1 Monohybride kruisingen

advertisement
1 Monohybride kruisingen
1.
Bij rundvee is zwartbont dominant over roodbont, aangeduid met Z en z. Kan men uit twee zwartbonte
ouders een roodbont kalf krijgen? Zo ja, hoe is dan het genotype van die ouders?
2.
Raszuivere Holstein-Friese koeien zijn zwartbont. Een recessief allel, dat in homozygote toestand roodbont
veroorzaakt, komt bil deze runderen voor, zij het met geringe frequentie.
Hoe kan de aanwezigheid van dit allel vastgesteld worden bij een fokstier?
3.
Bij het Guinese biggetje (Cavia) is zwart haar (Z) dominant over wit haar (z).
Men kruist een zwart en een wit dier. Een aantal worpen geeft in totaal 23 zwarte en 21 witte dieren.
Waarom kunnen beide ouders niet homozygoot zijn geweest?
Waren ze alle twee heterozygoot of één van beide?
4.
Men kruist een bruingele Guinese big (Cavia) met een witte. in de F2 krijgt men 134 bruingele, 265 lichtgele
en 137 witte dieren. Licht deze kruising toe met een schema.
5.
Een haan uit een wit kippenras wordt gekruist met een hen uit een zwart ras. De F 1 -kippen zijn allen
gespikkeld.
Wat voor een F2 kan men verwachten als een gespikkelde hen wordt teruggekruist met de witte haan, en wat
voor een F2 als een gespikkelde haan wordt teruggekruist met de zwarte hen? Geef het kruisingsschema en
de verhoudingsgetallen van de F2 -fenotypen.
6.
Bij de oogkleur van de mens domineert bruin over blauw.
a Kunnen ouders met blauwe ogen kinderen krijgen met bruine ogen?
b Kunnen ouders met bruine ogen kinderen krijgen met blauwe ogen?
7.
85% van de Nederlandse bevolking is Rhesus positief (Rh+), de rest is Rhesus negatief (Rh -).
Rhesus positieve individuen hebben in hun bloed het Rhesus-antigeen, bij Rhesus negatieve personen
ontbreekt dit.
Rh+ is dominant over Rh -.
Welke genotypen en fenotypen kunnen de kinderen hebben als moeder Rh- en vader Rh+ is?
8
Soms blijkt het voorkomen van een homozygoot recessief allel
de dood van het organisme ten gevolge te hebben. Een
dergelijke zogenaamde lethale factor komt bij muizen voor.
Dieren welke homozygoot zijn voor een recessief gen dat de
vachtkleur bepaalt, sterven reeds in de baarmoeder. Het betreft
hier het gen G dat in homozygote toestand een zwarte vachtkleur geeft, in heterozygote toestand een gele en in homozygoot
recessieve toestand lethaal is.
Werk uit welke muizen en in welke aantallen in het nageslacht te
vinden zijn, uitgaande van een kruising van 2 gele muizen.
9.
In sommige inteeltprogramma’s worden stieren gekruist met hun
eigen dochters. De uitgangsstier bij een bepaald experiment is
heterozygoot voor een recessieve lethale factor, terwijl de
uitgangskoe homozygoot is voor het normale allel van de lethale
factor.
Wat zal het resultaat zijn van deze vader-dochter kruisingen?
2 Dihybride kruisingen
10. Bij het Guinese biggetje (Cavia) kan de haarkleur zwart of wit zijn en het haar ruw of glad.
Zwart is dominant over wit, ruwharig over glad.
Leidt af, uitgaande van de kruising homozygoot zwart gladharige X homozygoot wit ruwharige cavia,
dat er in de F2 aanwezig zijn:
22 soorten gameten; 42 zygoten; 32 genotypen en 22 fenotypen.
11. Bij katten is gevlekt haar (V) dominant over effen (v).
Kort haar (K) is dominant over lang (k), zoals bij een Angora of Perzische poes.
We kruisen een homozygoot langharige gevlekte kater met een homozygoot effen kortharige poes.
Hoeveel procent van de gevlekt kortharigen uit de F 2 is homozygoot voor beide eigenschappen?
12. Een kruising wordt tot stand gebracht tussen planten met geel-ronde en groenkantige erwten.
Wat is het genotype van de geel-ronde erwt als uit deze kruising 4 verschillende fenotypen ontstaan?
Geel en rond zijn dominant en erven onafhankelijk over. Geef het kruisingsschema.
