kostendata, mede aan de hand van door hem bijgehouden product- en prijsdocumentatie. De
kostendeskundige Bouwkunde maakt vastgoedberekeningen voor niet complexe en complexe
bouwprojecten in de B&U. Hij organiseert aanbestedingen, stelt gunningadvies op en voert
prijsonderhandelingen uit met de aannemer/installateur. Op basis van de
aanbestedingssystematiek, specifieke projectkenmerken (risico’s) en marktomstandigheden worden
toeslagen bepaald.
Pagina 10 van 56
Juridisch adviseur inzake vergunningen en aanbesteding
In de huidige markt zijn de belangen voor alle betrokkenen in de bouw- en vastgoedsector groot. Dit
geldt voor zowel opdrachtgever als opdrachtnemer. Een adviseur met gedegen kennis van de
juridische aspecten in de bouw- en vastgoedsector is op dat moment onmisbaar. De adviseurs
beschikken over actuele kennis en ruime ervaring om opdrachtgevers juridisch te ondersteunen
vanaf het eerste initiatief tot en met het beheer van het vastgoed. Zij beschikken onder andere over
expertise op het gebied van aanbesteden, inkopen, contractvorming en contractbeheer.
2.1.6 Aannemer
Een aannemer is een onderneming die de verantwoordelijkheid op zich neemt om bouwactiviteiten
te realiseren en te coördineren; de aannemer verzorgt, voor een in het contract bepaalde prijs en
binnen een overeengekomen termijn, de levering van een volledig voltooid bouwwerk. De
opdrachtgever of gebouwbeheerder kan op zijn beurt een architect of architectenbureau
inschakelen, die het ontwerp en soms het toezicht op de bouwplaats voor zijn rekening neemt.
Het ontwerp van de architect (of anderszins) resulteert vaak in een bestek en tekeningen waarin de
beschrijving van het werk is opgenomen en het geen een onderlegger vormt voor en onderdeel is
van de overeenkomst tussen opdrachtgever en aannemer. Het bestek en de tekeningen beschrijven
zo nauwkeurig mogelijk wat de kwaliteits- en kwantiteitseisen zijn die de opdrachtgever aan het
werk stelt. Er is ook nog sprake van gespecialiseerde onderaannemers die in hun vakgebied over
specifieke kennis beschikken. Deze worden voor specifieke taken ingehuurd.
VGM Checklist aannemer (2007)
2.1.7 Leveranciers
Zoals het woord leverancier al zegt zorgen zij voor de aflevering van benodigde
bouwmaterialen. De bouwsector kent veel verschillende Leveranciers
die in veel gevallen de zelfde soort bouwmaterialen beschikbaar hebben. Bij de meeste le
veranciers is het mogelijk om zelf bouwmaterialen te halen, of deze op locatie te late
n brengen. Vooral bij grote projecten worden de materialen gebracht door de groothandel.
Het vervoer van de bouwmaterialen geschiedt per wegvervoer. Het zijn meestal de
onderhoudsmedewerkers van aannemers of andere bedrijven die met hun bus zelf
materialen halen, omdat deze vaak aan kleine klussen werken die niet altijd even
goed in te schatten zijn qua benodigde materialen. Naast het leveren van bouwmaterialen
zijn de groothandelsbedrijven ook specialisten qua materiaalkennis. Ook kunnen de
groothandels ondernemers voorzien van tips, zoals hoe bepaalde materialen het beste
verwerkt kunnen worden. Bouwmaterialen kennen verschillende kwaliteitsnormen, die niet
altijd even duidelijk zijn voor ondernemers. Ze zijn echter wel belangrijk om te weten. Denk
bijvoorbeeld aan de brandwerendheid van verschillende materialen
2.1.8 Schematisering
Als het geheel van de betrokken partijen in een schema zouden zetten zou deze er als volgt uitzien.
Pagina 11 van 56
Pagina 12 van 56
2.2 Hoe verloopt de materialenstroom in de huidige situatie?
De huidige situatie van de materialenstroom biedt inzicht om nieuwe situatie te bepalen. Daarom
wordt in dit hoofdstuk de materialenstroom beschreven. Hierbij wordt aangegeven welke reis de
bouwmaterie maakt binnen de bouwketen. Voornamelijk wordt gekeken naar de stroming tussen de
stakeholders.
We onderscheiden:
1. bouwmaterialen, die bestaan uit 1 materiaal (zoals hout, kalk, glas, steen);
2. Bouwproducten, die bestaan uit meer dan 1 materiaalsoort en kan toegepast worden voor
elk bouwwerk of - element (zoals sandwichpanelen: kern is isoleren materiaal en buitenkant
een staalplaat);
3. Bouwelementen, deze zijn grote, vooraf op bestelling gefabriceerde onderdelen, geschikt
voor 1 bepaald bouwwerk (Scharnierende dak elementen).
De stroming wordt bepaald aan de hand van het bouw – , beheer – en sloopfase.
Zo zijn de volgende stromingen op te merken:
1. Primaire grondstoffen  productie materialen
In deze fase zijn de architecten en projectontwikkelaars betrokken. Het afval die in deze fase
ontstaat wordt meteen vernietigd.
2. Productiematerialen  Bouwen
In deze fase zijn de aannemers en de overheid betrokken. Het afval dat ontstaat bij
productiematerialen wordt meteen vernietigd
3. Bouwen  Gebruik & Beheer
Het afval dat ontstaat in deze fase is bouwafval en degen die daarmee belast zijn, zijn de containeren recycle bedrijven, inzamelbedrijven en de transport bedrijven. Dit afval wordt gescheiden en
gestort of gerecycled.
4. Gebruik & Beheer  Slopen
In deze fase zijn bouw- en sloop bedrijven betrokken. Het afval dat ontstaat bij Gebruik en beheer
wort ook wel renovatie afval genoemd. De betrokkene bij renovatie afval zijn hetzelfde als bij fase 3
en wordt op dezelfde manier behandeld. Zo ook bij sloop afval.
Op te merken valt dat in elke bouwfase afval ontstaat. Ook zijn het de bouw- sloopbedrijven /
sorteer bedrijven die bepalen wat vernietigd moet worden en wat gerecycled kan worden.
Afhankelijk van hun materialen kennis wordt bepaald naar welke afdeling het “afval” verstuurd
wordt om uiteindelijk weer als grondstof gebruikt te worden.
Pagina 13 van 56
2.3 Op welke manier registeren de stakeholders de materialen/materialen
gegevens?
In deze paragraaf wordt de manier van registratie van de materiaalgegevens per stakeholder
omschreven. De stakeholders bestaat uit de architect, aannemer, leveranciers en de sloop.
2.3.1 Opdrachtgever
De opdrachtgever, wat bijvoorbeeld een projectontwikkelaar of overheidsinstantie kan zijn, bouwt
voor eigen gebruik of met het doel om een gebouw te verkopen of te verhuren. De opdrachtgever
maakt een programma van eisen omtrent kosten en het moment van opleveren die hij bespreekt
met de architect. De opdrachtgever registreert verder geen materialen, dit gebeurd pas wanneer de
architect aan de slag gaat met zijn ontwerp.
2.3.2 Architect
De architect bevindt zich in de ontwerpfase. Tijdens deze fase zal de architect vanuit de eisen en
wensen van de opdrachtgever een ontwerp maken. De architect heeft de meeste vrijheid als het
gaat om de keuze aan materialen, aangezien aan de hand van het ontwerp de aannemer het
bouwproject begint. Als de architect een definitief ontwerp heeft gemaakt en dit goed wordt
gekeurd door de opdrachtgever, dan wordt dit geregistreerd in het bestek. In het bestek staat de
omschrijving van een uit te voeren bouwwerk. Aan dit bestek zijn dus de tekeningen gekoppeld.
Deze bestektekeningen vormen samen met de technische omschrijving de basis vormen van het
contract tussen opdrachtgever en aannemer. In een bestek staat het volgende:
- De beschrijving van het werk
- De daarbij behorende tekeningen
- De voor het werk geldende voorwaarden
- De nota van inlichtingen
- Het proces-verbaal van aanwijzing
Daarnaast word er de laatste jaren steeds meer gebruikt gemaakt van BIM (Building Information
Modellering). Dit omdat er binnen een bouwproces veel verschillende partijen betrokken zijn, wat
zorgt voor een bepaalde dynamiek waarbij de kans op faalkosten groot is. Door BIM worden voor
alle partijen de relevante informatie centraal opgeslagen, wat voor elke partij beschikbaar is. Onder
deze relevante informatie wordt ook de registratie van materialen verstaan. Dit begint dus bij de
aanvoer van de materialen vanuit de architect, die in het bestek staat.
2.3.3 Aannemer/Uitvoerder
De aannemer krijgt dus van de architect een ontwerpopdracht met bestek waarmee hij aan de slag
gaat. In het bestek staat dus precies welke keuze aan materiaal en andere onderdelen er gemaakt is.
In samenwerking met de uitvoerder die als vertegenwoordiger dient voor de aannemer, gaat het
bouwproject worden uitgevoerd. Dit zal gebeuren door een leverancier te benaderen die de
benodigde materialen op de bouwplaats levert. De aannemer en uitvoerder voegen de gegevens aan
BIM toe. Dit zal bijvoorbeeld de hoeveelheid materiaal in details zijn, wat altijd weer afwijkt van het
bestek van de architect.
