Vraagpatronen van ouderen uit de wijk Veldhuizen.

advertisement
Vraagpatronen van ouderen
uit de wijk Veldhuizen.
‘Narratief onderzoek naar vraagpatronen van burgers in de wijk Veldhuizen te Ede’
Hogeschool Arnhem en Nijmegen, Faculteit Gezondheid, Gedrag & Maatschappij opleiding
Verpleegkunde
Lectoraat Lokale Dienstverlening vanuit Klantperspectief
In opdracht van Vilente, organisatie voor zorg & dienstverlening te Ede
Studenten: Maja de Groen (433324) & Henrieke van Oosten (425402)
Datum: januari 2010
Inhoudsopgave
1. Samenvatting
Pag. 3
2. Inleiding
Pag. 4
3. Achtergrond van het onderzoek
Pag. 5
3.1. De onderzoeksopdracht
Pag. 5
3.2. Wmo
Pag. 5
3.3. Vilente
Pag. 6
3.4. Woonservicegebied
Pag. 6
3.5. Veldhuizen
Pag. 6
4. Methode van het onderzoek
Pag. 8
4.1. De onderzoeksgroep
Pag. 8
4.2. Werving van de onderzoeksgroep
Pag. 9
4.3. Data verzameling
Pag. 10
4.4. Data verwerking
Pag. 11
4.5. Data analyse
Pag. 12
5. Resultaten
Pag. 13
6. Conclusie en aanbevelingen
Pag. 23
7. Discussie
Pag. 28
8. Literatuur
Pag. 31
Bijlagen
- 1.
- 2.
- 3.
- 3.1.
- 3.2.
- 4.
- 4.1.
- 4.2.
- 5.
- 6.
Transcripties (inclusief leeswijzer)
Databank (inclusief leeswijzer)
Wervingsbrief
Wervingsguide en aanmeldingsbrief voor de respondenten
Bevestigingsbrief voor de afspraak van het interview en legitimatiebrief
Interviewguide
Informed consent
Brief met contactgegevens
Analyse format
Prestatievelden Wmo
1.
Samenvatting
Vraagstelling
De doelstelling van het onderzoek is: ‘Inzicht in de wensen en behoeften van oudere burgers voor het
inrichten van een woonservicegebied in Veldhuizen’.
De onderzoeksvraag die in dit kwalitatieve onderzoek centraal staat is: ‘Wat zijn de wensen en
behoeften van de oudere burgers uit de wijk Veldhuizen te Ede ten aanzien van wonen, zorg en
welzijn?’ Een deelvraag, opgesteld door de onderzoekers, is: ‘Wat zijn de wensen en behoeften van
oudere inwoners uit de wijk Veldhuizen als het gaat om sociaal isolement en vereenzaming?’
Binnen de onderzoeksopdracht bestaat er een samenwerkingsrelatie tussen de opdrachtgever, Vilente,
een lokale zorg- en dienstenaanbieder in Ede, en het Lectoraat Lokale Dienstverlening vanuit
Klantperspectief van de Hogeschool Arnhem en Nijmegen. Binnen dit onderzoek is er een
samenwerkingsverband met de opleiding ergotherapie. Zowel verpleegkunde als ergotherapie
onderzoekt dezelfde hoofdvraag, alleen verschillen de respondenten.
Respondenten
De doelgroep binnen het onderzoek is: 65-plussers, wonend in de wijk Veldhuizen te Ede. Voor deze
onderzoeksgroep is onder andere gekozen door de stijgende vergrijzing, de ontgroening en de stijging
van de levensverwachting.
De resultaten die in dit onderzoeksverslag gepresenteerd worden, zijn afkomstig van 5 respondenten,
waarvan één man en vier vrouwen. In het totale onderzoek zijn er 42 respondenten geworven.
Methode
Na aankondiging van de werving, middels een brief, is er huis aan huis geworven Met de geworven
respondenten is een semi-gestructureerd interview gehouden, met behulp van een interviewguide. De
interviews zijn letterlijk getranscribeerd, gecodeerd middels een bestaand codeerformat. Ten slotte zijn
ze uitgebreid geanalyseerd. De narratieven hebben geresulteerd in de thema’s: leefomgeving, sociale
contacten, faciliteiten en diensten, zorg en ondersteuning, zelfstandigheid, tijdsbesteding en veiligheid.
Resultaten
Uit de analyse van de data is gebleken dat er op het gebied van veiligheid de meeste negatieve
narratieven naar voren zijn gekomen. De respondenten zijn tevreden over verschillende onderwerpen,
zoals faciliteiten en diensten, maar hebben ook nog enkele wensen. Het is opmerkelijk dat de
respondenten niet goed aan kunnen geven wat het omslagpunt voor niet meer zelfstandig kunnen
wonen is. Wat betreft zorg en ondersteuning, vindt men het belangrijk om zo lang mogelijk samen te
blijven wonen in het geval van een echtpaar. Daarnaast zou men graag één en dezelfde thuiszorghulp
van één organisatie zien.
Conclusie en aanbeveling
De situatie in Veldhuizen als het gaat om wonen, zorg en welzijn heeft zowel positieve kanten als
negatieve kanten. Om aan de wensen en behoeften van de oudere inwoners van Veldhuizen te voldoen,
zullen er enkele interventies moeten plaatsvinden. Met name wat betreft het onderwerp veiligheid,
zelfstandigheid en mantel- en vrijwilligerszorg. Er is bij de advisering uitgegaan vanuit de Wet
maatschappelijke ondersteuning en het streefpunt van deze wet namelijk burgerparticipatie.
Voorwoord
Voor u ligt het onderzoeksverslag met daarin de bevindingen en de adviezen, die voortgekomen zijn
uit de bovenstaande onderzoeksvraag, verricht door twee verpleegkunde studenten.
Dit onderzoeksverslag is ontstaan naar aanleiding van één van de laatste periodes in de opleiding
verpleegkunde, het afstudeerproject.
Het onderzoek vindt plaats in het kader van de ‘Wmo Nieuwe Stijl’, waarin wensen en behoeften van
burgers het startpunt zijn van de zorg.
Het team van onderzoekers bestond uit 11 personen verdeeld over 4 groepen. De groepen werden
gevormd door één groep, vanuit de opleiding ergotherapie, van vijf studenten en drie groepen, vanuit
de opleiding verpleegkunde, bestaande uit twee studenten per groep.
Dit onderzoek was niet succesvol geweest zonder de hulp van enkele leden van het ‘Lectoraat Van
Lokale Dienstverlening vanuit Klantperspectief’. Ten eerste willen we dr. Martha van Biene bedanken
voor de nuttige informatie over narratief onderzoek naar vraagpatronen.
Daarnaast willen we drs. Maria van Erp bedanken voor al de ondersteuning die ze ons geboden heeft.
Haar creatieve ideeën hebben ons meerdere malen geholpen bij de uitvoering van het onderzoek.
Altijd wist ze ons te motiveren en te inspireren.
Tevens willen we Ton Satink, van de opleiding ergotherapie, bedanken voor zijn onvoorwaardelijke
inzet en steun om het onderzoek gezamenlijk tot een goed einde te brengen.
Voor alle bruikbare en nuttige feedback die we van hem ontvangen hebben, willen we onze
docentbegeleider, Rob Schuurman, bedanken.
Ten slotte willen we alle studenten van de opleiding verpleegkunde en ergotherapie, Fatima El
Mosawi, Natalia Mohsi, Sanne Brok, Sandra van der Linden, Robin Teunissen, Marleen Wolters,
Gerbrig van Netten, Anne Friedhoff en Lisanne van Gils, bedanken voor de uitstekende samenwerking
tijdens het onderzoek. Van hen hebben we regelmatig nuttige tips ontvangen en met elkaar hebben we
voor een ontspannen en prettige werksfeer gezorgd.
Maja de Groen & Henrieke van Oosten
Nijmegen, januari 2010
2.
Inleiding
Van september 2009 tot januari 2010 is, in het kader van de WMO Nieuwe Stijl, onderzoek verricht
onder oudere bewoners van de wijk Veldhuizen te Ede. Het onderzoek heeft als doel inzicht te bieden
in de wensen en behoeften van oudere bewoners binnen deze wijk op het gebied van wonen, zorg en
welzijn en een daarbij passend advies te geven bij deze behoeftes om deze in praktijk te kunnen
realiseren en ervaringen te verbeteren.
De onderzoeksvraag die centraal staat in dit onderzoek, wordt als volgt geformuleerd: ‘Wat zijn de
wensen en behoeften van de oudere burgers uit de wijk Veldhuizen ten aanzien van wonen, zorg en
welzijn?’
Wensen en behoeften die naar aanleiding van het onderzoek zijn geuit, kunnen aangeduid worden als
vraagpatronen. Een vraagpatroon wordt gedefinieerd als een set van samenhangende vragen en
behoeften die burgers uiten naar aanleiding van een levensgebeurtenis of binnen de actuele context
waarin zij leven. Het gaat om de aard van de wensen en behoeften en de relatie die zij hebben met de
ervaringen zowel in heden als verleden van de burgers. (Dassen en Keuning, 2009) Binnen dit
onderzoek is het daarom van belang geweest om niet alleen direct te vragen naar de wens en behoefte
die iemand heeft, maar ook het achterhalen van de reden van bepaalde wensen en behoeften was
onmisbaar.
3.
Achtergrond van het onderzoek
3.1
De onderzoeksopdracht
Binnen de onderzoeksopdracht bestaat er een samenwerkingsverband tussen Vilente, de
opdrachtgever, en het Lectoraat Lokale Dienstverlening vanuit Klantperspectief van de Hogeschool
Arnhem en Nijmegen.
De probleemstelling die gehanteerd wordt in het onderzoek, is als volgt: “Er is geen inzicht in de
wensen en behoeften van oudere bewoners binnen de woonservicegebied in Veldhuizen te Ede wat de
doeltreffende en cliëntgerichte verlening van zorg en diensten bemoeilijkt en er is geen inzicht in de
wijze
waarop
men
deze
wensen
en
behoeften
in
kaart
kan
brengen.”
De doelstelling die hierin geldt, is: ‘Inzicht in de wensen en behoeften van oudere burgers voor het
inrichten van een woonservicegebied in Veldhuizen’.
Bij het opstellen van de onderzoeksopdracht, heeft de opdrachtgever de volgende vraagstelling
opgesteld:
- Wat zijn de wensen en behoeften van de oudere burgers uit de wijk Veldhuizen ten aanzien van
wonen, zorg en welzijn?
De deelvraag, opgesteld door de onderzoekers, is:
- Wat zijn de wensen en behoeften van oudere inwoners uit de wijk Veldhuizen als het gaat om sociaal
isolement en vereenzaming?
3.2
Wet Maatschappelijke Ondersteuning
Een belangrijk onderwerp binnen het onderzoek is de Wet Maatschappelijke Ondersteuning. Vanaf de
tweede wereld oorlog tot het jaar 2004 kenmerkte Nederland zich op het gebied van zorg als een
zogenaamde verzorgingsstaat. Dit betekende dat alle zorgsectoren onder het gezag van de overheid
vielen en ook de financiering ervan vanuit de overheid geschiedde. In het jaar 1969 werd
geconstateerd dat deze structuur van zorg overvraagd werd en er een groei van wensen ontstond vanuit
zowel zorgvragers als zorgaanbieders. Er is door de overheid gekozen om de verzorgingsstaat te
privatiseren en te decentraliseren zodat elke instelling haar financiën en structuur onder eigen regie
kreeg. Dit heeft ook geleid tot een verandering binnen de wetgeving. Vanuit de overheid werd onder
andere de Wet Maatschappelijke Ondersteuning tot stand gebracht. (Van Bienen, 2008) “De WMO
heeft als streven dat álle burgers zouden kunnen participeren in de samenleving. De WMO is van
kracht sinds 1 januari 2007 en verving de Welzijnswet, de Wet Voorzieningen Gehandicapten (WVG)
en delen van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). De gemeenten voeren de WMO uit.
Zij hebben beleidsvrijheid om de uitvoering zelf vorm te geven waardoor de uitvoering per gemeente
kan verschillen.” Naast participatie is zelfstandigheid van een individu, op het gebied van wonen, een
belangrijk begrip.” (Ministerie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, 2008)
In 2008 is het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport gestart met het opzetten van een
nieuw beleid voor vernieuwing en kwaliteitsverbetering van de hierboven uitgelegde Wet
Maatschappelijke Ondersteuning. (Vereniging Nederlandse Gemeenten, 2008) Dit beleid wordt de
‘WMO Nieuwe Stijl’ genoemd. Door het ministerie zijn hiervoor zes werkplaatsen gestart, waaronder
30 innovatieve praktijken uitgevoerd (zullen) worden in het kader van het vernieuwde beleid. Het
Lectoraat Lokale Dienstverlening vanuit Klantperspectief van de Hogeschool Arnhem en Nijmegen is
de bestuurder van één van de werkplaatsen. Met dit onderzoek naar vraagpatronen binnen een
woonservicegebied, is Vilente een projectdeelnemer in één innovatieve praktijk bij het uitvoeren van
de WMO Nieuwe Stijl. Het denken vanuit burgerparticipatie is hierin een speerpunt.
3.3
Vilente
Vilente is een zorg- en dienstenaanbieder in de gemeenten Renkum, Wageningen en Ede, ontstaan
door verschillende fusies tussen zorginstellingen. Ze bieden verzorging, verpleging, huisvesting,
thuiszorg, welzijn en enkele aanverwante diensten. De visie, en tegelijkertijd de missie, van Vilente is
van toepassing op de onderzoeksvraag, die beantwoord gaat worden door middel van dit onderzoek.
Eén van de grondvlakken van Vilente is het behoud van zelfstandigheid. Het feit dat ‘ieder mens uniek
is’, leidt het kwaliteitsbeleid van Vilente. Veiligheid en beschermd wonen zijn onderdeel in de visie
van Vilente. (Vilente, 2008) Het creëren van woonservicegebieds is hierbij een belangrijk gegeven.
3.4
Woonservicegebied
De definitie van een woonservicegebied is: ‘Een geografisch afgebakend gebied, waar aanbieders de
hulp-, zorg- en woongelegenheid voor ouderen organiseren op basis van behoefte’. (Habitat Platform,
2009). Dit is een doorsnee woonwijk, waar (levensloopbestendig) wonen, zorg en welzijnsfuncties
worden aangeboden vanuit een centrum, met in de nabijheid winkels voor de dagelijks boodschappen
en medische eerstelijnsvoorzieningen. Het middelpunt van een woonservicegebied is een zorg- en
servicecentrum. Op het terrein van dat middelpunt staan huurwoningen voor ouderen. Naast deze
woningen staan elders in de wijk meerdere huurwoningen, waar ‘zelfstandige’ ouderen vanaf 55 jaar
kunnen gaan wonen. Al deze woningen kunnen gebruik maken van de zorg en diensten die geleverd
worden vanuit de zorginstelling, zoals alarmering, maar ook maaltijdservices. De komende jaren wordt
er, door Vilente, een aantal woonservicegebieden gerealiseerd waar bewoners van de buurt en de
bewoners van zorgappartementen op kunnen terugvallen, zo ook in de wijk Veldhuizen. (Vilente,
2008) Het middelpunt in het woonservicegebied te Veldhuizen is het zorgcentrum ‘De Pleinen’.
3.5
Veldhuizen
Veldhuizen is de grootste wijk in de stad Ede, in de provincie Gelderland. Op 1 januari 2004 telt
Veldhuizen 16.572 inwoners. De wijk staat bekend als probleemwijk. In de periode van 1 december
2006 tot en met 10 februari 2007 is er, door de Stichting Interhulp Migranten, een uitvoerig en
onafhankelijk onderzoek uitgevoerd in de wijk, door middel van een wijkanalyse. De volgende
gegevens zijn de belangrijkste resultaten uit deze analyse.
Veldhuizen kenmerkt zich door 6 punten:
veel verhuisbewegingen;
veel nieuwe Nederlanders;
veel eenpersoonshuishoudens;
- veel jongeren;
- veel mensen op een relatief klein gebied;
- gemiddeld laag inkomen en relatief veel mensen met een uitkering.
