Deel 1: CIRCULAIRE ECONOMIE, BEGRIPPEN

advertisement
CIRCULAIRE ECONOMIE,
BEGRIPPEN VOOR HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK
GEWEST
In harmonie met onze planeet leven
Dit dubbel document is een « sneuvelnota ». Het eerste document stelt het globale concept van de
circulaire economie voor. Het tweede document focust zich op de economische stimulering die nodig is
om dat concept in de praktijk om te zetten. Er zal aan de Brusselse actoren die dit wensen een
amenderingsproces voorgesteld worden en dit vanaf 29 mei voor een symposium en op 10 juni voor
een brainstormdag. De in overleg gegroeide versie zal nadien ter goedkeuring voorgelegd worden aan
de regering en aan de Economische en Sociale Raad en voor advies aan de Raad voor Leefmilieu voor
de winter 2015.
PAGINA 2 VAN13 - RAP_PARTIE1_20150526_EC_CONCEPTS.DOCX - 09/06/2015
LOREM IPSUM DOLOR SIT AMET, CONSECTETUER ADIPISCING ELIT, SED DIAM NONUMMY NIBH EUISMOD TINCIDUNT
UT LAOREET DOLORE MAGNA ALIQUAM ERAT VOLUTPAT
BE CIRCULAR BE BRUSSELS
Circulaire economie, Begrippen voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
INHOUD
WOORD VOORAF ....................................................................................................................................... 6
CIRCULAIRE ECONOMIE - BEGRIPPEN .......................................................................................................... 8
1. CONCEPT ............................................................................................................................................. 8
2. COMPONENTEN ....................................................................................................................................... 8
2.1. (1) AANBOD VAN DE ECONOMISCHE ACTOREN ........................................................................................................ 9
2.2. (2) VRAAG, GEDRAG EN BEHEER VAN DE CONSUMENTENBEHOEFTEN ........................................................................ 11
2.3. 3) BEHEER VAN DE HULPBRONNEN EN DE AFVALSTOFFEN ....................................................................................... 12
2.4. GOVERNANCE EN TERRITORIALE HIËRARCHIE......................................................................................................... 13
INHOUD
Dit document getiteld « Circulaire economie, begrippen voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest » verduidelijkt
het concept van de circulaire economie voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
DOELSTELLING
Tal van actoren, zowel internationaal, Europees als regionaal, omarmen het concept van de circulaire economie
om een evenwichtige en bloeiende economische ontwikkeling uit te bouwen die in dienst staat van de
menselijke ontwikkeling en de levenskwaliteit van alle Brusselaars (de burgers zijn immers de belangrijkste te
vrijwaren rijkdom/hulpbron) - en in harmonie is met de bescherming van de hulpbronnen op onze planeet. Dit is
een opportuniteit die ook de regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wil grijpen. Hiertoe laat het
huidige document toe om het debat aan te gaan met de Brusselse actoren.
DOELGROEP
Brusselse actoren die betrokken zijn bij de circulaire economie.
PAGINA 3 VAN13 - RAP_PARTIE1_20150526_EC_CONCEPTS.DOCX - 09/06/2015
DE UITDAGINGEN VAN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST
1
Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is een middelgrote stad van 1.163.000 bewoners , een ware economische
long van België met meer dan 93.000 bedrijven. Bovendien ontvangt het Gewest overdag een bevolking van
2
329.000 personen , hoofdzakelijk werknemers, toeristen en ook gezinnen die naar Brussel komen voor de
winkels, horecazaken of de culturele instellingen. De Brusselse economie is hoofdzakelijk gericht op diensten
met een belangrijke aanwezigheid van overheidsdiensten en internationale instellingen zoals de Europese Unie
en de NATO.
De bestuurlijke grenzen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zijn klein en de demografische ontwikkeling en
de groei van de economie leiden tot een verdichting van zijn grondgebied, ondanks een belangrijke
3
agglomeratie die in en rond Brussel mobiliteitsproblemen veroorzaakt. We kunnen niet anders dan vaststellen
dat het Brussels Hoofdstedelijk Gewest maatschappelijke, economische en ecologische uitdagingen
kristalliseert waar we op wereldschaal mee geconfronteerd worden. Het Gewest moet ook het hoofd bieden aan
4
uitdagingen op demografisch (+ 112.000 bewoners tegen horizon 2020) ), ecologisch en energiematig vlak met
de schaarser wordende hulpbronnen, zonder voldoende de vervuilingen te hebben beheerst en een voldoende
levenskwaliteit te hebben verzekerd voor alle Brusselaars. Bovendien, vormt de vermenging van functies
(residentiële, commerciële, economische...) een permanente uitdaging voor het Gewest. Ze verzekert de
multifunctionaliteit, de mogelijkheid om eender welke soort werk in eigen buurt en dus met weinig woonwerkverplaatsingen te vinden. Het is een troef op stedenbouwkundig vlak maar een dagelijkse uitdaging die
moet worden aangegaan gezien de nabijheid van functies die elkaar onderling kunnen hinderen. Het Gewest
kent ook een werkloosheidsgraad van om en bij de 20%: een gehalte dat te hoog blijft ondanks de acties die het
Gewest hiervoor op touw zet.