2.3.4 Leveranciers
Zoals werd aangegeven levert de leverancier de materialen aan de aannemer en uitvoerder. Zij
registeren deze informatie vervolgens in BIM. De leverancier registreert niets aan
materiaalgegevens. Echter haalt de leverancier wel informatie over beschikbare materialen die
vanuit de sloop zijn toegevoegd uit BIM, wat de leverancier weer kan leveren aan de aannemer.
Helaas gebeurd dit nog niet met grote maten.
Pagina 14 van 56
2.3.5 Sloop
Tijdens de sloopfase wordt er ook steeds meer gebruikt gemaakt van BIM om materialen te
registeren. Na een aantal jaren zal het gebouw namelijk worden gesloopt. Het sloopbedrijf zal
informatie vanuit BIM halen en vervolgens de materialen die uit het bouwwerk zijn gehaald naar
tussenstation en vervolgens naar fabrieken sturen, waar nieuwe materialen worden gemaakt. Zoals
al is aangegeven zullen de nieuwe materialen vervolgens beschikbaar worden gesteld aan de
leveranciers die het aan de aannemer kan leveren.
Bron: Bone, A.H.L.G & Carla Prins, Thiememulenhof BV (2007), Basisboek Bouwkunde.
Pagina 15 van 56
2.4 Welke protocollen moeten er gevolgd worden voor het aanleveren van
informatie in BIM?
BIM staat voor Building Information Modeling. Het is een ingrijpende innovatie van de laatste jaren
in de bouw voor wat betreft het ‘virtueel bouwen’. Binnen een bouwproces werken zeer veel
verschillende partijen samen om te komen tot het uiteindelijke resultaat. Denk hierbij aan de
opdrachtgever, de architect, de constructeur, de aannemer, etc.
BIM zorgt ervoor dat alle relevante informatie gedurende het gehele bouwproces wordt opgeslagen,
gebruikt en beheerd in een digitaal (3D) gebouwmodel. Alle partijen die bij het bouwproces
betrokken zijn, werken met dezelfde informatie en zien dus van elkaar wat er gebeurt. De informatie
is dan ook altijd actueel en continu beschikbaar. Een 3D-object is bijvoorbeeld een wand. Als er in de
wand een deur wordt geplaatst, ontstaat er een opening voor het kozijn en wordt de netto
wandoppervlakte automatisch aangepast. Ook kunnen allerlei kenmerken zoals de
brandwerendheid, fase, materiaal, bestekteksten, en dergelijke worden aangebracht bij het object.
Door een koppeling met de planning kan een simulatie worden getoond. In een traditionele
processen wordt vaak op allerlei verschillende gebieden informatie opgeslagen. Bij BIM wordt alle
relevante informatie van betrokken partijen centraal opgeslagen in het digitale gebouwmodel door
gebruik te maken van het software onafhankelijke bestandsformaat IFC.
Bij het samenwerken van verschillende partijen in BIM is naast het aanstellen van een BIM-manager,
het opstellen van een protocol erg belangrijk. Een BIM-protocol is een lijst met afspraken waarin
bedrijven en organisaties als team helder omschrijven welke gegevens ze van elkaar verwachten in
een BIM. Elk project is uniek en het team waarmee er wordt gewerkt verschilt per project. Elk bedrijf
en elk project heeft dus een verschillende BIM protocol. De volgende punten komen in een BIMprotocol:
1. Het project
2. Fasering
3. Algemene afspraken
2.4.1 Het project:
Hierin worden de basis projectgegevens, rollen, ambities en projectdoelen, het manier van
samenwerken en het opzet van het BIM model beschreven.
2.4.2 Fasering:
In de VO fase levert zowel de constructeur als de architect een schetsontwerp. Daarna zal er een
BIM startoverleg gaan plaatsen vinden. Hierin zullen de afspraken worden vastgesteld zoals het in de
BIM protocol is vastgesteld. In de overleg wordt er bepaald welke disciplines er mee doen. Welke
informatie er gebracht en welke informatie uit het model wordt uitgehaald. Ook worden er
afspraken gemaakt omtrent het updaten/wijzigen van de verschillende modellen.
Tijdens de DO fase werkt de architect de constructieve gegevens uit van de constructeur. Hierin
worden alle bouwkundige elementen bepaald. Alles wordt verder uitgewerkt. Na de DO fase volgt de
Bestek fase. Hierin worden de materialen bepaald en worden er details vastgelegd.
Pagina 16 van 56
2.4.3 Algemene afspraken:
Voor het samenwerken van verschillende partijen wordt er een BIM server ingezet. Met gebruik van
BIM server werken alle partijen met hun eigen software en stemmen deze op elkaar af door te
exporteren naar een IFC formaat. De BIM server wordt per laag opgebouwd. Hierin zijn alle gegevens
terug te leiden van het project.
Pagina 17 van 56
3. Wat is een mogelijke situatie met het materialen paspoort?
In dit hoofdstuk wordt er gekeken naar de stakeholders en informatie die van belang zijn om een
materialenpaspoort functioneel te maken.
3.1
Wat zijn de eisen en wensen van de stakeholders?
De stakeholders hebben ieder wensen en belangen omtrent het bouwproces. Aspecten die
belangrijk zijn voor ons project met de focus op een materialenpaspoort, zijn het verwerken en
registeren van de informatie over de materialen, de methode van het verwerken en registeren van
de informatie over materialen en dit gekoppeld aan de afval die vrijkomt per fase.
3.1.1 Opdrachtgever
De opdrachtgever is degene waarbij het proces begint. Wat van de opdrachtgever van belang is, is
dat hij de functionele eisen en kosten kan leveren aan de architect die hieraan voldoet met zijn
ontwerp. Zolang daar aan voldaan wordt heeft de opdrachtgever verder geen eisen. Wensen kunnen
zijn dat de architect een ontwerp maakt wat bestaat uit materialen die of uit andere gebouwen
komen of cradle to cradle materialen gebruikt. (iets met reUse House als wens/eis?)
3.1.2 Architect
Zoals is aangegeven begint het toevoegen van materialen aan BIM bij de architect. Hij weet namelijk
welke materialen die nodig heeft voor het ontwerp dat hij maakt. De architect heeft een belangrijke
wens, en dat is het vrij kunnen kiezen uit de benodigdheden voor het ontwerp. Een architect wilt
namelijk niet vast zitten aan materialen die hij moet gebruiken. Echter kunnen wensen van de
opdrachtgever wel zijn dat het gebouw duurzaam is door gebruik te maken van materialen die uit
andere gebouwen komen of dat er materialen worden gebruikt die terug geplaats kunnen worden
en/of gemakkelijk gerecycled kunnen worden. Als de architect daar aan wilt of moet voldoen, is een
wens voor de architect dat er een Cloud of centraal digitale opslag plaats is waar hij precies kan zien
welke materialen hiervoor nodig zijn en waar hij die kan krijgen. Echter wordt BIM alleen nog maar
gebruikt voor het bouwproces zelf en kan een materialenpaspoort mogelijk een oplossing bieden
voor de architect.
3.1.3 Aannemer
De aannemer is degene die de leverancier gaat benaderen voor de materialen die de architect wilt
voor zijn ontwerp. De aannemer zijn eisen en wensen zijn het voldoen aan het bestek van de
architect. Hij gaat kijken bij welke leverancier hij de materialen kan halen. Wanneer hij dit heeft
gedaan, zal hij BIM aanvullen met de soorten materialen en de exacte hoeveelheid ervan. Als de
architect materialen wilt die dus terug geplaats kunnen worden en/of gemakkelijk gerecycled
kunnen worden, zal de aannemer een leverancier moeten zoeken die deze materialen aanbied. Een
wens en eis voor de aannemer is dat er leveranciers zijn die deze materialen aanbieden voor de
juiste prijs.
Pagina 18 van 56
3.1.4 Leverancier
De leverancier is dus een belangrijke schakel binnen de wensen en eisen van de architect en
opdrachtgever omtrent het gebruiken van materialen uit andere gebouwen voor nieuwe gebouwen
(projecten) en/of het gebruiken van materialen die gemakkelijk kunnen worden gerecycled en of
terugplaats kunnen worden voor andere gebouwen. De leverancier moet namelijk mee willen
werken aan het aanbieden van deze materialen door samen te werken met de
bedrijven/organisaties van de sloop. Hierdoor kan de leverancier materialen aanbieden die nuttig
zijn voor de architect, wat de architect kan meenemen in zijn ontwerp om aan de eisen en wensen
van de opdrachtgever te voldoen. Vervolgens gaat de aannemer beslissen bij welke leverancier hij de
materialen die de architect wilt, gaat en kan halen.
3.1.5 Sloop
De bedrijven/organisaties die zich bezig houden met de sloop van gebouwen, willen informatie uit
BIM kunnen halen over de materialen die zijn gebruikt in het gebouw. Hierdoor weten zij welke
materialen ze kunnen leveren aan leveranciers voor hergebruik.
3.1.6 Field research
Tijdens het onderzoek is er vooral gebruikt gemaakt van half gestructureerde interviews. Er is
namelijk een vragenlijst aanwezig tijdens het interview, maar daarnaast is er ook zeker alle ruimte
voor de inbreng van de respondent, de opstelling van het onderzoek is flexibel.
