AGOR Uitgave 12/2009 Deeltjes versnellen met het AGOR cyclotron Deeltjesbanen in het cyclotron Dwarsdoorsnede Het versnelsysteem De deeltjes cirkelen zeer snel rond in het magneetveld, met een frequentie tussen 24 en 62 MHz. (1 MHz is 60 000 000 toeren per minuut). ledere keer als het deeltje over de elektrode heen gaat, moet het aangetrokken (versneld) worden. Daarom werken we met een wisselspanning van precies dezelfde frequentie. De spanning tussen de elektroden kan oplopen tot 100000 volt (100 kV). De wisselspanning wordt opgewekt in een resonator, die als een schuiftrompet op de juiste frequentie (toonhoogte) afgestemd kan worden. De energie die nodig is om de RF spanning op te wekken wordt geleverd door een versterker die erg lijkt op de apparatuur die voor bijv. FM-radiozenders gebruikt worden. Meer informatie is te vinden op onze website: http://ww w.kvi.nl/ Versnellen Om iets te versnellen is een kracht nodig. Zo kun je een deeltje laten vallen, de zwaartekracht zorgt er dan voor dat het steeds sneller gaat vallen. Als de deeltjes geladen zijn, is het gemakkelijker om de elektrische kracht te gebruiken, omdat die veel sterker is dan de zwaartekracht. Je kunt een geladen deeltje (ion) versnellen door het een spanningsverschil van enkele tien-duizenden Volts te laten doorlopen. Toch is de energie die je zo in een deeltje kan stoppen nog vrij laag. Om een hogere energie te krijgen zet men in een lineaire versneller een groot aantal van deze elektrische versnelkamers achter elkaar . Met het aantal versnelelementen stijgt ook de eindsnelheid, maar het apparaat wordt al gauw enorm lang: de langste versnellers zijn zo’n 4.5 km lang. Met behulp van een magnetisch veld kunnen geladen deeltjes in een cirkelvormige baan gehouden worden, zodat je een lineaire versneller als het ware kunt “oprollen”. Verreweg de meeste versnellers maken op de een of andere manier gebruik van dit principe, van de kleine cyclotrons zoals die bijvoorbeeld in het UMCG gebruikt worden voor medisch onderzoek tot de enorme versneller LHC met een omtrek van 27 km die bij CERN in Genève is gebouwd. Het cyclotron De magnetische kracht buigt een geladen deeltje af, zodat het een cirkelbaan gaat maken. De straal van de cirkelbaan neemt toe met de snelheid van een deeltje. De deeltjes komen binnen in het midden van de machine en gaan rondjes draaien. Elke keer als ze over de versnelelektrode komen wordt hun snelheid groter, waardoor ze een grotere cirkelbaan gaan beschrijven. Het resultaat is dat de baan van de deeltjes in de machine spiraalvormig wordt; afhankelijk van de lading en het gewicht van het deeltje maakt het 200 tot 500 omwentelingen voordat het uit de machine schiet, geholpen door elektrische en magnetische afbuigelementen. De afgelegde weg is dan een paar kilometer lang, door het magneetveld wordt dat pad keurig opgerold zodat het hele apparaat in een klein rijtjeshuis zou passen. Hoe snel is snel? In het dagelijkse leven meten wij snelheid in kilometers per uur. De experimenten die met AGOR gedaan worden kijken naar de uitkomst van botsingen, en dan geeft snelheid niet voldoende informatie. Het maakt uit of er een fietser met 20 km/h tegen je aan botst of een truck met oplegger: het gewicht is ook belangrijk. Daarom kijken natuurkundigen liever naar de bewegingsenergie, die deze beide grootheden combineert. De bewegingsenergie van een knikker die met 3 centimeter per uur over een tafel rolt is niet erg groot, maar stoppen we al deze energie (200 MeV) in een piepklein (en licht) deeltje, bijvoorbeeld een waterstofatoom, dan krijgt deze een fantastische snelheid, 0.6 maal de lichtsnelheid, dus 175000 km/s (630 miljoen kilometer per uur). Het is niet moeilijk om een voorwerp een bepaalde energie te geven (als je rustig fietst heb je al een paar miljard maal meer bewegingsenergie dan de grootste deeltjesversnellers op aarde kunnen maken), de kunst is om al die energie in één (atomair) deeltje te stoppen. De magneet Het magneetveld wordt gemaakt door twee paren spoelen, symmetrisch geplaatst boven en onder het vlak waarin de deeltjes rondcirkelen. Vanwege het hoge magneetveld is veel stroom nodig (tot 1800 ampère), zodat spoelen van koperdraad niet gebruikt kunnen worden, omdat er teveel warmte zou vrijkomen door de elektrische weerstand. Daarom zijn de spoelen van supergeleidend metaal, een legering van niobium en titaan, gemaakt. Ze worden met vloeibaar helium op een temperatuur van −269°C (4K) gehouden. Een supergeleider heeft geen elektrische weerstand, dus er komt geen warmte vrij.