Gemeente
Ede
Veldhuizen
De Horsten
De Burgen
(Veldhuizen A)
(Veldhuizen A)
Aandeel 0-14 jarigen
21
20
20
27
Aandeel 15-24 jarigen
13
15
19
16
Aandeel 25-44 jarigen
29
29
32
37
Aandeel 45-64 jarigen
23
27
23
16
Aandeel 65-jarigen en
ouder
14
9
6
5
% alleenstaand
18
19
25
20
% 2-persoonshuishoudens
20
36
36
29
Tabel 1. Verdeling leeftijdsklassen en huishoudengrootte in procenten per 01-01-2004. (Bron: Sleeuwenhoek, 2005)
Veldhuizen is een multiculturele wijk. Het kenmerkt zich door de vele uiteenlopende culturen die
samenleven in de wijk.
Samenstelling bevolking
Totaal allochtonen
Niet Westerse allochtonen
Veldhuizen A
44%
34%
Veldhuizen B
18%
8%
Veldhuizen
26%
15%
Tabel 2: Samenstelling bevolking. (Bron: Stichting Interhulp Migranten, 2007)
Van de niet westerse allochtonen1 is het percentage 34 procent. Van deze groep is 48 procent van
Marokkaanse afkomst en 25 procent van Turkse afkomst. De overige personen binnen de groep ‘nietwesterse allochtonen’ komen voornamelijk uit Suriname, de Nederlandse Antillen en Aruba. Dit
percentage ligt op 3% van de totale bevolking van Veldhuizen A. (Sleeuwenhoek, 2005)
Een andere term voor allochtonen is ‘nieuwe Nederlanders’. Van deze term zal in het vervolg gebruikt gemaakt
worden in dit onderzoek.
4.
Methode van het onderzoek
Om antwoord te vinden op de onderzoeksvraag: Wat zijn de wensen en behoeften van ouderen
woonachtig in de wijk Veldhuizen te Ede op het gebied van wonen, zorg en welzijn?, is de volgende
werkwijze gehanteerd.
4.1
De onderzoeksgroep
De onderzoeksgroep, binnen dit onderzoek, bestaat uit ouderen woonachtig binnen de wijk
Veldhuizen. De bepaling van de doelgroep heeft betrekking tot het belang van het onderzoek. Het
aantal ouderen binnen de Nederlandse bevolking wordt in de toekomst steeds groter als gevolg van de
vergrijzing, ontgroening en de stijgende levensverwachting met als gevolg dat deze steeds groter
wordende groep een belangrijke doelgroep is voor Vilente als potentiële cliënten.
Voor de selectie van deelnemers aan het onderzoek zijn een aantal inclusie- en exclusiecriteria
opgesteld om zo het aantal deelnemers te kunnen afbakenen.
Inclusiecriteria
- De respondent is woonachtig in de wijk Veldhuizen te Ede.
- De respondent mag zowel man als vrouw zijn.
- Hij/ zij is 65 jaar of ouder. Er is geen maximum leeftijd verbonden aan de deelnemers alleen
een minimum. Naarmate een persoon ouder wordt, is er meer kans op het ontwikkelen van een
beperking. Dit is met name het geval bij mensen tussen de 75 en 80 jaar. (Zie tabel 3)
Van deze groep kan verwacht worden dat de beperking invloed heeft op het zelfstandig wonen
en op de mate waarin zij in staat zijn om voor zichzelf te zorgen. Binnen deze groep is het
belangrijk om te kijken naar wensen en behoeften op het gebied van wonen, zorg en welzijn.
Exclusiecriteria
- De respondent is jonger dan 65 jaar.
- De respondent lijdt aan dementie of andere psychische aandoening die het denkvermogen
en/of geheugen aantast of beïnvloedt. Het is van belang om binnen het onderzoek gegevens te
verzamelen die betrouwbaar zijn. Dit houdt in dat de antwoorden hetzelfde zouden moeten
zijn als onder dezelfde omstandigheden maar op een ander tijdstip dezelfde vragen gesteld
zouden worden. In het geval van dementie is dit absoluut niet te garanderen als gevolg van het
ziektebeeld. Dit kan ook het geval zijn bij bijvoorbeeld schizofrenie, psychoses of een
bipolaire stoornis.
- De persoon is niet in staat zich (verstaanbaar) verbaal uit te drukken. Als gevolg van
bijvoorbeeld een CVA kan het mogelijk zijn dat een persoon spraakproblemen ontwikkelt.
Omdat de interviews opgenomen en uitgetypt gaan worden is het van belang dat de
interviewer de respondent goed kan verstaan zowel in het interview als later op band.
- De persoon is niet Nederlands of Engels geletterd. Binnen de wijk Veldhuizen wonen een
groot aantal nieuwe Nederlanders. Hoewel deze groep een groot deel van de wijkbevolking
uitmaakt, is ervoor gekozen binnen dit onderzoek geen mensen te interviewen die geen
Nederlands of Engels spreken dan wel lezen wegens de taalbarrière die dan ontstaat.
Tabel 3: Lichamelijke beperkingen in procenten per leeftijdsgroep binnen de Nederlandse bevolking. (Bron: CBS, 2008)
4.2
Werving van de onderzoeksgroep
Na vaststelling van de onderzoeksgroep is in samenwerking met de opdrachtgever een brief opgesteld
met als inhoud informatie over het onderzoek en de vraag of men interesse heeft in participatie in het
onderzoek (Zie bijlage 3).
Er zijn 200 brieven verspreid onder ouderen in twee seniorenflats binnen de wijk Veldhuizen. Er is
gekozen om de brieven te verspreiden binnen de bovengenoemde flats om te voorkomen personen te
bereiken die voldoen aan het exclusiecriterium dat betrekking heeft op de minimum leeftijd. De
benaderde bewoners hadden de mogelijkheid kenbaar te maken of er interesse bestond voor deelname
aan het onderzoek via contactgegevens of antwoordstrook in de verzonden brief. Tevens stond
vermeld dat deze antwoordstrook opgehaald zou worden op een vastgestelde datum. De bewoners zijn
op die data huis aan huis benaderd met de vraag of er interesse was voor deelname aan het onderzoek.
Wegens afwezigheid van een groot aantal bewoners is besloten op een andere datum de afwezige
bewoners te benaderen. In geval van instemming tot deelname is de respondenten gevraagd naar
burgerlijke staat, beschikbaarheid en contactgegevens. De vraag of de respondent bekend was met
mantelzorg is gesteld vanuit een deelvraag van een tweetal onderzoekers. Tevens is op datzelfde
moment gevraagd naar leeftijd om personen die niet aan het leeftijdscriterium voldoen uit te kunnen
sluiten (Zie bijlage 3.1).
In het kader van de criteria betreffende het ontbreken van het vermogen zich verbaal te kunnen uiten
en het bestaan van aandoeningen die het denkvermogen en/of het geheugen aantasten, is door de
onderzoekers tijdens de werving een inschatting gemaakt in hoeverre de deelnemers voldeden aan
deze exclusiecriteria. Wanneer het vermoeden bestond dat deze exclusiecriteria van toepassing waren,
is de respondent uitgesloten van het onderzoek. Uit de werving is een onderzoeksgroep ontstaan van in
totaal 42 respondenten. Zeven hiervan zijn toegekend aan een groep van onderzoekers waarvan de
deelvraag zich toespitste op mantelzorg, na een selectie door deze onderzoekers op het bekend zijn
met mantelzorg. De overige respondenten zijn random verdeeld, per groep van onderzoekers van
verpleegkunde studenten zijn er zeven respondenten toegekend.
De resultaten die in dit onderzoeksverslag gepresenteerd worden, zijn afkomstig van vijf
respondenten. Eén respondent bleek bij een tweede contact te jong te zijn, de andere respondent heeft
na de werving te kennen gegeven niet meer te willen participeren in het onderzoek. Reden voor
terugtrekking uit het onderzoek was familie-omstandigheden.
Indicatoren
Leeftijd in jaren
65 - 69
70 - 74
75 - 79
80 +
Geslacht
Man
Vrouw
Woonlocatie van de respondenten
De Groenendaalflat
Tabel 4: Kenmerken respondenten
Aantal respondenten
1
3
0
1
1
4
5
De gegevens van de respondenten zijn na afronding van het onderzoek vernietigd.
4.3
Data verzameling
Het doel van het onderzoek is inzicht krijgen in vraagpatronen zodat, naar aanleiding van deze
vraagpatronen en de daarbij gegeven adviezen, diensten en zorg vraaggericht en klachtgericht kunnen
worden aangeboden. Men was daarom geïnteresseerd in de ervaring van de bewoners op het gebied
van wonen, zorg en welzijn en de betekenis die zij aan die ervaringen geven. Deze ervaringen en
betekenis zijn de context voor de vragen en wensen die geuit worden. Het betreft hier dan ook
kwalitatief onderzoek. De definitie van kwalitatief onderzoek van Boeije (2004) luidt als volgt:
“Kwalitatief onderzoek is omschreven als eens studie waarin de vraagstelling zich richt op
onderwerpen die te maken hebben met de wijze waarop mensen betekenis geven aan hun sociale
omgeving en hoe ze zich op basis daarvan gedragen.” Tevens is bij het onderzoek de term narratief
onderzoek van toepassing. De nadruk in dit onderzoek ligt op de relatie tussen ervaringen en de daaruit
voortkomende vragen wat ook wel omschreven kan worden als de verhalen of narratieven van de
onderzoeksgroep waarbij de volgorde of vorm waarin het verteld wordt geen doel is. De definitie die
in het onderzoek gebruikt wordt voor het begrip narratieven is: “Alle gegevens in proza die niet
voorkomen uit gesloten vragen of vragen die korte antwoorden vereisen.” (Van Biene, 2008).
Op basis van de onderzoeksvraag en de doelstelling is gekozen om de data te verzamelen door middel
van semi-gestructureerde interviews met behulp van een guide. De mate van structuur is
voortgekomen uit het gegeven dat de inhoud van de interviews deels vastgelegd was. Voorafgaand aan
de interviews waren een aantal vragen opgesteld, in relatie tot de onderwerpen wonen, zorg en welzijn,
om de
onderwerpen in
te
leiden
binnen
de interviews. (Zie bijlage
4)
Overige vragen zijn niet vastgelegd gezien deze geheel afhankelijk waren van hetgeen de
geïnterviewde vertelde en de situatie waarin dat gebeurde.
De interviews zijn vastgelegd met een geluidsrecorder om data te kunnen reproduceren na afloop van
de interviews en om de kwaliteit van de data te vergroten. Tijdens het interview is het door opname
niet noodzakelijk geweest om notities te maken. De data zijn daardoor gevormd door de wijze van
noteren, selectie van notities en interpretatie. Ook is op deze wijze, tijdens verdere bewerking van de
data, inzichtelijk geweest hoe een uitspraak tot stand is gekomen. (Boeije, 2005)
De vijf respondenten zijn met behulp van de contactgegevens telefonisch benaderd voor een afspraak
voor de interviews en ingelicht over de werkwijze, met name over het gebruik van opnameapparatuur.
Vervolgens zijn bevestigingsbrieven verzonden met gegevens over de gemaakte afspraken. (Zie
bijlage 3.2) De interviews hebben plaatsgevonden in de woningen van de respondenten om een zo
vertrouwd mogelijke omgeving te creëren voor de respondent.
De respondenten is toestemming gevraagd voor het maken van de geluidsopname met behulp van een
informed consent. Bij de start van de interviews is dit nogmaals gevraagd. (Zie bijlage 4.1) Tijdens de
interviews, kreeg de interviewer technisch ondersteuning en aanvulling van een tweede onderzoeker.
De rol van deze tweede onderzoeker heeft zich beperkt tot hantering en bediening van de
opnameapparatuur, het maken van notities over data die niet gevraagd of onvoldoende aan het licht
zijn gekomen tijdens het interview. Dit had als doel aanvullende vragen te kunnen stellen aan het eind
van het interview.
Na afloop van de interviews hebben de respondenten contactgegevens ontvangen waarmee
gelegenheid hadden opmerkingen of vragen naar aanleiding van de interviews te melden. (Zie bijlage
4.2)
4.4
Data verwerking
De data zoals verkregen uit de dataverzameling, bestaat uit ruwe data. Om deze data te kunnen
verwerken, dienen deze eerst voorbewerkt te worden. Met behulp van de gemaakte geluidsopnames is
een uitgetypte versie geproduceerd van de interviews, in vervolg transcripties genoemd. Deze
transcripties hebben als doel de plausibiliteit te vergroten.
Omdat bij de data de nadruk ligt op wát er geuit wordt en niet op welke manier, is er gebruik gemaakt
van een letterlijke transcriptie. (Zie bijlage 1) De tekst van de opname is letterlijk uitgetypt waarbij
gestreefd werd naar volledigheid van de transcripties. De opnames zijn meerdere malen beluisterd om
ook passages die moeilijk verstaanbaar waren, weer te kunnen geven. Al het gezegde, met
uitzondering van namen en persoonlijke gegevens, is letterlijk overgenomen inclusief grammaticale
afwijkingen, herhalingen, letterlijke woordkeuzes, tussenwerpsels, stiltes en gestotter. Deze zijn niet
gecorrigeerd, omdat de ‘taal’ van de respondent niet vertaalt dient te worden naar een versie van het
Nederlands die als enige correcte wordt beschouwd. (Van Biene, 2008) De mogelijkheid bestaat dat de
transcripties taalkundig incorrecte zinnen bevatten. Persoonlijke gegevens zijn in de transcripties
afgeschermd om de privacy van de respondenten te beschermen.
Voor het vervaardigen van de transcripties is per interview, net als in de dataverzameling, gebruik
gemaakt van één uitvoerend individu (de interviewer en de uitschrijver van het interview) en een
controle-persoon. Alle transcripties zijn onderworpen aan een controle door de controle-persoon om de
kwaliteit en de volledigheid van de transcripties te vergroten. Bij de controle zijn de opnames
nogmaals beluisterd en gelijktijdig de transcripties getoetst op onvolkomenheden en/of
onvolledigheden.
Om de data verifieerbaar te maken is er gebruik gemaakt van member check. Dit houdt in dat de
uiteindelijke transcripties voorgelegd werden aan de respondenten. De respondenten konden
commentaar plaatsen bij de transcriptie. (Van Biene, 2008) Dit om te controleren dat de
geproduceerde transcripties gebaseerd zijn op inbreng van de respondenten en niet onderworpen zijn
aan interpretatie van de onderzoeker. Tijdens de dataverzameling is aan de respondenten gevraagd te
participeren bij een member check. Twee respondenten gaven aan hier geen gebruik van te willen
maken. De overige drie respondenten hebben de transcriptie gekregen met de vraag of ze commentaar
op het geschrevene hadden en de transcriptie wilden beoordelen op juistheid. Na de periode van
transcriptie en de member check zijn de opnames gewist om de anonimiteit van de respondenten te
waarborgen.
4.5
Data analyse
Aansluitend aan de voorbewerking van de data, volgde de verwerking ervan in de vorm van codering.
(Zie bijlage 2) De transcripties zijn meerdere malen bestudeerd, elke keer vanuit een andere
invalshoek. Volgens Van Biene (2008) bestaan de verschillende invalshoeken uit de volgende punten:
1. Globale lezing: voor het verkrijgen van een algemeen beeld over de narratieven van de
respondent.
2. Gerichte lezing: welke keuzes, zorgen en discussiepunten stelt de respondent aan de orde.
3. Lezing vanuit de respondent als ik-persoon: wat zijn de interpretaties, wat vindt de respondent
belangrijk om te vertellen.
4. Lezing vanuit de ander dan de ik-persoon: wat zegt de respondent over of namens de ander en
hoe verhoudt de ik-persoon zich tot die ander.
Naar aanleiding van het bestuderen van de transcripties zijn fragmenten onderscheiden op basis van
thema en categorie. Binnen het begrip categorie werd onderscheid gemaakt tussen:
-
Waarover de respondent spreekt, verder benoemd als Wat;
Vanuit wie spreekt de respondent, verder benoemd als Wie;
En welke beoordeling wordt gegeven aan het fragment door de respondent, verder benoemd
als Hoe.