Het Gewest staat voor 7 hoofduitdagingen zoals beschreven in de Gewestelijke Beleidsverklaring 2014-2019:
(1) bevolkingsaangroei
(2) ontwikkeling van economie, werkgelegenheid, opleiding en onderwijs
(3) mobiliteit
(4) strijd tegen de tweeleding van de stad en de armoede
(5) levenskwaliteit
(6) huisvesting
(7) internationalisering
Bovendien concentreren de Brusselse ecologische uitdagingen, omkaderd door Europese beleidslijnen, zich
vooral rond typische problematieken van steden:
-
Evenwichtig beheer van verschillende functies van de groene ruimtes en van de natuur in de stad;
Afvalstoffenbeheer;
Waterbeheer
Beheer van verontreinigde bodems;
Beheer van de activiteiten die onderhevig zijn aan een milieuvergunning;
Energiebeheersing en strijd tegen klimaatveranderingen;
Strijd tegen luchtverontreiniging, geluidshinder, de elektromagnetische vervuiling;
De afhankelijkheid van hulpbronnen zoals voedingswaren;
…
De combinatie van de verbetering van de levenskwaliteit, de economische welvaart en de jobcreatie aangepast
aan de Brusselaars is een uitdaging die de Brusselse regering wenst aan te gaan. Aangezien Brussel een open
ecosysteem is, kunnen mogelijke samenwerkingen met de aangrenzende gewesten ook interessant zijn.
1
Op 1 januari 2014, bron: BISA (http://www.ibsa.irisnet.be/chiffres/chiffres-cles-de-la-region/chiffres-cles-de-la-region-de-bruxelles-capitale#.VOsv6HyG9oA)
Per dag in 2013, bron: BISA (idem)
3
Een agglomeratie is een stedelijk geheel dat is samengesteld uit meerdere stadskernen (of steden) waarvan de voorsteden uiteindelijk aan
elkaar grenzen.
4
Project Gewestelijk Plan voor Duurzame Ontwikkeling van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
2
PAGINA 4 VAN13 - RAP_PARTIE1_20150526_EC_CONCEPTS.DOCX - 09/06/2015
PAGINA 5 VAN13 - RAP_PARTIE1_20150526_EC_CONCEPTS.DOCX - 09/06/2015
WOORD VOORAF
Herziening van ons ontwikkelingsmodel voor meer levenskwaliteit
Vandaag krijgen we meer dan ooit de kans om de loop der dingen te veranderen om een ontwikkelingsmodel te
laten vallen en een nieuw model uit te vinden. Crisissen bieden veranderingskansen: we moeten de kansen
grijpen en we zijn allemaal dragers van deze verandering. Alle spelers moeten instappen in een dynamiek van
creativiteit en innovatie, risico's durven nemen, makkelijke en al vaak uitgeteste antwoorden, die hun grenzen
hebben bereikt, achterwege durven laten. We moeten de moed hebben om ons ontwikkelingsmodel grondig te
herzien, de overconsumptie van goederen en diensten is vandaag niet langer een geloofwaardig noch wenselijk
project. We willen een ontwikkelingsmodel centraal stellen dat niet alleen duurzaam maar vooral menselijker is,
waarvoor de economische groei niet langer een doel op zich maar een middel ten dienste van de groei
van de levenskwaliteit wordt. Een betere levenskwaliteit maar ook meer zin en meer verbondenheid, dat zijn
de prioriteiten van ons ontwikkelingsmodel.
In dit verband is het de rol van de regering om een visie uit te werken, om het kader voor economische
ontwikkeling vast te leggen, een pragmatische katalysator te zijn voor innovatie en verandering en om blijk te
geven van leiderschap om deze veranderingen tot een goed einde te brengen. De regering van een StadGewest heeft een veel belangrijkere rol te spelen wanneer men weet dat, voortaan, één persoon op twee in de
wereld in de stad woont en dat er tegen 2030 om en bij de 5 miljard stedelingen zouden zijn, dit is 2/3e van de
wereldbevolking. De plaatselijke regeringen spelen inderdaad een cruciale rol in de afzwakking van de effecten
van de klimaatverandering en dit des te meer aangezien 80 % van de energieconsumptie en van de CO2uitstoot samenhangt met stedelijke activiteiten op wereldvlak.
Toegepast op de schaal van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest streeft dit nieuw model ernaar om de
economie te sturen in de richting van een rationeel en intelligent beheer van de hulpbronnen - van
grondstoffen tot energiebronnen, over water, lucht, aarde en de bodem, de biodiversiteit -, om de
uitwendige effecten te beperken (uitputting van niet hernieuwbare energiebronnen, luchtkwaliteit,
broeikasgassen,...) en om korte kringlopen van economische waardekettingen uit te bouwen en onze
ondernemingen en onze werknemers daar gebruik van te laten maken.
