Portret van de hedendaagse maatschappij

advertisement
Godsdienst: Postmodernisme II
6TSO
A. Vandeperre
1
Opdrachten bij “ Portret van de hedendaagse maatschappij”
A. Leessleutel
1.
Klassikale verkenning
a.
Bekijk de tekst “Portret van de hedendaagse maatschappij”.
 In welke tijdschriften is het artikel gepubliceerd? Welke info haal je uit de titels
van die tijdschriften?
 Wie is de auteur?
 Welke info haal je uit de titel?
 Het eigenlijke artikel wordt voorafgegaan door een inleiding. Wat kan daar de
bedoeling van zijn?
b.
Het artikel:
 Het artikel zelf begint met een cursieve tekst. Bedoeling?
 Bekijk de tussentitels. Wat laten die vermoeden over de inhoud?
 Met welk soort tekst heb je te maken?
 Wat is het centrale thema van deze tekst?
 Stel vijf hoofdvragen die niet met ‘ja’ of ‘neen’ te beantwoorden zijn.
2.
Globaal lezen: zoeken naar verbanden tussen de alinea’s
 Nummer alle alinea’s
 Lees de cursieve tekst. Wat is er op het eind van de 20e eeuw anders dan op het
einde van andere eeuwen? Onderlijn
 Lees de eerste zin van de volgende alinea. Welke woorden herhalen de vorige
gedachte? Onderlijn.
 Wat doet de auteur in de rest van de tweede alinea?
 Onderlijn de drie eerste woorden van de 3e alinea. Bedoeling?
 Onderlijn de drie eerste woorden van de 4e alinea. Waarnaar verwijzen ze?
Lees de eerste zin helemaal. Wat is de bedoeling van de 4e alinea?
 Onderlijn de drie eerste woorden van de 5e alinea. Waarnaar verwijzen ze?
Lees de eerste zin helemaal. Wat kan je verwachten van deze alinea?
 Tussen de alinea’s 6 / 7 en 8 / 9 is er geen witruimte. Waarom niet?
 Onderlijn de drie eerste woorden van de 6e alinea. Waarnaar verwijzen ze?
 Onderlijn het eerste woord uit de 7e alinea. Bedoeling?
 Onderlijn het eerste woord uit de 8e alinea. Bedoeling?
Lees de eerste zin helemaal. Wat kan je verwachten?
 Onderlijn de drie eerste woorden van de 9e alinea. Bedoeling?
1
Godsdienst: Postmodernisme II
6TSO
A. Vandeperre
2
 Onderlijn de twee eerste woorden van de 10e alinea. Bedoeling?
 Onderlijn de 4 eerste woorden van de 11e alinea. Naar welke alinea verwijzen ze?
 Onderlijn de zes eerste woorden van de 12e alinea. Wat kan je verwachten?
 Onderlijn de eerste zin van de 13e alinea. Naar welke alinea verwijst deze zin?
Wat is de bedoeling van deze zin?
 Welke tussentitel vind je boven alinea 14 en 15? Wat verwacht je over ‘kleine
verhalen’ te lezen?
 Onderlijn de vier eerste woorden van de 16e alinea. Waarnaar verwijst het woord
‘daaruit’?
 Onderlijn de eerste zin van de 17e alinea. Wat leidt je daaruit af i.v.m. de inhoud
van alinea 16?
 Welke titel staat er boven alinea 18 en 19? Waartussen denk je dat de auteur
verbindingen gaat maken?
 Wat doet de titel boven alinea 20 en 21 vermoeden over de inhoud?
3.
Huistaak: voorbereiding op intensief lezen
a.
Het is essentieel dat je volgende woordverklaringen opzoekt wil je de tekst begrijpen.