Interviews
Gedurende het onderzoek worden er interviews gehouden met verschillende partijen. Dit zorgt
ervoor dat belangrijkste stakeholders voor het onderzoek geïnterviewd worden. In het schema
hieronder is te vinden welke stakeholders geïnterviewd zijn.
Organisatie
Ballast Nedam
Sita recycling services
Wie
Pleun Langenberg
Marcel van der Sluijs
A.P. van Staveren
(sloop en grondwerk)
Hogeschool
Rotterdam
A.P. van Staveren
Functie
Projectontwikkelaar
Account/
Projectmanager
Directeur
H. Pieper
Projectontwikkelaar
Hoofdvraag
Is er al onderzoek
gedaan naar de vraag
en kennis over een
materialenpaspoort?
Pagina 19 van 56
Bevindingen
In de bijlage zijn de volledige interviews toegevoegd. Uit deze interviews zijn er een aantal
belangrijke overeenkomsten en bevinden naar voren gekomen. Deze zijn hieronder in een tabel
verwerkt:
De belangrijkste materialen
Bekend met het
materialenpaspoort
Zijn er materialen die u zelf gebruikt
of zou gebruiken in het nieuwe
project?
Wordt er rekening gehouden met
waardevolle materialen die uit een
gebouw vrijkomen?
Is het voor u inzichtelijk wat er met
de materialen gebeurt na dat zij uit
het gebouw zijn gekomen.
Het periodiek bijwerken van
informatie door
onderhoudswerkzaamheden
De toegevoegde waarde van een
materialenpaspoort
De volgende materialen worden het meest genoemd:
- Hout
- Beton
- Staal
Nee, 3 van de 4 geïnterviewde partijen zijn niet bekend
met het materialenpaspoort. Verder had Pleun
Langenberg, degene die er wel bekend mee, er alleen een
idee bij.
Nee, 3 van de 4 geïnterviewde partijen zeggen dat de
materialen naar verzamellocaties worden gebracht waar
ze vervolgens worden uit gesorteerd. Ze weten namelijk
dat de materialen grotendeels worden gerecycled en
daarom kijken ze er verder niet meer naar om.
Nee, omdat er al een bestek is. Extra informatie
toevoegen zou extra kosten met zich meebrengen.
Voor de ene partij wel en voor de andere niet omdat deze
materialen in containers worden geplaats en daarna naar
verzamellocaties word gebracht, op dat moment zijn ze de
materialen al uit het oog verloren.
Negatieve antwoorden. De ene partij vindt dit overbodig
omdat het in het bestek al wordt veranderd wanneer er
iets veranderd in het gebouw en de ander zou dit alleen
doen ten opzichte van een vergoeding.
Het materialenpaspoort heeft volgens de geïnterviewde
partijen geen toegevoegde waarde om de volgende
redenen:
-
Conclusie
Heeft geen toegevoegde waarde ten op zicht van
het bestek. Het is dus overbodig ondanks het idee
en de redenen wel van belang zijn voor de
duurzaamheid van grondstoffen en gebouwen.
- Het zal nooit gebeuren dat je een gebouw van een
x aantal verdiepingen (staalbouw) direct in een
nieuw gebouw gebruikt zal worden. Tevens word
het staal al omgesmolten, dus komt het in de
cirkel van hergebruik.
- Het is maar voor een aantal projecten van
toepassing, omdat de exploitatie vaak duurder is
dan het platgooien.
- Materialen kunnen wel binnen een bepaald
gebouw passen, echter moet de vorm worden
aangepast willen de materialen functioneel zijn
voor het gebouw.
Over het idee en doel van een materialenpaspoort valt
Pagina 20 van 56
niet over te twisten en hier zal zeker op moeten worden
ingespeeld om hergebruik van materialen, en daarbij
circulair ondernemen en duurzaamheid te bevorderen.
Echter is het niet haalbaar of van toegevoegde waarde
omdat al bijna alle gegevens in een materialenpaspoort
overeenkomen met het bestek en de tekeningen van een
gebouw. Daarnaast zal de vorm van een gebouw (tijdens
de ontwerpfase) al aangepast moeten worden aan de
materialen die vrijkomen, wat duurder is en vaak niet
gebeurd.
Pagina 21 van 56
3.2
Welke informatie moet aangeleverd worden om het
materialenpaspoort functioneel te maken?
In deze paragraaf wordt omschreven welke informatie nodig is voor de functionaliteit van het
materialenpaspoort.
3.2.1 Materialen
De verschillende stakeholders, zoals deze zijn omschreven in hoofdstuk 2, leveren de informatie van
de materialen aan het materialenpaspoort. Wanneer de architect een ontwerp maakt, dan kiest hij
daarbij de materialen die nodig zijn om het ontwerp te kunnen bouwen. De materialen zijn de
belangrijkste bronnen van informatie voor een materialenpaspoort, om het materialenpaspoort
functioneel te maken.
3.2.2 Kwaliteit materialen
De materialen die gekozen worden hebben aan het begin van de in gebruik name een hoge kwaliteit
en neemt geleidelijk af met de tijd. Daardoor is de kwaliteit van de materialen tijdens de sloopfase
ook niet meer hetzelfde als de kwaliteit van de materialen toen het gebouw werd gebouwd. De
kwaliteit is van groot belang voor de functionaliteit van het materialenpaspoort, omdat de kwaliteit
iets zegt over de betrouwbaarheid van de materialen bij de keuze voor hergebruik van nieuwe
projecten. Onder kwaliteit wordt verstaan levensduur, esthetica en technische prestatie. Is de
kwaliteit namelijk zoals staat aangegeven dan kan dit gevaar vormen voor zijn omgeving en ontwerp.
3.2.3 Eigenschappen materialen
Een materiaal kan uit verschillende grondstoffen bestaan. Uit welke grondstoffen een materialen
bestaat, zegt tevens wat over de kwaliteit van een materiaal. Een certificaat biedt zekerheid voor de
koper van een materiaal omtrent de eigenschappen en de kwaliteit van een materiaal. De
eigenschappen van een materiaal zijn dus van belang voor de kwaliteit van een materiaal, wat de
functionaliteit van een materialenpaspoort beïnvloed.
3.2.4 Gebouw
Sommige gebouwen zijn nog precies hetzelfde wanneer ze gesloopt worden, aan andere gebouwen
is het een en andere veranderd. Dit kan aanbouw zijn, deels renovatie of door onderhoud
vervanging van materialen. Vaak is de facility manager degene die deze processen en veranderingen
beheert. Het is wel van belang dat informatie over deze veranderingen wordt geleverd aan het
materialenpaspoort, omdat de informatie die is geleverd tijdens de ontwerpfase dan niet meer
betrouwbaar is wanneer het gebouw word gesloopt en het materialenpaspoort dient als
informatiebron voor nieuwe projecten omtrent de materialen die in het gebouw zit.
Pagina 22 van 56
3.3
Op welke manier wordt die informatie aan het materialenpaspoort
geleverd?
De stakeholders bestaan uit de architect, de aannemer, de leveranciers en de sloop. Het onderzoek
op deze deelvraag zal dieper ingaan op de fases waarin informatie wordt geleverd. Hierna zal er
antwoordt worden gegeven op de deelvraag.
In het bouwproces zijn er een aantal fases waarin er bepaalde informatie wordt gegeven over de
materialen die in het gebouw gebruikt gaan worden. Deze fases zijn (zie afbeelding …):
- De programmafase;
- Ontwerpfase;
- Bestek fase;
- Prijsvorming;
- Werkvoorbereiding;
- Uitvoering;
- Sloop.
Pagina 23 van 56
3.3.1 Programmafase
De programma fase bevindt zich in de initiatief fase waarin de opdrachtgever intern nagaat welk
soort werk er gedaan zal worden. In deze fase zal er een programma van eisen (PvE) in
samenwerking met een architect worden opgesteld. Wanneer het om huisvestingsalternatieven gaat
zullen de stappen op afbeelding … worden nagegaan. Voor dit onderzoek gaan we ervanuit dat het
over een nieuwbouw project gaat
3.3.2 Ontwerpfase
Het PvE zal bestaan uit functionele, technische en financiële aspecten, zie afbeelding … . Nadat de
opdrachtgever een PvE heeft opgesteld zal deze verder uitgewerkt worden om tot een beeldvorming
te komen, waarin ook de materialisatie van het gebouw wordt bepaald. Deze materialisatie wordt
aan de hand van de NLSFB opgesteld.
NLSFB: De Elementenmethode is een classificatiemethode, bedoeld voor het
gebruik tijdens het ontwerpen, realiseren en beheren van bouwprojecten. De
Elementenmethode wordt onder andere gebruikt om objecten en lagen te
ordenen in CAD-systemen, om informatie van leveranciers van bouwproducten
inzichtelijk te maken, om kostengegevens op een overzichtelijke wijze te kunnen
groeperen, en in vele andere toepassingen
(TU Delft, 2015)
Pagina 24 van 56
In deze fase zal de architect een schetsontwerp naar een voorlopig ontwerp gaan om vervolgens een
definitief ontwerp te maken. Deze bestaan uit:
• Structuur / Schetsontwerp SO
– Bouwmassa, functies
– Logistiek, benodigde fundering
• Voorlopig ontwerp VO
– Eerste plattegronden/gevels
– Hoofdmaten en ruimtes
– Materiaalindicaties
• Definitief ontwerp DO
– Definitieve indeling en gevels
– Raadplegen adviseurs ( constructeur, bouwfysisch, installateurs )
– Plaatsbepaling in omgeving
– Toetsing voorschriften
– Elementenbegroting
3.3.3 Uitwerkfase
In de uitwerkfase zal beginnen wanneer het definitief ontwerp wordt opgestart. In het definitief
ontwerp zullen namelijk de producten die in het gebouw wordt gebruikt bepaald worden. Het bestek
dient als registratie van de informatie van deze producten.
