De professionele werker in de maatschappelijke zorg Thema 1 Thema 2 Thema 3 Thema 4 1 2 3 De beroepskracht maatschappelijke zorg Beroepshouding Sociale vaardigheden Gemotiveerd werken en deskundigheid Kennisvragen ..................................................................................................................................................................................................... 3 Hoofdartikel Een professional in hart en nieren ............................................................................................................................................. 3 Subartikel Werken als professional .............................................................................................................................................................. 3 Subartikel Werken in een team ..................................................................................................................................................................... 4 Hoofdartikel Werken voor een MZ-organisatie................................................................................................................................................ 4 Subartikel Werken met plannen .................................................................................................................................................................... 5 Subartikel Werken binnen de regels............................................................................................................................................................. 5 Subartikel Communicatie van organisaties ................................................................................................................................................. 5 Inzicht-/integratieve opdrachten ...................................................................................................................................................................... 6 Opdracht Teamwork (Opdracht bij het hoofdartikel ‘Een professional in hart en nieren’ en de subartikelen ‘Werken als professional’, ‘Werken in een team’ en ‘Communicatie van organisaties’) ........................................................................... 6 Opdracht Werken in een organisatie (Opdracht bij het hoofdartikel ‘Werken voor een MZ-organisatie’ en het subartikel ‘Werken binnen de regels’) ......................................................................................................................................................... 9 Opdracht Werken met plannen (Opdracht bij het subartikel ‘Werken met plannen’) .......................................................................... 10 Complexe opdracht ......................................................................................................................................................................................... 11 Casus Werken in de GGZ ...................................................................................................................................................................... 11 Vul hier je naam in. Vul hier de groep in. Vul hier de datum in. Vul hier de versie in. De medewerker maatschappelijke zorg Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16 Auteurswet j° het Besluit van 23 augustus 1985, Stbl., dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie (PRO), Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp (www.cedar.nl/pro). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet) dient men zich tot de uitgever te wenden. Voor meer informatie over het gebruik van muziek, film en het maken van kopieën in het onderwijs zie www.auteursrechtenonderwijs.nl. 2 De medewerker maatschappelijke zorg 1 Kennisvragen Wij adviseren je de kennisopdrachten individueel te maken. Hoofdartikel Een professional in hart en nieren 1 Jij gaat werken in de maatschappelijke zorg (MZ). a Wat bedoelen we met maatschappelijke zorg? Vul hier je tekst in. b Geef drie voorbeelden van mensen die een beroep zouden kunnen doen op maatschappelijke zorg. Vul hier je tekst in. c Welke doelgroep spreekt jou het meeste aan? Licht je antwoord toe. Vul hier je tekst in. 2 Wat is het verschil tussen ambulante en residentiële hulpverlening? Vul hier je tekst in. 3 Er is in de maatschappelijke zorg veel veranderd in de loop der jaren. Op dit moment kom je veelal methodieken tegen als ‘Supported living’ en ‘Active support’. Wat is het uitgangspunt van deze methodieken? Vul hier je tekst in. 4 Als beroepskracht werk je in een team. Een van de teams waar je mee te maken krijgt, is het managementteam. a Wat is een managementteam? Vul hier je tekst in. b In een organisatie kun je twee managementteams onderscheiden. Welke twee? Vul hier je tekst in. Subartikel Werken als professional 1 De maatschappelijke zorg bestaat uit verschillende werkvelden. a Waar houdt de GGZ zich mee bezig? Vul hier je tekst in. b Wat is het doel van de zorg voor mensen met een beperking? Vul hier je tekst in. c Welk werkveld groeit door ontgroening, vergrijzing en verzilvering? Vul hier je tekst in. d Mary werkt in een blijf-van-mijn-lijfhuis. Hoe noem je haar werkveld? Vul hier je tekst in. 3 De medewerker maatschappelijke zorg Subartikel 4 Werken in een team 1 Welke zes succesfactoren voor teamwork onderscheidt R.M. Belbin? Vul hier je tekst in. 2 Waarom is zelfreflectie bij teamwork van belang? Vul hier je tekst in. 3 Waarom is teamevaluatie bij samenwerken van belang? Vul hier je tekst in. Hoofdartikel Werken voor een MZ-organisatie 1 Geef de definitie van de volgende begrippen: a organisatie Vul hier je tekst in. b missie Vul hier je tekst in. c visie Vul hier je tekst in. 2 Uit welke drie onderdelen bestaat een functie? Vul hier je tekst in. 3 De volgende zinnen komen uit een personeelsadvertentie. Geef aan of het gaat om de functieomschrijving, een functie-eis of het persoonsprofiel. 1 Je hebt een mbo-diploma. Maak hier je keuze. 2 Je ondersteunt cliënten. Maak hier je keuze. 3 Je bent flexibel. Maak hier je keuze. 4 a Welke drie soorten arbeidsovereenkomsten zijn er? Vul hier je tekst in. b Als je kijkt naar het aantal uren van je aanstelling, welke drie soorten werknemers onderscheiden we dan? Vul hier je tekst in. c Vrijwilligers hebben geen arbeidsovereenkomst. Ze hebben wel recht op een onkostenvergoeding. Hoe hoog mag die maximaal zijn? Vul hier je tekst in. 5 Na je aanstelling wordt er een personeelsdossier gemaakt en start de introductiefase. a Wat zit er in het personeelsdossier? Vul hier je tekst in. b Wat is het doel van een introductie? De medewerker maatschappelijke zorg 5 Vul hier je tekst in. c Wat is het doel van een inwerkprogramma? Vul hier je tekst in. d In veel organisaties word je als nieuwkomer begeleid door een coach. Wat is zijn/haar taak? Vul hier je tekst in. Subartikel Werken met plannen 1 Beleid komt tot stand in vijf stappen. Noteer die stappen. Vul hier je tekst in. 2 Als beroepskracht maatschappelijke zorg krijg je te maken met verschillende plannen. Voor sommige plannen worden ook nog eens verschillende termen gebruikt. a Geef een aantal voorbeelden van plannen. Vul hier je tekst in. b Hoe wordt op jouw BPV-plek het plan genoemd waarin de hoofdpunten uit de zorgverlening en ondersteuning voor de individuele cliënt staan? Vul hier je tekst in. Subartikel Werken binnen de regels 1 In alle organisaties gelden regels. a Welke twee soorten regels zijn er in organisaties? Vul hier je tekst in. b Wat is een protocol? Vul hier je tekst in. c Wat is een richtlijn? Vul hier je tekst in. d Wat is een beroepscode? Vul hier je tekst in. 2 Je krijgt ook te maken met wettelijke regels. Geef drie voorbeelden van wetten waar je in de maatschappelijke zorg mee te maken kunt krijgen. Vul hier je tekst in. Subartikel Communicatie van organisaties 1 Hét smeermiddel van alle organisaties is