In de analyse is gebruik gemaakt van geautomatiseerde thematische codering in de vorm van een
coderingsformat. Voor dit format waren een aantal thema’s vastgelegd binnen de categorieën Wie,
Wat en Hoe. (Zie bijlage 2, leeswijzer) Dit format is opgesteld door het Lectoraat Lokale
Dienstverlening en Klantperspectief, onder leiding van dr. Van Biene. Met behulp van het
coderingsformat is elk fragment onderscheiden op de bovenstaande categorieën en thema’s. Hierbij is
per fragment overwogen welk thema passend was. Aan het originele format zijn thema’s toegevoegd
na constatering dat enkele fragmenten niet gecodeerd konden worden. Toegevoegde thema’s zijn
zelfstandigheid, mantelzorg, dorp, Nederland en flat.
Na codering van de fragmenten zijn de data per thema gecontroleerd op correcte codering. Bij controle
is per thema getoetst of de fragmenten associeerden met dat thema. Bij incorrecte codering is een
fragment opnieuw gecodeerd.
In de laatste fase van de analyse is per thema vallend onder Wat en Wie, naar het bestaan van een
overeenkomst tussen de fragmenten gekeken. (Zie bijlage 5) Fragmenten met overeenkomsten zijn
ondergebracht onder een overkoepelende aanduiding. Zo zijn bijvoorbeeld fragmenten met betrekking
op overlast door jongeren en vernielingen ondergebracht binnen het thema ‘Veiligheid rond de flat’.
Door herhaaldelijk de fragmenten en thema’s naast elkaar te leggen en te vergelijken, is het aantal
thema’s gereduceerd. Wat resteerde waren acht overkoepelde thema’s met daarbinnen vraagpatronen.
5.
Resultaten en vraagpatronen
Binnen de analyse van de coderingen zijn de fragmenten bekeken op onderlinge relatie. Naar
aanleiding daarvan zijn de fragmenten geordend op deze onderlinge relatie en ondergebracht binnen
thema’s zoals beschreven in het hoofdstuk ‘Methode’. Deze thema’s met daarin vraagpatronen zijn de
resultaten van het onderzoek.
Persoonlijke gegevens
Binnen het vraagpatroon ‘persoonlijke gegevens’ betreffen de resultaten veelal de periode die de
respondenten woonachtig zijn in Veldhuizen en hun huidige woning. Ook aanleiding vanuit de
respondenten tot de keuze om in Veldhuizen te gaan wonen, komt aan het licht alsmede hun
voorgeschiedenis op woongebied. Zo geven de volgende fragmenten de beweegredenen van de
respondenten weer.2
“U vertelde voor de opname dat u oorspronkelijk uit de Zaanstreek komt... Kunt u mij vertellen
waarom in Ede bent gaan wonen?] Vanwege het werk van mijn man.” (Bron : RV31, bijlage 1, r. 5,6 )
“[Hoe lang woont u al in dit huis?] Van ’91 af”. (Bron : RV31, bijlage 1, r. 12,13 )
“Ik, ehm, woon nu vanaf 1940 in Ede en ik heb met mijn ouders eerst in Ede-zuid gewoond. Later op
een andere plaats in Ede-zuid en nu woon ik hier ook al weer 17 jaar. [17 jaar in deze seniorenflat?]
Ja, ja.”(Bron: RV32, bijlage 1, r. 9-11)
“Hoe lang woont u al binnen Ede?] Negentien jaar.” (Bron RV33, bijlage 1, r. 6 )
“[En ehm daarvoor heeft u ook op andere plekken gewoond...] Amsterdam. Geboren en getogen
Amsterdammer.” (Bron RV33, bijlage 1, r. 7,8 )
“[Wat is voor de u de reden geweest om hier te gaan wonen?] Allergie. Hier was ik altijd vrij van
allergie en in Amsterdam niet, stikte ik zowat.” (Bron RV33, bijlage 1 r. 8,9 )
“ [Hoe lang woont u al in de, ehm, wijk?] In de wijk? Nou, ehm, dat is even denken hoor. Dat is lang.
[Ja?] Ik woon hier al twintig jaar”(Bron: RV34, bijlage 1, r. 9,10)
“En wij woonden toen op de (onverstaanbaar), met een tuin, en ik kon toen ook al heel moeilijk
traplopen, dus toen, ehm, toen heb ik van Woonstede mogen ruilen. Zodoende zijn we hier gekomen.”
(Bron: RV34, bijlage 1, r. 14-16)
“[...hoelang woont u al hier binnen Veldhuizen?] Vanaf 1967.” (Bron: RV35, bijlage 1, r. 6,7)
“En daar hebben we 26 jaar gezeten en toen kwamen we op het idee van, nou ja, we worden wat ouder
en wie weet kunnen we straks niet meer trappen lopen of dat gaat moeilijk worden he (...)En ja, en
toen kwam dit, laat maar zeggen op ons pad. [En dat is voor u gunstig geweest omdat u ouder werd en
ja…] Nou ja, wij wilden daar weg, omdat het huis eigenlijk ook te groot werd.” (Bron: RV35, bijlage
1, r. 28,29 & 34-36)
Uit de bovenstaande fragmenten blijkt dat de respondenten verschillende achtergronden hebben
betreffende hun geschiedenis op woongebied, redenen tot verhuizing en periode die zij in Veldhuizen
en hun huidige woning tot nu toe hebben doorgebracht. Van twee respondenten is bekend dat zij niet
in Ede geboren zijn namelijk in Amsterdam en de Zaanstreek. Van de overige respondenten is niet
bekend waar zij geboren zijn.
2
Voor het lezen van de fragmenten is de leeswijzer van toepassing voor het lezen van de transcripties. Deze
leeswijzer bevindt zich in bijlage 1.
Ook de redenen om voor de huidige woning en voor Veldhuizen te kiezen lopen uiteen van
gezondheidsredenen zoals allergie en (in de toekomst) niet meer kunnen trap lopen tot het werk van de
echtgenoot. Zo woont één respondent 42 jaar in de wijk terwijl de ander er 17 jaar woont.
Leefomgeving
De wensen en behoeften van de respondenten hebben veelal te maken met de woning, de flat en de
directe omgeving. De meningen zijn zowel positief als negatief. Volgens een respondent is er in de
loop van de jaren al veel verbeterd om de flat toegankelijker te maken. Zo zijn er opgehoogde
galerijen en is de flat rolstoeltoegankelijk gemaakt. Binnen dit thema kan een vraagpatroon
geformuleerd worden.
Vraagpatroon 1: Wij willen graag een grotere en verwarmde badkamer.
Enkele respondenten hebben klachten geuit over de badkamer in de woning. Men geeft aan dat deze te
klein is en daarnaast wordt de afwezigheid van centrale verwarming hierin als een gemis ervaren.
Tevens vermelden enkele vrouwelijke respondenten dat ze een ligbad prettig zouden vinden, maar
tegelijkertijd benoemen ze dat ze inzien dat dat haast niet haalbaar is in een flat. De respondenten zijn
over het algemeen tevreden over de woning in de flat. Zo is bijvoorbeeld het feit dat de woning
gelijkvloers is voor enkele respondenten belangrijk. De grootte van de woning wordt zowel positief als
negatief ervaren. De woon- en slaapkamer zijn groot genoeg en er is genoeg ruimte in de woning om
een hobby uit te oefenen. Als nadeel wordt genoemd dat de woning te groot is om zelfstandig schoon
te houden.
“Ja, de douche zou ik nog wel een keer veranderd willen hebben. Daar hebben we nog steeds geen
verwarming in en dat vind ik nou kouder worden. “ (Bron: RV34, zie bijlage 1, r. 91-93)
“Nou, ehm, zoals wij hier wonen, alles gelijkvloers, dat vind ik heel belangrijk, want ik heb met trap
lopen heel veel moeite.” (Bron: RV34, zie bijlage 1, r. 7, 8)
“Wij hebben ook andere seniorenappartementen en flatjes gezien maar die zijn verhipte klein. En
mijn man is een grote hobbyist, die heeft allerlei hobby’s, die heeft nu zijn eigen kamer. En de
kleinkinderen, ze zijn nu wat groter, die konden logeren. En mijn moeder, ze is nu een goed jaar
overleden, die kwam hier ook nog wel eens logeren. Kijk, en ehm de meeste seniorenappartementen
daar heb je één grote en één piepklein kamertje en meer niet. Dat vinden we hier goed. We hebben een
behoorlijke woonkamer en slaapkamer ook. En dan vinden we hier wel ehm positief.” (Bron: RV35,
zie bijlage 1, r. 437 - 442)
Het balkon van de woning wordt zowel positief als negatief ervaren. Met name de temperatuur in de
hoogzomer veroorzaakt ontevredenheid. Het zonnescherm biedt in deze ook geen verlichting, want de
warmte blijft hangen als men die laat zakken. Het feit dat men al heel vroeg in het jaar buiten kan zijn,
oordat
het
balkon
al
vroeg
warm
is,
wordt
als
prettig
gezien.
Naast bovenstaande punten wordt de woningstichting enkele malen aangehaald. Een respondent geeft
aan dat het appartement bij de verhuizing volledig ‘uitgeleefd’ was. Ze hebben alles moeten
verbouwen, wat mogelijk werd gemaakt door de opbrengst van hun vorige huis. Ze hebben geen
enkele tegemoetkoming gekregen. Dat is als negatief ervaren. Een respondent geeft aan dat zelfstandig
verbouwen voor haar geen optie is, omdat het een huurhuis is. Eventuele verbouwingen zullen door de
woonvereniging georganiseerd moeten worden. Het nakomen van de afspraken door deze organisatie
wordt als belangrijk ervaren.
Sociale contacten
Binnen het vraagpatroon ‘sociale contacten’ is nagenoeg iedere respondent tevreden met de sociale
contacten die hij heeft als er gekeken wordt naar de kwaliteit van deze contacten. Er wordt regelmatig
aangegeven dat het contact op de galerij erg goed is. Het feit dat je geen last van je buren hoeft te
hebben als dat niet gewenst is, wordt als positief gezien. Het wordt als een vrijheid ervaren, want ‘als
je ze niet wilt zien, zie je ze gewoon niet, behalve in de lift bijvoorbeeld’. (Bron: RV32, bijlage 1, r.
12-14) Enkele respondenten hebben aangegeven dat er weinig geluidsoverlast in de flat is.
In de fragmenten waar de kwaliteit van de sociale contacten als positief wordt benoemd, geven
respondenten aan rustige buren, vrijheid om contact te zoeken en sociale controle onderling als een
voordeel te beschouwen.
Vraagpatroon 2: Wij willen graag sociale controle.
“Wat ik hier een heel groot voordeel vind, vooral voor de ouderen, dat is vrij sociaal controle ehm.
Bijna iedereen op een enkeling na die zich afzonderen, ja daar doe je niks aan, is toch door buren en
zo is toch is er de sociale controle.” (Bron: RV35, bijlage 1, r.304, 310 )
Eén respondent geeft aan door familie-omstandigheden behoefte te hebben aan contact omdat het
contact met diens echtgenoot niet prettig is. Dezelfde respondent geeft aan het prettig te vinden als de
kinderen vaker langskomen.
“[Krijgt u dan hulp van van mensen? Om even bij te tanken, om even uw gedachten te verzetten.] Nee.
[Nee?] Nee, want de kinderen die zijn allemaal druk, die werken allemaal en als die dan een keer vrij
zijn, ja, dan hebben ze precies hetzelfde als dat wij hebben. Hè. Even lekker vrij of is een keer een
familiebezoekje of het één of het ander. [Ja.] Nee, de kinderen niet. Nee. Ze zijn er wel, zo is het niet,
maar niet ehm, nee. Nee, nee, nee. [Zou u dat graag willen?] Nou, als ze iets vaker zouden komen, dat
zou ik best wel leuk vinden ja, maar het kan gewoon niet.” (Bron: RV34, bijlage 1, r. 193 t/m 201)
Vraagpatroon 3: Wij willen zo nu en dan iemand om mee te praten wanneer we ons alleen voelen.
Als er gekeken word naar de kwantiteit van sociale contacten geven enkele respondenten aan zich wel
eens alleen te voelen. Daarnaast geeft een respondent aan dat ze zich af en toe eenzaam voelt door de
situatie met haar depressieve man. Een andere respondent geeft aan nooit gevoelens van eenzaamheid
te ervaren, ook niet nu zij weduwe is en dat haar sociale contacten op het gebied van aantal in
evenwicht is. Verder wordt aangegeven dat er op de galerij, waar een respondent woont, veel
onderling contact plaatsvindt. Opvallend is dat één respondent aangeeft niet veel sociale contacten te
hebben, in dit geval twee vriendinnen, maar wel zeer blij is met deze contacten door de activiteiten die
zij tezamen ondernemen.
Voelt u zich wel eens alleen?] Ja. [Mag ik vragen wanneer?] Ehm, dat gebeurt nog wel eens als ik
zondags helemaal geen bezoek krijg of ik ga niet uit. Dan is dat de vervelendste dag vind ik. Voor
mezelf dan. [Hoe voelt u zich dan?] Ehm, ja, hoe moet ik het zeggen, ik denk: goh, zit ik weer alleen
boven (onverstaanbaar) en een ander zegt: ja joh, jij bent er nooit. Ik zeg, maar nee, als ik wel thuis
ben dan voel je dat nog meer dan eigenlijk hè. (Bron: RV32, bijlage 1, r. 75-79)
[Voelt u zich wel eens ehm alleen?] Ja, nu wel. [Kunt u daar wat meer over vertellen, hoe komt dat?]
Ja, ik heb natuurlijk niks aan *** meer. Mijn man. En dan heb ik wel eens van die momenten, andere
momenten ja, dan hobbel ik daar wel weer overheen, maar ik heb van die momenten dat er weinig
gezegd wordt in huis. Ja, daar heb ik dan wel eens moeite mee. [Ja. Ging dat vroeger anders?] *** is
nooit geen grote prater geweest, maar zoals nu, dat je niks met hem kunt overleggen en hij vindt alles
maar goed en ehm, reageert ook verder nergens op. Dat is natuurlijk wel anders geweest. Ik ben wel
eens kort van stuk geweest tegen hem, maar dat kan je beter niet doen, want ze reageren daar niet op
hè. Ze nemen dat gewoon niet op.((Bron: RV34, bijlage 1, r. 216-219)
Een respondent geeft aan dat ze de contacten in de flat als negatief ervaart. De betrokkenheid van
enkele bewoners wordt als oorzaak aangeduid. Tevens is er een respondent, die aangeeft geen contact
meer te hebben met de buren door gebeurtenissen uit het verleden. De respondent ervaart dit echter als
positief.
Faciliteiten en diensten
Als er gekeken wordt naar de faciliteiten en diensten in de wijk dan worden het aanbod van winkels
binnen het winkelcentrum en de bereikbaarheid ervan als positief beoordeeld. Er wordt één wens geuit
voor het winkelcentrum en dat is de komst van een viswinkel. Op het gebied van vervoer zijn
respondenten tevreden, zowel met de busjes service als met het openbaar vervoer. Een minder positief
punt dat wordt aangegeven is het ontbreken van een bus die direct naar het ziekenhuis rijdt. Een
busverbinding naar het ziekenhuis zou een oplossing zijn, tevens om het gebruik van de regiotaxi te
beperken met het oog op de kosten hiervan voor de gemeente.
Vraagpatroon 4: Op Bellestein missen wij een viswinkel.
Vraagpatroon 5: Wij missen een directe busverbinding naar het ziekenhuis.
“Ja, ik vind het alleen jammer dat er geen bus hier vandaan naar het ziekenhuis rijdt. Je moet altijd
helemaal. [Je moet via het station en.] Ja [Dan verder.] En dat vind ik voor veel mensen een nadeel
ja, vind ik echt voor veel mensen een nadeel. [Wat zou hier..] Ja, dat een lijnverbinding naar het
ziekenhuis toe komt. Dat vind ik eigenlijk het belangrijkste, naar het ziekenhuis toe.” (Bron: RV33,
bijlage 1, r. 109- 112)
Buiten de bovenstaande fragmenten komen binnen dit thema nog naar voren dat de mogelijkheid om
bij De Pleinen eten en drinken te nuttigen prettig is. Samenwerking met de scholen in de wijk is tevens
positief.