3.3.4 Bestek
Het bestek bestaat uit voornamelijk uit een werkomschrijving, bestekstekeningen, detailtekeningen
en voorwaarden. Deze voorwaarden worden geregisterd doormiddel van de Stabu-standaard
registratie, zie afbeelding … . Tegenwoordig wordt het bestek digitaal opgesteld.
De STABU-Standaard is de uitgave waarin de basis kwaliteitseisen staan
omschreven waaraan een werk moet voldoen op zowel technisch als
administratief gebied. Dit boekwerk wordt ongeveer iedere vijf jaar aangepast
aan de meest recente ontwikkelingen in de bouw- en installatiewereld.
Pagina 25 van 56
De STABU-Standaard wordt integraal onderdeel verklaard van projectbestekken.
Iedere opdrachtgever, architect, adviseur, aannemer, installateur,
onderaannemer en toeleverancier dient daarom over dit boekwerk te beschikken.
Zonder dit boekwerk beschikt men niet over het complete bestek!
De meest actuele versie is de editie 2012.
(STABU, 2015)
De belangrijkste hoofdstukken zijn als volgt: Administratieve voorwaarden (01), Betonwerk,
waaronder Monoliet- en schuimbetonvloeren (21), Metselwerk waaronder kalkzandsteenlijmwerk
en gipsblokkenwanden (22), Kozijnen, ramen en deuren (30), Natuursteen waaronder terrazzo (35),
Stukadoorswerk (40), Tegelwerk (41), Dekvloeren (42), Schilderwerk (46), Binneninrichting (47) en
Behangwerk waaronder vloerbedekking (48).
(Afbouwkeur, 2014)
Nadat het bestek gereed is zal er in de calculatie een prijsvorming worden opgesteld. Dit wordt door
de opdrachtgever als de aannemer gedaan. Wanneer het gaat om een aanbesteding zal de
opdrachtgever intern een prijsvorming maken om het met de aanbesteding te kunnen vergelijken.
In de besteksfase zal ook een onderhoudsplan worden opgesteld waarin al het onderhoud, die in de
exploitatie fase zal worden gedaan, is gedocumenteerd.
3.3.5
Realisering
Tijdens de realisering zullen de materialen
en producten worden ingekocht en
verwerkt in het gebouw. Aan de hand van
de bouwmethode zal een mate van
verwerking op de bouw zelf plaatsvinden.
Dit betekend dat materialen kunnen
worden samengevoegd.
3.3.6
Beheerfase
In de beheerfase zal het gebouw worden ge-exploiteert, dit betekend dat het gebouw in gebruik
genomen zal worden. Hierbij zullen de materialen (vooral het interieur) na een bepaalde periode
worden vervangen of gerenoveerd. Deze handelingen worden vaak niet gedocumenteerd in het
onderhoudsplan.
Pagina 26 van 56
3.3.7
Sloop
In de sloopfase wordt er gebruik gemaakt van afvalstoffennummers, de zo gehete EURALcodes. De
EURALcodes zijn een eenduidige karakterisering van afvalstoffen binnen de lidstaten van de
Europese Unie. Dit is één lijst met afvalstoffen die is opgesteld door de Commissie van de Europese
Gemeenschappen. Deze Europese afvalstoffenlijst (EURAL) bevat circa 800 verschillende
afvalstoffen, deels gerangschikt naar herkomst, namelijk de bedrijfstak of bedrijfsactiviteit waarbij
de afvalstof vrijkomt of naar soort van afvalstof. Elke afvalstof is voorzien van een zes-cijferige code
(euralcode).
(Schwegler, 2001)
Pagina 27 van 56
3.4
Hoe kan het ReUse house principe bijdragen aan het
materialenpaspoort?
3.4.1 Wat is actieve ReUse house?
Active ReUse House is een innovatief ontwerpprincipe voor duurzame en comfortabele huizen,
beoordeeld aan de hand van het 'Active House' - principe: een balans tussen een milieuvriendelijke
en energiezuinige, maar vooral comfortabele woning. De doelstellingen van de partijen die het huis
realiseren (architect, installatie en constructie) zijn geïntegreerd tot één geheel.
Dit Concept House heeft een glazen voorgevel en wordt gekarakteriseerd door volop daglicht,
natuurlijke ventilatie en optimale zelfregulatie van het binnenklimaat. Warmte wordt zoveel
mogelijk opgewekt door zonnepanelen- en collectoren en bio klimatische ontwerpprincipes maken
optimaal gebruik van de vorm van het huis door passieve systemen voor koeling en verwarming.
Daarnaast bestaat het zoveel mogelijk uit gerecyclede en hergebruikte materialen. De woning is zo
ontworpen dat bij sloop de materialen gemakkelijk gescheiden en op een hoogwaardige manier
hergebruikt kunnen worden.
3.4.2 Welke oplossingen biedt active reuse voor welke problematiek?
Active ReUse biedt een oplossing voor twee problemen in de Nederlandse woningbouw:
Allereerst moeten in 2020 alle nieuwbouw woningen energieneutraal zijn. Hier bestaan al
verschillende voorbeelden van, maar deze zijn vaak oncomfortabel in gebruik. Zodra iemand een
raam open zet, raakt het binnenklimaat van de woning verstoord en is het niet meer energie
neutraal. Het systeem van Active ReUse is zorgt voor een comfortabel binnenklimaat en is toch
comfortabel.
Ten tweede worden grondstoffen steeds schaarser. Dit is de drijvende reden om zoveel mogelijk
materiaal op een hoogwaardige manier te hergebruiken. Voor de gebouwde omgeving betekent dit
slim slopen en nieuwe gebouwen zo ontwerpen dat ze in de toekomst gemakkelijk gesloopt en
hergebruikt kunnen worden.
3.4.3 Grondstoffen Efficiëntie
Het Active ReUse House maakt gebruik van duurzame materialen en wordt ontworpen voor
demontage en hergebruik. Ontwerpen voor demontage betekent dat er bouwsystemen onderzocht
moeten worden die weinig drempels opwerpen voor hergebruik, en omvatten modulaire, droge of
verbindingsloze bouwsystemen. Bij de keuze van bouwmaterialen wordt rekening gehouden met de
complete ‘building lifecycle’ van productie tot sloop en hergebruik, en het daarbij horende
energiegebruik. De focus ligt niet op het gebruik van sloopmaterialen en de opwerking daarvan tot
bouwmaterialen bij het ontwerp van het prototype, maar in het voor hergebruik geschikt maken van
de materiaalstroom die aan het einde van de levensduur van de prototypewoning vrijkomen. De
keuze voor bouwmaterialen wordt gestuurd door energieprestatie, milieueffect en comfort. Bij de
bouw van de woning en de elementen word wel gekeken naar de mogelijkheid om binnen
Rotterdamse regio vrijkomende materialen te hergebruiken, maar dit is niet sturend in de
ontwerpkeuzes voor het herbruikbaar bouwen.
Hergebruik van materialen wordt bevorderd door het ontwikkelen van een materiaalpaspoort voor
de woning. Elk onderdeel, levenscyclus (levensduur) en leverancier wordt in het paspoort
geregistreerd. Zodoende kunnen alternatieve financieringsmodellen ontwikkeld worden,
bijvoorbeeld het leasen van bouwelementen volgens het PSS (Product Service Systems) concept
3.4.4 Sociaaleconomische effect
Het Active ReUse House resulteert in een op schaalbaar concept voor een energiezuinige en bij
opschaling energieleverende eengezinswoning. Gedacht wordt aan een modulair bouwsysteem, die
Pagina 28 van 56
(deels) industrieel bij de fabrikanten geproduceerd kan worden (met materiaal specificaties). Dit
betekent een aanzienlijke besparing op de bouwkosten, vooral bij opschaling van het concept. Het
economische effect van opschaling van het concept in relatie tot het installatieconcept,
materiaalgebruik, en logistiek wordt meegenomen in het ontwerpend onderzoek. Gezocht wordt
naar de optimale balans tussen energieprestatie, comfort en milieueffect in relatie tot investering,
woon- en beheers lasten en de levensloop bestendigheid. Ook wordt er gekeken hoe demontabel
bouwen invloed heeft op de sociaal-culturele factoren. Zo wordt onderzocht hoe demontabel
bouwen ook een esthetisch aangenaam en karaktervol beeld voor bewoners oplevert, permanente
meerwaarde voor de buurt in plaats van een anoniem, tijdelijk gebouw.
Verankering van de woning in de lokale productiecyclus waarbij de cirkel onderwijs, bouwpraktijk en
maatschappij wordt rond gemaakt én waar gebouwd wordt met en voor de lokale en regionale
materialenkringloop draagt bij aan een sociaaleconomische impuls voor de regio. Hoewel de
jeugdwerkeloosheid groot is in de regio, is de arbeidswelwillendheid groot. Door talent te herkennen
en mensen in te zetten die ver van de arbeidsmarkt staan, kan door het samenwerken met reintegratiepartners, het opzetten van leer-werklijnen bij productie, bouw en sloop talentontwikkeling
geborgd worden.