De woorden staan in de volgorde zoals ze in de tekst voorkomen, maar dan wel
zoveel mogelijk in de infinitiefvorm. Je kan zoeken in een woordenboek of op
www.vandale.nl/opzoeken/woordenboek/
 Nuanceren
 Secularisatie
 Detraditionalisering
 Subjectivisme
 Pluralisme
 Desintegratie
 Apathie
 Perspectief
 Relativisme
 Expansie
 Geplogenheid
 Mobiliteit
 Continuïteit
 Diabolisch
 Een lans breken voor
 Implosie
 Verabsoluteren
2
Godsdienst: Postmodernisme II
6TSO
A. Vandeperre
3
 Collectief
 Facet
 Authenticiteit
 Inbedding
 Op de loer liggen
 Regressief
 Eilandenarchipel
 Scepticisme
 Engagement
 Flexibel
 Appreciëren
b.
De volgende woorden hebben betrekking op een bepaalde periode in de
geschiedenis. Een minimaal verstaan van deze begrippen is nodig om te weten
waarnaar de auteur verwijst.
 De Aufklärung
”Kant,die in Duitsland het einde van de Verlichting en het begin van een nieuwe filosofie
betekent, heeft de bekendste en treffendste typering van de Verlichting gegeven. Voor hem is de
Verlichting: ‘het vertrek van de mens uit zijn onmondigheid waaraan hij zelf schuld is’. Als leus
voor de Verlichting ziet hij: ‘durf je eigen verstand te gebruiken’. De mens kon zijn verstand niet
gebruiken, omdat hij te veel aan niet-verstandelijke opvattingen gebonden was en doordat
traditionele machten en autoriteiten het hem beletten. De strijd van de Verlichting ging dus tegen
bijgeloof en vooroordeel én tegen de instanties die deze in stand hielden. Hegels bespreking van de
Verlichting in zijn Phänomenologie des Geistes (1807) gaat voor het grootste gedeelte onder de
titel: ‘de strijd van de Verlichting tegen het bijgeloof’. In de Verlichting heerst de overtuiging dat
deze strijd uiteindelijk gewonnen kan worden, omdat de mensheid in een voortdurend proces van
vooruitgang is betrokken. In het algemeen heeft de Verlichting een optimistisch geloof in de
mogelijkheden van de mens en vooral in zijn rede. De rede is de toetssteen van alle waarheid: in de
Encyclopédie wordt gesteld dat de rede voor de filosoof is als de genade voor de christen.”
Encarta® - Encyclopedie. © 1993-2002 Microsoft Corporation/Het Spectrum. Alle rechten
voorbehouden.
 Descartes (René)
”René Descartes wordt beschouwd als de vader van de moderne filosofie. Hij was op zoek naar
een basis voor het mechanistische systeem dat de Westerse wereld veroverd heeft onder invloed
van het wereldbeeld van Copernicus en Galilei. Als rationalist dacht hij dat zintuigen verwarrende
kennis geven, terwijl de rede geroepen is om de natuur te ontcijferen en de empirische gegevens te
verklaren. Deze kennis van de werkelijkheid wordt gegarandeerd door het enige volmaakte
wezen : God. Zijn theorieën werden zwaar bekritiseerd door de empiristen van de 18de eeuw. In
zijn Méthode stelt hij voor om een complex probleem op te delen in zijn eenvoudigste
bestanddelen (analyse). Descartes zoekt zekerheid van kennis en vindt die bij de mens zelf. Hij
beweert dat je aan alles kunt twijfelen, behalve aan het feit dat je twijfelt. Dat geeft hem de
zekerheid dat hij redeneert en dat hij bestaat. Je pense, donc je suis. Descartes is tevens een dualist
: hij maakt een duidelijke scheiding tussen ziel en lichaam.”
www.brugge.be/bibliotheek_nieuw/fonds/bik25.htm
3
Godsdienst: Postmodernisme II
6TSO
A. Vandeperre
4
 Newton (Isaac)
”Newton is te beschouwen als de voltooier van de hervorming die de mechanica en de
sterrenkunde in de 16de en de 17de eeuw hadden ondergaan en als de grondlegger van de
(klassieke) natuurkunde van de 18de en de 19de eeuw.”
Encarta® - Encyclopedie. © 1993-2002 Microsoft Corporation/Het Spectrum. Alle rechten
voorbehouden.