“Nu Vilente hier is gekomen, hier aan de overkant, tenminste nu nog niet, maar dat is wel de
bedoeling, dat we daar ook gaan eten, wil je daar een keer een kopje koffie drinken met z’n allen, dat
mag allemaal. Dus ik vind dat dat allemaal wel goed geregeld is dan, hoor. Voor mij dan hè. [Ja.] Ik
ben daar wel tevreden mee.” (Bron: RV32, bijlage 1, r. 61 t/m 64)
De bewonersvereniging in de flat wordt gezien als een goede bemiddelaar tussen bewoner en
woningbouwvereniging. Over deze laatste instantie komt naar voren dat er weinig tot geen contact is
met nieuwe bewoners van een appartement met betrekking tot de oplevering van het appartement en
de inhoud ervan. Een oplossing die aangedragen wordt is een overleg tussen huurder en verhuurder
over overname van eigendommen van vorige huurders.
Vraagpatroon 6: Wij willen meer overleg zien tussen Woonstede en nieuwe bewoners.
“Ja wat dat is, dat kan ik ook niet volgen. Twee deuren verder is er vrouwtje eruit gegaan daar zijn ze
nu dus aan het verbouwen. Ze hebben de badkamer helemaal opnieuw ingericht want ja, het was eruit
gebroken. En de nieuwe mensen komen erin en die breken dat dan weer af wat hun hebben
opgebouwd, de Woonstede. Dan denk ik bij mezelf, dat is geld weggooien. Ga dan in overleg hè. Net
als hiernaast, een groot zonnescherm. Ja, als je eruit gaat dan moet dat zonnescherm eraf want dat
mag niet blijven zitten. Dan denk ik bij mezelf, als je nou vraagt aan de volgende bewoners, wilt u dat
eventueel hebben ja of nee. Dan kun je het er altijd nog even uithalen als de volgende bewoners het
niet willen hebben. Want je hebt een kijkdag.” (Bron: RV35, bijlage 1, r. 452,459)
Zorg en ondersteuning
Het vraagpatroon zorg en ondersteuning omvat verschillende aspecten van zorg waaronder geestelijke,
verpleegkundige en huishoudelijke zorg maar ook vrijwilligers en mantelzorg. Opvallend is dat elke
respondent op een bepaald punt van zijn leven te maken heeft gehad met een of meerdere vormen van
zorg. De vorm waarin dit was, verschild per respondent. Verschillende respondenten zijn actief of
actief geweest als vrijwilliger.
Vraagpatroon 7: Wij doen graag vrijwilligerswerk en helpen anderen graag.
De respondenten die aangeven vrijwilliger te zijn of zijn geweest geven aan dit graag te doen. Ook
hebben enkele respondent de intentie om in de toekomst nog steeds actief te zijn als vrijwilligers,
bijvoorbeeld bij het project ‘Veldhuizen Actief’. Zij geven echter wel wensen aan op dit gebied zoals
ongebondenheid en beschikbaarheid. Dit heeft als reden dat de ene respondent vaak weg van huis is.
Een andere respondent geeft op dit moment mantelzorg. Ook andere deelnemers zetten zich in als
mantelzorger. De beweegredenen om mantelzorg te bieden is bij de ene respondent liefde voor familie,
bij andere respondenten om zwakkeren te ondersteunen en een leuke tijd te bieden. Er is één
respondent die ervaring heeft met het ontvangen van mantelzorg. Deze heeft de mantelzorg als zeer
prettig ervaren. Naast de ervaringen met de bovengenoemde vormen van zorg hebben ook enkele
respondenten ondervonden hoe het is om professionele zorg of hulp te krijgen. Zo hebben enkele
deelnemers zorg of hulp ontvangen, één daarvan ontvangen heden ten dagen nog hulp en/of zorg.
“[Wat doet u, waar bent u druk mee?] Nou, vrijwilligerswerk in ieder geval.” (Bron: RV32, bijlage 1,
r. 65-67)
“He, er is zo’n club geloof ik en dat zijn vrijwilligers, die krijgen daar in principe niks voor. Alleen
het klusje wat ze voor die mensen doen, moeten die mensen volgens mij 5 euro voor betalen. Nou daar
zit ik wel eens aan te denken, om dat te doen. Alleen dan krijg je het natuurlijk weer, omdat wij vaak
op pad zijn, dan zijn het niet dingen waar je op jaarbasis je voor kunt inzetten en dat is vaak van zo’n
vereniging van (onverstaanbaar) want ze kunnen niet laten we zeggen 365 dagen over jou beschikken.
(onverstaanbaar) Maar dat zou mij wel wat lijken om dat soort dingen te doen. Maar dan toch wel,
want ik roep wel ik heb geen tijd,maar daar maak ik dan wel tijd voor. “(Bron RV35, bijlage 1, r. 609616)
“Wij hebben hier een heel fijne galerij gelukkig dus, ik ben van zomer erg ziek geweest en ehm heb
ontzettend veel hulp van de buren gehad en kijk... Dat is met geen goud te betalen zeg je wel eens.
[Inderdaad.] Dat is ehm ja ja dat nabuurschap vind ik heel belangrijk. Moet ook van mijn kant komen
natuurlijk hè. [ Ja dat is twee richtingsverkeer.] Ja het moet twee richtingen op komen. Maar dat vind
ik heel belangrijk dat de mensen nog naar mekaar omkijken ja. [Want dat is hier.] Dat vind ik het
welzijn wel heel erg beïnvloeden ja. [Want heeft u veel contact met medebewoners?] Ja maar niet op
de koffie dagelijks of zo, helemaal niet. Maar gewoon als er wat is dan kijken we naar mekaar om, we
doen boodschappen voor elkaar ehm, ze komen kijken of het goed gaat weet je. Dat is hartstikke fijn,
dat heb ik van de zomer enorm ervaren.” (Bron: RV33, bijlage 1, r. 79-87)
“Ik bezoek hier zieken bijvoorbeeld en ehm als je eens wat voor de mensen kan doen, papieren en zo
dat soort dingen.” (Bron: RV33, bijlage 1, r. 106-107)
Verschillende respondenten hebben in het verleden professionele zorg ontvangen waarvan één
respondent psychische zorg bij een psycholoog. Zowel deze zorg binnen een instelling als thuiszorg
worden als positief ervaren. Men geeft aan dat het goed geregeld is en dat de behandeling succesvol is
geweest.
Een punt dat als negatief ervaren is, is het feit dat de slaapkamer in een zorgcentrum met drie personen
gedeeld moest worden.
Vraagpatroon 8: Wij willen privacy als we in een zorginstelling zouden verblijven.
“Alleen de bevolking die er zit want je slaapt er met drie mensen op een kamer... En er was een
meneer, heel aardige man (...) Maar snurken man, niet als een os maar als drie ossen... En dan ging
die mevrouw, (...) En dan ging ze mee liggen lezen. Maar ik kan niet slapen als licht brand. Dan ga ik
niet slapen, absoluut niet. en het moet... Anders genees je niet... (...) [Wat u aangeeft is binnen de
instelling waar ik toen zat, was meer privacy gewenst.] Absoluut. Absoluut. Daar heeft de hulp geen
schuld aan die kunnen daar niets aan doen... niets. (...) Overdag was het allemaal overal gezellig
hoor. [De mensen onderling niets op aan te merken.] Geen probleem. [Geen probleem alleen..] Dat
samen. Dat drie mensen op een slaapkamer... Nee.” (Bron: RV31, bijlage 1, r. 263-279)
Ook de huishoudelijke hulp die twee respondenten nu nog ontvangen, is naar tevredenheid. Een
respondent uit als zeer positief punt dat elke keer dezelfde persoon als haar huishoudelijke hulp komt.
Het zou in de ogen van die respondent vervelend zijn als er telkens iemand anders zou komen.
Enkele respondenten geven aan ervaring te hebben met zorg verleend aan een ander persoon dan zij
zelf. Een respondent geeft aan dat het onderhoud van persoonlijke eigendommen die zich bevinden
binnen een zorginstelling niet naar behoren is. De zorg hiervoor komt regelmatig aan op de familie.
“[Want nog even terugkomen op het stukje van de Gelderse Roos, want als ik het goed begrepen heb
hebben ze u niet goed begeleid in hoe om te gaan met een depressieve…] Nee, helemaal niet.
Helemaal niet. Ze hebben niet één keer gebeld. [Zou u dat wel graag willen?] Nou, als, ik denk als het
op een normale manier gegaan was, zoals dokter *** het toen zei in september, toen is er een nieuwe
dokter gekomen en die heeft het toen tegen mij gezegd, dat het allemaal gewoon ehm, veel wenselijker
was verlopen. Gewoon het contact van hun uit, zoals ze dat gezegd hebben bij mij toen we een
afspraak maakten, maar doordat ze dat niet gedaan hebben sta ik er nu echt een heel eind vanaf hè,
want ik weet niet of het direct zelf zou gaan doen hoor. Want ik vind dit niet op z’n plaats. Wij die
daar, helemaal nergens verstand van hebben om met zulke mensen om te gaan. Nou dan denk ik, dan
hadden ze toch wel een beetje beter hun best mogen doen.”(Bron: RV34, bijlage 1, r. 259 t/m 268)
Op de vraag hoe men in de toekomst zorg zou willen zien en wat zij graag zouden willen, werd gezegd
dat één respondent dat zij graag dezelfde verpleegkundige krijgt voor alle zorg in plaats van
verschillenden. Een andere respondent gaf aan als zij zorg zou ontvangen zij naast huishoudelijke
hulp, sociaal contact met deze hulp belangrijk vindt. Dezelfde respondent geeft te kennen geen
gevoelens van schaamte te ervaren als zij gebruik zou moeten maken van zorg, ze wil er echter geen
gebruik van maken zoals zij naar haar idee nog zelfstandig kan leven.
Vraagpatroon 9: Wij willen graag informatie hoe om te gaan met een naaste met een psychische
aandoening.
Er is ongenoegen ten opzichte van de zorg die een naaste ontvangt en informatieverstrekking rondom
deze zorg. Er bestaat tevens onbegrip over de behandeling die gegeven wordt.
In deze situatie wordt informatie ontvangen van de huisarts en niet de instelling waar de naaste de zorg
ontvangt.
“Ja, dat zie je dan wel, dat er allemaal verschillende verpleegkundigen komen, maar ik kan daar geen
oordeel over geven. [Nee. En als u zelf op een gegeven moment zorg zou moeten krijgen, wat zou u
dan graag willen?] Hoe bedoel je, zorg moeten krijgen? Als ik verpleegkundigen (onverstaanbaar).
[Als u gewoon heel eerlijk bent, wat zou u graag willen? Als zeg maar alles mogelijk was?] Dan zou ik
wel graag altijd dezelfde verpleegkundige willen hebben, haha. [Ja.] En niet vandaag die en morgen
die. [Nee.] Want dan krijg je ook geen, ja. Ik denk als je iemand hebt die dagelijks bij je over de vloer
komt dat je dan veel, ehm, opener naar mekaar toe bent als dat je vandaag die krijgt en morgen die.”
(Bron: RV32, bijlage 1, r. 93 t/m 98)
“[En stel, u zou in de toekomst een keer zorg moeten ontvangen, hoe zou u dat zien? Wat zou u graag
willen?] Nou, hoe zou ik dat graag willen? Een gezellig mens in huis die nog een beetje zou praten
met mij en dan een beetje poetsen en dan heb ik het helemaal voor elkaar. Ja, dan heb ik het helemaal
voor elkaar. [Dat kan ik me wel voorstellen ja.] Ja, een beetje een praatje af en toe.” (Bron: RV34,
bijlage 1, r. 313 t/m 317)
Vraagpatroon 10: Wij willen een centraal aanspreekpunt waar wij terecht kunnen in geval van nood.
In het kader van aanbieders van zorg en ondersteuning zijn verschillende respondenten positief over
De Pleinen. Een respondent geeft aan dat het een veilig gevoel geeft dat er binnen korte tijd en afstand
een hulpverlener te bereiken is, als die nodig is in bepaalde situaties. Ook de mogelijkheid om bij De
Pleinen te eten wordt als belangrijk en prettig gezien. Men ziet het doorgaans als een aanspreekpunt
voor ouderen in geval van nood.
Zelfstandigheid
Naast het vraagpatroon ‘zorg en ondersteuning’ hebben respondenten aangegeven wat voor hen het
punt zou zijn waarop ze niet meer zelfstandig kunnen wonen en zorg nodig hebben. Voor één
respondent is het punt waarop zij niet meer zelfstandig zou kunnen wonen het punt waarop zij veel
zorg nodig heeft omdat zij alleen woont. Voor een andere respondent is het punt om zorg te vragen het
moment dat zij ziek wordt.
Vraagpatroon 11: Wij willen zolang mogelijk zelfstandig blijven wonen maar hebben geen
specifieke voorstelling bij wat voor omstandigheden wij inschatten dat niet meer te kunnen.
Zichzelf nog kunnen wassen, eten kunnen maken en zelf naar het toilet kunnen, is voor één van de
respondenten een voorwaarde om zelfstandig te blijven wonen. Deze respondent zou het erg vinden
om meerdere malen per dag een verpleegkundige te moeten vragen te helpen. Het punt waarop een
persoon niets meer kan, is het punt waarop een respondent van mening is dat verhuizing naar een
verpleeghuis de juiste keuze is. Huishoudelijke hulp wordt door een respondent niet gezien als barrière
om zelfstandig te blijven wonen. Een wens is om met de partner te kunnen blijven wonen als een van
de twee naar een zorginstelling zou verhuizen.
“Wat zou er moeten gebeuren dat u zegt nou op dit moment heb ik wel hulp nodig?] Als ik zelf ziek
word. Denk ik. En als ik ehm gewoon nog een beetje de benen er onder heb en ik doe iedere keer wat
in mijn huis, want het is niet meer zoals vroeger, want dat lukt niet meer en dat hoeft ook niet meer. Ik
kan er wel doorheen kijken dat de ramen een keer vuil zijn, dan denk ik, nou dat komt dan wel. Dat zit
me nou niet meer zo op de rug. Nee, dat stukje heb ik dan wel geleerd.” (Bron: RV34, bijlage 1, r. 288
t/m 292)
“Oude mensen hebben hun hele leven lang hard gewerkt en die worden dan zo in wezen aan de kant
gezet.wat ik zou willen en dat vind ik mooi aan de overkant, er wordt de mogelijkheid geschapen dat
de partner ook daar kan wonen. Die kan dan een etage hoger zodat je toch bij elkaar bent. Want dat
vind ik het meest trieste, mensen die 50 of 60 jaar getrouwd zijn en die worden dan uit elkaar gehaald
als de ander in een verpleeghuis moet. Maar dan vind ik het meest trieste. Dat die niet bij elkaar
kunnen blijven, vind ik echt in en in triest.”(Bron: RV35, bijlage 1, r. 523-528)
Tijdsbesteding
Tijdens het onderzoek zijn de respondenten gevraagd te beschrijven welke activiteiten ze ondernemen
en welke activiteiten ze zien in hun omgeving.Voor twee respondenten is actief zijn belangrijk. De
activiteiten de respondenten doen lopen uiteen van onder andere handwerken, oppassen op
kleinkinderen, zingen en sporten tot zich inzetten voor de ouderenbond.
Vraagpatroon 12: Wij doen graag activiteiten die aansluiten op onze interesses en mogelijkheden
maar wij hebben geen inzicht in de actviteiten die in De Pleinen georganiseerd gaan worden.
Vraagpatroon 13: Wij weten niet hoe we anderen kunnen motiveren tot deelname aan activiteiten.
Hoe de respondenten de activiteiten die zij doen en zien, ervaren, loopt uiteen. Eén respondent ervaart
haar leven als druk, zelfs iets te druk. De activiteiten die in de flat worden georganiseerd worden leuk
en positief gevonden. De jaarlijkse uitjes met de bus worden in positieve zin benoemd. Er wordt
aangegeven dat het jammer is dat borduren niet meer plaatsvindt.
Er is onduidelijkheid bij een respondent over de activiteiten die in De Pleinen georganiseerd zullen
worden, maar men staat open om van deze eventuele activiteiten gebruik te maken. Met name het
gezamenlijk koffie drinken wordt genoemd als eventuele activiteit. Een andere respondent geeft aan
het jammer te vinden dat er een verschuiving aan het plaatsvinden is op het gebied van locatie van
activiteiten. Zij ziet liever dat er zowel in De Pleinen als in de flat activiteiten georganiseerd worden.
