Begin september 2016 heeft Kamerlid Bruins van de ChristenUnie

advertisement
>Retouradres Postbus 16375 2500 BJ Den Haag
De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
Primair Onderwijs
Rijnstraat 50
Den Haag
Postbus 16375
2500 BJ Den Haag
www.rijksoverheid.nl
Onze referentie
1134571
Uw brief
03 november 2016
Datum
27 januari 2017
Betreft
Reactie op Initiatiefnota van het lid Bruins 'Kerels voor de klas,
onderwijsmaatregelen die goed zijn voor jongens én meisjes (en ook
voor juffen en meesters)'
Uw referentie
2016D41832
Bijlagen
Begin september 2016 heeft Kamerlid Bruins van de ChristenUnie (CU) een
initiatiefnota ingediend getiteld ‘Kerels voor de klas’.1 Met deze initiatiefnota heeft
de CU het belang van (meer) mannen in het onderwijs nogmaals op de agenda
gezet. In de initiatiefnota doet de CU een aantal aanbevelingen aan de regering
en aan het veld om meer mannen naar de Pabo te krijgen, deze met succes de
opleiding te laten doorlopen en ze vervolgens uitzicht te geven op een carrière in
het onderwijs.
Wij willen de CU bedanken voor het onder de aandacht brengen van dit
onderwerp en voor de gedane aanbevelingen. Wij zijn blij met elk initiatief
rondom dit thema. Ook wij vinden het van groot belang dat de lerarenpopulatie
een representatieve afspiegeling is van de samenleving. In 2013 hebben wij met
de lerarenopleidingen in de Lerarenagenda de gezamenlijke ambitie gesteld om
door aantrekkelijke en flexibele leerroutes te creëren, meer mannen aan te
kunnen trekken voor het onderwijs.2 Wij willen dat elke lerarenopleiding zorgt
voor een opleiding die vrouwen én mannen aanspreekt en uitdaagt.
In deze brief gaan wij in op het probleem van het tekort aan mannen in het
basisonderwijs. Wij schetsen een aantal bestaande initiatieven om hier
oplossingen voor te vinden en reageren op de verschillende aanbevelingen die de
CU doet in de initiatiefnota op het niveau van de instroom in de opleiding, de
doorstroom door de opleiding en de uitstroom naar de arbeidsmarkt.
1. Mannen in het basisonderwijs
De initiatiefnota bevat een aantal cijfers en statistieken betreffende het aantal
mannen in de opleidingen en het aantal mannen voor de klas. Net als de CU
vinden wij deze cijfers ook verontrustend. Wij zien dat de laatste jaren het
aandeel mannen dat werkzaam is in het basisonderwijs steeds verder is gedaald.
In 2015 was 13,4 procent van de leerkrachten in het basisonderwijs man.
1
‘Kerels voor de klas, onderwijsmaatregelen die goed zijn voor jongens én meisjes (en ook
voor juffen en meesters)’, kamerstuk 34 587
2
‘Lerarenagenda 2013 – 2020: De leraar maakt het verschil’, kamerstuk 27 923, nr. 171
Pagina 1 van 9
Het aandeel mannelijke eerstejaars Pabo studenten is sinds 2012 gestegen van
20,3 procent naar 24,1 procent.3 Het probleem blijft echter onverminderd groot
en daar kunnen wij niet in berusten. Er is alle reden om met onverminderde inzet
van alle betrokken partijen te blijven werken om meer mannen in het
basisonderwijs te krijgen.
Onze referentie
1134571
In de Lerarenagenda 2013 hebben wij de ambitie gesteld om meer mannen in het
basisonderwijs te krijgen. Wij deden een oproep aan de Pabo’s om dit gezamenlijk
op te pakken en stelden voor een voorlopersgroep rond het thema ‘Meer mannen
op de Pabo’ op te richten. Een aantal Pabo’s heeft dat voortvarend vormgegeven.
Er zijn de afgelopen jaren veel goede initiatieven ontplooid door de
voorlopersgroep ‘Veel meer meester!’. Inmiddels doen bijna twintig Pabo’s mee,
om (meer) mannen naar de Pabo-opleiding te trekken en hen daar ook te
behouden. Een voorbeeld van een evenement dat deze voorlopersgroep heeft
georganiseerd is een treinreis in 2015 langs verschillende steden met een Paboopleiding die zichzelf die dag presenteerden aan potentiële studenten en hun
ouders.