Een engagement van de Strategie 2025 van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Dat is de ambitie die de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zichzelf stelt. Dit engagement om het
Gewest te sturen in de richting van de circulaire economie kadert volledig in de Strategie 2025, die de
regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest op [28/05/2015] heeft vastgelegd. De regering heeft, enerzijds,
als streefdoel om van Brussel de Belgische en Europese hoofdstad van de ondernemingszin en de vernieuwing
te maken, en anderzijds om paal en perk te stellen aan de paradox van de Brusselse economie, waarbij Brussel
de stad is met het grootste tewerkstellingsbekken van het land, maar die ook kampt met de hoogste
werkloosheidsgraad onder haar eigen bevolking. De Strategie 2025 bevat een engagement die een
stappenplan vastlegt voor de circulaire economie vastlegt als één van de middelen om de huidige situatie te
doen evolueren naar de toekomstige gewenste situatie. De Brusselse regering baseert in haar gewestelijke
beleidsverklaring 2014-2019, haar Strategie 2025 op de tewerkstelling van de Brusselaars en op de
toekomstige jobs in het bijzonder. Voorts wil de regering ambitieuze meerjarenopleidingsplannen, met name
over knowhow in nieuwe technologieën, stimuleren en ontwikkelen, en ook een energiegerelateerde,
maatschappelijke en ecologische reconversie bevorderen, met het oog op het creëren van lokale jobs en het
versterken van Brussel als stad waar het goed is om te leven. Door zijn statuut als Stad-Gewest, heeft het
Brussels Hoofdstedelijk Gewest de kans om te beslissen over de essentie van zijn beleid, met name op
milieuvlak, op het vlak van vernieuwing, werkgelegenheid en opleiding (samen met de Franstalige
Gemeenschapscommissie - COCOF en de Vlaamse Gemeenschapscommissie - VGC).
Het is de rol van de regering om een visie uit te werken, om een pragmatische katalysator te zijn voor
verandering en om blijk te geven van leiderschap om deze veranderingen tot een goed einde te brengen. Die
weg inslaan houdt in dat men het concept van de circulaire economie verder verduidelijkt, een visie 2050
voorstelt en de uitdagingen specifiek voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest in kaart brengt. Dat is de functie
van dit document.
Supranationale beweging
PAGINA 6 VAN13 - RAP_PARTIE1_20150526_EC_CONCEPTS.DOCX - 09/06/2015
De huidige tendens bestaat erin om over te stappen van een afvalbeheerbeleid naar een
hulpbronnenbeheerbeleid dat zich bijgevolg uitbreidt naar alle facetten van het milieu. Er bestaan veel
initiatieven op internationaal, nationaal, gewestelijk of lokaal niveau die in de richting gaan van de circulaire
economie.
Denken we bijvoorbeeld aan de beklemtoning van het belang om het gebruik van hulpbronnen los te koppelen
van de productie van goederen dat erg volledig beschreven staat in het verslag 2011 « Decoupling natural
resources use and environmental impacts from economic growth » Programma van de Verenigde Naties voor
het Milieu en de Organisatie van de Verenigde Naties (ONU).
Ook de Europese Commissie heeft in 2011 een tekst gepubliceerd: Efficiënt gebruik van hulpbronnen in de
Europese Unie. Deze bevat de volgende doelstellingen:

de economische prestaties stimuleren en daarbij ook minder hulpbronnen gebruiken;

de bevoorradingsveiligheid in essentiële hulpbronnen verzekeren;

strijden tegen klimaatverandering en de impact van het gebruik van hulpbronnen op het milieu
beperken.
In juli 2014 heeft de Europese Commissie een tekst gepubliceerd getiteld « Naar een circulaire economie: een
afvalvrij programma voor Europa » waarvan de doelstelling is om een gemeenschappelijk en samenhangend
kader vast te leggen om de circulaire economie te bevorderen. Deze economie had met name als doelstelling
om recycling te doen toenemen, om jobs en economische groei te creëren en om de uitstoot van
broeikasgassen en de impact op het klimaat te beperken. In februari 2015 heeft de Europese Commissie de
intrekking van het pakket circulaire economie uit zijn werkprogramma geofficialiseerd. De Commissie bereidt nu
een nieuw voorstel voor dat « ambitieuzer » moet zijn. Dit voorstel zou tegen eind 2015 gepubliceerd moeten
zijn. De doelstelling van de Europese Commissie is ook om de situatie van de verschillende lidstaten meer in
acht te nemen. De bredere aanpak die de Commissie wil voorstellen boort alle elementen van de cyclus aan,
enerzijds, door met name een beter « product design » en een duurzame consumptie te ondersteunen en,
anderzijds, door de ontwikkeling van een markt voor gerecycleerde producten en grondstoffen te
vergemakkelijken.
Door de supranationale beweging te volgen, heeft het Brussels Hoofdstedelijk Gewest de kans om zich
internationaal te positioneren bij de top van de stadsgewesten die werk maken van een circulaire economie.
HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST HEEFT DE AMBITIE OM
DE HULPBRONNEN ZO GOED MOGELIJK TE VRIJWAREN OM TE
HELPEN BIJ DE RECONVERSIE VAN DE ECONOMIE, LOKALE
TEWERKSTELLING EN IN HET BIJZONDER DE TEWERKSTELLING VAN
DE MINDER GESCHOOLDEN, TE BEVORDEREN. EN DIT OM DE
LEVENSKWALITEIT VAN ZIJN BURGERS TE GARANDEREN.
Céline Fremault
Didier Gosuin
Minister voor Leefmilieu en Energie
Minister van Economie, Werkgelegenheid en
Opleiding
PAGINA 7 VAN13 - RAP_PARTIE1_20150526_EC_CONCEPTS.DOCX - 09/06/2015
Rudi Vervoort
Minister-President
CIRCULAIRE ECONOMIE - BEGRIPPEN
1. CONCEPT
De circulaire economie kan men definiëren als een economisch uitwisselings- en productiesysteem dat, in alle
stadia van de levenscyclus van de producten (goederen en diensten), ernaar streeft om de hulpbronnen
efficiënter te gebruiken, om de impact op het milieu te verminderen en daarbij ook het individueel welzijn verder
5
te ontwikkelen . Deze economie staat recht tegenover de lineaire economie die gekenmerkt wordt door de fasen
"ontginnen-fabriceren-consumeren-wegwerpen".