Behoefte aan aanvullende activiteiten is er bij één respondent, deze toont interesse in een zangkoor.
Twee respondenten geven aan geen behoefte te hebben aan meer activiteiten. Voor een respondent
geeft aan dat dit alleen op zondag van toepassing is, de ander door drukte wegens andere bezigheden.
Een respondent denkt wel dat het lastig is om activiteiten te organiseren door gebrek aan interesse van
andere bewoners. Dit wordt gezien als probleem.
“En u gaf ook aan activiteiten ehm dat u ook zingt heb ik begrepen.] Ja in het kerkkoor. [Daar bent u
ook actief in.] Ja, daar doen we dan nodige dingen voor dus met mekaar een beetje’n avondje
organiseren maar er moeten ook begrafenissen gezongen worden en liturgie voor de dienst moet
verzorgd worden. Nou dat soort dingen.” (Bron: RV33, bijlage 1, r. 137-141)
“Oké, mooi. Dan wil ik nog eventjes terug naar de wijk zelf. Wat vindt u van de, ehm, diensten die er
geboden worden, de activiteiten die er georganiseerd worden?] Nou, die hadden we niet zo veel, maar
die komen er nu wel aan. Met die, ehm, De Pleinen. Daar hebben we een uitnodiging voor gehad en,
ehm, dat geldt ook voor ons, de bewoners van deze flat en dat zal misschien ook wel in andere flats
zijn, dat weet ik niet. Dat we daar, ehm, wel naar toe kunnen. Je kunt er zelfs gaan eten, heb ik
gehoord. (onverstaanbaar) [Wat voor activiteiten worden daar georganiseerd?] Dat weet ik nog niet.
Want ze zijn er nog niet hè. Het restaurant is ook nog niet klaar. Nog niet helemaal, nee. Tenminste,
dat heb ik gehoord. Dus, wat er allemaal in komt, dat weet ik niet. [Wat zou u graag willen?] Oh, ik
ga zeker eens koffie drinken daar. Ook met, dat hebben we al afgesproken, met, ehm, namens onze
galerij. Dat gaan we zeker doen en, ehm, ik zie wel wat er daar is. Misschien zijn er wel leuke dingetje
die bij mij passen.” (Bron: RV34, bijlage 1, r. 105 t/m 115)
“Als ze daar en zangkoortje op gaan richten dan ga ik naar De Pleinen. (...) ja als ze daar een koortje
op gaan richten dan ben ik er zo maar het moet dan niet zo laag wezen he. [Gebouw technisch.]”
(Bron: RV31, bijlage 1, r. 341-353)
“Ja, weet je we hebben hier al zoveel dingen proberen te organiseren je krijgt hier de mensen niet mee
weet je. Want het zijn altijd maar vijf zes...zeven acht hooguit... Mensen. Je krijgt ze voor zo weinig
dingen warm vind ik zo jammer.” (Bron: RV33, bijlage 1, r. 142-144)
Veiligheid
Uit de interviews is gebleken dat veiligheid een veel besproken onderwerp is in Veldhuizen. Er wordt
gesproken over criminaliteit en politie in de wijk, over onbevoegden in de flat, maar ook over
verkeersveiligheid. Er heerst angst en ontevredenheid wat betreft deze onderwerpen, maar er wordt
ook nagedacht hoe het verbeterd zou kunnen worden.
Vraagpatroon 14: Wij willen ons veiliger voelen in de wijk en in de flat, met name in de avond.
De respondenten voelen zich onveilig in de wijk, in het bijzonder in de avonduren. Dit heeft veelal te
maken met de hangjeugd die rond de flat hangen. Men is angstig om ’s avonds naar buiten te gaan en
velen van de respondenten zien dat niet als ‘normaal’. De jongeren worden gezien als veroorzaker van
dit probleem. Dit onveilige gevoel beïnvloedt het leven van de respondenten. Eén respondent geeft aan
dat ze daardoor ’s avonds geen vrijwilligerswerk doet.
“[Voelt u zich wel eens onveilig in de wijk?] Ehm, het hoeft niet misschien, maar ik heb het wel als ik
’s avonds laat thuiskom en van de bus af moet lopen hierheen. [Ja.] Dan vind ik het altijd een beetje
eng.” (Bron: RV32, zie bijlage 1, r. 21-23)
“De A. Nee, daar ga ik liever niet heen. Daar voel ik m’n eigen niet prettig. [Waarom niet?] Ehm, om
al die, je mag het niet zeggen maar, om al die buitenlandse, buitenlanders die er wonen en die
jongetjes die zo brutaal zijn. [Hoe voelt u zich dan, als u daar over straat loopt?] Nee, dan voel ik me
niet prettig. Ik ga daar ook beslist niet naar toe. [Oké.] Nee, nee. Ik blijf altijd aan deze kant van de
Slotlaan.” (Bron: RV34, zie bijlage 1, r. 23-25)
De respondenten geven aan dat er al regelmatig voorvallen zijn geweest aangaande de hangjeugd.
Opvallend is dat de meeste respondenten de ‘buitenlanders’ hierbij aanhalen. Voorbeelden van
voorvallen zijn het in brand steken van auto’s, het regelmatig vernielen en drugsgebruik bij het
fietsenhok.
“Alhoewel, hier is ook wel eens wat aan de hand. [Ja?] Met het fietsenhok daar, met die jongens,
buitenlandse jongens. Pas hebben ze hier ook, ehm, allemaal voorruiten van de auto’s ingegooid,
auto’s in de brand gestoken. [Oké.] Op één avond drie, geloof ik, hier. Dus er gebeurt af en toe wel
een keer wat. Maar ik bemoei m’n eigen er verder niet mee.” (Bron: RV34, zie bijlage 1, r. 27-31)
In de interviews is er ook ingegaan op de veiligheid in de flat zelf. Veel respondenten hebben het over
de entree tot de flat. Met name de toegang van vreemdelingen en het bellensysteem en
sleuteldiscipline staan centraal. Het feit dat bezoekers moeten bellen om binnen te komen, ervaart men
als positief. Aanmerkingen worden wel gemaakt op bewoners die bezoekers zonder navraag binnen
laten. Ook de tijd dat de toegangsdeur van de flat open blijft staan, is een aandachtspunt. Er is veel
gelegenheid om naar binnen te lopen door de ruime tijd dat de deur open blijft staan.
“Nee, kijk het is net waar we het over hadden, er is en sleuteldiscipline, je kunt in principe niet
zomaar doorlopen. En je bent dus gebeld of de voordeur bel zit beneden. Kijk, en het nadeel is
natuurlijk wel dat er dus rolstoelers door moeten dus die tussendeur moet open. En die kunnen dan
gebruik maken van een speciale sleutel bij de bellen. Dan gaat die deur open en die blijft langer open
staan. Een nadeel van langer open staan is dat ook mensen die ongewild zijn hier naar binnen komen.
(...)Kijk er wordt natuurlijk niet altijd ehm...rekening mee gehouden. En iemand die rond loopt om
ehm Grote clubactie loten te verkopen... Ja die hoeft maar één keer binnen te zijn en die kunnen het
hele complex door. En zo staan er dus mensen aan de deur die heb ik niet binnen gelaten. Kijk daar
ontkom je niet aan. Maar ik bedoel dat zijn wel één van die dingen die wel mee tellen waarvan ik zeg
oké hè, daar moet je controle op hebben.” (Bron: RV35, zie bijlage 1, r. 353-366)
“Zijn er op dit moment dingen waarvan u zegt dat zou ik anders willen zien binnen deze flat?]... Ja
ehm de toegang dat er dat er wat meer met de sleutels... Er komt te veel vreemd volk nog binnen. Als
mensen hier verhuizen... Dan blijven er teveel sleutels hangen dus er komt nog een héleboel volk
binnen wat hier eigenlijk niet hoort weet je.(...)[En u geeft daarmee aan, mag ik het zo zeggen, dat het
een wat onveilig gevoel geeft?] Dat er te makkelijk mensen binnen lopen ja. [Dat kan ik zeer goed
begrijpen.] En dus ’s avonds dan doe je ja niet open of kijkt even goed door het keukenraam wie er
staat. Als het vreemden zijn doe je niet open. En er zijn mensen die het wel doen en en dat is vaak dom
en die drukken ook meteen op de knop als er beneden gebeld wordt. En dan is het nacht, je hebt altijd
toch mensen die niet... Niet... Ja zich niet houden aan de dingen zoals ze zijn moeten en dan komt er
vreemd volk binnen.” (Bron: RV33, zie bijlage 1, r. 33-44)
In de loop der jaren zijn er al wat innovaties doorgevoerd om het gevoel van veiligheid te bevorderen.
Voorbeelden hiervan zijn de spiegel aan de achterkant van de flat of mededelingen in de flat als er een
onveilige situatie geweest is. En daarnaast blijkt het dat verschillende respondenten nadenken over hoe
de veiligheid in de wijk verbeterd kan worden, bijvoorbeeld door meer te communiceren met de
ouders van de hangjongeren of door cameratoezicht toe te passen bij de flat.
“Ik, ja kijk, wij zijn er natuurlijk niet erg van op de hoogte, er wordt wel wat gedaan in dat deel, maar
wat ik straks al zei, dat is zowel met Nederlandse jongelui als met buitenlandse jongelui dat
trammelant maakt. Ik heb het idee dat er te weinig ehm, en misschien meer met de ouders
gecommuniceerd moet worden. Dat die, ehm, toch vooral dat hele jonge spul… Kijk op een gegeven
moment op een bepaalde leeftijd kunnen ouders niet meer zeggen je gaat de deur niet meer uit als ze
20 of 22 zijn. He, dat gaat dan ehm toch wel moeilijker. Maar met jongeren en dan vooral met veel
overleg, met zo’n commissie of ehm wijkraad, die toch eens regelmatig om de tafel gaan zitten en niet
om gelijk te zeggen van jullie jongens doen dit of dat, maar nee, hoe kunnen wij tot een oplossing
komen. Hoe kunnen we dat veranderen. Wat kunnen we dan doen.” (Bron: RV35, zie bijlage 1, r. 183191)
Bij het analyseren van de onderzoeksdata is het opvallend dat respondenten vinden dat er te weinig
politie(toezicht) op straat is om te surveilleren op overlast van de hangjeugd, fietsgedrag in het lokale
winkelcentrum, enzovoorts. De respondenten zijn ontevreden over de hoeveelheid politiebeambten in
de wijk. Het is opvallend dat sommigen de bereikbaarheid van de politie niet optimaal vinden. Er
wordt gebeld, maar de politie komt geen controle doen. Het gebruik van cameratoezicht wordt door de
één als positief gezien, maar de ander ziet het juist als negatief, omdat cameratoezicht zorgt voor
verplaatsing van het probleem en dus niet voor een oplossing.
“Nou, ik (onverstaanbaar) hier in dit stukje, maar dan gewoon voor mezelf dat, nou, dat er best wel
eens een keer vaker een politieagent hier door heen mag komen. [Die komt er niet vaak?] Niet dat ik
weet. Laat ik dat zo zeggen, ik zie het niet.” (Bron: RV32, zie bijlage 1, r. 32-34)
De verkeersveiligheid in de wijk Veldhuizen is een ander onderwerp binnen het thema ‘veiligheid’.
Over het algemeen vinden de respondenten dat daar nog beter op toegezien kan worden. Men heeft het
dan met name over de fietsers in Bellestein, maar ook de verkeerssituatie rondom de flat wordt gezien
als probleem. Het door rood rijden bij het kruispunt naast de flat en de situatie bij de rotonde in de
buurt, wordt als probleem gezien. Men zou daar graag meer toezicht van politie willen en het uitdelen
van bekeuringen, zowel voor fietsen in Bellestein als voor door rood rijden, zou frequenter moeten
gebeuren. Ook geeft men te kennen dat de verkeerssituatie voor mensen met een rollator niet altijd
gunstig is. Zo worden auto’s geparkeerd voor looppaden wat de doorgang met een rollator onmogelijk
maakt. Dit probleem zou een gevolg zijn van een verplaatstend parkeerprobleem rond Bellestein.
“Nogmaals, we noemen allemaal wel de jongelui maar de Bellestein is bijvoorbeeld een
wandelgebied en geen fietsgebied. Nou, moet je kijken wat daar overdag dus wel fietst en meestal zijn
het niet alleen jonglui en het zijn niet alleen buitenlanders. Het zijn ook volwassen Nederlanders. En
als je daar dan wat van zegt en wat ik dan toch af en toe niet kan laten...Nou dan moet je maar niet
opnemen wat je dan terug krijgt te horen. En dan krijg je natuurlijk wel eens op een gegeven ogenblik
dat je denkt van nou ja...Zakt de moed je in de schoenen. Kijk, en dan loopt er af en toe zo’n zo’n
stadswacht of of of hoe die mensen ook mogen heten. (R2) Een keer in de zoveel maanden. En, en en
die waarschuwen dan wel. Kijk, want het zijn geen politiebeambten geloof ik. Alhoewel ze
tegenwoordig wel steeds meer mogen maar...Ja dat werkt niet. (R2) Ze draaien zich nog niet om of ze
stappen weer op de fiets. Ze fietsen net zo hard verder. Nou dat zeg ik. Het is toch vrij druk hè. Er
wordt toch vrij veel gebruik van gemaakt en dan kachelen ze gewoon met die fietsen er tussendoor.
(R2) (...) Dat ook de mentaliteit van alle Nederlanders verandert.” (RV35, zie bijlage 1, r. 219-231)
Zoals al eerder gezegd is uit de interviews, de coderingen, de analyse en bij het uitschrijven van de
resultaten gebleken dat veiligheid een veelbesproken onderwerp is in Veldhuizen. Niet alleen de
criminaliteit en de hangjeugd komen aan bod. Ook de verkeersveiligheid staat centraal. Er is gebleken
dat die niet is zoals de inwoners in Veldhuizen die wensen. De huidige situatie wordt bekritiseerd en
men zou graag wat veranderingen willen zien, zoals meer toezicht van politie, zodat ze ‘s avonds naar
buiten durven te gaan als dat nodig mocht zijn.
6.
Conclusie en aanbevelingen
In dit onderzoek wordt de volgende onderzoeksvraag beantwoord: ‘Wat zijn de wensen en behoeften
van de oudere burgers uit de wijk Veldhuizen ten aanzien van wonen, zorg en welzijn?’
Er zijn een aantal vraagpatronen ontstaan naar aanleidng van de data:
Vraagpatroon 1:
Vraagpatroon 2:
Vraagpatroon 3:
Vraagpatroon 4:
Vraagpatroon 5:
Vraagpatroon 6:
Vraagpatroon 7:
Vraagpatroon 8:
Vraagpatroon 9:
Vraagpatroon 10:
Vraagpatroon 11:
Vraagpatroon 12:
Vraagpatroon 13:
Vraagpatroon 14:
Wij willen graag een grotere en verwarmde badkamer.
Wij willen graag sociale controle.
Wij willen zo nu en dan iemand om mee te praten wanneer we ons alleen
voelen.
Op Bellestein missen wij een viswinkel.
Wij missen een directe busverbinding naar het ziekenhuis.
Wij willen meer overleg zien tussen Woonstede en nieuwe bewoners.
Wij doen graag vrijwilligerswerk en helpen anderen graag
Wij willen privacy als we in een zorginstelling zouden verblijven.
Wij willen graag informatie hoe om te gaan met een naaste met een
psychische aandoening.
Wij willen een centraal aanspreekpunt waar wij terecht kunnen in geval van
nood.
Wij willen zolang mogelijk zelfstandig blijven wonen maar hebben geen
specifieke voorstelling bij wat voor omstandigheden wij inschatten dat niet
meer te kunnen.
Wij doen graag activiteiten die aansluiten op onze interesses en mogelijkheden
maar wij hebben geen inzicht in de actviteiten die in De Pleinen georganiseerd
gaan worden.
Wij weten niet hoe we anderen kunnen motiveren tot deelname aan
activiteiten.
Wij willen ons veiliger voelen in de wijk en in de flat, met name in de avond.
Omdat het onderzoek van belang is voor de in- en uitvoering van de Wmo Nieuwe Stijl, kunnen een
aantal vraagpatronen verbonden worden aan de negen prestatievelden van de Wmo. (Zie bijlage 6)
Met name de eerste vijf prestatievelden zijn van toepassing op de vraagpatronen van de respondenten.