Daarnaast zijn er ook veel andere initiatieven ontstaan in het werkveld
(enthousiaste leraren, lerarenopleiders, scholen, schoolbesturen) met hetzelfde
doel: meer mannen op de opleiding en voor de klas. Een aantal van hen heeft
zich verenigd rondom het initiatief van de CU in de vorm van de groep ‘Kerels
voor de klas’ waarbij allerlei partijen uit het veld betrokken zijn. Aan de ene kant
zetten zij zich in voor de ondersteuning van bestaande initiatieven en
tegelijkertijd ontwikkelen zij ook initiatieven die daaraan complementair zijn.
Op 18 januari jongstleden vond het derde symposium ‘Kerels voor de klas’ plaats.
Hierbij waren verschillende landelijke en regionale initiatieven die werken aan het
aantrekken van meer meesters voor het basisonderwijs betrokken. Wij zijn blij
dat de verschillende partijen elkaar zo hebben gevonden en de handen ineen
slaan om gezamenlijk meer mannen in het basisonderwijs te krijgen. Wij blijven
graag actief betrokken bij deze initiatieven.
Diversiteit voor de klas
Wij hechten sterk aan het hebben van een diverse lerarenpopulatie, waarbij de
kwaliteit van de leerkracht voorop blijft staan. Om een diverse lerarenpopulatie te
bereiken gaat het wat ons betreft niet alleen over het aantrekken van (meer)
mannen in het onderwijs, maar ook om het vergroten van de algehele diversiteit
van studenten op de lerarenopleidingen en om het vergroten van de diversiteit
van leraren voor de klas. Het gaat daarbij om diversiteit ten aanzien van gender,
vooropleiding en maatschappelijke, culturele, etnische of sociaaleconomische
achtergrond. Het is duidelijk dat de diversiteit op Pabo’s nog onvoldoende de
diversiteit in onze samenleving weerspiegelt. Veel lerarenopleidingen werken aan
inclusief onderwijs, waarin alle leraren recht kunnen doen aan alle leerlingen. Een
leraar is niet alleen iemand die de lesstof overdraagt, een leraar is ook een
waardendrager, een rolmodel en iemand die leerlingen ook vormt. Mede daarom
is het belangrijk dat de lerarenpopulatie een representatieve afspiegeling vormt
van onze samenleving.
3
Dashboard bij derde Voortgangsrapportage Lerarenagenda, kamerstuk 27 923, nr. 231
Pagina 2 van 9
Meer mannen, meer divers onderwijs
Mannen zijn niet beter of slechter dan vrouwen, maar het is goed om zowel
mannen als vrouwen in een onderwijsteam te hebben. Hiervan profiteren niet
alleen de leerlingen in de klas maar ook onderwijsteams op scholen waar de
leerkracht onderdeel van uitmaakt. Meer mannen voor de klas draagt niet alleen
bij aan een toename van mannelijke rolmodellen of een betere balans in
lerarenteams, maar kan er ook voor zorgen dat bepaalde aspecten en
onderwerpen in het onderwijs meer aandacht krijgen. Zo kan het zijn dat
mannelijke leraren een andere aanpak hanteren in hun manier van lesgeven of bij
het betrekken van de leerlingen. Alle leerlingen hebben hier baat bij. Ook in de
voorbereiding op het middelbare onderwijs, waar leerlingen met diverse en
verschillende leraren te maken krijgen, is het belangrijk dat zij gewend zijn aan
vrouwen én mannen voor de klas.
Onze referentie
1134571
De CU stelt in de initiatiefnota dat er ook meer mannen voor de klas zouden
kunnen komen door gastlessen te laten verzorgen door bijvoorbeeld
ondernemers. Zij zien verschillende belemmeringen in wet- of regelgeving, met
name op het gebied van betaling voor gastlessen. Gastlessen zijn belangrijk voor
een breder perspectief op de wereld. Met de CU gaan wij er vanuit dat met de
invoering van de Deregulering Beoordeling Arbeidsrelaties (mei 2016) er
verbetering op zal treden in deze situatie.