De circulaire economie streeft er ook naar om de verspilling van de hulpbronnen bij de bron drastisch te doen
dalen door de milieu-impact te verminderen en het welzijn verder te verhogen. In de mate van het mogelijke
ontwikkelt de circulaire economie zich op lokale schaal door moeilijk delokaliseerbare waardekettingen te
creëren.
2. COMPONENTEN
Het begrip circulaire economie wordt, in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, begrepen als een overkoepelend
begrip voor meerdere fundamentele componenten. Het begrip is opgebouwd rond een brede inachtneming van
drie domeinen uit alle verschillende hulpbronnen (van grondstoffen tot energie over water, lucht, aarde en
bodem, biodiversiteit): het aanbod, de vraag en het beheer van behoeften, afvalstoffen en hulpbronnen en van
een transversale governance- en een territoriale benaderingscomponent. Deze componenten hangen sterk met
elkaar samen. De volgende opdeling is kunstmatig maar laat toe om een lijst op te stellen van de componenten
die het Brussels Hoofdstedelijk Gewest in aanmerking neemt.
 De duurzame bevoorrading in hulpbronnen
 De innoverende en veerkrachtige ondernemerspraktijken
(1) Aanbod van de economische actoren  Het ecodesign van goederen en diensten
 De industriële ecologie
 De functionaliteitseconomie
 De deeleconomie
(2) Vraag, gedrag en beheer van de
consumentenbehoeften
 Verandering van aankoopgedrag van goederen en diensten
 Verantwoord aankopen
 De soberheid en het nadenken over de bevrediging van de behoeften
van de consumenten
3) Beheer van de hulpbronnen en de
5
 Het hergebruik en de voorbereiding voor hergebruik
Voorgestelde definitie door ADEME, in zijn technische fiche « kringloopeconomie: begrippen », van oktober 2014.
PAGINA 8 VAN13 - RAP_PARTIE1_20150526_EC_CONCEPTS.DOCX - 09/06/2015
afvalstoffen
 Recycling
 Energieterugwinning
De governance van de uitvoering van het concept van de circulaire economie is een transversale
component, met een bijzondere aandacht van de territoriale hiërarchie (waarbij de korte circuits centraal
staan).
2.1. (1) Aanbod van de economische actoren
1.2.1.De duurzame bevoorrading in hulpbronnen
Duurzame bevoorrading betreft de efficiënte ontginning van de hulpbronnen door de import en
exploitatieoverschotten, evenals de impact op het milieu, te beperken. Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest heeft
geen belangrijke hoeveelheden aan natuurlijke hulpbronnen maar wat de bedrijven kiezen aan grondstoffen en
de oorsprong van die stoffen heeft een onrechtstreekse impact op de duurzame bevoorrading in andere streken
in de wereld (zowel op de milieuomstandigheden van de delving en/of productie als op de maatschappelijke
omstandigheden in de landen van herkomst van de grondstoffen en op de volatiliteit van de prijzen van die
grondstoffen en op de afgelegde afstanden).
Een voorbeeld van nabijheid: Over de periode 2000-2011, bedroeg de bevoorrading in drinkwater in het
Brussels Hoofdstedelijk Gewest gemiddeld 68,2 miljoen kubieke meter per jaar, waarvan 96,8 %
afkomstig was van gewinningen in het Waals Gewest. De wederingebruikstelling van
regenwateropvangtanken in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is één van de elementen die toelaten
om de drinkwaterbevoorrading afkomstig van buiten het Gewest te verminderen.
1.2.2.De innoverende en veerkrachtige ondernemerspraktijken
De businessmodellen die gebaseerd zijn op efficiënte ontginning van hulpbronnen dekken een brede waaier
aan vernieuwende benaderingen die producten en diensten leveren om het globaal volume aan natuurlijke
hulpbronnen in verhouding tot de wijze waarop deze producten of diensten gewoonlijk worden geleverd, te
verminderen. Deze benaderingen zijn rendabel en verlengen ook de levensduur van de producten of diensten
(strijd tegen geprogrammeerde veroudering). .
De ontwikkeling van reconversie-ondernemerschap streeft ernaar om de ondernemingen aan te moedigen om
zich aan te passen en om een ontwikkelingsstrategie aan te nemen om op termijn duurzame
ondernemingen in de meest brede zin van het woord te worden. Het biedt een uitzonderlijke kans voor de
Brusselse ondernemingen om volledig mee te zijn met eco-innovatie op het vlak van management en
technologie, om hun veerkracht en hun concurrentiekracht te verhogen. Het milieuvraagstuk en meer in het
algemeen de duurzame ontwikkeling is vandaag een parameter die mee opgenomen wordt in alle activiteiten
van de onderneming. Deze strategische ontwikkeling sluit aan op het milieubeheer dat ernaar streeft om de
milieu-impact van de bedrijfsactiviteiten mee in acht te nemen, deze impact te evalueren en te verminderen.
