Examentraining Havo 5 Programma • • • • Algemene kennis Zuren en basen Redox Bio-organisch Mengsels • Een vloeistof en een vaste stof: – Oplossing: helder mengsel, vaste stof lost op in de vloeistof – Suspensie: troebel mengsel, vaste stof lost niet op in de vloeistof • Twee vloeistoffen samen: – Oplossing: helder mengsel, ene vloeistof lost op in de andere – Emulsie: troebel mengsel, vloeistoffen lossen niet in elkaar op. Scheiden Methode Soort mengsel Principe Indampen Oplossing van een vaste stof in een vloeistof Vluchtigheid Destilleren Oplossing van twee of meer vloeistoffen Kookpunt Bezinken/ centrifugeren Suspensie Dichtheid Filtreren Suspensie Deeltjesgrootte Adsorberen Kleur en geurstoffen in een oplossing of gas Aanhechtingsvermogen Extraheren Twee vaste stoffen Oplosbaarheid Bouw van een atoom • Atoomnummer = aantal protonen • Massagetal = aantal protonen + neutronen = het aantal deeltjes in de kern • Aantal elektronen = protonen + of – de lading. • Isotoop = hetzelfde atoomnummer, ander massagetal Periodiek Systeem • Groep 1: Alkalimetalen – Zeer onedel, reageren dus met alles – Lading 1+ • Groep 2: Aardalkalimetalen – Behoorlijk onedel, reageren met bijna alles – Lading 2+ • Groep 17: Halogenen – Komen nooit alleen voor (Cl2 Br2 I2 F2) – Lading 1- • Groep 18: Edelgassen – Zeer edel, reageren nergens mee – Geen ionlading, want komen niet als ion voor Bindingen • Metaal – Metaalbinding: Binding waarbij de positieve metaalionen bij elkaar gehouden worden door de vrije, negatieve, elektronen • Niet metaal (moleculaire stof) – Vanderwaals kracht en waterstofbruggen tussen de moleculen – Atoombinding in de molecluen • Zout (metaal + niet metaal) – Ionbinding: + en – trekken elkaar aan. Zouten • Metaalion (positief) met niet metaal ion (negatief) • Verhoudingsformule= positieve en negatieve lading moet gelijk zijn • Oplosvergelijking: van (s) naar (aq – KI (s) K+ (aq) + I- (aq) • Indamp/neerslagvergelijking: van (aq) naar (s) – 3 Na+ (aq) + PO43- (aq) Na3PO4 (s) De Mol Zuren & Basen • Zuur staat H+ af – Sterke zuren staan alle H+ af alles boven H3O+ – Zwakke zuren staan een deel van de H+ af • Base neemt H+ op – Sterke base neemt allemaal een H+ op – Zwakke base een deel neemt een H+ op pH • Zuurgraad – 0-7 = Zuur – 7 = neutraal – 7-14 = Basisch • • • • • pH = -log [H+] [H+] = 10-pH pOH = -log [OH-] [OH-] = 10-pOH pH + pOH = 14 Reacties • Reactie waarbij een H+ overgedragen wordt • Sterkste zuur reageert met sterkste base • Hierbij ontstaat de “overkant” van Tabel 49 – Zwakke zuren/basen worden niet gesplitst en schrijf je dus aan elkaar (Bv HAc ipv H+ en Ac-) – Sterke zuren/basen worden volledig gesplitst en schrijf je dus als ionen: H+ en Cl– Onoplosbare zouten zijn niet geïoniseerd, schrijf ze dus aan elkaar, bv AgCl Redox • Reactie met elektronen overdracht. • Reductor: staat elektronen af, produceert dus elektronen • Oxidator: neemt elektronen op, consumeert dus elektronen • Halfreacties in Binas 48 Reacties • Sterkste reductor reageert met de sterkste oxidator. • Inventariseren m.b.v. BINAS – Halfreactie oxidator overnemen – Halfreactie reductor omdraaien • Elektronen gelijk maken • Optellen • Wegstrepen Elektrochemische cel/batterij • Elektrochemische cel bestaat uit: – Twee elektroden, elk in een eigen ruimte (halfcellen), met daarin een oplossing met vrije ionen (elektrolyt) • Aan de minpool reageert de reductor • Aan de pluspool reageert de oxidator • Elektroden gaan door de stroomdraad van de minpool naar de pluspool • Een zoutbrug maakt de stroomkring gesloten Elektrolyse • Gedwongen redoxreactie, omgekeerde van een elektrochemische cel • Reductor: reageert aan de pluspool. Let op! Positieve ionen komen niet bij de pluspool! • Oxidator: reageert aan de minpool. Let op! Negatieve ionen komen niet bij de minpool Bio-organische chemie • Alkaan – koolstofketen zonder dubbele bindingen • Alkeen – Koolstofketen met dubbele bindingen • Zijgroep – Zuren (COOH) – Alcoholen (OH) – Aminen (NH2) • Isomeer – Zelfde molecuulformule, andere structuurformule Esters • Reactie van een zuur met een alcohol • Naamgeving: Alkylalkanoaat • Alk wordt vervangen door de naam die hoort bij het aantal C’s (meth, eth, but…) Vetzuren • Organische zuren met meer dan 11 C atomen. • Verzadigd = vet geen dubbele bindingen • Onverzadigd = olie dubbele bindingen • Glycerol + 3 vetzuren vet + 3 water Polymerisatie • Veel monomeren aan elkaar zodat lange ketens ontstaan • Additiepolymerisatie: monomeer heeft áltijd een dubbele binding die open klapt • Condensatiepolymerisatie: H2O wordt afgesplitst: COOH, OH en/of NH2 nodig • Naamgeving: kleinste originele eenheid met poly er voor, bv polyetheen. Thermo • Thermoharder = stof die bij warmte niet vervormd – Polymeerketens zijn onderling verbonden) • Thermoplast = stof die bij warmte wel vervormd – Polymeerketens zijn los Eiwitten • Polypeptide = veel aminozuren aan elkaar • Productie: De aminegroep staat een H af, de zuurgroep een OH • Binding tussen C en N = peptidebinding • Afbraak van eiwitten = reactie met H2O hydrolyse. Hierbij ontstaan weer de originele aminozuren Koolhydraten • Polysacharide = veel suiker aan elkaar • Productie: De OH groep aan de ene kant staat een H af, de andere OH groep wordt helemaal afgestaan. • Afbraak: reactie met H2O hydrolyse. Hier bij ontstaan mono-sachariden