Begrippen en verklaringen

advertisement
Begrippen en verklaringen
Overzicht van algemeen gebruikte financiële termen in
rapportages van Vermogensbeheer Nederland. Dit document
wordt per kwartaal aangepast. Voor aanvullende informatie
zie ook de Begrippenlijst op www.abnamro.com
ABN AMRO Advisors: Het fondsselectie huis van ABN
AMRO en behoort tot een van de grootste en oudste
fondsselectie huizen van Europa.
Aan- en verkoopprovisie: In rekening gebrachte kosten voor
aan- en verkooptransacties.
AFM: Autoriteit Financiële Markten (AFM). Toezichthouder op
de financiële markten die het gedrag van de gehele financiële
marktsector in de gaten houdt.
Alternatieve beleggingen: Kenmerk is dat deze beleggingen
in de regel anders reageren op marktontwikkelingen dan
aandelen en obligaties. Alternatieve beleggingen verkleinen in
het algemeen het risico in beleggingsportefeuilles en dragen
bij aan betere risicospreiding in de portefeuille. Het is via
fondsen mogelijk om te beleggen in hedgefondsen,
grondstoffen en vastgoed.
Derivaten: Financiële instrumenten waarvan de waarde een
afgeleide is van de prijs van een of meer onderliggende
waarden (valuta, effecten, indices, etc.)
Dividend belasting: Ingehouden bronbelasting op
uitkeringen van dividend.
DNB: De Nederlandsche Bank (DNB) bewaakt de financiële
stabiliteit in Nederland. Streeft naar een lage inflatie, zorgt
voor veilig betalingsverkeer en soliditeit en integriteit van
financiële instellingen. Het DNB-toezicht op financiële
instellingen heet officieel ‘prudentieel toezicht’ en
‘systeemtoezicht’.
Duration: De (gewogen) gemiddelde looptijd van een
obligatie. Een maatstaf voor het effect dat een
renteverandering heeft op de koers van een obligatie of
portefeuille van obligaties. Duration wordt gemeten in jaren
(een duration van drie jaar betekent bijvoorbeeld dat de koers
van een obligatie ongeveer 3% stijgt als de rente met 1%
daalt).
Asset class: Vermogenscategorie (zoals aandelen en
obligaties).
Effectief rendement: De opbrengst en inkomsten uit effecten
waarbij in de berekening het verschil tussen de marktwaarde
en de nominale waarde bij aflossing door uitloting wordt
betrokken.
Beheervergoeding: Kosten voor beheer. In geval van all-in
vermogensbeheer tevens inclusief aan- en verkoopprovisie.
Kosten worden eenmaal per kwartaal in rekening gebracht.
Euribor: Euro Interbank Offered Rate: een rente maatstaf
voor het onderlinge geldverkeer tussen financiële instellingen
in de eurozone.
Beleggingsdoelstelling: De afgesproken doelstelling die ten
grondslag ligt aan de invulling van de portefeuille.
Emerging market debt: Schuldpapier (of obligaties) van
opkomende landen, zoals China, India en Indonesië.
Beleggingsfonds: Een door deelnemers bijeengebracht
vermogen dat de beheerder belegt in effecten. Deelneming
betekent een eenvoudige, moeiteloze manier van beleggen
met goede risicospreiding, op kostenefficiënte wijze en het
voordeel van deskundig beheer. De belegging vindt meestal
plaats in aandelen, obligaties, onderhandse leningen of
onroerende zaken en heeft als doelstelling het verkrijgen van
inkomsten en/of vermogensgroei.
Fed: Federal reserve bank: de centrale bank van de Verenigde
Staten, ingesteld in 1913; heeft het alleenrecht om bankbiljetten uit te
geven. Alle ‘nationale’ banken van de verschillende staten zijn als lid
aangesloten.
Beleggingsresultaat: Gerealiseerd resultaat plus
ongerealiseerd resultaat plus inkomsten plus opgelopen rente
minus kosten.
Benchmark: Een objectieve maatstaf waarmee de prestaties
van een beleggingsportefeuille of beleggingsfonds vergeleken
worden, vaak in de vorm van een index.
Bruto inkomsten: Inkomsten voor aftrek van provisie en
belasting.
Fund of Mandates: Fund of Mandates is een
beleggingsfonds waarbij het vermogen niet wordt beheerd
door één, maar door verschillende externe
vermogensbeheerders. Deze beheerders worden zorgvuldig
geselecteerd en de portefeuilles zijn door individuele
afspraken ('mandaten') optimaal op elkaar afgestemd.
