Inleiding astrofysica 2003 Straling 1

advertisement
Inleiding astrofysica 2003
Kwantumgetallen
Het heelal bestaat uit ruimte, tijd en deeltjes
kwantisatie in het dagelijks leven: bv. geslacht: man of vrouw
ruimte en tijd worden beschreven door de algemene relativiteitsleer
deeltjes worden beschreven door de kwantumfysica
een atoom heeft een massa van ongeveer 10–27 kg
een mens bestaat dus uit ongeveer 1029 atomen
dus zijn er 1029! ≈ 101031 mogelijke configuraties
toch maar 2 geslachten: kwantisatie
Inleiding Astrofysica
Elementaire deeltjes
andere bekende voorbeelden:
NB: in hun huidige vorm zijn kwantumfysica en relativiteit niet met
elkaar te verenigen; dit is het grootste probleem van de huidige fysica
Paul van der Werf
Sterrewacht Leiden
Het idee dat materie uit ondeelbare deeltjes bestaat is oud (de atomoi van
Democritos)
Wat zijn deze eigenschappen van deze elementaire deeltjes ?
chemische verbindingen: bv. H2O, CO2 maar nooit bv HπO
periodiek systeem: slechts 92 natuurlijke elementen
elementaire deeltjes: slechts beperkt aantal verschillende deeltjes:
⇒ alle eigenschappen (massa, lading, …) van deze deeltjes
gekwantiseerd
spectra van elementen
Inleiding astrofysica
Inleiding astrofysica
2
3
Dualiteit golven-deeltjes: licht
Wat is er elementair aan elementaire deeltjes?
Newton: beschouwde licht als een deeltjes verschijnsel
Wetten van Maxwell: licht is een electromagnetische golf
Proef van Young (1801): interferentie van licht door een dubbele spleet
⇒ licht gedraagt zich als een golfverschijnsel
elementaire deeltjes van dezelfde soort (bv. 2 electronen) zijn identiek,
d.w.z. niet onderscheidbaar
Dualiteit golven-deeltjes: licht
Fysica van elementaire deeltjes
Elementaire deeltjes en hun eigenschappen worden beschreven door de
kwantumfysica:
lichtsnelheid
c = λν
deeltjes beschreven als golven:
dualiteit van golfkarakter en deeltjeskarakter
gevolg van het golfkarakter:
kwantisatie
onzekerheid
Inleiding astrofysica
Straling
4
Inleiding astrofysica
5
Einstein (1901): foto-electrisch effect
⇒ licht gedraagt zich als een deeltjesverschijnsel
Licht met frequentie ν bestaat uit deeltjes met energie E=hν, zg. fotonen.
h = 6.6 · 10–34 J s is de constante van Planck
Inleiding astrofysica
6
1
Inleiding astrofysica 2003
Impuls van fotonen
De Schrödinger vergelijking
Hypothese van De Broglie:
Bij botsingen kan dus impuls overdracht plaatsvinden:
hν, hν/c
verstrooid foton
hν0, hν0/c
θ
φ
E e, p e
dagelijks leven:
λ << afmeting ⇒ verwaarloosbaar
atomaire schaal:
λ ~ afmeting ⇒ belangrijk
Inverse Compton effect: deeltje draagt impuls en energie over aan foton
⇒ kortere golflengte
7
De golffunctie
Inleiding astrofysica
(hier 1-dimensionaal)
met 2π = h
V(x) is de potentiële energie (hier tijdsonafhankelijk)
E is de energie
Voorbeeld van oplossing voor V(x)=0: ψ ( x, t ) = A sin kx en E = A
ψ (0) = ψ (a ) = 0
p
2m
Inleiding astrofysica
9
Hoe meer verschillende impulsen
(dus hoe minder goed de impuls
bepaald is), hoe smaller de
golffunctie (dus hoe preciezer de
plaats van het deeltje bepaald is).
Dit is een manifestatie van het
onzekerheidsprincipe van
Heisenberg.