Het enige prestatieveld dat niet aan de orde is geweest, is prestatieveld negen: Het bevorderen van
verslavingsbeleid.
In relatie tot het speerpunt van de Wmo, burgerparticipatie, is een barrière te zien. Vele burgers
participeren wel door middel van vrijwilligerswerk om zo andere burgers te ondersteunen. Dit gebeurt
ook op het gebied van mantelzorg. Wanneer men oplossingen voor problemen aandraagt, valt echter
op dat deze oplossing dient te komen vanuit een ander persoon of instantie. Zo wordt op het gebied
van veiligheid meer politie genoemd en camerabeveiliging. Men betrekt zich niet of nauwelijks bij een
aangedragen oplossing. Een enkeling geeft aan zelf actie te ondernemen om problemen op te lossen.
Als er gevraagd wordt naar sociale contacten is het opvallend dat deze contacten zich hoofdzakelijk
beperken tot bewoners van de flat en familie. Respondenten geven te kennen zich niet tot nauwelijks te
begeven in Veldhuizen A vanwege de problematiek op veiligheidsgebied. De sociale samenhang in de
wijk beperkt zich wat de respondenten betreft tot een klein gebied. In het kader van de Wmo is het
bevorderen van de sociale samenhang in en leefbaarheid van de wijk van groot belang om welzijn te
verbeteren. Op dit moment is er een gebrek aan sociale samenhang met name tussen de twee delen van
de wijk namelijk Veldhuizen A en Veldhuizen B. Tevens valt op dat de sociale samenhang verminderd
naar mate er verder van het woongebied van de respondenten af onderzocht wordt. De respondenten
geven allen aan contacten binnen de flat te hebben. Er is tevredenheid over de bevolking binnen de flat
maar niet met de bevolkingsgroep buiten de flat. Ook lijkt er een generatie- en culturele kloof te zijn.
Jeugdigen van allochtone afkomst worden vaak aangewezen als veroorzaker van problemen maar er
wordt geen verklaring gegeven met welke redenen deze genoemde jeugdigen overlast veroorzaken.
Wel wordt aangegeven dat de veroorzakers van problemen hiervoor gestraft dienen te worden. Dit
wordt gezien in de vorm van een boete tot optreden van justitie. Geen enkele respondent geeft aan
sociale contacten te hebben binnen de groep jeugdigen zowel autochtoon als allochtoon. Wat opvalt is
dat er aangegeven wordt dat in verleden normen en waarden hoger in het vaandel stonden in
vergelijking met tegenwoordig.
Samengevat houdt dat in dat er veelal gedacht wordt vanuit het verleden en dat de oorzaak van een
probleem en de oplossing ervan bij een ander persoon of instantie worden gelegd wat niet strookt met
het speerpunt van de Wmo namelijk burgerparticipatie. Oplossing voor een probleem wordt in deze
context gezien in de vorm van bestraffing. De schuld wordt gegeven aan de verharding van de
maatschappij. Anderzijds zijn er tevens respondenten die oplossing voor problemen niet zien in de
vorm van bestraffing. Zij geven aan dat deze oplossingen gevonden kunnen worden door
communicatie en door mensen kansen te bieden. Dit laatste past beter binnen het voorgenoemde
prestatieveld van de Wmo.
Resultaten die ook bekeken kunnen worden binnen de Wmo zijn resultaten met betrekking tot
mantelzorg en vrijwilligerswerk. Een deel van de respondenten geeft aan actief te zijn als mantelzorger
en vrijwilliger. Met name binnen de vrijwilligerszorg zouden ouderen actiever kunnen zijn. Een van de
belemmeringen is het feit dat men zich niet wil vast leggen aan bepaalde tijden. Er wordt geen enkele
keer aangegeven dat zowel voor mantelzorger als voor vrijwilliger steunpunten en voorzieningen
bekend zijn ter ondersteuning. Er is niet bij de respondenten bekend dat zijn in de bovengenoemde
rollen ondersteuning kunnen krijgen als zij hun rol niet meer kunnen vervullen. Er is een gebrek aan
kennis over steunpunten en de wijze waarop steun geleverd kan worden.
Aanbevelingen
Gedurende dit onderzoek is een aantal keer overleg gepleegd met zowel het Lectoraat van Lokale
Dienstverlening vanuit Klantperspectief en de opdrachtgever Vilente. Uit deze overlegmomenten is
naar voren gekomen dat er meerdere onderzoeken zullen volgen binnen de wijk Veldhuizen. Zo is de
intentie om onderzoek te verrichten naar de wensen en behoeften van ouderen in de wijk niet
woonachtig in de seniorenflats die nu zijn onderzocht. Ook wil de opdrachtgever nieuwe Nederlandse
ouderen in het onderzoek gaan betrekken. Alle verrichtte onderzoeken zullen tot een groter geheel
gebundeld worden. De acties die de opdrachtgever zal ondernemen, zijn afhankelijk van het
voorgenoemde geheel van onderzoeken. De adviezen die in dit rapport worden gegeven, zijn vanwege
de geplande vervolgonderzoeken onder voorbehoud.
Er is gekozen om aanbevelingen te doen op de vraagpatronen die aansluiten op de Wmo met name
omdat het onderzoek uitgevoerd is vanuit een Wmo-werkplaats.
Vraagpatroon 7 en 9: Vrijwilligerswerk en & informatie hoe om te gaan met een psychische
aandoening.
Uit de data verwerking is gebleken dat verschillende respondenten bekend zijn met het verlenen van
mantel- of vrijwilligerszorg. Verantwoordelijkheidsgevoel of liefde voor de medemens zijn redenen
om deze zorg te verlenen. Het risico dat men teveel aan een ander denkt, zichzelf vergeet en daardoor
overbelast raakt, is groot. Gezien het aantal mantelzorgers en vrijwilligers onder de respondenten, is
het van belang hier aandacht aan te besteden. Mantelzorg is weliswaar onbetaald, maar niet gratis.
Mantelzorgers en vrijwilligers kunnen hun werk alleen doen als ze een juiste ondersteuning
aangeboden krijgen. Het landelijke overheidsbeleid ten aanzien van mantelzorg heeft als uitgangspunt
dat de mantelzorger in staat moet kunnen zijn te kunnen participeren in de maatschappij, naast het
uitvoeren van de mantel- of vrijwilligerszorg. (Sijtema, 2008)
De personen kunnen zelf aangeven op welke vlakken zij ondersteuning willen en tegen welke
problemen zij aanlopen. Door een inventarisatie te maken van alle knelpunten en vragen, kan gerichter
informatie en ondersteuning geboden worden. Advies is om bijeenkomsten te organiseren waarin
onderling ervaringen en kennis uitgewisseld kunnen worden zodat men elkaar ondersteunt.
In het kader van het overheidsbeleid en de gestelde doelen in het beleid is het raadzaam om een
steunpunt in De Pleinen in te richten voor zowel mantelzorgers als vrijwilligers. Naar aanleiding van
de vragen die op het steunpunt gesteld worden, kunnen verdere interventies gerealiseerd worden, zoals
gespreksgroepen, aanvullende activiteiten en spreekuren. Een professional werkzaam binnen De
Pleinen kan informatie en ondersteuning bieden.Tijdens bijeenkomsten dient in gegaan te worden op
financiële aspecten zoals onkostenvergoeding en verzekering, vragen relateerd aan ziektebeelden en
hoe om te gaan met zowel psychisch, lichamelijke als sociale problemen.
Het verspreiden van informatiefolders is een methode om de mantelzorgers of vrijwilligers te bereiken
die niet aanwezig kunnen zijn op het informatiemoment.
Vraagpatroon 2 en 14: Veiliger voelen & sociale controle.
Op het gebied van veiligheid wordt aangegeven dat jongeren veelal gezien worden als veroorzakers
van overlast. Ter preventie van overlast kunnen jongeren begeleid worden op school en binnen het
vinden van een baan. Andere jongeren en ouderen kunnen een rol spelen in de begeleiding. Met name
jongeren uit de wijk zijn bekend met elkaar en kunnen de groep die overlast veroorzaakt makkelijker
bereiken. Door tevens ouderen in te zetten als (oud) beroepsbeoefenaars kan een contact gerealiseerd
worden tussen de twee generaties en kan bijgedragen worden aan het gevoel van status van een
oudere.
Scholen kunnen in deze functioneren als signalerend orgaan voor jeugdigen die dreigen overlast te
veroorzaken. Ook kan op deze manier ondersteuning geboden worden aan ouders die problemen
ervaren met de opvoeding van hun kind. Dit laatste staat als tevens beschreven in de Wmo. Jeugdzorg
kan hierin een leidende rol in spelen. De redenen waarom overlast wordt veroorzaakt en wat
ervaringen van jongeren zijn, zijn in dit onderzoek niet onderzocht. Wij adviseren om ook onderzoek
te verrichten onder jongeren om hun motivatie en beweegredenen in kaart te brengen. Interventies en
acties kunnen op deze manier beter afgestemd worden op de behoeften en vraag van de jongeren.
Voor bestrijding van bestaande overlast kan gedacht worden aan een buurtwacht bestaande
verschillende bewoners van de wijk. Hiermee wordt contact in de wijk versterkt en niet beperkt tot een
flat of leeftijdsgroep en kan er een sociale controle ontstaan. Dit kan in samenwerking met
bijvoorbeeld politie. Om de uitvoering van de Wmo en om tot burgerparticipatie te komen, is er vanuit
de burger ook een omslag nodig in denkwijze. In de conclusie werd al aangeduid dat de
geïnterviewden veelal denken dat de oplossing voor overlast ligt bij justitie. Dit staat haaks op het
streefpunt van de Wmo. Dit is de reden om in de advisering uit te gaan van de bijdrage die de burger
kan leveren naast de bijdrage van justitie.
Vraagpatronen 3, 10,12 en 13: Activiteiten en inzicht daarin, motivatie en contact
De geïnterviewde ouderen zijn tevreden over het aanbod van activiteiten in hun wijk. Er bestaat nog
wel onduidelijkheid over de invulling van activiteiten en diensten vanuit De Pleinen. Er bestaat een
wens voor meer informatie. Om het voor Vilente mogelijk te maken hun aanbod af te stemmen op de
wensen van de burgers is het advies om kenbaar te maken, op een bijeenkomst in De Pleinen, wat de
mogelijkheden zijn op gebied van middelen en ruimtes. Mogelijk zijn er ouderen die interesse hebben
in een bepaalde activiteit maar niet weten of deze ook uitgevoerd kan worden. Om voor Vilente
duidelijk te krijgen welke activiteiten zinvol zijn om op te starten, is een aanbeveling om in dezelfde
bijeenkomst een discussiemoment te plannen. Advies is om niet direct in te gaan op aanbod maar om
te vragen naar voorwaarden voor deelname vanuit de bewoners. Hier kan gedacht worden aan tijdstip
van activiteit, vrijblijvendheid en mate van inspanning (geestelijk en lichamelijk). Naar aanleiding
hiervan is de activiteit beter af te stemmen en zal motivatie tot deelname stijgen.
Ook is gebleken dat men met name in de avond niet aan activiteiten buitenshuis deelneemt wegens een
gevoel van onveiligheid. Men durft wel in groepsverband naar buiten te gaan in de avond. Advies is
om bij de start van activiteiten in De Pleinen deze de eerste keer in de middag te laten plaatsvinden.
Op deze manier zijn mensen in staat met een veilig gevoel naar De Pleinen te gaan en thuis terug te
keren. Door uitwisseling van contactgegevens onder de ouderen, worden zij in staat gesteld afspraken
te maken om gezamenlijk naar De Pleinen te gaan. Hier kunnen ook overige bewoners van de wijk bij
betrokken worden.
Vraagpatroon 11: Zelfstandig wonen.
Als er gevraagd wordt naar zelfstandig wonen, geven alle respondenten aan zolang mogelijk
zelfstandig te willen blijven wonen. Zij kunnen echter geen specifiek punt aangeven waarop zij
verwachten dat zelfstandig wonen niet meer mogelijk is. Uit een onderzoek naar de motivatie om voor
opname in een verzorgingsetting te kiezen versus een zorgarrangement blijkt dat er een aantal factoren
zijn die een rol spelen bij de bovenstaande keuzes. Het inzicht bestaat dat hulpbehoefte van ouderen
niet steeds tot een voorspelbare zorgvraag leidt. Dit geldt ook voor het verzorgingstehuis. Fysieke
hulpbehoefte blijkt wel een noodzakelijke, maar geen voldoende voorwaarde voor de vraag naar
opname in een verzorgingstehuis. Ouderen lijken zich minder te oriënteren op opname in een
verzorgingssetting zolang men fysiek en sociaal welbevinden ervaart. Naarmate men meer comfort,
status en affectie ervaart, neemt de oriëntatie op opname af. Met name bij kwetsbare ouderen zorgt het
ervaren van een stijging in de bovenstaande factoren voor een minder sterke oriëntatie op opname in
een verzorgingstehuis. Status wordt in deze situatie ontleend aan (vroegere) beroepsprestaties en vormt
daarmee een bron voor sociaal welbevinden. Verlies dan wel vergroting van comfort heeft invloed op
de sterkte van overweging tot opname. Het verlies van comfort hangt in deze samen met inkomen.
Verder blijkt dat ouderen met partner zich minder richten op opname dan ouderen zonder partner. Het
hebben van kinderen en een groot overig netwerk hebben invloed op de mate waarin affectie ervaren
wordt. Het aantal kinderen dat iemand heeft, is niet van invloed hierop voor zowel ouderen met als
ouderen zonder een partner. Wel blijkt dat voor ouderen zonder een partner een groter overig netwerk
voor een grotere oriëntatie leidt op opname in een verzorgingstehuis. Als er gekeken wordt naar hulp
die ontvangen wordt dan heeft informele hulp een verzwakkend effect en professionele hulp een
versterkend effect. Er is in het onderzoek geen relatie gevonden tussen het ontvangen van hulp en het
ervaren van comfort. Verder blijkt dat professionele hulp vak voorkomt bij het ontbreken van
informele hulp. Er tevens een relatie tussen comfort en affectie. Ouderen die zowel weinig comfort als
weinig affectie kunnen realiseren, zijn sterker georiënteerd dan ouderen die over tenminste één van
beide in voldoende mate beschikken. Eveneens leiden minder affectie én minder comfort tot meer
professionele hulp en tot minder informele hulp; minder comfort én meer professionele hulp leiden tot
een sterkere oriëntatie. Professionele hulp wordt niet altijd gezien als vervanging van opname. Op het
gebied van fysiek welbevinden is ook gekeken naar de mate waarin een oudere verlies van
zelfstandigheid ervaart. Ouderen die competenter zijn op het gebied van zelfstandigheid zijn minder
gericht op eventueel verlies van deze competenties van dan ouderen met ervaring met beperkingen.
Verder leidt het al bekend zijn met een tehuis tot een sterkere oriëntatie terwijl het gemeentelijke
aanbod en eventuele verschillen tussen gemeenten niet van invloed is. (Steverink & Steverink, 2009)
Hieruit kan geconcludeerd worden dat ouderen er voor kiezen langer zelfstandig te wonen wanneer zij
een groot sociaal netwerk hebben, beschikken over mantel- of vrijwilligers zorg en wanneer zij status
kunnen ontlenen aan de activiteiten.
Omdat zeer weinig respondenten een punt konden aangeven waarop zij achten niet meer in staat te zijn
zelfstandig te wonen, is een aanbeveling om hier nader onderzoek naar te verrichten. Uit het
onderzoek is naar voren gekomen dat de geïnterviewde ouderen nog zelfstandig wonen en
voornamelijk alleen huishoudelijke hulp ontvangen. Dit strookt met het onderzoek van Steverink en
Steverink (2009) dat ouderen die nog competent zijn om zelfstandig te wonen zich minder oriënteren
op opname in een verzorgingssetting ten opzichte van minder competente ouderen. Advies is om
vervolgonderzoek te plegen onder ouderen die meer hulp en zorg ontvangen dan de huidige
geïnterviewden. Ouderen die meer hulp ontvangen zullen zich meer bewust zijn van het feit dat zij
minder goed in staat zijn zelfstandig te wonen en dat verlies van competenties kan optreden. Tevens is
een advies om vervolgonderzoek te verrichten onder ouderen die al woonachtig zijn binnen een
verzorging- of verplegingssetting. Deze ouderen kunnen aangeven wat het punt is geweest om zich te
oriënteren op een opname en om hiervoor te kiezen. Met name het verschil tussen oriëntatie en keuze
dient onderzocht te worden omdat oriëntatie niet per definitie ook leidt tot de keuze om zich te laten
opnemen.