13. Bij de mens zijn de grootte van de kaken en de grootte der tanden onafhankelijk van elkaar overervende
eigenschappen. Grote tanden (T) zijn dominant over kleine tanden (t), terwijl kleine kaken (K) dominant zijn
over grote kaken (k). Bil een kruising tussen negers en hottentotten zijn de ouders resp. homozygoot voor
grote tanden in grote kaken en homozygoot voor kleine tanden in kleine kaken.
Hoe groot is nu de kans dat bij de kleinkinderen engstand ( = grote tanden in kleine kaken) optreedt als de
kinderen huwen met resp. een neger en een hottentot. Ieder kruising afzonderlijk uitwerken.
14. Bij kippenrassen komen verschillende vormen van kammen voor. Zo onderscheidt men de gewone
enkelvoudige kam (leghorns), de driedelige erwtenkam (Brahma’s uit Azië), de uit meerdere lappen
bestaande rozenkam (Wijnandottes) en de notenkam van het Maleise ras.
Voor dit kenmerk kamvorm blijken twee factoren te bestaan waarbij rozenkam (R) en erwtenkam (P)
dominant blijken te zijn over de enkelvoudige kam.
In het geval de twee dominante factoren samen voorkomen ontstaat de notenkam, terwijl de enkelvoudige
kam het resultaat is van de aanwezigheid van de homozygoot recessieve allelen.
Hoe is de F2 opgebouwd uitgaande van de kruising RRpp X rrPP?
15. Bij pluimvee leveren de genen voor een rozenkam (R), en erwtenkam (P) indien ze samen voorkomen een
notenkam. De recessieve allelen van beide genen leveren, indien ze samen in homozygote toestand
voorkomen, een enkelvoudige kam.
Wat zijn de genotypen van de ouders geweest in de volgende gevallen:
1 P rozenkam X notenkam
F1: 3/8 notenkam + 3/8 rozenkam + 1/8 erwtenkam + 1/8 enkelvoudige
ka m
2 P notenkam X enkelvoudige kam
F1: 1/4 notenkam ± 1/4 erwtenkam + 1/4 rozenkam + 1/4 enkelvoudige
kam
3 P rozenkam X erwtenkam
F1: 6 notenkammen + 5 rozenkammen
4 P : notenkam X enkelvoudige kam
F1: 1 enkelvoudige kam
16. Bij tomaten kan de bladrand zijn ingesneden (C) of gaaf (c); de kleur van de stengel paarsachtig (P) groen
(p).
In de tabel staan de resultaten van 5 kruisingen.
Wat is voor ieder geval het meest waarschijnlijke genotype van de ouders?
Aan tal nakomelingen
ingesn./ gaaf/
ingesn/
paars
paars
groen
1 ingesneden/paars X ingesneden/groen
2 ingesneden/paars X gaaf/paars
3 ingesneden/paars X ingesneden/groen
4 ingesneden/paars X gaaf/groen
5 gaaf/paars X ingesneden/groen
genotypisch
321
219
722
404
70
C.P.
101
207
231
0
91
ccP.
310
64
0
387
86
Cpp
gaaf/
groen
107
71
0
0
77
ccpp
17.
Bij pluimvee zijn witte veren dominant over gekleurde; gevederde poten dominant over kale poten en het
bezit van een erwtenkam is dominant over een enkelvoudige kam.
Als een homozygoot wit dier met gevederde poten en een erwtenkam wordt gekruist met een gekleurd dier
met kale poten en een enkelvoudige kam, welk percentage van de witte, gevederde en een erwtenkam
bezittende dieren in de F2 zal dan homozygoot zijn als de F1 wordt gekruist met gekleurde dieren met kale
poten en enkelvoudige kammen?
3 Multipele allelen
18.
Een vrouw krijgt een kind met bloedgroep AB. Zelf heeft zij bloedgroep A, terwijl de vader onbekend is.
Er worden 3 mannen aangewezen als mogelijke vader, deze hebben de bloedgroep AB, A en 0.
a Wie van de drie zou de echte vader kunnen zijn?
b Hoe zou de uitslag luiden als het kind bloedgroep 0 had gehad?
19.
Is het mogelijk dat uit één ouderpaar een gezin met 4 kinderen ontstaat waarin alle vier de bloedgroepen
vertegenwoordigd zijn?
Wat zijn dan de genotypen van de ouders?
20.
lemand wordt Rhesus positief genoemd (Rh+) als hij genotypisch RR of Rr is, en Rhesus negatief (Rh-)
indien hij rr is.
Een vrouw met bloedgroep A en Rh+ (heterozygoot voor heide kenmerken) krijgt een kind van een man met
bloedgroep B en Rh+ (heterozygoot voor beide kenmerken).