Lerarentekort
Het aantrekken van mannen voor het beroep is ook van betekenis bij het
oplossen van het op handen zijnde lerarentekort in het primair onderwijs. Wij
werken momenteel aan een plan van aanpak voor het terugdringen van het
lerarentekort. In februari wordt uw Kamer hierover geïnformeerd.
2. Oplossingen op verschillende niveaus
Net als voor de CU is het ook onze ambitie om meer mannen in het onderwijsveld
te krijgen en ze daar te houden. Daarvoor is op verschillende niveaus actie
vereist. Het is allereerst van belang om meer mannen te interesseren voor de
opleiding: instroom. Ten tweede is het belangrijk om de mannen die op de Pabo
zijn ingestroomd ook met succes de opleiding volledig te laten doorlopen:
doorstroom. Tot slot is het van belang dat mannen na het afstuderen ook
daadwerkelijk onderwijs gaan geven: uitstroom. Daarbij is het belangrijk om
leraren ook langdurig voor het onderwijs te behouden door het beroep van leraar
een aantrekkelijk beroep te laten zijn met voldoende uitdaging en
carrièreperspectief.
2.1 Instroom in de opleiding
Zoals wij eerder schreven is sinds 2012 het aandeel mannelijke eerstejaars Pabo
studenten gestegen van 20,3 procent naar 24,1 procent. Er is zelfs een aantal
Pabo’s dat al een aantal jaren een aandeel mannelijke eerstejaars heeft van
tussen de 30 en 40 procent. Dat is een positieve ontwikkeling. Pabo’s hebben met
verschillende maatregelen de afgelopen jaren ingezet op het vergroten van de
instroom van mannelijke studenten en doen dat nog steeds. Ook de verschillende
regionale en landelijke initiatieven, zoals die van ‘Veel Meer Meester!’, ‘Kerels
voor de klas’, ‘Mannen op de Pabo’ en de ‘Meestert-beweging’ zetten hier specifiek
op in. Verschillende Pabo’s geven aan dat hun extra inzet om mannen te
interesseren voor het beroep van leraar vruchten lijkt af te werpen en lijkt te
leiden tot een grotere instroom van mannelijke studenten.
Pagina 3 van 9
Voorbeelden van maatregelen die de Pabo’s hebben genomen zijn:
-
-
-
-
-
Onze referentie
1134571
Mannen (en mannengroepen) prominent inzetten voor opendagen en
voorlichting. Ook zijn er Pabo’s die een mannelijk boegbeeld inzetten of, zoals
de Hogeschool Leiden heeft gedaan, te zorgen voor een groep actieve
mannen die een rolmodel of aansprekende voorbeeldfunctie kunnen vervullen.
Ouders intensief betrekken bij voorlichting om duidelijk te maken dat leraar
zijn een aantrekkelijk en belangrijk beroep is voor vrouwen en mannen.
Een aangepaste studierichting aanbieden waardoor meer studenten worden
aangetrokken met specifieke interesses zoals een sportklas, een ‘wereldklas’
(met nadruk op burgerschap), een muziekklas of een gezondheidsklas (met
nadruk op leven en bewegen).
De opleidingsflexibiliteit verhogen. Sinds dit jaar biedt de Hogeschool
Windesheim een experimenteel opleidingstraject volgens het ‘liberal arts’
model aan onder de naam ‘Teacher College’, een combinatie van de Pabo en
een lerarenopleiding voor voortgezet onderwijs. In deze opleidingsvorm
kiezen studenten niet meteen of voor het middelbaar onderwijs óf voor het
basisonderwijs. Pas na anderhalf jaar kiezen studenten vervolgens of ze zich
willen specialiseren in het basisonderwijs of in het voortgezet onderwijs. Het
experiment loopt nu een jaar en lijkt meer mannelijke studenten aan te
spreken.
Actief contact zoeken met middelbare scholen om potentiële mannelijke Pabostudenten te interesseren voor het beroep (talentscouting). Ook zijn er Pabo’s
die activiteiten organiseren op of met middelbare scholen om leerlingen te
laten zien wat een mooi beroep leraar zijn is. Ook het idee van de Christelijke
Hogeschool Ede van het ‘Teachnasium’ waarbij vo-leerlingen vroeger
kennismaken met het onderwijs en gestimuleerd worden een lerarenopleiding
te volgen, zien wij als een interessante ontwikkeling.