1.2.3.Het ecodesign van goederen en diensten
Het ecodesign streeft ernaar om gedurende de hele levensduur (van het artikel, het gebouw, de dienst) de
negatieve effecten op het milieu te verminderen door te trachten om de kwaliteiten en / of het vermogen van het
artikel of geleverde dienst te vrijwaren. Het gaat dan meer specifiek over de daling van het gebruik van niethernieuwbare energiebronnen, het vaker gebruiken van hernieuwbare energiebronnen door rekening te houden
met hun reproductiegehalte, de verlenging van de levensduur van de producten en het anticiperen op
hergebruik- en recyclagemogelijkheden. Ecodesign maakt het dus mogelijk om zowel de productiekosten als de
ecologische voetafdruk van het gecommercialiseerde product te verminderen.
De eerste richtlijn betreffende de energieverbruikende producten, genaamd de « Ecodesign richtlijn »
(2009/125/CE) werd aangenomen in 2005 en herzien in 2009. Deze richtlijn legt de Europese minimale en
PAGINA 9 VAN13 - RAP_PARTIE1_20150526_EC_CONCEPTS.DOCX - 09/06/2015
dwingende vereisten vast van bij het beginstadium van het ontwerp van de producten om hun milieuprestaties
te verbeteren. Bij de officiële intrekking van het pakket Circulaire economie in februari 2015, beklemtoonde
Frans Timmermans dat de Europese Commissie met een nog ambitieuzer voorstel voor de dag zou komen
waarin het aspect preventie veel sterker aanwezig zou zijn. Het referentie-instrument ter zake blijft echter de
richtlijn Ecodesign die de stappen van de levenscyclus van het product mee in acht neemt. Ook al maakt ze nu
nog niet het voorwerp uit van een herziening zou deze richtlijn deel kunnen uitmaken van het nieuwe pakket
« Circulaire economie » die de Europese Commissie heeft aangekondigd voor eind 2015, maar dat is nog niet
zeker.
Op het vlak van goederen is het Brussels Hoofdstedelijk Gewest een belangrijke invoerder van goederen en
heeft het slechts een matige invloed op goederen die buiten het Gewest geproduceerd zijn. Als opdrachtgever
geven de Brusselse professionelen (zoals ontwerpers) wel richtlijnen met betrekking tot de ontwerpvereisten
van de producten. Naast de ecologische doelstelling, versterkt het ecodesign bovendien de
vernieuwingsbenadering en laat het de ondernemingen die er gebruik van maken toe om hun
concurrentiekracht te versterken en om een concurrentievoordeel te verkrijgen door te beantwoorden aan
verwachtingen van de markt of door nieuwe markten aan te boren.
Textielontwerpers, bijvoorbeeld, met de veel toepassingsgebieden (kledij en accessoires,
binnenhuisinrichting en architectuur, design van voorwerpen) kunnen op het vlak van ecodesign van uit
textiel samengestelde voorwerpen strikte richtlijnen opgeven als deze artikelen niet binnen het Gewest
worden geproduceerd.
Hoewel het vaak wordt toegepast op producten, vindt het ecodesign ook meer en meer ingang in de
dienstensector. Net als in een productbenadering, neemt het ecodesign van een dienst alle vormen van
impact op het milieu (water, lucht, bodems, energie, geluid, grondstof, afval…) mee in acht en denkt het
aan alle fasen van de levenscyclus van een dienst (met een bijzondere aandacht voor afval en
producten die verbonden zijn aan de dienst). Ecodesign heeft dan ook betrekking op de grote
meerderheid van de Brusselse KMO’s. Zo zal een communicatiebureau bijvoorbeeld aan zijn klanten
een website voorstellen die ontwikkeld kan worden volgens de principes van het green IT, of een event
dat op duurzame wijze georganiseerd kan worden, een reclamecampagne op banners die gehuurd
kunnen worden in plaats van dat ze gekocht worden om nadien op het einde van de
marketingcampagne weggegooid te worden.
Bovendien streeft een eco-ontworpen product, zoals een herbruikbare, hermetisch gesloten, stevige,
praktische, duurzame en design lunchbox ernaar om een nieuw soort lunchervaring in het leven te
roepen waarbij de gebruikers kleinschalige Brusselse traiteurdiensten leren ontdekken in de vorm van
eco-verantwoorde meeneemgerechten.
In zijn meest uitgewerkte vorm, spreken we over een 'wieg tot wieg' (cradle to cradle – C2C – voor de
Engelstaligen) dat een onderdeel is van het ecodesign, waarin op alle niveaus, van het ontwerpen, de
productie tot de recyclage van het product, een ecologische vereiste geldt met als principe nul vervuiling
en 100 % recyclage. Eenvoudig gesteld moet een gefabriceerd product, eenmaal het gerecycleerd is,
opnieuw hetzelfde product opleveren, waarbij er in de cyclus enkel een toevoeging van hernieuwbare
energie optreedt.
1.2.4.Industriële en territoriale ecologie
De industriële ecologie inspireert zich op natuurlijke ecosystemen om nieuwe vormen van stromen- of
uitrustingsverdeling en van samenwerking tussen actoren die op een gegeven grondgebied samenwonen, te
vinden. Een van zijn rechtstreekse toepassingen bestaat erin om ervoor te zorgen dat het afval van een bedrijf
hulpbronnen worden voor een ander bedrijf (ook wel industriële symbiose genoemd).
Een referentiemodel is de ervaring van Kalundbord of Denemarken die bestaat uit de ontwikkeling van een dicht
netwerk voor de uitwisseling van water, energie en subproducten die afkomstig zijn uit verschillende industriële
activiteiten op dezelfde site. De optimalisering van de productietechnieken en -wijzen kan men zowel bekijken
op het niveau van een industriepark als op het niveau van een bepaalde bedrijvengroep.
