Toelichting op beleggen in obligaties in vreemde valuta

advertisement
Toelichting op beleggen in obligaties in vreemde valuta
Indien u vraagtekens heeft bij de kracht of het voortbestaan van de euro, kan dat een reden zijn om uw
vermogen (voor een deel) in een andere valuta te beleggen. Echter, door te beleggen in obligaties in
vreemde valuta (‘VV obligatie’), haalt u extra risico binnen bij het obligatiedeel van uw portefeuille.
In deze toelichting geven we u achtergrondinformatie en lichten wij de belangrijkste risico’s toe die u
loopt bij obligaties die zijn uitgegeven in een andere valuta dan de euro.
Kenmerken valutamarkt
Valutamarkten behoren tot de meest liquide markten in de wereld, met een dagelijkse omzet van $ 3,2
biljoen. Ter vergelijking: in Amerikaanse staatsobligaties gaat dagelijks $ 500 miljard om en op de
Amerikaanse aandelenbeurs NYSE $ 100 miljard. Op basis van hun omvang komen valutamarkten
wellicht het dichtst in de buurt van wat economen een ‘efficiënte markt’ noemen: een markt waar de
prijs alle informatie reflecteert en waar participanten niet in staat zijn om stelselmatig rendement op
valutabewegingen te genereren.
Ondanks het feit dat de valutamarkt groot is, worden valuta’s zelden gezien als beleggingscategorie.
Dit reflecteert de algemene opvatting dat valuta’s, op zichzelf, geen rendement zouden genereren en
alleen maar een bron zijn van risico waarvoor men niet gecompenseerd wordt. Toch zijn er
onderzoeken die suggereren dat valuta een alfa hebben, in plaats van alleen bèta. Met andere woorden:
er zou extra rendement te behalen zijn door te beleggen in vreemde valuta’s.
De participanten in de valutamarkt handelen op basis van verschillende doelstellingen en
overtuigingen. En een groot deel van de markt, bijvoorbeeld centrale banken en veel bedrijven, is
helemaal niet op zoek naar rendementsmaximalisatie en nemen posities in op basis van andere
overwegingen. Dat zou ruimte kunnen geven om op basis van het gedrag van deze partijen toch
rendement te kunnen halen uit valuta door middel van bepaalde strategieën.
Op lange termijn bewijzen de rendementen van de drie meest bekende valutastrategieën (‘carry’,
‘momentum’ en ‘waardering’, zie omschrijving hieronder) dat valutamarkten inderdaad niet zo
efficiënt zijn als wel eens wordt gedacht. Men kan dus toch een positief rendement behalen.
Drie valutastrategieën
Een carry-strategie betekent dat men systematisch hoogrentende valuta koopt en laagrentende valuta
short gaat. Zolang de extra renteopbrengsten groter zijn dan de verliezen uit de valutabewegingen, is er
een marge voor het gelopen risico. Carry-strategieën kunnen vele jaren achtereen een rendement
opleveren, maar het volle risico kan zich alsnog aan het einde van de looptijd voordoen (‘picking up
dimes in front of a steamroller’). In korte tijd kan een schoksgewijze valutacorrectie jaren van
rendement wegvagen.
Een erg groot renteverschil tussen twee muntsoorten duidt veelal op een komende verzwakking van de
muntsoort met de hoge rente. De centrale bank van het desbetreffende land heeft de rente verhoogd om
te voorkomen dat teveel kapitaal het land verlaat en probeert zodoende tevens de wisselkoers te
steunen. Het beleid van de centrale bank is echter niet altijd succesvol. Of de extra renteopbrengsten
op de VV obligatie in dat geval voldoende zullen blijken om een mogelijke verzwakking van de
wisselkoers te compenseren (laat staan extra rendement ten opzichte van een euro obligatie te
genereren) is dan twijfelachtig en als speculatief te kwalificeren. De grootste betaling (en dus het
grootste deel van het valutarisico) zit immers bij de aflossing van de VV obligatie, dus aan het einde
van de looptijd.
