Gewone dotterbloem De Gewone dotterbloem is een stevige, vlezige plant met donkergroene, niervormige bladeren en opvallend dooiergele bloemen. Het woord ‘dotter’ is afgeleid van het woord ‘dooier en verwijst naar de gele bloemen’. De soort is een echte lentebloeier, die van half april tot half mei opvallend aanwezig kan zijn. Het is een soort van natte, kleiige of venige bodem op weinig of niet bemeste grond. De plant mijdt voedselrijke bodems en fosfaatrijk of ammoniakhoudend water. Dotterbloemen groeien vooral in natte (’s winters onder water staande) rietlanden, in drassige hooilanden en op kwelplekken in weilanden. Ook komt de soort in broekbossen voor. Foto: Kees Scharringa Verspreiding Gewone dotterbloem komt landelijk gezien nog steeds algemeen voor, al wordt de soort steeds minder gezien in het agrarische cultuurlandschap. In Noord-Holland ligt het zwaartepunt van de verspreiding vooral ten zuiden van het Noordzeekanaal, zoals de binnenduinrand, de Westeinderplassen en het Vechtplassengebied. Ten noorden van het Noordzeekanaal komt de soort vooral voor in de binnenduinrand en in schrale graslanden ten westen van het Alkmaardermeer. Dotterbloemen zijn kenmerkend voor een bepaald type grasland, het ‘Dotterbloemgrasland’. Deze graslanden kunnen erg soortenrijk en waardevol zijn. Kenmerkende soorten van dotterbloemgraslanden zijn: Grote ratelaar, Echte koekoeksbloem, Rietorchis, Brede- en Vleeskleurige orchis, Bevertjes, Kamgras, Zwarte-, Blauwe- en Tweerijige zegge. Daarnaast komt de Dotterbloem vooral voor in boezemrietlanden. Aantallen en trends In het agrarisch cultuurlandschap was Gewone dotterbloem in het verleden een algemene soort van drassige hooi- en weilanden. Door de intensivering van de landbouw zijn veel groeiplaatsen verdwenen of ongeschikt geworden. Toch kunnen in het boerenland nog wel dotterbloemen worden aangetroffen, maar de soort is dan beperkt tot extensief beheerde slootranden. Ten noorden van het Noordzeekanaal breidt de soort zich langzaam uit. Sinds de afsluiting van de voormalige Zuiderzee (1932) en de daarop volgende verzoeting heeft de soort zich ook in de brakke veengebieden van Zaanstreek en Waterland gevestigd. Veel vindplaatsen in dit gebied zijn overigens terug te voeren op verwildering van in tuinen aangeplante exemplaren (Dotterbloem is een populaire vijverplant). De vestiging in de brakke veenweiden is echter definitief: Dotterbloem zal zich hier in de toekomst gaan uitbreiden. Soortenbescherming 2012, voor meer informatie: [email protected] 1 Bedreiging Intensivering van het grasland- en oeverbeheer Overbeweiding en kunstmestgebruik Ontwatering Staken van het maaibeheer (verruiging) Beheer Voor het beheer van dotterbloemgraslanden is een hoge grondwaterstand met basenrijk, niet eutroof kwelwater in het winterhalfjaar en het voorjaar essentieel. In de zomer mag het waterpeil zakken tot 20 a 50 cm onder het maaiveld. In principe kan jaarlijks met een maaibeurt worden volstaan in de periode eind juli / begin augustus. Met name op veengrond kan het maaien het best worden uitgevoerd met licht materieel. Aanvullend mag nabeweid worden met runderen of schapen. Bemesting (met ruige stalmest) vindt niet of nauwelijks plaats. Eventueel kan een tweede keer in de herfst worden gemaaid indien grote zeggen gaan domineren. Begeleidende (Rode Lijst) soorten als Kamgras, Bevertjes, Rietorchis, Vleeskleurige- en Brede orchis kunnen ook van deze maatregelen profiteren. Mogelijke maatregelen Maatregelen die voor een financiële bijdrage in aanmerking komen zijn gericht op een op Dotterbloem aangepast oeverbeheer. Hierbij valt te denken aan: • Plaggen van verruigde drasse graslanden .. • Het aanleggen van plas-dras oevers. NB De maatregelen dienen uitgevoerd te worden in gebieden die aan de ecologische voorwaarden voldoen: licht beweide graslanden en weinig bemeste hooilanden in de binnenduinrand (boven en onder Noordzeekanaal), duinpoldergebied Castricum en Uitgeest, Vechtplassengebied en Westeinderplassen Richtlijnen voor ecologische monitoring De plantengroei kan het beste jaarlijks omstreeks juni – juli gemonitord worden. Dit kan door in de geplagde delen de aantallen planten te tellen. De vegetatiehoogte wordt genoteerd, evenals de (geschatte) waterdiepte en het beheer dat wordt uitgevoerd. Om de vegetatieontwikkeling goed te kunnen volgen is het belangrijk om naast de Dotterbloem ook een aantal kenmerkende soorten van dotterbloemgraslanden mee te nemen. Kenmerkende soorten zijn o.a. Grote ratelaar, Echte koekoeksbloem, Moerasrolklaver, Rietorchis, Brede orchis, Vleeskleurige orchis, Veldzuring, Rode klaver, Pinksterbloem, Knoopkruid, Brunel, Wilde bertram, Holpijp, Kamgras, Bevertjes, Zwarte-, Blauwe- en Tweerijige zegge. Per soort kan een schatting worden gemaakt van het aantal planten of pollen per locatie. Omdat het effect van de maatregelen vaak pas na verloop van jaren zichtbaar is, is het belangrijk de monitoring na enkele jaren te herhalen. Status Gewone dotterbloem Nationaal Dotterbloem is niet bedreigd, maar wel kenmerkend voor kwetsbare hooilanden Soortenbescherming 2012, voor meer informatie: [email protected] 2