Irisfeer bijvoorbeeld, een project onder leiding van Citydev.Brussels, begeleidt bedrijven in Brusselse
activiteitenparken om, op het vlak van energie en hulpbronnen, samenwerkingsverbanden op touw te
PAGINA 10 VAN13 - RAP_PARTIE1_20150526_EC_CONCEPTS.DOCX - 09/06/2015
zetten. Een van de uitvoeringsvoorbeelden is de terbeschikkingstelling van overtollig gedemineraliseerd
water van een bedrijf aan een naburig bedrijf, wat zorgt voor een verbetering van het
schoonmaakproces. De doelstelling is nu om de benadering waarbij hulpbronnen-afvalstoffen, energie,
mobiliteit en diversiteit met elkaar worden uitgewisseld, breder ingang te doen vinden door zo kort
mogelijke kringlopen te bevorderen en te vertrekken vanuit de concrete behoeften van de bedrijven.
Er bestaan ook niet- « industriële » toepassingen: recent werd er een Brussels bier ontwikkeld op basis
van onverkocht brood in de supermarkten. Een halve ton brood wordt gebruikt voor een brouwvat van
4.000 liter. Elke fles (33 cl) bier bevat dus het equivalent van anderhalve snede brood.
1.2.5.De functionaliteitseconomie
De basis van de functionaliteitseconomie (of « product-service systems ») betekent dat het gebruik van een
product eerder dan de eigendom ervan centraal staat om zo de afname van hulpbronnen te verminderen. Dit
businessmodel breekt radicaal met de logica van het « volume » (= meer verkopen) om over te stappen naar
een logica van de « waarde » (inspelen op een functie, een behoefte).
De « liever-dienst-dan-product »-benadering maakt het mogelijk om de productie van immateriële hulpbronnen
centraal te stellen van waarde/winstcreatiemodel door bedrijven, waarbij sommige verder kunnen gaan dan het
eenvoudige inspelen op behoeften van de klanten en meer algemeen ten goede komen van de collectiviteit /
gemeenschap (gezondheid, milieu, mobiliteit,…). Het is een formule die ook zorgt voor een nieuwe wind in de
verhouding tussen bedrijven, klanten, maar ook openbare actoren met een logica van coöperatieve
ecosystemen (bvb publiek-privaat samenwerkingsverband voor de installatie van Villo) Het is belangrijk om te
beklemtonen dat de sterke “dienst”-dimensie van de functionaliteitseconomie kan bijdragen tot een meer lokale
verankering van de ondernemingen en dus in aanmerking komt om een gunstige voedingsbodem te vormen
voor een herlokalisering van de economie.
In deze optiek, blijft een bedrijf eigenaar van de goederen die het ter beschikking stelt van zijn klanten:
bijvoorbeeld, vervanging van de verkoop van het artikel door de verkoop van het gebruik van het goed
(gefactureerde fotokopieën per eenheid en niet de verkoop van het toestel) of een mobiliteitsdienst
eerder dan een voertuig (Cambio of Villo zijn Brusselse voorbeelden),…
Aangezien het model functionaliteitseconomie een logica inhoudt die breekt met het klassiek model om winst te
creëren, moeten er begeleidingsprocessen voor de overstap ingevoerd worden om bedrijven en hun
bedrijfsleiders te ondersteunen.
2.2. (2) Vraag, gedrag en beheer van de consumentenbehoeften
2.2.1.De deeleconomie
De deeleconomie of de samenwerkingseconomie dekt 3 realiteiten: de collaboratieve productie, de
collaboratieve consumptie en de collaboratieve financiering. In het bijzonder op het niveau van de consumenten
– burgers, wijst de deeleconomie op de uitwisseling van goederen en diensten, gratis of betalend. In de mate
waarin de consumenten zelf veranderen in producenten of dienstverleners, treedt men uit de klassieke
economische schema’s... De lokale of gewestelijke overheden hebben dus als rol om het kader aan te reiken,
met name ten opzichte van de mededingingsregels of nog de volksgezondheid, zonder het ontstaan van deze
6
activiteiten af te remmen of te beperken.
Bijvoorbeeld, de collaboratieve financiën (crowdfunding of geld lenen van peer to peer), een fab lab
(samentrekking uit het Engels fabrication laboratory) die een plek is die openstaat voor het publiek waar
6
Deze denkoefening moet tegemoet komen aan drie voorwaarden om een kader aan te reiken voor de deeleconomie zonder haar te
muilkorven: ten eerste, elke economische activiteit, hoe gedeeld ook, moet een bijdrage leveren aan de solidariteit (via de betaling van
taksen en belastingen) en de financiering van de sociale zekerheid en deze bijdrage moet bijgevolg toelaten om sociale rechten op te
bouwen (ziekteverzekering, werkloosheidsverzekering, enz.); ten tweede, een nieuw juridisch kader moet de omkadering van economische
uitwisselingen tussen particulieren mogelijk maken waarbij de bescherming van de persoonlijke levenssfeer gerespecteerd blijft; ten derde,
een nieuw statuut moet ontworpen worden en beantwoorden aan de bijzondere realiteit van de doelgerichte deelactiviteiten. Dit statuut
moet het mogelijk maken voor de "collaboranten" om bijkomende inkomsten te verwerven, bij te dragen tot de solidariteit en sociale rechten
op te bouwen die hen een sociale bescherming verzekeren. Zie de analyse 2014 Mohssin El Ghabri « De quoi airbnb et uber sont-ils le
nom ? ».