Een momentumstrategie maakt gebruik van het feit dat valuta’s, net als veel andere financiële
markten, zich in trends lijken te bewegen. Op basis van het historisch prijsverloop wordt een schatting
gemaakt van het toekomstige prijsverloop. Vaak is dit het gevolg van kuddegedrag.
Met een VV obligatie kunt u ook deze strategie spelen indien u bij het begin van een trend investeert
in deze VV obligatie en uiteraard op tijd weer de VV obligatie verkoopt om de valutawinst veilig te
stellen. Het goed timen van valutabewegingen zal gezien de efficiëntie en grilligheid van de
valutamarkt echter uitermate moeilijk blijken en lijkt dus meer op speculeren dan op beleggen, lees
hiervoor ook het volgende blok ‘Valuta’s vaak onvoorspelbaar’.
De waarderingsstrategie gaat er van uit dat op de lange termijn de wisselkoersen terugkeren naar een
waardering die is gebaseerd op de onderlinge koopkrachtverhoudingen van twee landen. Dit meet men
door de koopkrachtpariteit te berekenen (purchasing power parity of PPP, bekend van de hamburgerof tegenwoordig meer de iPod-index. Hierbij worden de koopkrachtverhoudingen met elkaar
vergeleken door de prijzen voor een hamburger of een iPod van beide landen met elkaar te
vergelijken). Op korte tot middellange termijn kunnen muntsoorten afwijken van de PPP-waardering
door handelsverschillen, onvolledige informatie en kosten. Op lange termijn zou deze afwijking weer
moeten verdwijnen door verandering van de wisselkoersen.
Valuta’s vaak onvoorspelbaar
Er zijn veel factoren die van invloed zijn op valuta en de mate waarin deze factoren de wisselkoers
beïnvloeden is vaak alleen achteraf te bepalen. Het voorspellen van valuta is dan ook niet eenvoudig.
Dat verleidde Greenspan ooit tot de uitspraak, toen hem werd gevraagd naar zijn verwachtingen
omtrent de dollar, dat er volgens hem 50% kans was dat die zou stijgen en 50% kans dat die zou dalen.
Op lange termijn is de ontwikkeling (achteraf) goed te verklaren door de kracht van de economie. Een
land met een sterke en flexibele economie en een relatief hoge economische groei heeft over het
algemeen een krachtige munt. Maar op korte termijn spelen geldstromen, renteverschillen en de
schuldpositie in meer of mindere mate een rol. Ook sentiment is een belangrijke valkuil voor veel
valutabeleggers. Als de hele markt negatief is, dan is er een sterke neiging dit te volgen. Vaak wordt
dit gevolgd door een teleurstellend resultaat, indien een forse correctie onverwachts volgt.
Relatief nieuw zijn de verschillende rondes van kwantitatieve verruiming door centrale banken en hun
invloed op de munt (soms uitmondend in ‘valuta oorlogen’). Simpel gesteld: het bijdrukken van geld
is nu eenmaal niet goed voor de waarde er van. Toch herstelde bijvoorbeeld de dollar keer op keer. Al
was dat niet alleen te danken aan de kracht van de dollar als ‘veilige haven’, maar ook een gevolg van
de zwakte van de euro.
Vreemde valuta in portefeuille
Over het algemeen dient men voorzichtig te zijn met beleggingen in vreemde valuta. Alleen als u
verplichtingen heeft in vreemde valuta kan dat een reden zijn om die valuta als uitgangspunt te nemen.
Binnen aandelen zien we valuta-afdekkingen juist als een extra risico. Een risico, dat vaak direct of
indirect door de bedrijven zelf al deels of geheel wordt afgedekt (hier wordt verderop dieper op
ingegaan).