Geef aan welke mogelijkheden voor het fenotype van het kind bestaan en hoe groot de kans voor ieder van
deze mogelijkheden is.
4 Geslachtsgebonden erfelijkheid
21. Kleurenblindheid is het gevolg van een recessief geslachtsgebonden allel.
a Als een man kleurenblind is, hoe is dan de erfelijke aanleg van zijn vaderen hoe die van zijn moeder?
b Als een vrouw kleurenblind is, hoe is dan de erfelijke aanleg van haar ouders?
22.
Bloederziekte of hemofilie is een ziekte bij de mens die veroorzaakt wordt door een geslachtsgebonden
factor. Deze factor is recessief en kan dus alleen fenotypisch de ziekte veroorzaken als een persoon
homozygoot is voor dezefactor.
Hoe groot is de kans nu dat kinderen geboren worden met deze ziekte in onderstaande gevallen:
a moeder homozygoot normaal X vader hemofilie?
b moeder heterozygoot X vader normaal?
23. Hemofilie of bloederziekte is een recessieve geslachtsgebonden eigenschap.
a Een man wiens vader leed aan hemofilie, maar die zelf normaal is, trouwt een normale vrouw in wier
familie hemofilie niet voorkomt. Wat is de kans op hemofilie bij de kinderen?
b Een vrouw, wier vader leed aan hemofilie, maar die zelf normaal is, trouwt een normate man. Hoe groot
is de kans op hemofilie bij de kinderen?
Als er een normale zoon is geboren, hoe groot is dan de kans dat een volgende zoon weer normaal is?
En hoe groot is de kans dat twee normale zonen achter elkaar worden geboren?
c Wat is de kans op hemofilie bij de zonen van een dochter uit vraag b, als deze een normale man trouwt?
24. Bij de fruitvlieg (Drosophila melanogaster) is de oogkleur een geslachtsgebonden factor, rood (R) is daarbij
dominant over wit (r). Rudimentaire vleugels is het gevolg van het optreden van de homozygoot recessieve
factor v. Het bezit van normale vleugels (V) is dominant. De factor V is niet geslachtsgebonden
Als een wit-ogig, homozygoot normaal vrouwtje wordt gekruist met een rood-ogig mannetje met rudimentaire
vleugels, hoe zal dan de F1 samengesteld zijn?
En de F2, als een F1 -individu telkens met een van de oudertypen wordt teruggekruist?
25. Lapieskatten zijn altijd vrouwelijk en heterozygoot. Zij zijn het resultaat van een kruising van een zwarte met
een gele kat.
a Wat kan uit deze gegevens afgeleid worden wat betreft de lokalisatie der betrokken allelen?
b Een zwarte kater wordt gekruist met een gele poes. Hoe groot is de kans dat een lapjeskat geboren
wordt?
En in geval van de reciproke kruising? Reciprook wil zeggen dat het genotype van de ouders wordt
verwisseld.
26. Een zwarte wijfjeskat wordt gekruist met een gele kater. De F1-wijfjes zijn alle lapieskatten terwijl de
mannetjes alle zwart zijn.
Wat kunnen we verwachten in de F2, als een F1 -wijfje en mannetje gekruist worden?
Kunnen door kruising lapieskaters verkregen worden?
27. a
Een lapjeskat heeft een nest met 8 jongen: 1 geel mannetie, 2 zwarte mannetjes, 2 gele poesies en 3
lapiespoezen.
Wat voor kleur zal de vader gehad hebben?
b
Een zwarte kat heeft een nest met 7 jongen: 3 zwarte mannetjes, 1 zwart vrouwtje en 3 lapiespoezen.
Wat voor kleur zal de vader gehad hebben?
5 Stambomen en kansberekening
28.
Gegeven: 1 en 2 zijn heterozygote PTC proevers (Tt)
Gevraagd: Hoe groot is de kans dat in geval van het broer met zuster huwelijk (3 met 4) een kind wordt
geboren (5) dat homozygoot is voor de recessieve factor, dus een niet proever (= inteeltcoëfficiënt)
29.
Gegeven: 1 en 2 zijn heterozygote PTC proevers (Tt).
Gevraagd: Hoe groot is de kans dat in geval van het neef met nicht huwelijk een kind (9) geboren wordt
dat homozygoot is voor de recessieve factor; dus niet proever?
30.
Hoe groot is de kans dat 9 kleurenblind is?
31.
Hoe groot is de kans dat 9 kleurenblind is?
32.
9
In bovenstaande stamboom is alleen persoon 1 kleurenblind.
Hoe groot is de kans dat persoon 9 kleurenblind is
Download