7.
Discussie
Werving van de onderzoeksgroep
Door het Lectoraat van Lokale Dienstverlening vanuit Klantperspectief is de kern van het onderzoek
geformuleerd als ‘narratief onderzoek naar vraagpatronen van burgers uit de wijk Veldhuizen’. In dit
onderzoek is een afbakening gemaakt van de onderzoeksgroep daar deze te omvangrijk is om binnen
het tijdsbestek van vijf maanden te onderzoeken. Er is een keuze gemaakt voor ouderen op basis van
de voorspelde stijgende levensverwachting, vergrijzing en het daarmee groeiende aantal ouderen
binnen de Nederlandse samenleving. De onderzoeksresultaten en de daarbij gegevens adviezen zijn
niet representaties voor de hele wijk en zijn bewoners. Om een groter overzicht te krijgen in de
vraagpatronen dienen andere bevolkingsgroepen ook onderzocht te worden. Op het gebied van
ouderen zijn op dit moment alleen bewoners woonachtig in twee seniorenflats vertegenwoordigd. Er
zijn geen respondenten uit het overige deel van de wijk geworven. Binnen de resultaten met
betrekking tot actuele ervaringen op woongebied kan een eenzijdig beeld zijn ontstaan omdat door de
methode van werving overige wijkbewoners zijn ge-excludeerd.
Er is tevens onduidelijkheid op welke wijze mogelijke respondenten zijn ge-excludeerd op het gebied
van aandoeningen die het denkvermogen en/of geheugen aantasten. De ervaringen en kennis die de
onderzoekers hebben op dit gebied staat niet beschreven evenals de wijze waarop deze kennis en
ervaringen zijn toegepast bij de werving ontbreekt. De vraag is welke criteria er werden gesteld om te
beoordelen of het denkvermogen en/ of geheugen van een respondent was aangetast.
Op het gebied van werving bestaat ook een discussiepunt over de brief waarvan gebruik is gemaakt.
Deze is opgesteld door de opdrachtgever is samenwerking met het Lectoraat van Lokale
Dienstverlening vanuit Klantperspectief. Een onduidelijkheid is in hoeverre de ontvangers van de brief
zich hebben laten beïnvloeden door hun kennis en ervaring met de opdrachtgever voor hun keuze tot
deelname. Negatieve ervaringen zouden kunnen hebben geresulteerd in afzien van deelname waardoor
deze eventuale negatieve ervaringen nu ontbreken in de resultaten. Dit maakt het voor de
opdrachtgever minder goed mogelijk negatieve ervaringen om te zetten in positieve omdat feedback
erover ontbreekt. Wat eveneens een punt van aandacht is bij de werving en het aantal geworven
respondenten is de communicatie rondom het tijdstip van werving. Wegens afwezigheid van een groot
aantal bewoners is besloten op een andere datum de afwezige bewoners te benaderen. Deze andere
datum is niet gecommuniceerd richting de bewoners. Daarnaast is er besloten vroeg in de avond de
bewoners te benaderen in de veronderstelling dat deze dan thuis zouden zijn. Uit de dataverwerving is
echter gebleken dat de bewoners terughoudend kunnen zijn als het gaat om de deur open doen in de
avond. De keuze voor dit dagdeel kan daarom zeer nadelig zijn geweest voor de werving.
Dataverzameling
De methode van dataverzameling bestond uit interviews met behulp van een guide en
geluidsopnameapparatuur. De opname-apparatuur leverde het voordeel op voor de interviewers dat het
niet noodzakelijk was om inhoudelijke aantekeningen te maken. Er is echter niet voor gekozen om
notities te maken van non-verbale communicatie. Het is niet mogelijk te reproduceren welke invloed
non-verbale uitingen hebben gehad op verbale uitingen en welke relatie er bestond tussen deze wijzen
van communicatie. Door het ontbreken van deze gegevens kan er twijfel ontstaan bij sommige data
over de wijze waarop deze bedoeld zijn. Tevens kan de invloed van emotie op de gegeven antwoorden
niet beschreven worden. Een groot deel van de context waarin een antwoord tot stand is gekomen, is
nu niet weergegeven. Een nadeel op de opnameapparatuur is ook dat delen van de conversaties
verloren zijn gegaan wegens verstoring door overige geluiden. Hetgeen dat op die momenten gezegd
is, is niet reproduceerbaar.
Daarnaast is in elk interview gebruik gemaakt van dezelfde guide. Deze is niet voorafgaand aan een
interview afgestemd op de individuele geïnterviewde. Dit kan als gevolg hebben dat de geïnterviewde
geen herkenning en ervaring beleeft met de ingebrachte onderwerpen of zich niet kunnen identificeren
met het taalgebruik dan wel woordkeuze van de interviewer. (Heldens & Reysoo, 2005)
Dit is in de transcripties terug te zien in bewoordingen als: “Daar kan ik nog geen uitspraak over doen”
of “daar kan ik nog geen zinvolle uitspraak over doen.” Dit heeft veelal betrekking tot het onderwerp
zelfstandigheid en het omslagpunt daarvan. Bij het creëren van de guide is geen rekening gehouden
met de ervaring van de geïnterviewde op dit vlak. Een betere afstelling van de vragen had meer
resultaat kunnen opleveren. Een toegevoegde vraag zou kunnen zijn: “Wat verstaat u onder
zelfstandigheid?” Screening van de geïnterviewden op mate van zelfstandigheid had ook invloed
kunnen hebben op de inhoud van de antwoorden.
Naast de vaardigheden van de interviewer en de kwaliteit van de guide kan gediscussieerd worden
over de geschiktheid van de geïnterviewden. Kwaliteiten die een interview bevorderen vanuit de
geïnterviewde zijn coöperatie, motivatie, welbespraaktheid, betrouwbaarheid en het geven van
bondige en precieze antwoorden. (Heldens & Reysoo, 2005)
De keuze voor de geluidsopnameapparatuur kan en het ontbreken van registratie van non-verbale
communicatie beïnvloed de data die verkregen zijn en de analyse ervan.
Databewerking en verwerking
Binnen de databewerking kan getwist worden over de wijze van transcriberen. Er is gekozen voor
letterlijk transcriberen van de opgenomen interviews. Dit hield in dat al het gezegde letterlijk
overgenomen werd inclusief stopwoorden, herhalingen en taalfouten met als gevolg dat de
transcripties incorrectheden op taalgebied bevatten en ook nutteloze tekst. De fragmenten die uit de
transcripties gebruikt zijn ter codering bevatten deze incorrectheden eveneens wat de betekenisgeving
ervan beïnvloedt. Door de tussenvoeging van stopwoorden en taalfouten is soms onduidelijk welke
relatie onderwerpen binnen fragmenten met elkaar hebben. Ook ontbreekt bij letterlijke transcriptie
intonatie en non-verbale communicatie wat ook invloedt heeft op de betekenisgeving in de fase van
codering. Er is geen controle mogelijk of een antwoord serieus of met bijvoorbeeld sarcasme of spot is
bedoeld. Een gevolg kan zijn dat fragmenten die vanuit de geïnterviewde met sarcasme en spot
bedoeld waren als een serieuze behoefte en wens gezien zijn. Omgekeerd is ook mogelijk.
Resultaten
Tijdens de dataverzameling is aan de onderzoeksgroep gevraagd te participeren bij een member check.
Hiervan hebben drie van de vijf respondenten gebruik gemaakt. De kwaliteit van twee transcripties is
niet bevestigd. Dit geldt ook voor fragmenten waarin gesproken wordt over de ervaringen van anderen
buiten die van de geïnterviewde. Er kan niet nagegaan worden in hoeverre deze ervaringen nar
waarheid zijn.
Een kanttekening die tevens geplaatst kan worden is de mate waarin sociaal wenselijke antwoorden
zijn gegeven. De vraag over de mate waarin dit is gebeurd, is met name van toepassing in het
interview waarin een tweede persoon naast de geinterviewde van het woord was. De mate waarin
antwoorden beïnvloed waren door een derde is onduidelijk.
8.
Literatuur
Biene, van, M.A.W. (2008) Nederland: Bevolking en burgerschap. Redacteur onbekend, De
standaardvraag voorbij (pp 15-25). Nijmegen: HAN Marketing, Communicatie en Voorlichting.
Biene, van, M.A.W. (2008) Vraagpatronen, bezien vanuit een nieuw theoretisch perspectief. Redacteur
onbekend, De standaardvraag voorbij (pp 43-44). Nijmegen: HAN Marketing, Communicatie en
Voorlichting
Biene, van, M.A.W. (2008) Het vraaganalyse-instrument. Redacteur onbekend, De standaardvraag
voorbij (pp 55-67). Nijmegen: HAN Marketing, Communicatie en Voorlichting
Biene, van, M.A.W. (2008) De standaardvraag voorbij. Nijmegen: HAN Marketing, Communicatie
en Voorlichting
Boeije, H. (2005) De kwalitatieve onderzoeksopzet. Boeije (Red)
Analyseren in kwalitatief onderzoek: denken en doen (pp 57-59) Amsterdam: Uitgeverij Boom
Centraal Bureau voor de Statistiek (2009) Personen in huishoudens naar leeftijd en geslacht [Online]
Retrieved from the web 02-10-2009
http://statline.cbs.nl/StatWeb/publication/?VW=T&DM=SLNL&PA=37620&D1=a,!1&D2=0&D3=a,
!1-107&D4=l&HD=081111-1114&HDR=G3,G1,T&STB=G2
Centraal Bureau voor de Statistiek (2008) Een vijfde van de ouderen heeft lichamelijke beperkingen
[On-line] Retrieved from the web 13-10-2009 http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/themas/gezondheidwelzijn/publicaties/artikelen/archief/2008/2008-2642-wm.htm
Centrum Criminaliteitspreventie Veiligheid (2009) Burgerparticipatie. [On-line] Retreived from the
Web 28-09-2009
http://www.ilv.nl/dossiers/Samenleven_en_wonen/Veilige_wijk/burgerparticipatie/?more
Dale, van (..) Proza [On-line] Retrieved from the web 07-10-2009
http://www.vandale.nl/vandale/opzoeken/woordenboek/?zoekwoord=proza
Dassen, W.N. & Keuning, F.M. (2009) Lezen en beoordelen van onderzoekspublicaties, Baarn: HB
uitgevers.
GGD Rotterdam (2002) Religies en culturen. [On-line] Retreived from the Web 07-10-2009
http://www.ggd.rotterdam.nl/Rotterdam/Openbaar/Diensten/GGD/Pdf/PGZ/Protocollenpakket/aanvull
end6.pdf
Habitat Platform (2009) Woonservicegebied. [On-line] Retreived from the Web 24-09-2009
http://www.habitatplatform.nl/begripuitleg/48
Hollands, e.a. (2005) Elementen van kwaliteitszorg, Utrecht: Uitgeverij Lemma BV.
Mijn woordenboek (2008) Ouderen [On-line] Retrieved from the web 12-10-2009
http://www.mijnwoordenboek.nl/definitie/Ouderen
Ministerie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (2008) Wet Maatschappelijke Ondersteuning.
[On-line] Retrieved from the Web 19-09-2009 http://www.minvws.nl/dossiers/wmo/voor-burgers/
Nationaal Ouderenfonds (2009) Feiten en cijfers [On-line] Retrieved from the web 12-10-2009
http://www.ouderenfonds.nl/wie_zijn_we/organisatie/feiten_en_cijfers
RIVM (2009) Levensverwachting vrouwen 1999-2003. [On-line] Retreived from the Web 01-10-2009
http://www.rivm.nl/vtv/object_map/o1234n21465.html
RIVM (2009) Levensverwachting bij 65 jaar 2003-2006. [On-line] Retreived from the Web 01-102009 http://www.rivm.nl/vtv/object_map/o3000n21465.html
RIVM (2009) Vergrijzing. [On-line] Retreived from the Web 06-10-2009
http://www.rivm.nl/vtv/object_document/o3023n21018.html
Sijtema, T.B. (2008) Wet Maatschappelijke Ondersteuning. Deventer; Kluwer
Sleeuwenhoek, A. (2005) Herstructurering in Veldhuizen A: keuzevrijheid van variëteit? [On-line]
Retreived from the Web 28-09-2009 http://www.keicentrum.nl/websites/kei/files/KEI2003/Projecten/Sleeuwenhoek_VeldhuizenAEde_okt2005.pdf
Sociaal Werk Nederland (2009) 1989: sociale vernieuwing. [On-line] Retreived From The Web 2809-2009 http://www.canonsociaalwerk.eu/nl/details.php?id=45
Steverink, M. & Steverink, N.(2009) Zo lang moglijk zelfstandig. Naar een verklaring van verschillen
in oriëntatie ten aanzien van opname in een verzorgingstehuis onder fysiek kwetsbare ouderen.
University of Groningen
Stichting Interhulp Migranten (2007) Voortgangsrapportage; integratiewinkel te Ede. [On-line]
Retreived from the Web 24-09-2009 http://www.vrom.nl/docs/wob/20080612_wobstim_Bijlage1_2.pdf
Thesaurus Zorg en Welzijn (2009) Wmo-loketten. [On-line] Retreived from the Web 01-10-2009
http://www.thesauruszorgenwelzijn.nl/woonzorgloketten_.htm
Thesaurus Zorg en Welzijn (2009) Ouderen. [On-line] Retreived from the Web 12-10-2009
http://www.thesauruszorgenwelzijn.nl/ouderen.htm
Vereniging Nederlandse Gemeenten (2008) Programma: Beter in meedoen. [On-line] Retreived from
the Web 17-12-2009 http://www.invoeringwmo.nl/WMO/nl-NL/BeterinMeedoen/
Vilente (2009) Jaardocument 2008 [On-line] Retrieved from the web 29-09-2009
http://admin.campaigner.nl//users/vilente/files/63909585-jaarverslag%202008%20-definitief-2009-0605.pdf
Vilente (2008) Woonservicegebied. [On-line] Retreived from the Web 24-09-2009
http://vilente.nl/30/-/Vilente/Over-Vilente/
Vilente (2009) Geschiedenis. [On-line] Retrieved from the Web 24-09-2009 http://vilente.nl/69//Vilente/Over-Vilente/Geschiedenis/
Vilente (2008) De Pleinen te Ede. [On-line] Retreived from the Web 24-09-2009
http://www.vilente.nl/234/-/Vilente/Nieuwbouw/De-Pleinen/
Vilans (2007) Wat is eenzaamheid. [On-line] Retreived from the Web 30-10-2009
http://www.vilans.nl/smartsite.dws?id=65263
Bijlagen
Bijlage 1. Transcripties (inclusief leeswijzer)
Bijlage 2. Databank (inclusief leeswijzer)
Bijlage 3. Wervingsbrief
Bijlage 3.1. Wervingsguide en aanmeldingsbrief voor de respondenten
Bijlage 3.2. Bevestigingsbrief voor de afspraak van het interview en legitimatiebrief
Bijlage 4. Interviewguide
Bijlage 4.1. Informed consent
Bijlage 4.2. Brief met contactgegevens
Bijlage 5. Analyse format
Bijlage 6. Prestatievelden Wmo
Hogeschool Arnhem en Nijmegen, Faculteit Gezondheid, Gedrag & Maatschappij opleiding
Verpleegkunde
Lectoraat Lokale Dienstverlening vanuit Klantperspectief
In opdracht van Vilente, organisatie voor zorg & dienstverlening te Ede
Studenten: Maja de Groen & Henrieke van Oosten
Datum: januari 2010
Bijlage 3: Wervingsbrief
!"
!
&!
!
%(
#"
!
"
!
#"
!
%&
"
&
!
'
*
"
!
' (
"
!
% (
'
$!
% "
!
%&
)
!
! )
'!
" '"
!
% ! "
!
!
%&
!