Een bekende categorie van beleggers die willen profiteren van valutaverschillen zijn de hedgefondsen,
die vaak met strategieën gebaseerd op carry, momentum en/of waardering proberen rendement te
behalen uit valutabewegingen. Een beroemd voorbeeld hiervan is George Soros, die door
omvangrijke speculatie het Britse Pond in 1992 de Bank of England op de knieën kreeg, die
gedwongen werd de koppeling van het pond versus de D-Mark los te laten.
Veel beleggers maken zich echter zorgen over de toekomst van de euro en zijn niet zozeer op zoek
naar rendement maar naar risicoreductie. Ze maken zich vooral zorgen over de instandhouding van
hun vermogen (koopkracht) indien de euro valt. Het grootste risico wat men dan loopt is dat de euro
niet verder verzwakt, maar juist herstelt. Deze risicoreductie kan men alleen bereiken door
valutaopties te verwerken in een obligatie. Zodoende behoudt men dan slechts de winstkans van de
vreemde valuta en is de kans op wisselkoersverlies uitgesloten. Dit wordt dan ‘betaald’ uit lagere
couponopbrengsten in vergelijking met een gewone obligatie in euro. Een voorbeeld hiervan op deze
website is de BNG Valuta Obligatie (XS0755473237).
Valutarisico en lange termijn vermogensbehoud
Bij VV obligaties geeft het valutarisico een extra risico. De beweeglijkheid van valuta’s ligt
gemiddeld veel hoger dan de beweeglijkheid van obligaties. Opname van VV obligaties in de
portefeuille zou het risico van deze risicomijdende beleggingscategorie onnodig verhogen. Ook
hebben beleggers in Nederland hun toekomstige verplichtingen hoofdzakelijk in euro. Een afweging
echter om ook binnen obligaties in vreemde valuta te beleggen zou kunnen zijn dat het, voor
vermogensbehoud over de generaties heen, op de lange termijn niet verstandig is om alle vergaarde
rijkdom in één valuta aan te houden. Iemand die de afgelopen 100 jaar het geld in Duitse obligaties
aanhield was dan toch drie keer de pineut.
Maar feitelijk is dat geen beleggingsvraag in de zin dat de belegger op zoek is naar rendement. Het
gaat veel meer om instandhouding van het vermogen. Dat uit zich in de wens om niet een klein deel,
maar een relatief fors deel in vreemde valuta aan te houden. Vanuit de gegeven beleggingsdoelstelling,
blijkt al dat VV obligaties in deze context slechts dienen te worden ingezet in geval van zeer grote
vermogens en een bijzonder lange tijdshorizon, waar geen specifiek beleggingsdoel (zoals
bijvoorbeeld het aflossen van een hypotheek) tegenover staat anders dan sec het in stand houden van
het vermogen.
Kan men een valutastrategie ook voeren door te beleggen in aandelen?
Valuta kunnen een forse impact hebben op de performance van met name regionaal gespreide
aandelen. Het beleid ten aanzien van vreemde valuta is dat bijna alle banken binnen de
aandelencategorie dit risico in principe niet afdekken. Dit is gebaseerd op het gegeven dat bedrijven
zelf deels of geheel het valutarisico afdekken (rechtstreeks of door middel van een financiering in
vreemde valuta van de buitenlandse activiteiten) en omdat valutabewegingen direct gevolgen hebben
op de winstgevendheid van met name exporterende bedrijven. Een zwakkere munt zorgt voor een
hogere winst wat dan weer terug te zien is in een hogere waardering. Per saldo is de impact van de
valutabewegingen dan ook beperkt. Bovendien zijn sommige bedrijven die bijvoorbeeld in euro
noteren gevoeliger voor de ontwikkeling van de Amerikaanse dollar, dan Amerikaanse bedrijven. Dit
komt omdat producten vaak niet binnen het eurogebied worden geproduceerd, maar dat men toch moet
concurreren op de wereldmarkt (waar zaken vaak in dollar worden verhandeld). Door bovenstaande
factoren is het bijzonder lastig om te bepalen hoeveel men exact moet afdekken. Het afdekken van
valutarisico bij aandelenbeleggingen kan op basis van het voorgaande eerder worden gezien als een
extra ‘gok’ dan als een manier om het risico te verlagen.