0
x
Inleiding astrofysica
2π p
=
λ
2
De impuls is dan onzeker.
a
2π
Oplossing Schrödingervergelijking: ψ ( x) = A sin kx met k =
λ
nπ
ψ (a ) = 0 ⇒ k =
(n = ±1, ±2,...)
a
π
2π p
= ⇒ p=n
k=
kwantisatie van impuls
λ
a
10
waarin k =
Omdat de Schrödingervergelijking lineair is, is een lineaire
combinatie van deze oplossingen (met verschillende impuls!)
ook een oplossing
(superpositie beginsel).
ψ = 0, x < 0
ψ = 0, x > a
Golffunctie is continu:
⇒ bij iedere golffunctie hoort
een bepaalde energie
2 2
k
2m
Vorm van de golffuncties
oneindig hoge
potentiaal wanden
Een deeltje zit in een 1-dimensionale
doos met breedte a, d.w.z. de kans om
het deeltje buiten de doos te vinden is 0.
Voor de golffunctie geldt dus:
Straling
∂ 2ψ ( x, t )
+ V ( x )ψ ( x, t ) = Eψ ( x, t )
2m ∂x 2
2
⇒E=A
8
Deeltje in een potentiaalput
Electromagnetische golf:
energie ∝ (amplitude)2
Maar omdat licht zich als een deeltje
gedraagt moet de energie ook een maat
zijn voor de kans een foton aan te
treffen.
⇒ Born interpretatie van de golffunctie:
de kans om een deeltje aan te treffen in
het volume dxdydzdt rond (x,y,z,t) is
|ψ(x,y,z,t)|2dxdydzdt.
ΝΒ: ψ is niet meetbaar en heeft geen
eigen fysische betekenis;|ψ|2 wel!
Inleiding astrofysica
−
experimentele bevestiging:
dubbele spleet experiment met deeltjes
i.p.v. licht blijkt ook interferentie op te
leveren: golfkarakter van deeltjes
Compton effect: foton draagt impuls over aan deeltje weggestoten deeltje
en verliest zelf impuls en energie ⇒ langere golflengte
Inleiding astrofysica
niet alleen voor
alle deeltjes,
fotonen.
inkomend foton
Het golfkarakter van deeltjes wordt beschreven door de kwantumfysica.
De golffunctie ψ wordt bepaald door de Schrödinger vergelijking:
h
De relatie λ =
is geldig voor
p
Als deeltje heeft een foton ook een impuls:
Deeltjes als golven
hν
p=
c
11
Inleiding astrofysica
12
2
Inleiding astrofysica 2003
evenzo:
onzekerheids beginsel van Heisenberg
∆t ⋅ ∆E ≥ h / 2
kwantisatie van
impulsmoment
In 3 dimensies: 2 kwantum getallen l
en m (ingewikkeld)
13
Inleiding astrofysica
Spectra van atomen
14
FCoulomb = Fcentripetaal ⇒
Ieder element heeft zijn eigen
karakteristieke emissielijn spectrum.
Waterstof:
 1
1
1 
= RH  2 − 2  , met n < m
λ
n m 
−1
Ze2
8πε 0 r
vn
eF
Ze+
rn
n 2 4πε 0 2
⇒r=
Z me e 2
m e v n rn = n
1
n = 1, 2 ,3,...
Problemen:
1. alle energieën toegestaan ⇒ waarom lijnen spectrum?
2. electron zal electromagnetische golf uitzenden ⇒ verliest energie
⇒ botst tenslotte met proton ⇒ onstabiel
⇒ Rutherford model is onjuist.
1
2
~0.05nm
Ze 2
m v2
= e
r
4πε 0 r 2
2
Ze2
Z 2 me e 4
1
=− 2
En = me v 2 −
n 32πε 02
2
4πε 0 r
2
correct emissielijn
spectrum
Rydberg constante: RH = 10.96775810 µ m
m0v 2 =
Ze2
v2
= m0 ⇒
r
4πε 0r 2
Impulsmoment van een electron in een atoom is gekwantiseerd;
daardoor is ook energie gekwantiseerd en zijn slechts bepaalde
energieniveaus En mogelijk.
