Gerichte zoekopdrachten les 2

Onderdeel B
4 soorten gegevens:
1.
2.
3.
4.
Gegevens van bedrijfskolom ten opzichte van nationale economie
Gegevens van bedrijfstak ten opzichte van bedrijfskolom
Gegevens van bedrijf ten opzichte van bedrijfstak
Interne gegevens van bedrijf (onderdeel A)
FEITEN, FEITEN, FEITEN, FEITEN, FEITEN, FEITEN, FEITEN, IK WIL FEITEN
Zoek de SBI code op voor jouw bedrijf? (CBS)
1
 Teken de bedrijfskolom van jouw bedrijf?
 Wat is de totale toegevoegde waarde van de bedrijfskolom? Wat is het aandeel
van de bedrijfskolom in de nationale economie? Is dit aandeel groeiende?
 Op welke problemen stuit je qua definiëring (zijn voor jouw product alle gegevens
te vinden in de bedrijfskolom)
2
 Wat is het aandeel (toegevoegde waarde) van jouw bedrijfstak in de
bedrijfskolom? Is dit aandeel groeiende?
 Wat is het gemiddelde resultaat voor belastingen als percentage van de omzet?
Verzamel de gegevens van de afgelopen 20 jaar.
 Hoeveel wordt er jaarlijks afgezet (in fysieke eenheden) Verzamel de gegevens
van de afgelopen 20 jaar.
 Aan hoeveel mensen biedt de bedrijfstak werk. Verzamel de gegevens van de
afgelopen 20 jaar.
 Hoe staat met de arbeidsproduktiveitsontwikkeling gedurende de laatste 20 jaar?
 Met hoeveel leveranciers heeft de bedrijfstak te maken. Noem er een paar en wat
is hun grootte.
 Doe hetzelfde met een aantal afnemers.
3
 Wat is het marktaandeel van jouw bedrijf? Noem een aantal concurrenten met
hun respectievelijke aandelen. Is jouw bedrijf qua marktaandeel de afgelopen 20
jaren toegenomen? Doe hetzelfde met het resultaat voor belastingen (winst) en
de afzet.
 Om wat voor soort marktvorm gaat het hier?
 Ga kwalitatief in op een paar belangrijke concurrenten; maken zij deel uit van een
conglomeraat of moeten zij alles alleen doen?
 Omschrijf nauwkeurig het product; is het product homogeen, valt er een subverdeling te maken?
 Hoe zit het met de kostenstructuur van de concurrenten? Ligt deze hoger of lager
dan die van de concurrentie. Ga dit na door in minimaal twee gevallen de vaste
kosten per eenheid product te bepalen.
 Hoeveel wordt er aan Research & Development uitgegeven?
 Hoeveel buitenlandse concurrenten doen ermee?