Pagina 29 van 56
3.5
Welke informatie is voor de sloper van belang bij de toepassing van het
materialenpaspoort?
Bij het duurzaam slopen wordt gestreefd naar een zo hoog mogelijk percentage van hoogwaardig
hergebruik van de vrijkomende materialen. Het doel is om de producten (vrijkomende materialen)
terug te brengen naar de producenten voor gelijksoortige toepassing. De wijze van uitvoeren om
tot het beste resultaat te komen, is hierbij van groot belang evenals het vastleggen van het gehele
sloopproces tot aan hoogwaardig hergebruik.
3.4.5 De Ladder van Lansink
Het vertrekpunt is altijd dat een product zo hoog mogelijk wordt teruggeplaatst conform
onderstaande voorkeursvolgorde van de Ladder van Lansink:
http://www.recycling.nl/ladder-van-lansink.html
Bij iedere bovenstaande keuze wordt nauwkeurig afgewogen wat het resultaat en het verband is
tussen de kosten, het milieu en het maatschappelijk belang.
3.4.6 Stoffen inventarisatie
De eerste stap is het inventariseren van het te slopen object, waar na er een stoffeninventarisatie
wordt opgesteld. Na analyse van de inventarisatie wordt bepaald welke producten/stoffen zich
lenen voor hoogwaardig hergebruik. De sloopmethode wordt zodanig afgestemd dat hoogwaardig
hergebruik van de producten mogelijk wordt.
Met behulp van een beslissingsmodel wordt per afzonderlijke deelstroom bepaald hoe de producten
worden verwerkt. De centrale gedachte hierbij is dat alle gebruikte materialen na hun leven in het
ene product, nuttig kunnen worden ingezet in een ander hoogwaardig product (cradle to cradle).
3.4.7 Welke informatie is van belang:
Zoals aangegeven zijn er een aantal zaken met betrekking tot de materialen belangrijk.
3.4.8 Gegevens stoffeninventarisatie:
-
-
Om de kwaliteit van de stoffeninventarisatie te borgen, moet de stoffeninventarisatie
minimaal de volgende gegevens bevatten:
soort, toepassing, maatvoering, oppervlakte, hoeveelheid, kwaliteitsbeoordeling,
verontreiniging/bijmenging, rangorde afvalverwijdering (conform ‘’Ladder
van Lansink’’),
leverancier/producent van vrijgekomen elementen (indien bekend),
beschikbaarheid, vaststelling, potentiële opbrengstwaarde, foto.
Pagina 30 van 56
3.4.9 Omvang stoffeninventarisatie:
Minimaal 95% van alle vrijkomende grondstoffen van het te slopen object (omvang project
uitgedrukt in kg of m³) dienen geïnventariseerd te worden.
3.4.10 Transport en verwerking:
-
De aannemer dient bij de stoffeninventarisatie ook aan te geven hoe alle vrijkomende
materialen worden getransporteerd en verwerkt. Niet her te gebruiken afvalstoffen mogen
alleen wordenafgevoerd naar verwerkingsplaatsen die hiervoor door de overheid vergund
zijn.
3.4.11 Bewijsmiddel:
-
De stoffeninventarisatie moet helder en overzichtelijk zijn, en goedgekeurd worden door
opdrachtgever en sloopaannemer. De stoffeninventarisatie wordt opgenomen in de offerte
van de opdrachtnemer.
(Briqx,2014)
Pagina 31 van 56
4. Conclusie
Doormiddel van een materialen paspoort wort getracht om inzicht te geven over materialen die
vrijkomen tijdens de sloop. Na gedegen onderzoek is te concluderen dat het materialenpaspoort een
veels te complexe tool is om in de praktijk uit te voeren. Ook hebben verschillende partijen die bij de
sloop betrokken zijn hebben hun mening uitgesproken hierover. Over het algemeen is het niet
haalbaar of van toegevoegde waarde omdat al bijna alle gegevens in een materialenpaspoort
overeenkomen met het bestek en de tekeningen van een gebouw. De meeste partijen
beargumenteren ook dat de vorm van een gebouw (tijdens de ontwerpfase) al aangepast moeten
worden aan de materialen die moeten vrijkomen. Deze vorm is echter wel aan de dure kan en is
daarom rendabel noch aantrekkelijk voor de ontwerpers.
Het verschil tussen de huidige situatie en een situatie waarbij het materialenpaspoort leidend is voor
registratie is dat in de nieuwe situatie de informatie digitaal geregistreerd wordt. Het is een situatie
waarin alle partijen maken gebruik van een dergelijk paspoort. Uit het paspoort zou informatie
gehaald kunnen worden omtrent de gebruikte grondstoffen en daarmee de circulaire economie
bevorderen. Het paspoort is functioneel wanneer van de materialen de kwaliteit mee gemeten kan
worden, de eigenschappen inzichtelijk zijn gemaakt en wanneer de onderhoudsactiviteiten zijn
bijgehouden.
De sloop heeft in de huidige situatie totaal geen overzicht van de grondstoffen die verwerkt zijn in
een pand. In de huidige situatie is het ook de bedoeling dat de sloop meer informatie kan halen uit
een dergelijk paspoort om zo duurzamer producten te verwijderen uit een pand en bruikbaar te
maken voor de architect. Uit het onderzoek is gebleken dat het niet handig is om materialen meteen
na de sloop te hergebruiken bij de nieuwbouw. Dit vanwege het feit dat de kwaliteit van het
materiaal gedurende de tijd is afgenomen. Deze moeten weer eerst naar de verschillende grondstof
verwerkende bedrijven gaan om voordat de architect daar beroep op kan doen.
De manier waarop deze informatie wordt gepresenteerd is afhankelijk van de manier waarop de
informatie wordt aangeleverd door de betrokken stakeholders. Uit onderzoek is gebleken dat de
informatie uit verschillende fasen uiteindelijk leiden tot het aanleveren van de nodige informatie. Zo
levert de architect in de ontwerpfase de meeste informatie, omdat hij de materiaalindicaties geeft
en het definitief bestek oplevert. In de nieuwe situatie is niet alleen het bestek op papier, maar
wordt deze ook verwerkt in het materialen paspoort.
Pagina 32 van 56
5. Advies
Aan de partijen resten nog enkele adviezen die worden gedaan door de projectgroep.
Het eerste advies om het idee van het paspoort te gebruiken is om:
- Het maken van een apart paspoort voor de registratie van informatie zal weinig tot geen
toegevoegde waarde hebben in het ontwerp en sloopfase omtrent het vrijkomen van
materialen. Echter is het wel belangrijk dat het principe van een materiaalpaspoort
gehandhaafd wordt zonder er een fysiek materiaalpaspoort aanwezig is.
- In plaats van een nieuwe manier bedenken om alle dergelijke materialenlijsten digitaal op te
slaan vanaf het ontwerp en tijdens de verbouwing. Want in het bestek zijn alle materialen al
opgenomen en deze hoeven alleen bij de verbouwing nog aangepast te worden.
- Te streven naar standaardisatie van bepaalde bouwdelen zodat deze bij de sloop fase
gemakkelijk verwijderd en gescheiden kunnen worden. Dit kan worden bereikt door de wijze
van ontwerpen aan te passen. De toepassing van verwijderbare materialen is daarbij een
vereiste. Denk daarbij aan prefab betondelen, Staal zonder brandwerende coating, of
clickbricks.
Pagina 33 van 56
Literatuurlijst
Digitale bronnen:
Afbouwkeur. (2014, ). Wat moet u weten over STABU. Opgehaald van Afbouwkeur:
http://www.afbouwkeur.nl/kennis-kunde/wat-u-moet-weten-over-stabu/
Bouwadvies. (2014). Projectmanagement. (Geraadpleegd op 17-05-2015): http://www.kaderbouwadvies.nl/procesfuncties-bouwproces/25-projectmanagement.html
Briqx. (2015). Het limburgsduurzaam sloop protocol. (Geraadpleegd op 07-05-2015) :
Cementbeton. (2014). Materiaaleigenschappen. (Geraadpleegd op 07-05-2015)
http://www.cementenbeton.nl/materiaal/materiaaleigenschappen/kwaliteit
Concepthousevillage. (2014). Concept reuse-house (Geraadpleegd op 07-05-2015):
http://concepthousevillage.nl/concept-houses/re-use-house.html
Deboercommunicatie. (2013). Cobouw. (Geraadpleegd op 07-05-2015):
http://www.deboercommunicatie.nl/wp-content/uploads/2012/03/COBOUW_IMd_I080312.pdf
Duurzaamgebouwd. (2014) Grondstoffen paspoort. (Geraadpleegd op 07-05-2015)
http://www.duurzaamgebouwd.nl/visies/20140328-grondstoffenpaspoort-een-must
Duurzaamgeproduceerd. (2015). Het grondstoffenpaspoort: een eerste stap naar circulair
produceren (Geraadpleegd op 07-05-2015):
http://www.duurzaamgeproduceerd.nl/expertposts/20130307-het-grondstoffenpaspoort-eeneerste-stap-naar-circulair-produceren
Duurzaamlopen. (2014). Duurzaam slopen. (Geraadpleegd op 07-05-2015):
http://www.duurzaamslopenrendeert.nl/duurzaam-slopen/hoogwaardig-hergebruik/
Euroblok. (2014). Het bouwproces. (Geraadpleegd op 07-05-2015)
http://www.euroblok.nl/downloads/bouwtechniek/01_het_bouwproces.html
Hbo kennisbank. (2015) Betonconstructies bij brand, spelen met vuur? (geraadpleegd op 07-05-2015)
http://www.hbo-kennisbank.nl/record/oai:repository.samenmaken.nl:smpid:15745
http://briqx.nl/wp-content/uploads/2015/02/Het-Limburgs-duurzaam-sloopprotocol-2014-04-22-22-4.pdf
Markensteijn. (2014). Wat maakt je tot een leider. (Geraadpleegd op 09-05-2015):
www.markensteijn.com/inleiding.htm
Mijnzzp. (2015). Groothandelinformatie. (Geraadpleegd op 07-05-2015):
http://www.mijnzzp.nl/Beroep/732-Groothandelaar/Informatie
Noorlag. (2013). Werken met een architect. (Geraadpleegd op 07-05-2015):
http://www.noorlag.nl/PDF/werken-met-een-architect.pdf
Pagina 34 van 56
Nvbk. (2014). Beroepscompetentprofiel. (Geraadpleegd op 07-05-2015):
http://www.nvbk.nl/download/?id=9684823
SBM-groep. (2013). Vastgoedmanagement. (Geraadpleegd op 07-05-2015): http://www.sbmgroep.nl/vastgoedmanagement/juridisch-advies.html
Schwegler, D. A. (2001). Europese afvalstoffenlijst (EURAL). Nijmegen: Ministerie van VROM.