De beweging van de electronen in deze gekwantiseerde banen
is stralingloos. Een electron kan van een baan met lage
(negatieve) bindingsenergie Em naar een baan met hogere
(negatieve) bindingsenergie En springen, onder emissie van een
foton.
1
2
15
absorptielijn spectrum
Pauli-principe: twee identieke fermionen kunnen
zich niet in dezelfde kwantumtoestand bevinden
Bohr’s atoom model
Rutherford’s model:
electronen bewegen rond de (veel zwaardere)
kern met lading Z in een cirkelbaan.
emissielijn spectrum
óf heeltallige spin (0,1,2,…): bosonen (bv. foton)
óf halftallige spin (1/2, 3/2, 5/2,…): fermionen (bv. electron, proton, neutron)
Inleiding astrofysica
Rutherford's atoom model
continuum spectrum
Spin is iets subtiels; het gedraagt zich als impulsmoment, maar je moet je NIET
voorstellen dat een deeltje om zijn eigen as draait!
Spin is gekwantiseerd (kwantumgetal s); een electron kan maar 1 waarde van s
hebben: s = ½.
Alle deeltjes hebben
Voorbeelden:
Impuls en positie kunnen niet tegelijk nauwkeurig gemeten worden; als
we positie precies zouden kunnen bepalen, zouden we niets meer over
impuls weten, en andersom.
Het duurt oneindig lang, om energie precies te meten.
Breking met electronen: als de spleet smaller (positie nauwkeuriger) is,
wordt het brekingspatroon breder (impuls minder nauwkeurig),
Inleiding astrofysica
Impulsmoment van een deeltje zelf noemen we spin.
∆x ⋅ ∆p ≥ h / 2
Spin en het Pauli-principe
λl = 2π r (l = 1,2,3,...)
2π r h
λ=
=
l
p
=
=
L rp
l
Precieze analyse laat zien dat de minimum waarde van het product van de
onzekerheden in positie en impuls wordt gegeven door
In 2 dimensies:
Rotatie
Onzekerheidsbeginsel van Heisenberg
Inleiding astrofysica
Straling
16
Inleiding astrofysica
17
Inleiding astrofysica
= 13.6eV
18
3
Inleiding astrofysica 2003
Energie niveaus van waterstof
Emissie en absorptie lijnen
Ruimtehoeken
Energie kan uit verschillende gebieden op een oppervlak vallen.
Hoe kwantificeren we dit?
grondtoestand: n=1
E1 = −13.6 eV
aangeslagen toestanden: n>1
En = −
In 2-D geven we een bereik
van richtingen aan met de
hoek dθ
13.6 eV
n2
overgang van n = i naar n = j
dθ
1 1
∆E =  2 − 2  13.6 eV
j 
i
In 3-D geven we een bereik
van richtingen aan met de
ruimtehoek dΩ
dΩ
ds
r
dθ =
Inleiding astrofysica
19
Inleiding astrofysica
20
Uitgebreide bron of puntbron?
(monochromatische) intensiteit Iν
[W
m–2
sr–1
uitgebreide bron: we willen het
ontvangen vermogen weten
per ruimtehoek
Hz–1]
dΩ =
dS
r2
totale ruimte: dΩ =4π
eenheid van ruimtehoek: steradiaal (sr)
Inleiding astrofysica
21
Lichtkracht
puntbron: we willen het totale
ontvangen vermogen weten
⇒ integreer over ruimtehoek:
flux dichtheid
Een fundamentele grootheid is de totaal uitgestraalde energie per seconde:
de (bolometrische) lichtkracht L [W]. Omdat 1 Watt een beetje klein is,
gebruiken we vaak L als eenheid van lichtkracht.
bv. bolometrische lichtkracht van de zon: L = 3.90 · 1026 W = 1 L
van een typisch melkwegstelsel:
L ~ 1037 W
= 1010–11 L
helderst bekende object in heelal:
L ~ 1041 W
= 1014–15 L
dA
Fν = ∫ Iν d Ω
energie dE = Iν dΩ dν dt cosθ dA
Iν
als we niet geïnteresseerd zijn in spectrale
informatie, kunnen we over ν integreren:
flux F [W m–2]
θ
N.B. factor cos θ omdat geprojecteerde oppervlak telt.