 Mei ‘68
”In 1968 vindt in Parijs de Meirevolte plaats: een massaal protest van studenten (later gesteund
door arbeiders) tegen het autoritaire en bureaucratische beleid van de regering en het
ondemocratische gehalte van het onderwijsstelsel. Geïnspireerd door de neomarxistische
geschriften van de Frankfurter Schule (Habermas, Marcuse, Horkheimer, Adorno) roepen grote
aantallen jongeren op tot een omverwerping van de kapitalistische consumptiemaatschappij, die in
hun ogen de oorzaak is van ongelijkheid en onderdrukking en het individu belet zich vrij en
creatief te ontplooien.”
Encarta® - Encyclopedie. © 1993-2002 Microsoft Corporation/Het Spectrum. Alle rechten
voorbehouden.

De eerste oliecrisis (1973)
”In het jaar 1973was een jonge, goed opgeleide generatie in veel Arabische landen bekwaam
genoeg geworden om grote stukken bedrijvigheid uit handen van niet-Arabische specialisten over
te nemen.
Een machtig economisch wapen lag toen voor de Arabieren zomaar voor het oprapen. Zonder zich
bewust te zijn van de dodelijke risico’s had de Atlantische vóórontwikkelde geïndustrialiseerde
wereld zich geheel afhankelijk gemaakt van aardolie. Een makkelijk verplaatsbare, makkelijk
verhandelbare bron van energie. Aangetroffen werd die olie evenwel voor het grootste gedeelte
buiten de Atlantische wereld zelf. En het meeste werd aangetroffen in het Nabije Oosten, in de
wereld van de moslims dus, en voor het allergrootste deel in de wereld van de Arabische Moslims.
Deze hadden weinig moeite de eigenaren van belangrijke bronnen in Zuid-Amerika, Afrika, en
Zuid-Azië ervan te overtuigen, dat zich een unieke kans voordeed om van een uitermate nuttige en
begeerde grondstof in de wereld een monopolie te maken. Toen de Organisatie van Petroleum
Exporterende Landen, de OPEC, was gevormd, bleek dat deze de prijs van olie praktisch kon
dicteren. Politiek richtten de Arabieren met hun oliewapen in 1973 niet veel uit, maar politiekeconomisch slaagden zij er in een nieuw tijdperk te laten aanvangen. Voor het westen, voor de
Atlantische wereld, betekende dat het begin van de zogenaamde energiecrisis.
Van een echte crisis was geen sprake, zelfs niet in die zin dat er ogenblikkelijk te weinig energie
beschikbaar zou zijn. Er was een tekort aan, of een einde gekomen aan de periode van goedkope
energie.”
Knack wereldgeschiedenis, Deel 6 20e eeuw, Roularta Books NV, 2004, p.346

Het stalinisme
”planeconomie, een in de Sovjet-Unie ontwikkeld economisch stelsel dat gekenmerkt wordt door
de planmatige, centrale leiding van het economisch proces. De eerste stappen op het gebied van
een centrale economische planning werden in de Sovjet-Unie in 1928 gezet met het eerste
vijfjarenplan (1928). Het tweede vijfjarenplan (1933–1937) introduceerde definitief de
planeconomie als economische orde in de Sovjet-Unie. Na de Tweede Wereldoorlog namen de
toen nieuwe communistische staten het systeem van meerjarenplanning over.”
Encarta® - Encyclopedie. © 1993-2002 Microsoft Corporation/Het Spectrum. Alle rechten
voorbehouden.
”Het vijfjarenplan (belangrijkste experiment van het Stalinisme) betekende dus niet alleen een
technische, maar ook een nieuwe politieke, sociale en economische revolutie in Rusland. Het land
was een industriestaat geworden met een moderne gecollectiviseerde landbouw. Alles onder regie
van de staat en onder een streng gecentraliseerde, dictatoriale leiding. Dit was mogelijk gemaakt
door ongehoorde offers, ellende en nood. Miljoenen mensen hadden het leven verloren, miljoenen
kwijnden weg in slavenkampen, en de grote massa had haar consumptie terug moeten brengen tot
het minimale, opdat de staat door belastingen en gedwongen leningen het productieapparaat zou
kunnen opbouwen. Tevens waren de laatste sporen weggevaagd van politieke vrijheid, vrijheid
van meningsuiting en rechtszekerheid. Stalins staat was een ‘monolithische’ staat, een staat ‘uit
één blok’, waarin slechts één wil heerste.”