STABU. (2015). Stabu-standaard. Opgehaald van Stabu: http://www.stabu.org/producten/stabustandaard-2012/#.VX2LPvntmkp
TU Delft. (2015). Elementen methode '91. Opgehaald van nl-sfb bouwkunde tu delft: http://nlsfb.bk.tudelft.nl/
VCA. (2008). Checklist aannemers. (Geraadpleegd op 07-05-2015)
http://www.vca.nl/images/dynamic/ssvv/download/VGM_CHECKLIST_NEDERLANDS_online%20vers
ie%20pdf_11102011.pdf
Schriftelijke bronnen:
Anzion, D; Ouden den, M; Winnen, L. (2013). Betonconstructies bij brand, spelen met vuur?
Bone, A. & Prins C. (2007). Basisboek Bouwkunde. Thiememulenhof BV
Pagina 35 van 56
Bijlage I – Interview Henk Pieper
Inleiding
De Gebouwde omgeving is sinds een aantal jaar onder invloed van maatschappelijke en Politieke
omstandigheden aan het veranderen. Steeds meer druk komt te liggen op Energieprestaties en
Maatschappelijk verantwoord bouwen. Zo ook op circulair ondernemen. Gebouwen zijn niet
alleen gebruikers van grondstoffen, ze kunnen ook grondstoffen leveren en daarmee bijdragen
aan de duurzaamheid van de gebouwde omgeving.
Om het winnen van grondstoffen uit gebouwen mogelijk te maken is het implementeren van een
materialenpaspoort een eerste stap.
Het idee van zo’n paspoort is eenvoudig: als je grondstoffen wil herinzetten in de kringloop, dan
lukt dat alleen als deze grondstoffen herkenbaar zijn in de producten waarin ze verwerkt zijn.
Immers, grondstoffen zijn maar zelden in natuurlijke toestand in producten verwerkt: in vrijwel
alle gevallen is er sprake van homogeen samengestelde materialen. Deze samengestelde
materialen moeten eerst gescheiden worden in basismaterialen die vervolgens rechtstreeks (of na
een verdere bewerking) kunnen worden heringezet in het productieproces. Het beste instrument
om grondstoffen herkenbaar en (dus) efficiënt en breed herinzetbaar te maken is om elk product
te voorzien van een grondstoffenpaspoort. Een soort label dat zegt: “Beste recycler, dit zit erin, in
die hoeveelheden en in die samenstelling.”
Wij, een groep van vijf studenten aan Hogeschool Rotterdam, zijn in opdracht van Cirkelstad en
Duzant Doepel Architecten bezig met een onderzoek naar de implementatie van een
materiaalpaspoort voor de bouw. Wij hebben ons kader gericht op de wijze van
informatieverstrekking voor het materialenpaspoort en zouden u, als toonaangevend aanbieder
van recycleservices een aantal vragen willen stellen in de hoop dat u uw licht kunt schijnen op
zaken die voor ons onduidelijk zijn.
1. Welke materialen komen volgens u vrij bij de sloop
- Vloerbedekking
- Staal
- Glas
- Beton; in de vorm van betongranulaat
2. Bent u bekend met het materialenpaspoort en zo ja, hoe ziet u deze.
Pagina 36 van 56
Ik ben niet bekend met het materialenpaspoort. Wel stellen we duurzaamheidseisen die we in het
programma van eisen vermelden. We willen zorgen dat we een hoge BREEAM score (breeam
excellence) behalen wanneer er een nieuwbouwproject gerealiseerd wordt.
3. Zijn er materialen die u zelf gebruikt of zou gebruiken in het nieuwe project. Zo ja, welke
materialen zijn dat
-
-
Vloerbedekking: doormiddel van raamcontracten zorgen we dat de vloerbedekking door één
leverancier wordt geleverd. We stellen wel de eis dat de vloerbedekking aan de eisen van
cradle-to-cradle moet voldoen.
We gebruiken (grotendeels) betongranulaat in plaats van grind.
4. Houdt u rekening met waardevolle materialen die uit een gebouw vrijkomen bij
aanbesteding? Zo ja, hoe houdt u hier rekening mee
5. Indien de informatie met betrekking tot de vrijkomende materialen inzichtelijk zou zijn in
een materialenpaspoort, zou u deze informatie raadplegen voor de sloopfase?
Pagina 37 van 56
5b) En welke informatie acht u belangrijk tijdens de ontwerpfase toe te voegen aan een
materialenpaspoort.
Zelf niet, meestal wordt deze in de offerte van de sloper aangegeven. De sloop zal worden aanbesteed
doormiddel van een EMVI aanbesteding. De waardevolle materialen worden niet aangegeven in deze
offertes. De sloper bepaalt zelf wat hij met de materialen zal gaan doen.
Pagina 38 van 56
6. Acht u de informatie met betrekking tot de materialen hout; metaal; beton; bruikbaar voor u
zelf.
7. Is het voor u inzichtelijk wat er met de materialen gebeurt na dat zij uit het gebouw zijn
gekomen.
8. Tijdens de Exploitatiefase uitgevoerde onderhoudswerkzaamheden hebben invloed op de
informatie in een materialenpaspoort. In hoeverre zou u bereid zijn deze informatie
periodiek bij te werken?
Pagina 39 van 56
9. Wat is volgens u de toegevoegde waarde van een materialenpaspoort tijdens Bouw,
Het zal nooit gebeuren dat je een gebouw van een x aantal verdiepingen (staalbouw) direct in een
nieuw gebouw zal gebruikt worden  het staal zal omgesmolten worden om dan weer gebruikt te
worden. Het zal sowieso in de cirkel van hergebruik terecht komen.
Alle informatie van een materiaalpaspoort is er al, om deze informatie in een materialenpaspoort te
voegen zal alleen dubbelop zijn. De materialisatie van een gebouw zijn terug te vinden in het bestek
met de daarbij gevoegde bestekstekeningen. Ook wordt tegenwoordig alles gemoduleerd met de
computer
Exploitatie en Sloopfase.
Aanvullende informatie
Het materiaalpaspoort is een goed principe (dus meer het idee erachter is goed) maar om de
informatie nog een keer in een materiaalpaspoort te zetten zal geen toegevoegde waarde hebben. Om
dit principe te stimuleren zou het goed zijn dat er wetgeving zou moeten komen aan de overdracht van
informatie voor de nieuwe eigenaren van het gebouw. Dit zou kunnen concluderen: Bestek +
tekeningen.
Wanneer een gebouw gerenoveerd wordt zal dan ook een eis gesteld moeten worden om in het
renovatieplan op nemen dat het bestek + tekeningen zal worden geupdate. Dit kan digitaal worden
gedaan waardoor je bij overdracht alleen een wachtwoord van een cloud kan doorgeven. Wel moet je
hier de veiligheidsrisico’s in acht nemen.
Pagina 40 van 56
Bijlage II – Interview Pleun Langenberg
Inleiding
De Gebouwde omgeving is sinds een aantal jaar onder invloed van maatschappelijke en Politieke
omstandigheden aan het veranderen. Steeds meer druk komt te liggen op Energieprestaties en
Maatschappelijk verantwoord bouwen. Zo ook op circulair ondernemen. Gebouwen zijn niet
alleen gebruikers van grondstoffen, ze kunnen ook grondstoffen leveren en daarmee bijdragen
aan de duurzaamheid van de gebouwde omgeving.
Om het winnen van grondstoffen uit gebouwen mogelijk te maken is het implementeren van een
materialenpaspoort een eerste stap.
Het idee van zo’n paspoort is eenvoudig: als je grondstoffen wil herinzetten in de kringloop, dan
lukt dat alleen als deze grondstoffen herkenbaar zijn in de producten waarin ze verwerkt zijn.