Overzicht van risico’s bij obligaties in vreemde valuta
Maar stel, u overweegt of heeft een belegging in VV obligaties. Welke belangrijke risico’s kunnen we
hier dan bij onderscheiden? Hieronder vindt u een opsomming van de belangrijkste risico’s:
•
Debiteurenrisico
In theorie kan elke instelling die een obligatie uitgeeft te maken krijgen met een faillissement of
wanbetaler worden. Of het nu overheden, banken of bedrijven zijn.
De kans hierop verschilt aanzienlijk van debiteur tot debiteur. De kredietbeoordeling (‘credit rating’ of
‘rating’ die wordt afgegeven door een gespecialiseerd bureau zoals S&P), geeft u een goede richtlijn
voor hoe het debiteurenrisico op dat moment wordt ingeschat.
De credit rating bij S&P loopt met tussenstappen van AAA, AA, A, BBB en zo stapsgewijs verder
naar beneden tot D. Een rating lager dan BBB wordt gezien als speculatief, in obligatie termen vaak
aangeduid als ‘High-Yield’, ‘Junkbond’ of ‘Non-investment grade’.
Een AAA rating (de hoogste kredietbeoordeling) betekent dat de kans op wanbetaling bijzonder klein
wordt geacht. Er zijn nog een aantal landen in de wereld die deze beoordeling kennen. Nederland is
haar AAA-rating van S&P in 2012 kwijtgeraakt. Er zijn geen commerciële banken meer in de wereld
die nog een AAA rating hebben. Slechts de banken die worden gegarandeerd door supra-nationale
overheden (denk aan de Europese Investerings Bank) of overheidsbanken van een land met een AAArating kunnen nog een AAA rating hebben.
Bij wanbetaling daalt de kredietbeoordeling naar “D”. Dit betekent dat naar verwachting slechts een
deel van de nominale waarde (de ‘restwaarde’) nog terugbetaald zal worden. Tussen het moment van
wanbetaling en het moment van betaling van de restwaarde kan bovendien geruime tijd zitten. De
obligaties van Lehman, welke failliet ging in september 2008 zijn nog steeds niet afgewikkeld (april
2015). In de tussentijd ontvangt u bovendien geen rente.
Omdat u bij een belegging in een obligatie altijd debiteurenrisico loopt, wordt in obligatierendementen
een kredietopslag (‘credit spread’) ingecalculeerd als compensatie voor dit risico. Deze credit spreads
veranderen continu door transacties in de financiële markt, waarbij uiteraard de obligaties met de
hoogste kredietrisico’s de hoogste kredietopslag kennen, oftewel het geëiste rendement ligt hoger. Een
stijging van de kredietopslag betekent dat de financiële markt de kans op wanbetaling hoger inschat.
Daardoor daalt dat de waarde van de obligatie.
Bij een failliete debiteur zien we soms koersen van nog slechts 1 tot 20%. Deze koers zal sterk
afhankelijk zijn van wat de verwachtingen zijn van ten aanzien van de restwaarde van de bank of het
bedrijf na de afwikkeling van het faillissement.
•
Renterisico
Bij een obligatie loopt u (over het algemeen) renterisico, wat kan zorgen voor tussentijdse
koersdalingen. Dit risico is het grootst als u een obligatie bezit met nog een lange resterende looptijd
in combinatie met een vaste coupon.