Inleiding astrofysica
Straling
We kunnen ook de spectrale
informatie meenemen en een
monochromatische lichtkracht
Lν [W Hz–1] definiëren:
22
Inleiding astrofysica
F = ∫ Fν dν
L = ∫ Lν dν
23
Inleiding astrofysica
Lν
dΩ
flux dichtheid Fν [W m–2 Hz–1]
ontvangen vermogen per oppervlakte eenheid per ruimtehoek
eenheid per frequentie eenheid
totale cirkel: dθ =2π
Intensiteit
ds
r
dS
r
dν
ν
24
4
Inleiding astrofysica 2003
Op afstand D van een isotrope bron
met lichtkracht Lν wordt de flux
dichtheid:
Bν ,RJ (T ) =
25
Verschuivingswet van Wien
Bν (T ) =
Inleiding astrofysica
Bij lage ν vinden we de Rayleigh-Jeans formule terug:
Bν (T ) =
26
2.898 ⋅10 6
T [K]
dus hoe heter, hoe meer energie
uitgestraald
kleur ⇒ kleur temperatuur
bv. zon: λmax ≈ 550 nm (geel)
⇒ Tkleur ≈ 5300 K
⇒
kT (constante van Planck is verdwenen
geen fotonen meer, golfkarakter overheerst)
Inleiding astrofysica
Heet
F = σ T 4 met
σ = 5.669 ⋅10 −8 Wm −2 K −4
dus hetere objecten zijn blauwer:
2v 2 kT
, voor hv
c2
27
Eigenschappen van sterren
Stefan-Boltmann wet
λmax [nm] =
2hν 3
1
c 2 ehν / kT − 1
[W m–2 sr–1 Hz–1]
Planck functie geïntegreerd over
frequentie en over ruimtehoek
geeft flux F van een zwart
lichaam:
De golflengte waar Bν(T) zijn
maximum heeft, hangt als
volgt van T af:
Straling
2v 2kT
c2
Blijkt experimenteel alleen te
kloppen bij lage ν (koude
voorwerpen zenden geen
zichtbaar licht uit…):
de UV-katastrofe
⇒ klassieke fysica faalt!
Oplossing: E=nhν gekwantiseerd
(n=0,1,2,…)
Lν
4π D 2
Inleiding astrofysica
Inleiding astrofysica
Kwantumfysica geeft
voor de intensiteit van
zwartlichaamsstraling
de Planck functie:
Ster spectra
Fν =
De Planck functie
Zwartlichaamsstraling
Klassieke fysica levert de
Rayleigh-Jeans formule voor de
intensiteit van de straling van een
perfect zwart object:
Inverse kwadraat wet
Flux is de hoeveelheid energie die per seconde en per
oppervlakte eenheid, op een oppervlak valt.
lichtkracht ⇒ effectieve temperatuur
Spectra ⇒ temperatuur,
druk, chemische
samenstelling, rotatie,
magnetisch veld,
massaverlies,
inwendige structuur,…
Kleur ⇒ temperatuur,
straal
Lichtkracht ⇒
temperatuur, straal
Dubbelsterren ⇒ massa
Variabiliteit ⇒ …….
………
Koel
28
Inleiding astrofysica
29
Inleiding astrofysica
30
5
Inleiding astrofysica 2003
Helderheid van sterren: magnituden
Magnituden
Astronomen gebruiken vaak een nogal vreemd systeem om
de helderheden van sterren uit te drukken: magnituden
∆ m = m1 − m 2 = − 2.5 log 10
+30
Inleiding astrofysica
HDF
0
In de praktijk meten we fluxen altijd door een filter, bv. B (~400 nm,
blauw) of R (~700 nm, rood); combinatie van 2 magnituden bij
verschillende golflengtes geeft dan een kleur (ook wel kleurindex
genoemd)
–5 –10 –15 –20 –25
Sirius
Volle maan
Blote oog
Venus
Inleiding astrofysica
Voor Vega zijn alle kleurindices 0.
