Samenvattingen H5 De menselijke blauwdruk §5.1 t/m §5.4 §5.1 DNA Kernvraag 1: Hoe zit DNA in elkaar? Door het kopiëren van het erfelijk materiaal (DNA) kan een bevruchte eicel uitgroeien tot een veelcellig organisme. In iedere celkern bevinden zich chromosomen, opgebouwd uit DNA. DNA bestaat uit 4 bouwstenen (nucleotiden): de basen A, C, T en G. Watson en Crick ontdekten in 1953 de DNAstructuur: Een gedraaide ladder (dubbele helix, zie bron 5.3) met steeds een A tegenover T en C tegenover G (m.a.w. A is complementair aan T, …) Kernvraag 2: Waarvoor dient DNA? De structuur van DNA (zie bron 5.4) maakt DNA geschikt als drager van erfelijke info: Het kopiëren van de dubbele helix begint met het openen van de ‘ritssluiting’. Vervolgens wordt aan iedere base de complementaire base gekoppeld en ontstaan 2 nieuwe ‘ritsen’. Bij de celdeling krijgt iedere nieuwe cel 1 ‘rits’ Crick en Brenner ontdekten de genetische code: Elke mogelijke combinatie van 3 basen vormt de code voor 1 aminozuur. Er zijn 20 aminozuren. Een aantal aminozuren samen vormen een eiwit, de bouwstof voor levende wezens. Een gen is een deel van een chromosoom dat de informatie bevat voor de bouw van 1 eiwit. De bouw begint met een ‘startcode’ (code ATG) en eindigt met een ‘stopcode’ (meerdere codes mogelijk). In bron 5.5 staan de genetische codes voor menselijke aminozuren. §5.2 Weten of niet-weten Kernvraag 1: Wat zijn DNA-diagnostiek en chromosoomonderzoek? Bij het kopiëren van DNA kan een fout optreden in de volgorde van bouwstenen. Door zo’n mutatie kan een verkeerd of zelfs geen eiwit gevormd worden. De sterkte van een gen bepaalt of een mutatie ernstig is: Een recessief gen komt niet tot uiting, een dominant gen wel. Iedere lichaamscel van een mens bevat 46 chromosmen. De helft van de informatie (23 chromosomen) is afkomstig van vader. Wanneer een mutatie optreedt in de geslachtscellen voor bevruchting, kan een erfelijke afwijking optreden (zie bron 5.7) DNA-diagnostiek maakt het mogelijk genen voor ziekten te onderzoeken. Zo weet men dat CF veroorzaakt wordt door een recessief gen (je moet ze van vader én moeder erven om de ziekte te krijgen) en Huntington door een dominant gen (zie bron 5.8). In bron 5.9 staat beschreven hoe de DNA-chip duizenden bepalingen tegelijk kan doen. Met een vruchtwaterpunctie of vlokkentest kan onderzocht worden of chromosoom 21 twee (normaal) of drie (syndroom van Down) keer voorkomt. Kernvraag 2: Wat kunnen de gevolgen zijn van de mogelijkheid om DNA te onderzoeken? Dilemma’s: Moeten kiezen uit 2 kwaden, zie bron 5.11: -wel/geen prenataal onderzoek? -wel/niet vertellen: dominante overerving -wel/niet opereren: voorspellende geneeskunde Ieder mens heeft recht op genetische privacy. Bij wet is geregeld dat iedere werknemer zonder keuring een arbeidsongeschiktheids- en pensioenverzekering krijgt. Kernvraag 3: Hoe gebruik je DNA voor identificatie? In de genetische code (gedeelten die niet voor erfelijke eigenschappen coderen) zitten stukjes die zich herhalen. Dit patroon is bij voldoende (>5) stukjes DNA voor ieder mens uniek: Er kan een DNA-profiel uit gevormd worden (zie bron 5.13). DNA-profielen worden gebruikt voor: -bewijsvoering rond misdrijven -verwantschap aantonen §5.3 Sleutelen aan genen Kernvraag 1: Wat is genetische modificatie? =het veranderen van de genetische code door stukken uit het DNA te knippen (met enzymen, zie bron 5.16) en andere er in te plakken. Een cel krijgt nu andere eigenschappen. Een organisme kan dus ook andere eigenschappen krijgen. Voordelen van genetische modificatie: -massaproductie geneesmiddelen, vaccins en grondstoffen door gemodificeerde bacteriën. -snel t.o.v. veredelen -geen gevaar andere gunstige eigenschappen uit te kruisen. -genen (en daarmee eigenschappen) kunnen uit alle organismen gehaald worden. Een organisme met een soortvreemd gen wordt transgeen genoemd. -transgene planten produceren eigen gif tegen insecten -transgene dieren produceren ontstekingsremmende eiwitten (stier Herman, zie bron 5.17) Kernvraag 2: Mag alles wat kan? Rondom genetische modificatie ontstaan ethische discussies: Wat is goed en wat fout? De aanpak is als volgt (zie bron 5.19): 1. Probleem beschrijven -als vraag -normen + waarden noemen -probleemhebber noemen -belanghebbenden noemen 2. Probleem analyseren -natuurwetenschappelijk -economisch -juridisch -… 3. Argumenten afwegen 4. Probleem aanpakken §5.4 De mens van de toekomst Kernvraag 1: Hoe verandert kennis van DNA ons leven? Nieuwe mogelijkheden leiden tot nieuwe vragen: Transgene bacteriën produceren groeihormoon dat vroeger alleen uit hersenen van overledenen kon worden gewonnen. Wie mogen allemaal geholpen worden? Stamcellen kunnen uitgroeien tot verschillende celtypen (hersencel, zenuwcel enz.). Bij gentherapie brengt men een gezond gen in bij een stamcel. Alle dochtercellen van zo’n stamcel bevatten het gezonde gen dan ook. Bij klonen (zie bron 5.21) haalt men de kern uit een lichaamscel en plaatst men die in een onbevruchte eicel zonder kern. Deze cel wordt in de baarmoeder van een draagmoeder geplaatst. Rondom deze techniek bestaat veel discussie. Kernvraag 2: Bepaalt 1 afwijkend gen of je ziek wordt? Tussen 1989 en 2001 werkte men aan het in kaart brengen van het genoom (alle DNA van de mens). Inmiddels hebben farmaceutische bedrijven al op meer dan 100.000 gemodificeerde genen octrooi. De vraag ‘van wie is ons DNA?’ komt nu op. De voorspellende waarde van DNA voor de geneeskunde zal de komende eeuw verder gestalte krijgen. Er is nog veel onderzoek nodig, want meeste afwijkingen ontstaan door een meerdere genen en de invloed van het milieu…