PAGINA 11 VAN13 - RAP_PARTIE1_20150526_EC_CONCEPTS.DOCX - 09/06/2015
alle soorten hulpbronnen beschikbaar gesteld worden, met name een 3D printer of nog carpooling,
verhuur tussen particulieren, gedeelde tuinen en collectieve stadsmoestuinen, de Repair Cafés,...
2.2.2.Verandering van aankoopgedrag van goederen en diensten
Deze gedragsverandering heeft zowel betrekking op burgers, bedrijven als overheden. De verandering heeft in
het bijzonder betrekking op:

De overgang van consumptiewijzen (OCW): het gaat erom om de motivaties van de burgers in kaart te
brengen; sleutelfactoren om de remmen en hefbomen voor een breuk met het eigendomsparadigma
aan het licht te brengen (voor de functionaliteitseconomie en de deeleconomie) en om
sensibiliseringsinstrumenten en maatregelen die de overheid moet nemen om het gebruik en hergebruik
te promoten, te ontwerpen.

De overgang van openbare instanties: aangezien de overheidsaankopen vaak geciteerd worden als
hefboom om de ontwikkeling van innoverende businessmodellen te bevorderen, gaat het erom om een
dialoog op te starten over het gebruik en hergebruik met de openbare besturen via rechtstreekse
contacten en de organisatie van sensibiliserings-, informatie- en co-creatieworkshops.
2.2.3. Verantwoord aankopen
De overheid, met inbegrip van het lokaal of gewestelijk niveau, kan een verantwoord overheidsaankoopbeleid
uitbouwen, door de toekenning van eco-labels of door de verspreiding van informatie ten voordele van ecoproducten (paspoort producten) of van de eco-gedragingen in overeenkomst met de ordonnantie van mei 2014
met betrekking tot milieubedingen en ethische bedingen in de overheidsopdrachten
De privébedrijven zijn, met hun aankoopbeleid, ook invloedrijke spelers met betrekking tot goederen die ze aan
hun leveranciers vragen.
2.2.4.Soberheid en nadenken over de bevrediging van de consumentenbehoeften
Verantwoord consumeren kan men op meerdere manieren begrijpen: een gematigde consumptie en die erop
gericht is om enkel de behoeften van de mens te voldoen (en dus de aankopen beperken), de consumptie van
producten of diensten waarvan de productie, het gebruik of het gebruiks- of levenseinde een minder grote
impact hebben dan andere producten (bijvoorbeeld, heroplaadbare, gerecycleerde, recycleerbare of
ontmantelbare producten, bio, enz.).
Verantwoord consumeren kan zo heuse gedragsveranderingen beogen die in de richting gaan van meer
duurzaamheid en kan dus de vervanging van producten door diensten bevatten, of nog de voldoening van
behoeften door een immateriële eerder dan materiële consumptie.
2.3. 3) Beheer van de hulpbronnen en de afvalstoffen
Het concept van de circulaire economie beoogt om de economie te sturen in de richting van een rationeel en
intelligent beheer van de hulpbronnen- van grondstoffen tot energie, over water, lucht, aarde en de
bodem tot de biodiversiteit. Het doel van de milieuplannen is de hulpbronnen te vrijwaren.
Wat betreft de afvalstoffen, is de schaal van Lansink een erkende norm, waarin prioriteit gegeven wordt aan de
behandelingswijzen van de meest ecologische afvalstoffen: preventie, hergebruik, recyclage, verbranding. Ze
wordt toegepast in het Afvalplan van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
3.2.1. Hergebruik en voorbereiding voor hergebruik
Door hergebruik en herstelling verlengen we het gebruik van een artikel door het een tweede leven te geven.
Deze stappen staan dus centraal in het kader een economie die zijn hulpbronnen efficiënt gebruikt. Giften,
uitwisselingen, herstellingen, verkopen zijn stuk voor stuk mogelijke manieren om producten die niet langer
beantwoorden aan de behoeften van de consument in het circuit te houden en hun dumping te vermijden. De
herstelling is bovendien een generator van een lokale en laag geschoolde economische activiteit. Deze
bedrijfstakken kunnen betrekking hebben op producten of hun componenten, zoals bijvoorbeeld losse stukken
die nog perfect werken en ook doorverkocht kunnen worden.
De markt van de tweedehandswagens is een van de meest verspreide voorbeelden. Maar er zijn ook
huishoudtoestellen die opgefrist worden en doorverkocht worden via de klassieke kanalen of via de
sociale economie. Het hergebruik van kantoorinrichtingsmateriaal is ook een interessant voorbeeld in
een streek waar heel veel bedrijven in de dienstensector gevestigd zijn. Een bedrijf stelt trouwens aan
PAGINA 12 VAN13 - RAP_PARTIE1_20150526_EC_CONCEPTS.DOCX - 09/06/2015
andere bedrijven voor om hun kantoormeubilair (tafels, kasten en stoelen) een nieuwe look te geven in
plaats van die te vervangen.
3.2.2.Recycling
Recycling staat, in al zijn vormen, centraal in de circulaire economie. Via recycling is het mogelijk om in de
productiecyclus van een product, gebruik te maken van materialen waaruit een gelijkaardig product, dat einde
levensduur is, was samengesteld of van overblijfselen van het productieproces en om een bijkomende
ontginning van hulpbronnen te vermijden. Recycling moet niet alleen de voorrang krijgen op verbranding of
begraving, men moet ook weten dat “kringrecycling” te verkiezen is boven “down-cycling” en dat selectieve
inzamelingen nuttig kunnen zijn om de kwaliteit van de eindproducten te verzekeren.