Immers, grondstoffen zijn maar zelden in natuurlijke toestand in producten verwerkt: in vrijwel
alle gevallen is er sprake van homogeen samengestelde materialen. Deze samengestelde
materialen moeten eerst gescheiden worden in basismaterialen die vervolgens rechtstreeks (of na
een verdere bewerking) kunnen worden heringezet in het productieproces. Het beste instrument
om grondstoffen herkenbaar en (dus) efficiënt en breed herinzetbaar te maken is om elk product
te voorzien van een grondstoffenpaspoort. Een soort label dat zegt: “Beste recycler, dit zit erin, in
die hoeveelheden en in die samenstelling.”
Wij, een groep van vijf studenten aan Hogeschool Rotterdam, zijn in opdracht van Cirkelstad en
Duzant Doepel Architecten bezig met een onderzoek naar de implementatie van een
materiaalpaspoort voor de bouw. Wij hebben ons kader gericht op de wijze van
informatieverstrekking voor het materialenpaspoort en zouden u, als toonaangevend aanbieder
van recycleservices een aantal vragen willen stellen in de hoop dat u uw licht kunt schijnen op
zaken die voor ons onduidelijk zijn.
Pagina 41 van 56
Interview Opa
(gewerkt als projectleider en hoofduitvoerder bij Ballast Nedam, Gecko, NBM, Hijmans BV)
1. Welke materialen komen volgens u vrij bij de sloop
- Metsel steen
- Hout
- Staal
- Natuursteen
- Beton
10. Bent u bekend met het materialenpaspoort en zo ja, hoe ziet u deze.
Ja, een paspoort die wordt opgesteld voor een gebouw waarin alle materialen zijn weergeven die van
belang zijn voor duurzaam slopen (hergebruik en gemakkelijk te demonteren).
11. Zijn er materialen die u zelf gebruikt of zou gebruiken in het nieuwe project. Zo ja, welke
materialen zijn dat
Metselstenen, hout, dakpannen en natuursteen.
Pagina 42 van 56
12. Houdt u rekening met waardevolle materialen die uit een gebouw vrijkomen bij
aanbesteding? Zo ja, hoe houdt u hier rekening mee
Ja, tijdens de prijsvorming, want nieuw materiaal is duurder dan hergebruikt materiaal.
13. Indien de informatie met betrekking tot de vrijkomende materialen inzichtelijk zou zijn in
een materialenpaspoort, zou u deze informatie raadplegen voor de sloopfase?
5b) En welke informatie acht u belangrijk tijdens de ontwerpfase toe te voegen aan een
materialenpaspoort.
Kwaliteit van het materiaal zoals de houdbaarheid en de verwerking ervan.
14. Acht u de informatie met betrekking tot de materialen hout; metaal; beton; bruikbaar voor u
zelf.
Ja
Pagina 43 van 56
15. Is het voor u inzichtelijk wat er met de materialen gebeurt na dat zij uit het gebouw zijn
gekomen.
Niet, want als er een gebouw werd gesloopt dan kwamen de gesloopte materialen in containers en die
werden vervolgens gesorteerd en naar de desbetreffende partijen gebracht. En vanaf het moment dat
ze het terrein verlaten in de containers dan zijn ze uit het zicht.
16. Tijdens de Exploitatiefase uitgevoerde onderhoudswerkzaamheden hebben invloed op de
informatie in een materialenpaspoort. In hoeverre zou u bereid zijn deze informatie
Niet, want wanneer het gebouw aangepast gaat worden dan word dit meegenomen in het Bestek en
de tekeningen.
periodiek bij te werken?
17. Wat is volgens u de toegevoegde waarde van een materialenpaspoort tijdens Bouw,
Het is maar voor een aantal projecten van toepassing, want vaak staat er ergens een heel mooi
gebouw. Dat gebouw zou je dan kunnen herinrichten voor nieuwe functies, maar die exploitatie is
(vaak)duurder dan het platgooien.
Daarnaast is het idee van een materialenpaspoort wel leuk maar je kan bijvoorbeeld hout wel
hergebruiken, alleen je hebt een uitgangspunt van een gebouw (hoe het eruit moet zien), en dan heb
je materialen die daar binnen passen, maar de vormen moet je allemaal gaan aanpassen wil het precies
functioneel zijn het gebouw. De vorm van een gebouw (tijdens de ontwerpfase) moet je dus eigenlijk
aanpassen aan de materialen die vrijkomen, wat vaak niet gebeurd.
Pagina 44 van 56
Exploitatie en Sloopfase.
Pagina 45 van 56
Bijlage III – Interview Sita
Inleiding
De Gebouwde omgeving is sinds een aantal jaar onder invloed van maatschappelijke en Politieke
omstandigheden aan het veranderen. Steeds meer druk komt te liggen op Energieprestaties en
Maatschappelijk verantwoord bouwen. Zo ook op circulair ondernemen. Gebouwen zijn niet
alleen gebruikers van grondstoffen, ze kunnen ook grondstoffen leveren en daarmee bijdragen
aan de duurzaamheid van de gebouwde omgeving.
Om het winnen van grondstoffen uit gebouwen mogelijk te maken is het implementeren van een
materialenpaspoort een eerste stap.
Het idee van zo’n paspoort is eenvoudig: als je grondstoffen wil herinzetten in de kringloop, dan
lukt dat alleen als deze grondstoffen herkenbaar zijn in de producten waarin ze verwerkt zijn.
Immers, grondstoffen zijn maar zelden in natuurlijke toestand in producten verwerkt: in vrijwel
alle gevallen is er sprake van homogeen samengestelde materialen. Deze samengestelde
materialen moeten eerst gescheiden worden in basismaterialen die vervolgens rechtstreeks (of na
een verdere bewerking) kunnen worden heringezet in het productieproces. Het beste instrument
om grondstoffen herkenbaar en (dus) efficiënt en breed herinzetbaar te maken is om elk product
te voorzien van een grondstoffenpaspoort. Een soort label dat zegt: “Beste recycler, dit zit erin, in
die hoeveelheden en in die samenstelling.”
Wij, een groep van vijf studenten aan Hogeschool Rotterdam, zijn in opdracht van Cirkelstad en
Duzant Doepel Architecten bezig met een onderzoek naar de implementatie van een
materiaalpaspoort voor de bouw. Wij hebben ons kader gericht op de wijze van
informatieverstrekking voor het materialenpaspoort en zouden u, als toonaangevend aanbieder
van recycleservices een aantal vragen willen stellen in de hoop dat u uw licht kunt schijnen op
zaken die voor ons onduidelijk zijn.
In de eerste vraag wordt u gevraagd naar de voor u 5 belangrijkste materialen die uit de bouw
vrijkomen. Vervolgens vragen wij u om ieder antwoord steeds te specificeren voor deze 5
materialen.
1. Wat zijn naar uw mening de 5 belangrijkste materialen die uit de gebouwde omgeving
Vrijkomen qua hoeveelheden?
Pagina 46 van 56
-Schoon puin
Schoon puin bestaat uit een mengsel van beton- en metselwerkpuin en aanhangende steenachtige materialen
(keramiek, porselein, etc.). Schoon puin wordt in principe afgevoerd naar verwerkingslocaties
- Schoon betonpuin
De verwerking van betonpuin tot betongranulaat voor toepassing in beton wordt gezien als de meest
hoogwaardige vorm van puinrecycling. Beton wordt gerecycled tot nieuw beton.
-B-hout
B-hout wordt op een grote hoop gestapeld en dit hout wordt door middel van verkleining in een houtshredder
geschikt als grondstof voor hergebruik in de spaanplaatindustrie.
-Metaal
Bij de sloop vrijkomende metalen worden naar aard en soort gescheiden opgeslagen in containers en
rechtstreeks afgevoerd naar het dichtstbijzijnde metaal recycling bedrijf voor verdere bewerking en hergebruik.
-Bouw- en sloopafval
Onder bouw- en sloopafval wordt in dit kader verstaan het niet-steenachtig afval, anders dan hout, vrijkomend bij
sloopwerkzaamheden. Dit afval wordt in containers afgevoerd. Hier wordt het in een sorteerinstallatie gesorteerd
in verschillende materiaalfracties, die vervolgens voor rechtstreeks hergebruik of verdere bewerking worden
afgevoerd naar derden
2. Hoe worden deze materialen bij u geregistreerd?
De materialen worden bij ons geregistreerd doormiddel van een weegsysteem waar voertuigen
overheen rijden. Doormiddel van een computer kan dan het gewicht gekoppeld worden aan het
afvalstroomnummer en wordt een factuur uitgedraaid voor de administratie.
3. Wat is de betekenis van een afvalstroomnummer?
D.m.v. het afvalstroomnummer worden een aantal zaken vastgelegd zoals: ontvangstlocatie,
ontdoener, herkomst, de afvalstof en Euralcode. Daarnaast kunnen zaken als afzender, factuuradres en
transporteur worden vastgelegd.
Pagina 47 van 56
4. Welke informatie kan gehaald worden uit een afvalstroomnummer die betrekking heeft op
de samenstelling van materialen.
De exacte samenstelling van de materialen weten we niet. Het afval wordt grof ingedeeld in eerder
genoemde catagorien.
5. Worden de materialen bij Sita gesorteerd en welke criteria worden bij het uitsorteren
gehandhaafd.
De materialen worden reeds zo veel mogelijk gescheiden gebracht.