Om de koers te berekenen worden alle vaststaande rentebetalingen en de aflossing contant gemaakt
tegen de op dat moment geldende marktrente voor die debiteur. Dat betekent dat als deze marktrente
stijgt, de koers van een obligatie daalt, en vice versa. Immers, zou op dat moment een andere obligatie
met exact dezelfde specificaties maar met een hogere rentevergoeding gekocht kunnen worden, dan
zult u deze obligatie prefereren. U behaalt dan immers een hoger rendement bij hetzelfde risico. Door
vraag en aanbod zal daarom de obligatie met een lagere coupon op een lagere koers worden
verhandeld, tot het niveau waarbij de rendementen van beide obligaties weer met elkaar in lijn liggen.
De koers van een obligatie kan hierdoor dus gedurende de looptijd beneden de 100% noteren.
Een variabele coupon kent minder renterisico. Hier wordt de rentebetaling regelmatig herzien en dan
bepaald door de op dat moment geldende marktrente. Doordat de rentebetalingen dus meebewegen
met de marktrente loopt men een zeer beperkt renterisico. De waarde van een obligatie met een
variabele coupon blijft daarom meestal ook dicht bij de 100% liggen, indien de kredietopslag
tenminste ook nauwelijks is veranderd.
Standaard krijgt men bij obligaties de nominale waarde op de aflossingsdatum weer terugbetaald in de
valuta waarin de obligatie is uitgegeven. Het renterisico heeft dus slechts invloed op de tussentijdse
koersen, en niet op de aflossingswaarde. Een obligatiekoers loopt op het einde van de looptijd daarom
weer richting de 100%. Renterisico loopt dus terug gedurende de looptijd. Dit is een groot verschil met
valutarisico wat zich ook vlak voor de afloopdatum nog kan openbaren.
•
Liquiditeitsrisico
Een obligatie met een grote omvang wordt over het algemeen meer verhandeld dan een obligatie met
een kleine omvang. Meer marktpartijen hebben de ‘grote’ obligatie in het vizier, sommige
pensioenfondsen mogen bijvoorbeeld niet meer dan 10% van één obligatie bezitten. Dit alles leidt tot
een grotere kans dat als iemand deze ‘grote ‘ obligatie wil verkopen, er ook een koper zal zijn. Indien
een obligatie eenvoudig en veel wordt verhandeld zal het verschil tussen de bied en de laatkoers klein
zijn. Het risico dat er geen kopers zijn als men zou willen verkopen wordt aangeduid als
liquiditeitsrisico. Middels een hoger geëist rendement wordt er voor dit liquiditeitsrisico
gecompenseerd. Voor een ‘buy and hold’ belegger kan het juist aantrekkelijk zijn om de minder
liquide obligaties te kopen om op deze manier deze vergoeding voor illiquiditeit te incasseren.
•
Valutarisico
Indien wordt belegt in een andere muntsoort dan in de thuisvaluta (en alle betalingsverplichtingen zijn
ook in de thuisvaluta) dan loopt u valutarisico. Hierboven is al beschreven dat er geen aanwijsbare
premie in de vorm van extra rendement is die men daarvoor opstrijkt. Toch kunnen de renteverschillen
in de verschillende landen met een andere muntsoort het aantrekkelijk maken om te kiezen voor een
obligatie in een andere muntsoort. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn als een bepaalde muntsoort
bijzonder lage rentestanden kent waardoor het renterisico te groot wordt en men het renterisico denkt
te kunnen vermijden door te beleggen in een VV obligatie. Iedere muntsoort heeft namelijk ook zijn
eigen rentestanden.
Daarnaast kan de verwachting over de valutaontwikkeling aanleiding zijn om te kiezen voor een
andere muntsoort.
Op alle betalingen in vreemde valuta die voortkomen uit de VV obligatie loopt men valutarisico totdat
deze zijn omgezet in de thuisvaluta. Zowel de rentebetalingen als de uitwisseling van de inleg en de
aflossing worden immers door uw bank tegen de dan geldende wisselkoersen omgezet van en naar de
euro. Vaak betaalt men voor deze omwisseling nog beperkte kosten in de vorm van afwijkende
valutakoers in vergelijking met de middenkoers die op de financiële markt op dat moment geldt.