Initiatieven ontplooien om het beroep van leraar bij een breed publiek onder
de aandacht te brengen.
Nieuwe doelgroepen interesseren voor het onderwijs om als zijinstromer les te
gaan geven, bijvoorbeeld door contact te leggen met mensen uit andere
beroepsgroepen, onder andere de bankenwereld.
Initiatieven en maatregelen om meer mannen naar de Pabo te krijgen
ondersteunen wij van harte. Ze lijken het gewenste effect te hebben. Wij hebben
er dan ook vertrouwen in dat door de verschillende initiatieven en maatregelen de
stijgende lijn in het aandeel mannen op de Pabo zich verder zal voortzetten. Wij
zien op dit moment geen reden voor aparte maatregelen vanuit de overheid om
de instroom van mannen te vergroten. Wij gaan er vanuit dat de succesvolle
aanpak van de verschillende Pabo’s via bijvoorbeeld de voorlopers navolging zal
krijgen van de Pabo’s die op dit moment nog geen gericht beleid hebben om meer
mannen te trekken. Het is aan de opleidingen, scholen en besturen om de
verschillende (stimulerings-) maatregelen blijvend een plek te geven in hun
wervings- en opleidingsbeleid en te zorgen voor een diverse studentenpopulatie.
Ook de CU noemt in de initiatiefnota het Teachnasium-experiment als goed
voorbeeld om meer mannen te interesseren voor het beroep en schrijft dat het
goed zou zijn om een impact assessment te doen van dit experiment. Omdat deze
onderwijsvorm eerst een periode moet kunnen werken is het nu nog te vroeg om
een dergelijk assessment te doen en de uitkomsten ervan te analyseren.
Pagina 4 van 9
Zoals wij al schreven in de derde Voortgangsrapportage Lerarenagenda, zullen wij
het Teachnasium-experiment en de ervaringen die daarmee worden opgedaan
nauwgezet volgen.4
Onze referentie
1134571
Met betrekking tot de opleiding stelt de CU in de initiatiefnota voor om een
stagevergoeding vanaf het tweede jaar op de Pabo te introduceren voor alle
studenten. Volgens de CU vergroot dit het verantwoordelijkheidsgevoel en geeft
het meer waardering tijdens de opleiding. Een dergelijke maatregel ziet de CU
daarbij als een manier om ook meer mannen aan te trekken voor het
basisonderwijs. Het bieden van een stagevergoeding heeft ook een keerzijde.
Lerarenopleidingen en scholen geven aan dat een dergelijke stagevergoeding er
toe kan leiden dat er meer van de studenten wordt verwacht (bijvoorbeeld
organisatorische en planningsactiviteiten). Mogelijk worden studenten dan ingezet
om ‘gaten op te vullen’. Dit kan ten koste gaan van het lerende aspect van de
begeleide stage. Wij geven de voorkeur aan maatregelen die toekomstige
studenten, man of vrouw, inhoudelijk motiveren om voor een Pabo-opleiding te
kiezen.
2.2 Doorstroom
In de cijfers over uitstroom van het aantal mannelijke studenten uit de opleiding
zien wij dat relatief veel mannen de opleiding niet afmaken. Onder vrouwen was
de uitstroom in de periode tussen 2001 en 2015 gemiddeld 36 procent, bij
mannen 55 procent. Mede vanwege dit enorm hoge uitvalpercentage is het van
belang dat de lerarenopleidingen zich met alle mogelijke middelen inzetten om
mannen te behouden op de opleiding en hen met succes de opleidingen te laten
afronden.
Voor een succesvolle doorstroom is het essentieel dat een student de juiste
studiekeuze heeft gemaakt. Leraar zijn is een beroep dat niet iedereen ligt of
aanspreekt. Met het introduceren van het recht op een studiekeuzecheck voor
iedere student verwachten wij dat meer studenten de juiste keuze maken en dat
ze mede daardoor gemotiveerd en met succes de opleiding zullen voltooien.
Opleidingen dienen zorg te dragen voor een passend curriculum voor de
verschillende doelgroepen. Voor sommige groepen studenten zijn aanpassingen
nodig om de opleiding ook voor die groep uitdagend en aantrekkelijk te maken.