Bij een gesloten kringrecycling wordt de stof die afkomstig is van een productsysteem gerecycleerd in
hetzelfde productsysteem. Bij een open kringrecycling wordt de stof gerecycleerd in een ander
productsysteem.
Het downcycling of ontcycleren is een procédé waarbij men afvalmateriaal of een nutteloos product
transformeert in een nieuw materiaal of een minder hoogstaand of minder waardevol product.
Upcycling of herwaardering is de zoektocht naar een nieuw gebruiksdomein voor materieel afval of een
niet langer gebruikt product, zonder ingewikkelde transformatie.
3.2.3. Energieterugwinning
Er is sprake van energieterugwinning wanneer er geen ander kanaal meer kan worden aangeboord. De
uitdaging bestaat er dan in om de energie die vervat zit in het afval te kunnen hergebruiken.
2.4. Governance en territoriale hiërarchie.
De circulaire economie zal pas volledig efficiënt zijn voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en voor de
werknemers als het erin slaagt om het principe van het geschikte actieniveau te respecteren: met andere
woorden, de circulaire economie moet uitgebouwd worden in combinatie met de ontwikkeling van meerdere
grondgebiedgebonden niveaus en zich in de eerste plaats baseren op acties in korte economische circuits.
Kort economisch circuit
De circulaire economie mag dan nog gesloten kringen
tot doel hebben, ze ontwikkelt zich het beste door
circuits met een lokale, dus weinig delokaliseerbare
waardeketting centraal te stellen in het belang van het
milieu en van de lokale werkgelegenheid. De korte
economische circuits laten toe om het aantal
tussenstappen te verminderen en de afstand tussen
producent en consument te verkleinen.
Korte circuits verminderen dus de vervuiling verbonden
aan het vervoer van de producten en bieden
consumenten meer zicht op de gehanteerde
productiewijze waardoor de consumenten ertoe
Bron: ACR+, voorstelling GreenWeek, 4 juni 2014
worden aangezet om zichzelf milieuvriendelijker te
gedragen en gezonder te leven, door het gebruik van
vervuilende producten bijvoorbeeld te vermijden.
Korte kringlopen bevorderen de relationele nabijheid tussen de actoren van een bedrijfstak en zetten aan tot
samenwerkingsverbanden (tussen bedrijven,
tussen overheden en
private
partners tussen
verenigingsveldspelers en bedrijven…).
Daarnaast is het beheer van grondgebiedgebonden hulpbronnen ook cruciaal: de verruimtelijking en de
versmelting van functies in de stad (mogelijk gemaakt dankzij milieuvergunningen), de ruimte die is
voorbehouden aan groene ruimtes en natuurbehoud zijn evengoed belangen die deel uitmaken van een filosofie
over de schaarste en de ontginning van hulpbronnen en bijdragen tot het maatschappelijk welzijn in de stad.
Bovendien draagt een grondgebiedgebonden benadering bij tot het versterken van de onderlinge
afhankelijkheid tussen bedrijven en territoria. Met businessmodellen die een grotere betrokkenheid /
inachtneming bevorderen van de impact die bedrijven kunnen hebben op het grondgebied waarin ze hun
PAGINA 13 VAN13 - RAP_PARTIE1_20150526_EC_CONCEPTS.DOCX - 09/06/2015
activiteiten ontplooien (lokale jobcreatie, grondstoffen die in gesloten kring circuleren...) want wanneer een
onderneming bijdraagt tot de veerkracht van het grondgebied, draagt ze ook bij tot haar eigen veerkracht als
onderneming die deel uitmaakt van een economisch systeem.
De ruimtelijke ordening heeft dus een grote invloed op de impact van de stadsactiviteiten op het milieu. Het
ontwerp van de ruimtelijke ordening maakt deel uit van een stappenplan in circulaire economie. Het metabolisch
bilan en de territorialisering zouden het mogelijk maken om verder te gaan in dat perspectief, meer in het
7
bijzonder door in elk ontwikkelingsproject een milieudoorlichting toe te voegen.
De territoriale actoren spelen dus een cruciale rol, niet alleen in de sensibilisering maar ook meer globaal
genomen in de volledige dynamiek die niet doorgevoerd kan worden zonder een aanpassing van de geldende
reglementeringen en zonder de totstandkoming van een omgeving die is aangepast aan die nieuwe manier van
denken. Het is aan hen om te zorgen voor de totstandkoming van een creativiteits- en innovatie-vriendelijk
kader waarin de ideeën en de ontwikkeling van individuele en samenwerkingsprojecten mogelijk en begeleid
zijn. De benadering is globaal. Ze heeft weliswaar betrekking op ondernemingen met industrieel karakter, maar
ze is ook nuttig voor dienstenbedrijven, die op zoek zijn naar opportuniteiten in hun domein.
7
Vincent Calay, ULB-IGEAT, metabolisme en industriële ecologie - aansturings- en beoordelingsinstrumenten van duurzame ontwikkeling van Brussel, 2013
PAGINA 14 VAN13 - RAP_PARTIE1_20150526_EC_CONCEPTS.DOCX - 09/06/2015
Download