Astronomie Detector in Middellandse Zee vangt deeltjes uit centrum Melkweg Zeebodem als venster op het heelal Slierten van glazen bollen voor de kust van Toulon meten sinds deze maand lichtflitsjes van neutrino’s uit de kosmos. De deeltjes kunnen nieuw zicht geven op het heelal. Door onze redacteur Margriet van der Heijden Amsterdam, 12 juni. „Ik noem”, zegt Maarten de Jong, „de Antares-detector altijd een ‘democratische’ detector.” De Jong is bijzonder hoogleraar astrodeeltjesfysica aan de Universiteit Leiden en deputy-spokesperson, onderdirecteur zeg maar, van het grote Europese Antares-experiment in de Middellandse Zee. De afgelopen weken legde een onderwaterrobot de laatste hand aan de grote detector van dat experiment. Verdeeld over twaalf slierten van 350 meter lengte hangen er nu, iets uit de kust bij het Franse Toulon, 900 identieke glazen bollen in zee. Dat laatste is het democratische eraan, licht De Jong toe. Andere grote detectoren om minuscule deeltjes, bouwstenen van de materie, mee waar te nemen, bestaan uit verschillende componenten – elk met hun eigen functie en de ene belangrijker dan de andere. Maar de 900 identieke bollen doen allemaal hetzelfde. Namelijk de intensiteit en de aankomsttijd meten van kleine lichtflitsjes in het zeewater. Vaak worden die flitsjes veroorzaakt door (onschadelijke) licht radioactieve processen in het zeewater zelf. Maar soms worden ze in het water geproduceerd door de deeltjes waar het de fysici van Antares om gaat: neutrino’s uit de kosmos – en het echte meetwerk daaraan is nu begonnen. Het meten aan neutrino’s heeft zijn eigen dynamiek, vertelt De Jong in zijn werkkamer op het nationaal instituut voor deeltjesfysica, het NIKHEF, in Amsterdam. Wie neutrino’s wil vangen moet veel geduld hebben en een uitgestrekt ‘vangnet’. Want van alle elementaire deeltjes die tot dusver zijn ontdekt, zijn neutrino’s de meest ongrijpbare. Neutrino’s komen onder meer vrij bij kernfusieprocessen in sterren zoals de zon, ze worden in reusachtige aantallen geproduceerd tijdens supernova-uitbarstingen in de ruimte en ze ontstonden in grote getale kort na de oerknal. Anders gezegd: het heelal is dichtbevolkt met neutrino’s, maar daarvan merken wij op aarde nagenoeg niets. Dat komt doordat neutrino’s alleen heel zelden in wisselwerking treden met andere vormen van materie en daarbij een signaal produceren. En dus kunnen alleen detectoren die een groot volume bestrijken genoeg van de zeldzame neutrinosignalen verzamelen. Tenminste, als ze óók in een omgeving staan met weinig storingen, want alleen dan zijn de neutrinosignalen van de achtergrondruis te onderscheiden. Maar als dat lukt, dan geven neutrino’s een heel nieuw zicht op het heelal, juist omdat ze dwars door de sterren en stofwolken heen ongehinderd in rechte lijn van bron naar detector reizen. De Middellandse Zee biedt nu zo’n venster: de slierten hangen er net boven de zeebodem, op 2400 meter diepte. Daar produceren de neutrino’s af en toe ‘Cerenkovlicht’, ofwel identificeerbare lichtflitsjes. De Jong: „Als we de detector helemaal geijkt hebben, verwachten we er tien per dag. Maar voorlopig is het nog een kwestie van kalibreren, tot je er gek van wordt.” Ook als straks de hele detector geijkt is, zal er om de tien minuten een kalibratiemeting zijn. De Jong: „Omdat de slierten in zee langzaam heen en weer wiegen, moeten we steeds opnieuw hun onderlinge posities vaststellen.” Het werken op meer dan twee kilometer diepte stelt ook verder zo zijn eisen. Met zijn handen gebaart De Jong hoe groot bijvoorbeeld de stekker was, die de onderwaterrobot twee weken geleden aansloot op de ‘stekkerdoos’ op de zeebodem, onderaan de laatste sliert bollen. Het ding was polsdik en een halve meter lang. Dat is nodig, zegt De Jong, om de druk op die diepte (250 atmosfeer) te weerstaan, om de robot er in die omstandigheden mee te kunnen laten manoeuvreren, en om in de stekker ‘sluizen’ te bouwen die kortsluiting voorkomen. De glasvezelkabels die in de stekkerdozen op elkaar werden aangesloten, brengen de gegevens van de meetinstrumenten uit de glazen bollen Tekening van de lange slierten met glazen bollen die lichtflitsen van neutrino’s in zee detecteren. Stekkerdoos van 0,5 meter moet druk op zeebodem weerstaan naar de kust. Daar scheiden snelle computers via patroonherkenning het kaf van het koren. Wat moet, na tien jaar voorbereiden en opbouwen, de detector van 20 miljoen euro gaan opleveren? Ten eerste genoeg expertise om een twintig keer grotere neutrinodetector in de Middellandse zee te gaan bouwen, aldus De Jong. Die KM3NeT-detector moet de overwegend Amerikaanse IceCube neutrinodetector in het ijs van de Zuidpool in afmeting gaan overtreffen en het echte wetenschappelijke werk gaan doen. De Jong: „Want neutrino’s hebben de toekomst.” Maar daarnaast moeten er volgend jaar genoeg neutrino’s verzameld zijn, om ook zelf met wetenschappelijke resultaten te komen, al ‘moeten we daarin bescheiden zijn’, zegt De Jong. „Als eerste kijken we naar het het centrum van ons melkwegstelsel, waar een zwart gat zit.” De neutrino’s die in de buurt daarvan ontstaan, moeten inzicht geven in de dynamiek van dat gebied. Mooie bijkomstigheid: concurrent IceCube kan vanaf de zuidpool juist dit centrum níet zien. Zes van de 900 identieke bollen gaan aan kabels te water. Foto’s en illustratie Antares/ Nikhef. De meest ongrijpbare elementaire deeltjes Van alle tot dusver ontdekte elementaire deeltjes zijn neutrino’s de meest ongrijpbare. Die ongrijpbaarheid danken neutrino’s aan het feit dat ze amper massa hebben. Daarom zijn ze nagenoeg ongevoelig voor de zwaartekracht. Verder dragen ze geen elektrische lading en trekken zich dus niets aan van de elektromagnetische kracht. Bovendien zijn neutrino’s onge- voelig voor de ‘sterke kracht’ die de meer alledaagse deeltjes bijeenbrengt in kerndeeltjes en atoomkernen. Enkel de ‘zwakke kracht’ laat neutrino’s sporadisch de aanwezigheid van andere vormen van materie ‘voelen’. Zo kan heel af en toe een van de talloze miljarden neutrino’s die elke seconde door de aarde vlieden toch nog een spoortje achterlaten. Een onderwaterrobot sluit een stekkerdoos aan op 2.400 meter onder de zeespiegel.