'
'!
%! ' !
%(+
!
' "
+ !
!
'
! !
)
)
" ! ))
(#! !
% !
'
(
,!
% )
!
!
%
(+
% !
%
!
%
!
!&!
!
!
&!
"
(
!
*
"
'!
"
!
) !
)
!(+ !
!
%
'!
% !
.
!
% "
'
!
"
!
%
"
!
! '!
%
!
'!
%
' "!
"!
%!
' "!
!
%
"!'!
!
%
" !
" !
%
!
!
!
%
!
)"
!!!
!
""
!"
!
%
"/
!
)
(+!
"
$!
% " 1"
(2
'!
'
!
! '!
% )"
"
! (3
!"
'
)) !
%"
# $0
#"
2
$!
% "
!
!
' (#
"
!
( ((
"
!
!
%
(
'
!
'
!
4
!
"
4)
&!
5 -/ 6 (
"
$
"7 !
(
899999999999999999999999999999 :
9999999999999(
!
'
8
;
$ <
<
=
>
!
%<
/ %
/ 6 %
6 %
0
<"
"
'
" !
%
!
1
Bijlage 3.1: Wervingsguide en aanmeldingsbrief voor de respondenten
&
! "(
!
#"
$!
% "
!
&!
(
#
!
!
"
' ?
"
!
'
!
'
!
"
! !""
!"
"
!"1
'
"
!"
$!
% "
'
!
%&
!
!
!
!
'
(#
)
!
!
&
!"!
!
'!
%
(@ )
!
#"
!&!
!
!
!
&!
"
! '
!
!
?
!
"
!
%(
'!
' "!
"
"
*
'!
%
!
' (,!
% ! "
"!
%!
!
!
%&
!
'
"
' "!
!
%&
'!
%! ' !
%(
!
%
'!
"
!
'
!
2
!
%
!
"
'
!
))
)"
! ! !"
"B
?
3! "
'
"
&!
'!
% !
! " ' ?,
?
! !
%
3! " !
1
"
"
#
A
0
0
! !
!
!
"
!" !
% !
"
)
$
"
! " !
%
!"
!
"
)
! "
(
(
!
'
(
"!
!
%
!
!"(: '!
!""
#"
%
& #
*&
+
.
('
#"
,2
'
$
"+
!
1
'"(
"2 2
&""
3 +
/
! )' $ * +
- $
0
"
+ ")'
" 3"
"
" 3 /
$
&
+
(
!
-$
$, &
+
$
#"
(
Bijlage 3.2: Bevestigingsbrief voor de afspraak van het interview en legitimatiebrief
+ 45
)'
6
8
0
8
6
'
$"
& "(# 4
!
! & + #
2 3
#
& # &"" 7
"2 5 " 5 (( ! ( '( 2
&
(
&
8 "+ )'""
'
+
3 & ,"
")' ( "+ & + ' !!
3( ( )" ) "2
"" (
99999
"
)'
( ' !!
+
3 "&
&
& #
&
6
6
1(
!
&
3 &"" (#
#
! (
+ 3"
8
3 &
6
,"
"
& '
3 +
3 +" 4
" 48
3 &
6 "'
7 2 +3(
,"
41
&
8 "+ )'"" &
41
'
: "34;
+
* 6" # <
Bijlage 4: Interviewguide
Centrale vraagstelling
Wat zijn de vraagpatronen van in Nederland geboren ouderen vanaf 65 jaar wonende in de wijk
Veldhuizen te Ede ten aanzien van wonen, zorg en welzijn voor een nieuw in te richten
woonservicegebied?
Introductie
Uitleg over het onderzoek
In opdracht van Vilente
Wat houd Vilente in
Doel van het onderzoek: Wij doen dit interview
namens Vilente om in kaart te kunnen brengen wat
uw wensen zijn binnen de wijk op het gebied van de
3 voorgenoemde onderwerpen. Door uw wensen in
kaart te brengen is het in de toekomst mogelijk hier
rekening mee te houden. Uw verhaal is daarin van
belang en daarom zullen wij vooral naar u luisteren.
Manier van gegevens verwerken: Wat u ons vertelt
in het interview zal op papier uitgewerkt worden
zonder het vernoemen van uw naam of andere
persoonlijke gegevens.
Onderwerpen: wonen, zorg en welzijn
Privacy
Opname
Naam wordt niet vermeld
Terugtrekken uit onderzoek is ten alle tijden mogelijk
Tekenen informed consent
Procedure van het interview
Rolverdeling: eigen rol in interview, rol in het gehele
project
Tijdsduur
Benadrukken dat mening van de geïnterviewde
voorop staat
Algemene introductie
Stemt u in met opname van dit interview?
Wij zijn met 2 personen gekomen. Een ervan zal bij u
het interview afnemen, de andere persoon zal
aanwezig zijn ter ondersteuning.
Introducerende vraag
Kunt u een gemiddelde dag in gedachten nemen
en beschrijven wat u dan zoal doet in de wijk?
Wat doet u nog meer?
Dat is interessant, kunt u daar iets meer over
vertellen?
Alternatieven:
- U noemt (…), kunt u dat toelichten?
- Wat zijn uw ervaringen daarbij?
- U hebt net (…) gezegd. Kunt u dat wat
verduidelijken?
- Het is mij opgevallen dat (…). Wat bedoelt u
daarmee?
- Wat voor gevoel geeft u dat?
- Hoe denkt u daarover?
- Wat vindt u daarvan?
Vragen over wonen
Waar denkt u aan bij het woord wonen?
Alternatieven:
-
Hoe lang woont u in de wijk Veldhuizen?
Wat is het eerste dat bij u opkomt als u aan
wonen denkt?
Wat is uw definitie van het woord wonen?
Wat is de reden dat u zo lang hier woont?
Waarom hebt u er voor gekozen om hier te gaan
wonen?
Hoe ervaart u het wonen in de wijk Veldhuizen?
Wat maakt dat u dit zo ervaart?
Zijn er meer aspecten die bijdragen aan die mening?
Is uw mening in de loop van de jaren veranderd?
Alternatieven:
Zijn er naar uw mening ook minpunten aan het
wonen in deze wijk?
Waarom vindt u het (…)?
Hoe komt het dat (…)?
Kunt u daar wat meer over vertellen?
Waarom vindt u dit onprettig/ vervelend?
Wat zou u nodig hebben om het probleem op te
lossen?
Alternatieven:
- Wat maakt dat u dit een minpunt vindt?
- Welk gevoel heeft u hierbij?
- Wat moet er veranderd worden om deze
minpunten op te lossen?
Wat zijn voor u belangrijke aspecten om prettig te
kunnen wonen?
Waarom vindt u dit zo belangrijk?
Zijn die aspecten naar uw mening op dit moment
aanwezig in deze wijk?
Alternatieven:
-
Afsluitende vragen
Welke van de genoemde aspecten vindt u het
belangrijkste?
Dus, als ik het goed begrijp is uw ideaalbeeld (…)?
Alternatieven:
-
Begrijp ik het goed dat het belangrijk is voor u
dat (…)?
Is het waar als ik zeg dat (…)?
Vragen over welzijn
Waar denkt u aan bij het woord welzijn?
Alternatieven:
-
Wat is uw definitie van het woord welzijn?
Kunt u iets vertellen over hoe u zich voelt in deze
wijk?
Hoe komt het dat u zich zo voelt?
Heeft u dat gevoel ook in andere situaties?
Op welk punt is uw gevoel in de loop van de jaren
veranderd?
Alternatieven:
-
Wat heeft u nodig in de wijk zodat u zich hier
prettig voelt?
Wat maakt dat u zich wel of niet prettig voelt
in de wijk?
Hoe komt dat?
Ik hoor dat (…). Kunt u daar iets meer over vertellen?
Alternatieven:
Wat vindt u van het aanbod van voorzieningen in
deze wijk?
Kunt u hier een voorbeeld van geven?
Zijn er nog voorzieningen die u mist?
Kunt u daar dieper op ingaan?
Alternatieven:
-
Weet u nog meer voorbeelden te noemen?
Zou u graag (…) hebben gehad?
Als u uw welbevinden zou beschrijven op het
gebied van bezittingen en financiën, hoe zou u die
dan beschrijven?
Kunt u ons iets vertellen over uw sociale leven en
uw contacten daarin?
In hoeverre voldoet het aantal sociale contacten in
uw wens
Alternatieven:
Als u de ideale situatie zou kunnen creëren ten
aanzien van uw sociale leven, hoe zou die er uit
zien?
Alternatieven:
Hoe ervaart u uw sociale contacten?
Hoeveel sociale contacten zou u willen
hebben?
Afsluitende vragen
Hoe vaak per week zou u in contact willen
komen met anderen?
Wie zou u graag binnen u kring van
contacten willen zien?
Welke activiteiten zou u willen uitvoeren?
Kunt u nog eens samenvatten welke aspecten voor u
het belangrijkste zijn zodat u zich prettig voelt in deze
wijk?
Alternatieven:
-
Is het waar als ik zeg dat (…) en (…) het
belangrijkste voor u zijn?
Vragen over zorg
Wat is uw definitie van het woord zorg?
Alternatieven voor het woord zorg:
-
Hulp
Hulpverlening
Dienstverlening
Gezondheidszorg
Alternatieven:
-
Hoe ervaart u de zorg in deze wijk?
Waar denkt u aan bij het woord zorg?
Wat is het eerste dat bij u opkomt als u aan
‘zorg’ denkt?
Hoe komt het dat u dit zo ervaart?
Welke zorgvoorzieningen zijn er in de wijk?
Zijn er zorgvoorzieningen die u mist?
Wat betekent dat voor u?
Alternatieven:
-
Hoe vindt u het dat (…)?
Klopt het dat u (…)?
Heeft u zelf zorg nodig?
Welke zorg heeft u nodig?
Waarom heeft u deze zorg nodig?
Wat betekent dit voor u?
Ontvangt u op dit moment deze zorg?
Wat betekent het voor u dat u zorg nodig heeft?
Alternatieven:
Biedt u zorg aan anderen?
Hoe voelt het om zorg te ontvangen?
Hoe ervaart u het om zorg nodig te hebben?
Hoe ervaart u het om zorg te krijgen?
Klopt het dat ik aan u merk dat (…)?
Welke zorg biedt u aan (…)?
Kunt u daar iets meer over vertellen?
Hoe voelt dit voor u?
Alternatieven:
Afsluitende vragen
Wat betekent het voor u om zorg te bieden
aan een ander?
U zegt dat (…). Begrijp ik het goed dat (…)?
Kunt u een samenvatting geven van welke wensen u
heeft op het gebied van zorg?
Alternatieven:
-
Begrijp ik het goed dat (…) uw wensen zijn?
Afsluitende vraag
Stel dat u de burgemeester van Ede zou zijn,
welke speerpunten zou u dan hebben voor de wijk
Veldhuizen?
Zijn er nog aspecten die voor u belangrijk zijn, niet
aan bod gekomen in dit gesprek?
Klopt het dat (…) dus de belangrijkste veranderingen
zijn die zouden moeten plaatsvinden?
Alternatieven:
Heeft u nog iets toe te voegen?
Afsluiting
Bedanken voor medewerking
We hebben veel aan de informatie die u ons
gegeven heeft en bedanken u voor uw
openhartigheid.
Hoe vond u het zelf om geïnterviewd te worden?
Heeft u nog vragen aan ons?
Heeft u er behoefte aan het letterlijk uitgeschreven
interview na te lezen voor eventuele aanvullingen?
Dit gebeurt maximaal 1 keer en voor een
vastgestelde datum.
Resultaten worden bekend gemaakt, maar nog
onzeker hoe en wanneer.
Bijlage 4.1: Informed consent
Toestemmingsformulier
Ondergetekende geeft toestemming tot het afnemen van een interview. Tevens geeft
ondergetekende toestemming aan de studenten van de Hogeschool Arnhem en Nijmegen tot
het verwerken van de onderzoeksinformatie naar een rapport ten behoeve van de
ontwikkeling van een woonservicegebied door Vilente. De studenten waarborgen de privacy
van ondergetekende.
Naam:
Adres:
Plaats:
Geboortedatum:
Datum:
Handtekening:
4.2: Brief met contactgegevens
Hartelijk dank voor uw medewerking voor het onderzoek van Vilente. Mocht u
nog vragen, opmerkingen of suggesties hebben omtrent dit onderzoek, hoort
Vilente dit graat van u. Op het onderstaande telefoonnummer en e-mail adres
kunt u contact opnemen met Ottelien Groenenberg.
Ottelien Groenenberg
tel:
0318-657285
mobiel nr.
06-46132395
e-mail: [email protected]
Bijlage 5: Analyse format
Bijlage 6: Prestatievelden Wmo
Prestatievelden Wmo
Voorbeelden
1. Het bevorderen van sociale samenhang in
en leefbaarheid van dorpen wijken en
buurten
Algemene voorzieningen, de ‘civil society’, maatschappelijke verbanden van burgers, opbouwwerk,
diversiteitsbeleid, accommodaties ten behoeve van sport,
jeugdhonken, dorpshuizen, club- en buurthuizen.
2. Op preventie gerichte ondersteuning van
jeugdigen met problemen met opgroeien
en van ouders met problemen met
opvoeden
Signaleren jeugdigen met verhoogd risico
(ontwikkelingsachterstand, schooluitval, criminaliteit),
toegang tot het hulpaanbod (VVE, onderwijsachterstand,
Halt), opvoedingsondersteuning, coördinatie zorg Beroep
op Wet op de Jeugdzorg niet nodig of door preventie
voorkomen.
3. Het geven van informatie, advies en
cliëntondersteuning
Voorlichtingsloketten; individuele adviesfuncties,
vraagverheldering, cliëntondersteuning
4. Het ondersteunen van mantelzorgers daar
onder begrepen steun bij het vinden van
adequate oplossingen indien zij hun taken
tijdelijk niet kunnen waarnemen, alsmede
het ondersteunen van vrijwilligers
Ondersteuning mantelzorg; vrijwilligerswerk,
lotgenotencontacten, maatschappelijk initiatief (ook voor
kwetsbare medeburgers)
5. Het bevorderen van de deelname aan het
maatschappelijke verkeer en van het
zelfstandig functioneren van mensen met
een beperking of een chronisch psychisch
probleem en van mensen met een
psychosociaal probleem
Algemene maatregelen: toegankelijkheid woonomgeving,
openbare ruimten, activiteiten met sociaal, sportief of
creatief karakter voor specifieke doelgroepen, stimuleren
aanpasbaar bouwen, toegankelijkheid openbar vervoer
6. Het verlenen van voorzieningen aan
mensen met een beperking of een
chronisch psychisch probleem en aan
mensen met een psychosociaal probleem
ten behoeve van het behouden en het
behouden van hun zelfstandig
functioneren of hun deelname aan het
maatschappelijk verkeer
Individuele voorzieningen:
Huishoudelijke verzorging, rolstoelen, scootmobielen,
woonvoorzieningen, regie ondersteuning,
vervoersvoorzieningen, begeleiding bij zelfstandig wonen,
maatschappelijk werk. Voor een aantal voorzieningen (bv.
rolstoelen en huishoudelijke zorg) in dit prestatieveld heeft
de gemeente een zorgplicht.
7. Het bieden van maatschappelijke opvang,
waaronder vrouwenopvang en beleid ter
bestrijding van geweld dat door iemand
uit de huiselijke kring van het slachtoffer
is gepleegd.
Maatschappelijke opvang, Vrouwenopvang, Tijdlijke dagen nachtopvang bij crisis en huiselik geweld
8. Het bevorderen van openbare geestelijke
gezondheidszorg, met uitzondering van
het bieden van psychosoziale hulp bij
rampen
Het signaleren en bestrijden van risicofactoren op het
gebied van de openbare geestelijke gezondheid, het
bereiken en begeleiden van kwetsbar personen en
risicogroepen, het functioneren als meldpunt voor signalen van crisis bij kwetsbare personen en risicogroepen
en het tot stand brengen van afspraken tussen betrokken
organisaties over de uitvoering van de openbare
geestelijke gezondheidszorg
9. Het bevorden van verslavingsbeleid
Ambulante hulpverlening, preventie, overlastbestrijding
Tabel 5: Prestatievelden Wmo (Van Bienen, 2008)
Download