Indien de thuisvaluta in waarde daalt (deprecieert) behaalt men extra rendement. Indien de thuisvaluta
echter in waarde stijgt (apprecieert) verliest men rendement of wordt het behaalde rendement zelfs
negatief.
In de Eurozone worden wisselkoersen uitgedrukt als het aantal vreemde valuta wat men krijgt
tegenover één euro. Dit betekent dat als de euro sterker wordt men voor één euro meer vreemde valuta
kan kopen (de wisselkoers wordt dus hoger) en dat als de euro zwakker wordt er voor één euro minder
vreemde valuta gekocht kan worden (de wisselkoers wordt lager). Een voorbeeld: 1 euro kunt u nu
omwisselen tegen 9 Zweedse kronen. De euro wordt vervolgens sterker zodat men 10 Zweedse kronen
krijgt voor een euro. De wisselkoers gaat van 9 naar 10. Indien u echter heeft belegd in een obligatie
luidende in Zweedse kronen betekent dit dat u minder euro terugkrijgt bij aflossing van de obligatie
waarbij de Zweedse kronen weer worden omgezet naar euro. U maakt dan dus een verlies op de
valutakoersen. Een stijgende valutakoers betekent dus een dalend rendement, en omgekeerd.
Praktijkvoorbeelden
We hebben ter illustratie de werkelijke resultaten van twee reeds afgeloste obligaties uitgerekend.
Daarbij hebben we de op dat moment geldende valutakoersen gebruikt om het rendement in euro mee
te berekenen.
In het eerste geval heeft de belegger een gelukkige hand en is hij de eurocrisis die volgde op de
kredietcrisis precies voor. Hij belegde daartoe in een Rabobank obligatie, uitgegeven in Australische
dollars. Australië floreert vanwege haar ligging naast het economisch opkomende Azië en de mede
daardoor bloeiende grondstoffenmarkten. Hierdoor werd ook haar munt sterker. Tegelijkertijd slaat in
de eurozone door toedoen van met name Griekenland de kredietcrisis van de banken over naar de
overheden in de eurozone. Hierdoor komt de euro onder druk.
Bij de tweede obligatie heeft de belegger zich laten leiden door de schijnbaar aantrekkelijke hoge rente
van een staatsobligatie in IJslandse kronen. Echter, tijdens de looptijd van de obligatie gaan drie
IJslandse banken failliet. Maar net ontsnapt de IJslandse overheid ook aan een faillissement, maar van
de staatsobligatie krijgt de belegger tenminste nog de hoofdsom terug, in tegenstelling tot de obligaties
van de drie failliete banken. De waarde van de munt heeft er echter flink onder te lijden.
Precies voor de euroc risis heeft men belegd in een Rabobank obligatie in Australische dollars (AUD) met een 6% coupon. Deze is
uitgegeven tegen een uitgiftekoers van 100,572% en loopt van 8 december 2009 tot 15 januari 2013 (ISIN: XS0469009285).