Knack wereldgeschiedenis, Deel 6 20e eeuw, Roularta Books NV, 2004, p.154
4
Godsdienst: Postmodernisme II
6TSO
A. Vandeperre
5
 De inquisitie
”inquisitie (v. Lat. inquisitio = onderzoek), voluit: Inquisitio haereticae pravitatis (rechtbank voor
ketters), vroeger ook Heilig officie, genoemd, in de Rooms-Katholieke Kerk aanvankelijk de naam
voor de geloofsrechtbank, belast met het opsporen en straffen van ketters.”
Encarta® - Encyclopedie. © 1993-2002 Microsoft Corporation/Het Spectrum. Alle rechten
voorbehouden.
”De voltrekking van de vonnissen werd op basis van het Romeinse recht opgedragen aan de
wereldlijke vorsten. De gewone straffen waren: vasten, aalmoezen, bedevaarten; in zware gevallen
ook gevangenis. Bleef men vasthouden aan de ketterse meningen, dan volgden eerloosverklaring,
verlies van alle burgerlijke en kerkelijke rechten, verbeurdverklaring van goederen, levenslange
gevangenis in de kerker of op de galeien of de dood, meestal op de brandstapel. De procedure was
even wreed als bij de wereldlijke rechtbanken (folteringen).”
Encarta® - Encyclopedie. © 1993-2002 Microsoft Corporation/Het Spectrum. Alle rechten
voorbehouden.
De inquisitie duikt voor het eerst op in de 11e eeuw, en verdwijnt in haar ergste vorm in de 18 e
eeuw. De verschillende Europese vorsten gebruikten de inquisitie uiteindelijk om tegenstanders
het zwijgen op te leggen.
4.
Intensief lezen: of de tekst echt doorgronden
Aan de hand van je nota’s bij opdracht 2 (globaal lezen) en de verklaringen die je
gevonden hebt bij opdracht 3, neem je nu heel de tekst door.
Probeer in elke alinea de kernzin te onderlijnen (liefst in een andere kleur dan tijdens
opdracht 2).
Nadien vul je het tekstschema in (zie groene papieren). Dit mag eventueel per twee.
B. Inhoud
1.
Vat in eigen woorden de kerngedachte van de tekst samen.
2.
Toon aan dat globalisering ( met wereldwijde vrije markteconomie en wereldwijde
communicatie) het “groot verhaal” is van deze postmoderne maatschappij.
3.
Klopt het dat in onze wereld mensen steeds minder engagementen aangaan (zie tekst,
alinea 20)? In hoeverre is dit een gevaar voor onze samenleving? Werk minimum
twee argumenten uit.
4.
Ga na in welke mate er in jouw leven sprake is van een “groot verhaal”.
Verduidelijk.
5.
Vergelijk de conclusie van de auteur met onderstaand citaat. Is L. Boff het eens met
de conclusie van W. Deckers? Verantwoord!
”…zonder deze utopische horizon (de schrijver bedoelt de grote verhalen) kan geen
enkele samenleving leven, heeft geen enkel menselijk engagement zin of kan het
standhouden temidden van eventuele mislukking en verliezen”
L;Boff. Postmodernité et misère de la raison libératrice. ,Coeli, maart 1996.
6.
7.
Werk je eigen standpunt uit over het postmodernisme. Werk genuanceerd: vergelijk
met het modernisme, hou rekening met een toekomstvisie, zet voor-en nadelen op
een rijtje,…, en trek dan een conclusie.
Welke gevolgen kan het postmodernisme hebben voor het Christendom? Zoek twee
negatieve en twee positieve gevolgen en werk ze uit.
5
Download