We hanteren aparte stortvlakken voor de verschillende materialen zodat deze niet door elkaar raken.
Pagina 48 van 56
6. Wat gebeurt er vervolgens met de materialen?
Sommige bewerkingen kunnen we hier doen. Zoals het schredderen van B-hout en het granuleren
van betonpuin. Schoon betonpuin wordt afgevoerd en door een andere verwerker.
Metaal wordt ook afgevoerd naar een andere verwerker. We hebben hier simpelweg niet de goede
apparatuur om metaal goed te kunnen sorteren.
Pagina 49 van 56
7. Is het voor u inzichtelijk wat er met de materialen gebeurt na dat zij van de Sita door worden
gegeven naar de volgende stap in het bewerkingsproces.
Niet tot in detail, maar we weten met wie we te maken hebben. Voor elk materiaal zijn er vaste
bedrijven waar we mee werken. Door duidelijke afspraken over prijzen en wijze van aflevering is een
eenduidige manier van werken ontstaan.
8. Welke informatie dient u inzichtelijk te maken bij het doorgeven van de materialen en op
welke wijze gebeurt dit?
Met name de samenstelling in hoofdlijnen. Voor hoogwaardig hergebruik van betonpuin zijn exacte
leveringsspecificaties. We proberen zo veel mogelijk gelijke materialen bij elkaar te houden maar
kunnen niet elke spijker uit het hout verwijderen alvorens het te schredderen. Dit gebeurt later
doormiddel van een magneet bij de fabrikant voor spaanplaat. Dit geldt ook voor betonijzer.
9. Kunt u de kringloop van de materialen omschrijven in de volgende tekening?
op de plaatsen van de pijlen is er sprake van overdracht van informatie. Welke informatie
wordt doorgegeven en op welke wijze wordt deze informatie gekoppeld aan het materiaal.
Denk hierbij aan codes of documenten.
Pagina 50 van 56
Gebouw
leverancier
Sita
Fabrikant
Recyclestation
De materialen die vrijkomen bij de sloop worden geïnventariseerd en aangeleverd doormiddel
van een afvalstroomnummer. Vervolgens doen de mogelijke bewerkingen leveren aan de
aangesloten recyclestations doormiddel van Euralcodes. Hiermee wordt gewerkt tot aan de
fabrikant zodat er geen verwarring kan ontstaan. De lijst met euralcodes is overigens op internet
te vinden
10. Bij welk van de in vraag 1 genoemde materialen is er sprake van de grootste
Zonder twijfel metaal en beton. Door de mogelijkheid tot hoogwaardig hergebruik blijft dit materiaal
een waarde vertegenwoordigen.
Pagina 51 van 56
waardevastheid.(welk materiaal behoudt het langst zijn economische waarde)
11. Wat is de visie van Sita op een materialenpaspoort?
Een materiaalpaspoort is iets wat vraagt om meer dan alleen een label aan een materiaal.
Het scala aan bouwmaterialen is zo breed dat het een onmogelijke opgave zou zijn om dit eenvoudig in
kaart te brengen. Het scala zal moeten inkrimpen en worden vereenvoudigd maar niet iedereen wil in
een prefab huis wonen. De noodzaak of de winstgevendheid zal het uiteindelijk overwinnen.
Pagina 52 van 56
Bijlage IV – Interview A.P. van Staveren
Inleiding
De Gebouwde omgeving is sinds een aantal jaar onder invloed van maatschappelijke en Politieke
omstandigheden aan het veranderen. Steeds meer druk komt te liggen op Energieprestaties en
Maatschappelijk verantwoord bouwen. Zo ook op circulair ondernemen. Gebouwen zijn niet
alleen gebruikers van grondstoffen, ze kunnen ook grondstoffen leveren en daarmee bijdragen
aan de duurzaamheid van de gebouwde omgeving.
Om het winnen van grondstoffen uit gebouwen mogelijk te maken is het implementeren van een
materialenpaspoort een eerste stap.
Het idee van zo’n paspoort is eenvoudig: als je grondstoffen wil herinzetten in de kringloop, dan
lukt dat alleen als deze grondstoffen herkenbaar zijn in de producten waarin ze verwerkt zijn.
Immers, grondstoffen zijn maar zelden in natuurlijke toestand in producten verwerkt: in vrijwel
alle gevallen is er sprake van homogeen samengestelde materialen. Deze samengestelde
materialen moeten eerst gescheiden worden in basismaterialen die vervolgens rechtstreeks (of na
een verdere bewerking) kunnen worden heringezet in het productieproces. Het beste instrument
om grondstoffen herkenbaar en (dus) efficiënt en breed herinzetbaar te maken is om elk product
te voorzien van een grondstoffenpaspoort. Een soort label dat zegt: “Beste recycler, dit zit erin, in
die hoeveelheden en in die samenstelling.”
Wij, een groep van vijf studenten aan Hogeschool Rotterdam, zijn in opdracht van Cirkelstad en
Duzant Doepel Architecten bezig met een onderzoek naar de implementatie van een
materiaalpaspoort voor de bouw. Wij hebben ons kader gericht op de wijze van
informatieverstrekking voor het materialenpaspoort en zouden u, als toonaangevend aanbieder
van recycleservices een aantal vragen willen stellen in de hoop dat u uw licht kunt schijnen op
zaken die voor ons onduidelijk zijn.
1. Bent u betrokken geweest bij duurzame slopen?
Nee, wij zijn een kleine onderneming die ten opzichte van andere bedrijven weinig aannemen. We
hebben ook andere werkzaamheden in grondverzet en wij hebben niet de kennis en de apparatuur om
duurzame slopen uit te voeren. We zijn er wel mee bezig om te kijken om onze sloopwerkzaamheden
te verduurzamen. Maar dit is met oog op onze interne bedrijfsvoering.
2. Bent u bekend met het materialenpaspoort en zo ja, hoe ziet u deze.
Pagina 53 van 56
Nee, ik ben niet bekend met een materialen paspoort. Ik heb er nog nooit van gehoord.
3. Zijn er materialen die u zelf gebruikt of zou gebruiken in het nieuwe project. Zo ja, welke
materialen zijn dat
Nee, De materialen die vrijkomen bij een door ons uitgevoerde sloop worden doorgevoerd naar de
daarvoor bestemde verzamellocaties. De materialen worden daar vervolgens verder uitgesorteerd en
klaargemaakt voor verdere recycling. Er zijn nauwelijks materialen die worden weggegooid. Ze worden
vrijwel altijd hergebruikt in een project waar de toepassing het meest geschikt is. Materialen direct
hergebruiken bij een nieuw bouwproject zou risico’s met zich meebrengen met betrekking tot de
sterkte van constructies.
4. Houdt u rekening met waardevolle materialen die uit een gebouw vrijkomen bij
aanbesteding? Zo ja, hoe houdt u hier rekening mee
Ja, er wordt een inventarisatie gemaakt op voorhand. Zo kunnen wij een goede inschatting maken van
de kosten en de opbrengsten.
5. Indien de informatie met betrekking tot de vrijkomende materialen inzichtelijk zou zijn in
een materialenpaspoort, zou u deze informatie raadplegen voor de sloopfase?
Pagina 54 van 56
5b) En welke informatie acht u belangrijk tijdens de ontwerpfase toe te voegen aan een
materialenpaspoort.
Nee, indien er een bestek beschikbaar is wordt deze geraadpleegd. Het is een onmogelijke opgave om
alle vrijkomende materialen apart te behandelen. Dit zou hoge kosten met zich meebrengen en
daardoor zou de prijs stijgen. Ik kan geen gebouweigenaar bedenken die zou kiezen voor een hogere
sloopofferte als alle materialen inzichtelijk worden afgevoerd. Wat heeft hij daar aan?
6. Acht u de informatie met betrekking tot de materialen hout; metaal; beton; bruikbaar voor u
zelf.
Over deze infortmatie beschikken wij al, wij werken nauw samen met diverse verzamellocaties en
weten welke prijs wij krijgen voor de materialen en wat wij moeten betalen om bepaalde materialen af
te voeren. Verdere gegevens die betrekking hebben op waaar het eventueel hergebruikt kan worden
zou alleen handig zijn als wij een hogere prijs kunnen realiseren bij direct hergebruik. Dan zijn er
automatisch ook hogere arbeidskosten aan verbonden.
7. Is het voor u inzichtelijk wat er met de materialen gebeurt na dat zij uit het gebouw zijn
gekomen.
Ja dit is inzichtelijk. De materialen worden door gespecialiseerde fabrikanten bewerkt tot grondstoffen
voor nieuwe producten. Hetzij voor de bouw, hetzij voor andere toepassingen. Op deze manier kunnen
fabrikanten ook garantie geven dat de materialen de eigenschappen beschikken die voor de toepassing
vereist zijn.
Pagina 55 van 56
8. Tijdens de Exploitatiefase uitgevoerde onderhoudswerkzaamheden hebben invloed op de
informatie in een materialenpaspoort. In hoeverre zou u bereid zijn deze informatie
Ik zou daar bereid toe zijn als er ook iets tegenover staat in de vorm van een vergoeding.
periodiek bij te werken?
9. Wat is volgens u de toegevoegde waarde van een materialenpaspoort tijdens Bouw,
Geen toegevoegde waarde. Het zou geen meerwaarde hebben ten opzichte van het bestek.
Exploitatie en Sloopfase.
Pagina 56 van 56
Download