32
Voorbeeld: gegevens van de zon
m schijnbare magnitude
M absolute magnitude
afstand en meetkunde
lichtkracht 3.8·1026 W
m − M heet de afstandsmodulus
afstand en flux op aarde
Zonnespectrum
Heet
Koel
zonnevlekken
oppervlakte samenstelling
71% H, 27% He, 2% overige
spectrum
oppervlakte temperatuur
5800 K
bv. Vega: m = 0
M = 0.5 (uit spectrum)
⇒ afstand 8 pc
33
straal 700000 km
2
2
planeetbanen
De absolute magnitude wordt definieerd als de schijnbare magnitude
van een object als het op een afstand van 10 pc zou staan.
Inleiding astrofysica
equatoriale rotatie 25 dagen
polaire rotatie 33 dagen
massa2·1030 kg
FB
FR
B − R < 0: ster is blauw (d.w.z. blauwer dan Vega)
B − R > 0: ster is rood (d.w.z. roder dan Vega)
Zon
N.B.: lagere (of meer negatieve) magnitude betekent helderder ster!
Absolute magnituden
 r 
M − m = − 5log 

 10 pc 
+5
Verrekijker
Pluto
31
F 
r 
m1 − m2 = −2.5log  1  = −2.5log  2 
 F2 
 r1 
+10
B − R = − 2.5 log
één ster (Vega) heeft
per definitie magnitude
m = 0 bij iedere
golflengte
m1 − m2 = −2.5log100 = −5
F1  r2 
= 
F2  r1 
+15
Het is ook een relatieve schaal:
als F1 = 100 F2
L = 4π r12 F1 = 4π r22 F2 ⇒
+20
F1
F2
Dit is een moderne manier om de historische helderheidsaanduidingen
van Hipparchos en Ptolemaeus weer te geven.
Dit is een logaritmische schaal:
+25
Kleuren
Absorptielijnen in
zonnespectrum
(Fraunhofer, 1811)
Het element Helium
(He) werd voor het
eerst ontdekt in het
zonnespectrum
wet van Stefan-Boltzmann
 r 
⇒ m − M = 5log 
 −5
 1 pc 
Inleiding astrofysica
Straling
34
Inleiding astrofysica
35
Inleiding astrofysica
36
6
Inleiding astrofysica 2003
Ster spectra
Heet
Koel
Inleiding astrofysica
Straling
Dwergen, reuzen, superreuzen
Lichtkracht, temperatuur en straal
Temperaturen van sterren
straal alleen direct meetbaar voor zon en
Betelgeuze
gemeten (schijnbare) magnitude m en absolute
magnitude M (uit spectrum)
⇒ afstand D en flux F ⇒ lichtkracht L=4πD2F
temperatuur uit kleur (wet van Wien)
wet van Stefan-Boltzmann:
flux F [W m–2]=σT4
Spectra: populatie van
energieniveaus en
ionizatietoestanden
hangt af van dichtheid
en temperatuur ⇒
excitatietemperatuur
Kleur: Planck functie ⇒
kleurtemperatuur
Lichtkracht: wet van
Stefan-Boltzmann
L ∝ T4 ⇒ effectieve
temperatuur
⇒
0.05 arcsec
Betelgeuze
lichtkracht L [J/s] =4πR2σT4
Betelgeuze, een rode superreus
bv: een koele (rode) ster met dezelfde lichtkracht
als een hete (blauwe) ster moet dus een veel
grotere straal hebben: een rode reus
NB: voor een zwarte
straler: Teff = Tkleur
37
Inleiding astrofysica
38
Inleiding astrofysica
39
7
Download