Bijkomende voordelen zijn dat deze geselecteerde beleggers
vaak niet toegankelijk zijn via een bestaand beleggingsfonds
en dat een wijziging van beheerder efficiënt en zonder extra
transactiekosten binnen het Fund of Mandates wordt
uitgevoerd.
Hedge fund: Hedge fund is een verzamelterm voor zeer
diverse beleggingsinstrumenten. De meeste daarvan hebben
gemeen dat ze onder alle marktomstandigheden streven naar
1 januari 2013 - 31 maart 2013
positief rendement. De fondsen verschillen in de manier
waarop ze dat nastreven. Een hedge fund kan bijvoorbeeld
inspelen op verwachte koersdalingen of koersstijgingen van
aandelen of grondstoffen, of op verwachte bedrijfsovernames
of herstructureringen. Een goede spreiding over hedge funds
met verschillende strategieën en beheerders is mogelijk door
te beleggen in een fonds dat belegt in meerdere hedge funds,
een fund of hedge funds.
Koers-winstverhouding: De factor die het aantal malen
aangeeft dat de netto jaarwinst in de beurskoers van een
aandeel is begrepen. Dit is onder meer een
vergelijkingsmaatstaf voor de prijs van aandelen van
uiteenlopende ondernemingen.
Kredietwaardigheid: Het door een ratinginstituut in een
letter/cijfercombinatie weergegeven oordeel betreffende de
kredietwaardigheid van een land, bedrijf of instelling.
Liquiditeiten: Kas- en spaargeld.
Marktrisico: Risico samenhangend met fluctuaties in
beurskoersen en/of rentetarieven.
Morningstar: Morningstar Inc. is leverancier van
onafhankelijk beleggingsinformatie. Een bron voor
inzichtelijke informatie in diverse beleggingsdisciplines. De
beleggingswebsite biedt objectieve informatie over fondsen
die beschikbaar zijn voor verkoop aan particuliere beleggers
in Nederland.
Obligatie - converteerbaar: Bij converteerbare obligaties
hebben beleggers de mogelijkheid hun obligatie in te wisselen
tegen een vooraf vastgesteld aantal aandelen.
Obligatie - high yield: Obligaties van bedrijven met een
relatief lage kredietwaardigheid. Deze obligaties kennen
vanwege het hoger risico een verhoudingsgewijs hoger yield
(rendement).
Obligatie - inflation linked: Deze obligaties corrigeren de
inflatie. Hoe aantrekkelijk die zijn hangt onder meer af van de
break-even inflatie. Het break-even punt is in dit geval de
hoogte van de inflatie waarbij inflation-linked obligaties
hetzelfde rendement opleveren als obligaties zonder correctie
voor de inflatie.
Obligatie - staats- of bedrijfs-: Een obligatie die deel
uitmaakt van een openbare lening van gelden door de
overheid, een instelling of een bedrijf. Een obligatie levert
doorgaans een vaste rente op.
Opkomende markten: Regio’s die in het verleden
achtergebleven zijn in hun economische ontwikkeling maar
1261643459.VMGC - Matig offensief
pagina 1
Begrippen en verklaringen
waarvan de vooruitzichten economisch gezien goed zijn,
zoals China, India, Brazilië, Rusland.
Renterisico: De mate waarin fluctuaties in lange en korte
rente een negatief effect hebben op het resultaat van de
portefeuille.
Risico opslag: Aanduiding voor het verschil tussen de rente
die bedrijven en overheden op hun obligaties vergoeden. Ook
bekend onder de Engelse term credit spread. Hoe groter de
spread, des te meer rente bedrijven in vergelijking met
overheden op hun obligaties moeten vergoeden.
Solvabiliteit: Maatstaf voor het financiële
weerstandsvermogen van een onderneming, veelal uitgedrukt
in het eigen vermogen als percentage van het balanstotaal.
Stop-loss niveau: Koersniveau waarop het aandelenrisico
automatisch wordt afgedekt.
Technische analyse: Onderzoek van marktgedrag gericht op
het signaleren van patronen in de prijsvorming en gebruikt als
hulpmiddel bij het innemen van posities.
Valutarisico: Het prijsrisico samenhangend met de wijziging
van wisselkoersen.
Volatiliteit: Statistische maatstaf voor de mate waarin
marktprijzen in de tijd fluctueren.
Yield: Engelse term voor het rendement op effecten (zoals
dividend of rente) uitgedrukt in een percentage van de
marktwaarde.
Yield-curve: Grafiek waarin het verband wordt aangegeven
tussen de korte en de lange rente, meestal bij staatsleningen.
1 januari 2013 - 31 maart 2013
1261643459.VMGC - Matig offensief
pagina 2
Download