communicatie. a Wat betekent communicatie? Vul hier je tekst in. De medewerker maatschappelijke zorg b Hoe ziet het communicatieschema eruit? Vul hier je tekst in. c Wat is het doel van communicatie? Vul hier je tekst in. d Communicatie is te verdelen met behulp van vier hoofdkenmerken. Welke? Vul hier je tekst in. e Communicatie in organisaties wordt wel eens verdeeld in twee soorten. Welke? Vul hier je tekst in. f Hoe noem je communicatie binnen een organisatie? Vul hier je tekst in. g Hoe noem je communicatie tussen de organisatie en de buitenwereld? Vul hier je tekst in. h Geef voorbeelden van externe communicatie waar jij je als beroepskracht zelf mee bezighoudt. Vul hier je tekst in. 2 Inzicht-/integratieve opdrachten Opdracht Teamwork (Opdracht bij het hoofdartikel ‘Een professional in hart en nieren’ en de subartikelen ‘Werken als professional’, ‘Werken in een team’ en ‘Communicatie van organisaties’) Jullie volgen een opleiding voor maatschappelijke zorg (MZ). Je weet dat samenwerken daarbij erg belangrijk is. Jullie gaan voorlichting geven over MZ door middel van een wandpresentatie. 1 Verdeel de klas in groepjes van maximaal vier personen. Ieder groepje kiest een doelgroep. Je mag kiezen uit: cliënten… • met een lichamelijke beperking; • met een verstandelijke beperking; • met een visuele beperking; • met een meervoudige beperking; • met een psychiatrische aandoening; • met een verslavingsprobleem; • met een gedragsprobleem; • met ouderdomsklachten; • die dakloos zijn; • die te maken hebben gehad met huiselijk geweld; • die in justitiële inrichtingen verblijven; • die asiel zoeken. 2 Maak met je groepje eerst een woordweb (ook wel mindmap of woordspin genoemd). 6 De medewerker maatschappelijke zorg 3 Denk er goed over na hoe de presentatie eruit moet gaan zien. 4 Maak een schets voordat je daadwerkelijk aan de slag gaat. 5 Geef antwoord op de volgende vragen. • Welk ‘verhaal’ gaan we brengen? • Welk materiaal wordt er tentoongesteld? • Wie verzamelen het materiaal? • Wat hebben we verder nodig (papier, pennen, plakband, schaar)? • Wie zorgt daarvoor? • Wie maken het standontwerp? • Welk presentatiemateriaal (borden, tafels) is er nodig? • Wie regelen het meubilair en het presentatiemateriaal? • Wie zorgen er voor de opbouw? • Waar wordt het materiaal van tevoren opgeslagen? • Wie breken er na afloop af? Vul hier je tekst in. 6 Maak de wandpresentatie. 7 Laat jullie presentatie beoordelen door twee andere groepjes. 8 Welke feedback kregen jullie? Vul hier je tekst in. 9 Pas de wandpresentatie eventueel aan. 10 Laat jullie presentatie beoordelen door de docent. 11 Welke feedback kregen jullie? Vul hier je tekst in. TIPS Over het tekstgebruik in jullie stand Vaak wordt er gewerkt met teksten in een stand. Houd bij het werken met teksten rekening met de volgende punten: • Zorg ervoor dat teksten zo kort mogelijk zijn. We leven nu eenmaal in een tijd dat mensen steeds minder bereid zijn om te lezen. • Gebruik dagelijkse omgangstaal in plaats van ingewikkelde woorden of gewichtige zinnen. In koppen kunnen onderwerp en gezegde meestal worden weggelaten: ‘Heb je zin in een opleiding in de handel?’ kan korter en krachtiger door: ‘Zin in een opleiding in de handel?’ • Zorg ervoor dat de teksten en koppen de doelgroep aanspreken en nieuwsgierig maken: ‘Wat je nog niet wist…! ’ of ‘We waren er al bang voor…!’ • Probeer met je teksten je doelgroep op zijn behoeften aan te spreken: ‘De kortste weg naar succes!’ • Probeer je tekst te ondersteunen met een aansprekende illustratie, die als blikvanger de aandacht kan trekken. Bedenk: één plaatje zegt vaak meer dan duizend woorden. 