Jaar
0
1
2
3
3
Vaststellings datum
wisselkoers
Aard van de
cash-flow
Cash-flow
Wisselkoers
van de AUD
Betaaldatum
Cash flow in
euro
donderdag 3 december 2009
investering
woensdag 12 januari 2011
rente
-AUD 1.005,72
AUD 1,629
dinsdag 8 december 2009
-€ 617,53
AUD 66,25
AUD 1,318
zaterdag 15 januari 2011
woensdag 11 januari 2012
€ 50,28
rente
AUD 60,00
AUD 1,232
zondag 15 januari 2012
€ 48,68
donderdag 10 januari 2013
rente
AUD 60,00
AUD 1,252
dinsdag 15 januari 2013
€ 47,91
donderdag 10 januari 2013
aflossing
AUD 1.000,00
AUD 1,252
dinsdag 15 januari 2013
€ 798,52
Het jaarlijkse rendement van deze belegging in AUD uitgedrukt is:
Het jaarlijkse rendement van deze belegging in Euro uitgedrukt is:
Door het valutaresultaat is de waarde van de hoofdsom (in euro) gestegen met:
5,78%
15,64%
30,05%
Bij benadering lag het rendement op een Rabobank obligatie in euro (4,25% Rabobank 25 april 2013 tegen een koers van
105,78%) op 8 december 2009 met nog een resterende looptijd van ongeveer 4,1 jaar op:
Verschil in jaarlijks behaald rendement door te kiezen voor een VV obligatie:
2,45%
13,19%
Vanwege het schijnbaar aantrekkelijke grote renteverschil heeft men belegd in een IJslandse staatsobligatie in IJslandse kronen (ISK)
met een 7% coupon. Deze is uitgegeven tegen een uitgiftekoers van 100,509% en loopt van 17 maart 2004 tot 17 maart 2010 (ISIN:
IS0000009116).
Jaar
0
1
2
3
4
5
6
6
Vaststellings datum
wisselkoers
Aard van de
cash-flow
Cash-flow
Wisselkoers
van de ISK
Betaaldatum
Cash flow in
euro
-€ 1.163,03
vrijdag 12 maart 2004
investering
-ISK 100.509,00
ISK 86,4200
woensdag 17 maart 2004
maandag 14 maart 2005
rente
ISK 7.000,00
ISK 78,3300
donderdag 17 maart 2005
€ 89,37
dinsdag 14 maart 2006
rente
ISK 7.000,00
ISK 84,4800
vrijdag 17 maart 2006
€ 82,86
€ 78,16
woensdag 14 maart 2007
rente
ISK 7.000,00
ISK 89,5600
maandag 19 maart 2007
woensdag 12 maart 2008
rente
ISK 7.000,00
ISK 112,9900
maandag 17 maart 2008
€ 61,95
donderdag 12 maart 2009
rente
ISK 7.000,00
ISK 149,9700
dinsdag 17 maart 2009
€ 46,68
vrijdag 12 maart 2010
rente
ISK 7.000,00
ISK 172,1200
woensdag 17 maart 2010
€ 40,67
vrijdag 12 maart 2010
aflossing
ISK 100.000,00
ISK 172,1200
woensdag 17 maart 2010
€ 580,99
Het jaarlijkse rendement van deze belegging in ISK uitgedrukt is:
Het jaarlijkse rendement van deze belegging in Euro uitgedrukt is:
Door het valutaresultaat is de waarde van de hoofdsom (in euro) gedaald met:
Bij benadering lag het rendement Nederlandse staatsobligatie (7,5% Nederland 15 april 2010 tegen een koers van
122,14%) met nog een resterende looptijd van ongeveer 6 jaar op:
Verschil in jaarlijks behaald rendement door te kiezen voor een VV obligatie:
6,89%
-3,45%
-49,8%
3,37%
-6,82%
Conclusies







Beleggen in VV obligaties geeft extra risico’s in het defensieve gedeelte van een
beleggingsportefeuille.
Valutabewegingen zijn moeilijk te voorspellen.
Het is niet eenvoudig om (extra) rendement te behalen met valutarisico.
Valutarisico is normaal gesproken groter dan het debiteurenrisico of het renterisico van een
obligatie. Dit effect is vaak nog sterker naarmate de looptijd korter wordt.
Deze risico’s kunnen zich allemaal tegelijkertijd openbaren, en allemaal gelijktijdig tegen u
werken, bijvoorbeeld als een land failliet gaat of dreigt te gaan.
Op zeer lange termijn kan spreiding in meerdere (harde) valuta echter voor zeer grote
vermogens verstandig zijn.
Indien men betalingsverplichtingen in een andere valuta heeft, kan een belegging in een VV
obligatie met dezelfde valuta ook verstandig zijn.
Download