7 De medewerker maatschappelijke zorg Over de vormgeving van jullie stand • Kies voor een goed leesbaar lettertype. Een Egyptienne en een schreefloze letter zijn geschikte letters omdat ze ook op grotere afstand goed te lezen zijn. Gebruik in ieder geval geen letters met veel versieringen. • Letters kunnen meer betekenen dan de klank die ze vertegenwoordigen! • Houd rekening met de leesafstand. Zorg voor een lettermaat die op de leesafstand groot genoeg is om te lezen; probeer dat eerst zelf uit. • Trek aandacht op de grote afstand door hoger op je ‘kraam’ een grote tekst of illustratie te plaatsen. • Houd de aandacht op de kortere afstand vast door kleinere teksten en illustraties te gebruiken die onder de voorgaande teksten geplaatst worden. • Teksten en illustraties zijn gemakkelijk te vergroten door gebruik te maken van een episcoop. Dat is een soort projector waarmee je een afbeelding of een tekst op een vel papier kunt projecteren, zodat je hem in het groot over kunt tekenen. Als zo’n apparaat niet bij jullie op school te vinden is, kan het ook met behulp van een overheadprojector die in vrijwel elk klaslokaal staat. Wel eerst de tekst of de illustratie op een sheet kopiëren natuurlijk en niet vergeten om recht te projecteren! • Na het overtekenen kunnen teksten of illustraties ingekleurd worden met verf of viltstiften. Met viltstiften kun je alleen met een donkere kleur over een lichtere ondergrond heen werken. • Hang niet alles schuin in jullie presentatie. Schuin is niet per definitie leuker. Probeer variatie te verkrijgen door verschil in hoogte, tussen horizontaal en verticaal en door overlap aan te brengen. • Wanneer je toch iets schuin plaatst, probeer dan om deze schuine richting te herhalen. Op die manier ontstaat er ritme door herhaling en dat is prettiger om naar te kijken. • Probeer de informatie overzichtelijk in te delen. De compositie die jullie kiezen kan daarbij helpen. Daarmee bedoelen we dat informatie van gelijke orde ook in een groep bij elkaar gepresenteerd moet worden. • Je kunt informatie ook indelen met behulp van kleuren, bijvoorbeeld door informatie die bij elkaar hoort op een achtergrond van dezelfde kleur te plaatsen. • Probeer om contrasterende (tegen elkaar afstekende) kleuren te gebruiken wanneer je teksten op een achtergrond plaatst. De teksten komen dan goed los van de achtergrond, waardoor ze beter leesbaar zijn. Rood op groen, geel op paars en blauw op oranje steken goed af, maar ook donkere kleuren op een lichte ondergrond natuurlijk. • Kleuren kunnen ook een symbolische of gevoelsmatige betekenis hebben. Denk maar eens aan het WK voetbal, waar de kleuren van de vlaggen of shirts van de deelnemende landen de belangrijkste kleuren op de tribune vormen. Of wat te denken van het ‘bruine café’. Over het mondelinge gedeelte tijdens de presentatie in jullie stand • Zoals al eerder werd opgemerkt: zorg dat je een goed verhaal hebt voorbereid. Korte krachtige zinnen. Niet te veel uitwijden. Het kan handig zijn om de belangrijkste woorden in een spiekbriefje te noteren. • Wees voorbereid op vragen. Zorg dat je over voldoende informatie beschikt om een goed antwoord te geven, zodat je niet met een mond vol tanden staat. • Zorg ervoor dat je juiste informatie verstrekt: liever weinig en goed dan veel informatie die niet ter zake doet. • Verwijs mensen op tijd door naar een collega of een aanwezige docent indien je het antwoord schuldig moet blijven. • Jullie zullen er bij de presentatie op moeten letten dat jullie verstaanbaar zijn en jezelf goed presenteren. • Zorg ervoor dat je als bemanning herkenbaar bent door uniforme kleding en een naambadge te dragen. • Natuurlijk geen petten, geen handen in je zakken of op je rug, geen gefrunnik aan je haar, geen kauwgom. • Spreek vooral rustig. Dat is prettiger voor je luisteraars en beter voor jezelf, want je hebt langer de tijd om je te concentreren. Dus blijven ademhalen! • Denk om je intonatie. Dat betekent dat je niet alles op dezelfde toonhoogte moet uitspreken. Probeer ook om accenten te leggen in je zinnen. • Kijk de mensen tot wie je je richt aan. Richt je daarbij niet op één persoon, maar kijk alle mensen die bij het gesprek betrokken zijn om beurten aan. 8 De medewerker maatschappelijke zorg • • • • • • • Opdracht 9 Blijf erop letten dat je luisteraars geïnteresseerd blijven: een geboeide luisteraar kijkt je aan en leunt een beetje naar je toe. Iemand die niet in je verhaal geïnteresseerd is, laat bijvoorbeeld zijn ogen dwalen, hangt achterover of kijkt langs je heen. Het wordt dan tijd om af te ronden of om feedback te vragen: ‘Was dit wat u wilde weten?’ Je geeft iemand dan de kans om het gesprek een voor hem interessantere wending te geven. Wacht niet tot het publiek naar jou toe komt, maar spreek de mensen direct aan, zeker wanneer je ze ziet aarzelen of rondkijken. Begin met een open vraag wanneer je de mensen aanspreekt. Een open vraag is bijvoorbeeld: ‘Waar kan ik u mee helpen?’ of ‘Aan welke opleiding denk je?’ Jullie vertegenwoordigen op dat moment het product en de organisatie. Zorg dat jullie lichaamstaal niet iets anders vertelt dan wat jullie mondeling verkondigen. Probeer je woorden te ondersteunen met gebaren, dan weet je meteen wat je met je handen moet doen! Wanneer iemand het niet met je eens is, mag je nooit proberen om het bezwaar zomaar tegen te spreken. Dat werkt alleen maar averechts. Het is beter om te proberen zijn bezwaren in een positieve richting om te buigen: ‘Daar hebt u wel gelijk in, maar…’ of ‘Dat gebeurt wel eens, maar…’ Zorg ervoor dat iedereen die jullie kraam bezoekt, het gevoel heeft dat hij welkom is. Neem altijd afscheid van je bezoek. Soms kun je daarbij een korte samenvatting geven van het gesprek, gevolgd door een afsluitende zin waar je van tevoren over hebt nagedacht: ‘Ik wens jullie veel succes bij het zoeken naar een leuke opleiding’ of ‘Wanneer je nog iets weten wilt, kom dan gerust weer even langs’. Werken in een organisatie (Opdracht bij het hoofdartikel ‘Werken voor een MZ-organisatie’ en het subartikel ‘Werken binnen de regels’) 1 Werk in tweetallen. Een organisatie heeft een aantal kenmerken. Vul onderstaand schema in. Links in het schema staan de kenmerken van een organisatie op een rij. Ga nu per kenmerk na of het ook voorkomt bij de genoemde instituties. Zet een kruisje als dat zo is. Leg aan elkaar uit waarom je wel of geen kruisje zet. School Gezin Klas BPV-plek BPV-plek Student 1 Student 2 Maak hier je keuze. organisatie Maak hier je keuze. organisatie Doelgericht Mensen Middelen Methoden Structuur Coördinatie Conclusie 2 Maak hier je keuze. organisatie Maak hier je keuze. organisatie Maak hier je keuze. organisatie In een instelling werken mensen samen om bepaalde doelen te bereiken. Zonder organisatie zouden deze doelen niet te bereiken zijn. Geef voorbeelden van doelen binnen de maatschappelijke zorg die je niet in je eentje kunt bereiken. De medewerker maatschappelijke zorg 10 Vul hier je tekst in. 3 Zou een instelling in de sector welzijn kunnen functioneren zonder organisatie? Licht je antwoord toe. Vul hier je tekst in. 4 Wat wordt bedoeld met de uitspraak: organisaties hebben een bepaalde structuur? Vul hier je tekst in. 5 Organisaties vereisen coördinatie. Leg deze zin uit. Vul hier je tekst in. 6 Wat zal er gebeuren als er geen sprake is van een goede coördinatie? Vul hier je tekst in. 7 Waarom is het voor jou als beroepskracht MZ belangrijk te weten wat de doelstelling van de organisatie is waar je gaat werken? Vul hier je tekst in. 8 Voor wie is het nog meer belangrijk om op de hoogte te zijn van de doelstelling van de organisatie? Licht je antwoord toe. Vul hier je tekst in. 9 Stel, jullie gaan werken in een instelling voor maatschappelijke zorg. Hoe kom je erachter welke regels er gelden? Vul hier je tekst in. 10 Opdracht Sommige regels zijn in de wet vastgelegd. Geef van de volgende uitspraken aan of ze juist of onjuist zijn. a Wetten zijn bindende regels. b Een voorbeeld van een wet is de regel om op tijd op het werk te komen. c De Arbowet regelt onder meer zaken die met het welzijn van de beroepskracht MZ te maken hebben. d Arbeidsomstandigheden zijn uitsluitend de verantwoordelijkheid van de werkgever. e Een cao geldt voor alle werknemers van een organisatie. Maak hier je keuze. Maak hier je keuze. Maak hier je keuze. Maak hier je keuze. Maak hier je keuze. Werken met plannen (Opdracht bij het subartikel ‘Werken met plannen’) Als medewerker maatschappelijke zorg ga je werken bij een welzijnsorganisatie. Dat is heel divers, maar het heeft altijd te maken met cliënten die ondersteuning en zorg nodig hebben. Je kunt met veel verschillende groepen mensen te maken krijgen: asielzoekers, dak- en thuislozen, ouderen, verslaafden, mensen met een psychiatrische aandoening, verstandelijk en/of lichamelijk beperkten. Per werkveld zijn er verschillen in de wijze waarop er met plannen wordt omgegaan. Er zijn ook verschillen per organisatie of doelgroep. Om in kaart te krijgen wat de verschillen zijn en wat de voor- en nadelen zijn van het werken met plannen, ga je als volgt te werk. Stap 1: Inventarisatie Vul individueel de Inventarislijst in (zie hierna). Neem hiervoor je vorige of huidige BPV-adres of werkplek als leidraad. Na het invullen van de lijst vormen jullie werkgroepen. De medewerker maatschappelijke zorg 11 Stap 2: Groepswerk Maak een groepje van drie of vier studenten. Vergelijk per groepje de Inventarislijsten die jullie hebben ingevuld. Stap 3: Analyse Bespreek wat de voor- en nadelen zijn van het werken met plannen. Maak hierbij een onderscheid tussen: • cliënten; • begeleiders; • leidinggevenden (en collega’s). Zet de kernpunten van deze analyse op papier. Je hoeft het nog niet uit te werken. Stap 4: Conclusie Maak individueel een schriftelijke conclusie, waarin je aangeeft hoe er volgens jou moet worden omgegaan met het werken met plannen. Inventarislijst Werken met plannen Naam instelling: Vul hier je tekst in. Doelgroep: Vul hier je tekst in. 3 Casus Vragen Antwoord Wordt er gewerkt vanuit een plan? Vul hier je tekst in. Welke naam heeft het plan van een cliënt? Vul hier je tekst in. Wie heeft het plan gemaakt? Vul hier je tekst in. Wie heeft het plan geschreven? Vul hier je tekst in. Wie stelt het plan bij? Vul hier je tekst in. Waar wordt het plan bewaard? Vul hier je tekst in. Na hoeveel tijd wordt het plan geëvalueerd en bijgesteld? Vul hier je tekst in. Na hoeveel tijd wordt er een nieuw plan gemaakt? Vul hier je tekst in. Wordt er gewerkt vanuit een hulpvraag? Vul hier je tekst in. Dient het plan als antwoord op de hulpvraag van een cliënt? Vul hier je tekst in. Worden er in het plan korte- en langetermijndoelen gesteld? Vul hier je tekst in. Wordt er samengewerkt met andere disciplines/ functionarissen? Vul hier je tekst in. Wordt de cliënt erbij betrokken (waarom niet/wel en zo ja, hoe)? Vul hier je tekst in. Complexe opdracht Werken in de GGZ Niets is zo afwisselend als werken in de GGZ. Werk je graag met kinderen of trekt de verslavingszorg je meer? Vind je daken thuislozen een boeiende groep of begeleid je liever de cliënt die weer op eigen benen gaat staan? Een beeld zegt vaak meer dan woorden. Bekijk daarom het volgende filmpje eens om een idee te krijgen van wat werken in de GGZ inhoudt (http://www.ggznederland.nl/werken-in-de-ggz/over-het-werk.html). De medewerker maatschappelijke zorg 1 Werk in groepjes van drie of vier studenten. 2 Bekijk eerst het filmpje over werken in de GGZ. 3 Welke eigenschappen zijn belangrijk voor medewerkers in de GGZ? Vul hier je tekst in. 4 Wat vinden bijna alle betrokkenen zo leuk aan het werken in de GGZ? Vul hier je tekst in. 5 Met wat voor cliënten werk je in de GGZ? Vul hier je tekst in. 6 Maak nu een vergelijkbaar filmpje (van 3 minuten) voor een van de andere werkvelden: • gehandicaptenzorg; • ouderenzorg; • maatschappelijke opvang. 7 Laat het filmpje aan een ander groepje zien. 8 Welke feedback krijg je? Vul hier je tekst in. 9 Pas eventueel jullie filmpje nog aan. 10 Laat het filmpje aan je docent zien. 11 Welke feedback krijg je? Vul hier je tekst in. 12