Met de CU benadrukken wij het belang van het aanbieden van een diversiteit aan
lesmethodes en onderwijsvormen, zodat de opleiding passend is voor alle
studenten. De Pabo’s zetten zich al op verschillende manieren in voor het
behouden van mannen voor de opleiding. Voorbeelden daarvan zijn:
-
4
Aanpassingen rondom de kleuterstage. Een aantal mannen ‘knapt af’ op de
Pabo-opleiding, omdat onderdeel daarvan een kleuterstage is. Op een aantal
Pabo’s is het al mogelijk zonder kleuterstage of met een aangepaste stage de
opleiding af te ronden. Om toch kennis van de leerlijnen van een kind te
krijgen volgen die studenten andere onderbouw-onderdelen of onderdelen die
meer aansluiten bij hun talent op het gebied van een bovenbouwprofiel.
Omdat een kleuterstage ook een misverstand of vooroordeel bij een student
ten aanzien van onderwijs geven aan kleuters kan ‘bijstellen’, is een goed
‘Derde Voortgangsrapportage Lerarenagenda’, kamerstuk 27 923, nr. 231
Pagina 5 van 9
-
-
-
-
alternatief ook dat Pabo-studenten niet meteen in het eerste jaar een
kleuterstage volgen, maar pas later in de opleiding. Onder andere de
Hogeschool Utrecht heeft daar ervaring mee.
Mannen bij een mannelijke begeleider stage laten lopen. Het is van belang dat
mannen-studenten rolmodellen tegenkomen. Zo kunnen zij bijvoorbeeld zien
wat het kan betekenen om als man in een schoolteam te zitten.
Curricula aanpassen om zo het vak aantrekkelijker te maken voor studenten
met diverse interesses. Het introduceren van een aangepaste richting zoals
een sportklas, een ‘wereldklas’ (met nadruk op burgerschap), een muziekklas
of een gezondheidsklas (met nadruk op leven en bewegen) vergt
aanpassingen in het curriculum van een lerarenopleiding. Naast inhoudelijke
componenten die mannen meer aanspreken, kan een opleiding ook gebruik
gaan maken van andere en verschillende opleidingsmethoden en didactiek,
die mannen meer aanspreken.
Er zorg voor dragen dat mannen niet als enige man in een onderwijsteam
zitten. Mannelijke studenten geven vaak aan het onprettig te vinden om als
enige man in een groep te zitten. Verschillende Pabo’s hebben goede
ervaringen met het zodanig verspreiden van de mannelijke studenten over de
groepen dat er in een groep verschillende mannen bij elkaar zitten.
Het opzetten van mannenbijeenkomsten op de Pabo. Verschillende Pabo’s
organiseren geregeld netwerkbijeenkomsten waar de mannelijke studenten
van de verschillende opleidingsklassen of -jaren elkaar kunnen ontmoeten en
ervaringen kunnen uitwisselen.
Onze referentie
1134571
De CU benadrukt in de initiatiefnota dat de opleiding relevant moet zijn voor de
beroepspraktijk en aan dient te sluiten bij de ontwikkelingen in de maatschappij.
Daarbij wijst de CU er op dat onderwerpen als communiceren met ouders,
klassenmanagement en psychologie in het curriculum van de Pabo aan bod
dienen te komen. Ook vindt de CU het belangrijk dat er zowel op de Pabo als in
het onderwijsveld aandacht is voor techniek, ICT en gym. Wij onderschrijven dit.
Het is de kerntaak van de Pabo om responsief te zijn voor ontwikkelingen in de
maatschappij en de opleiding relevant te laten zijn voor het werkveld waar de
studenten in terecht komen.
Wij zijn onder de indruk van wat veel Pabo’s al doen om de opleiding beter aan te
laten sluiten bij de verschillende studentengroepen en roepen andere Pabo’s op
hun voorbeeld te volgen. Tegelijkertijd zien wij dat het voor aankomende
studenten niet altijd zichtbaar is op welke wijze Pabo’s werk maken van het
aantrekkelijk maken van de opleiding voor mannen. Daarom vinden wij het
belangrijk dat alle Pabo’s deze ontwikkelingen zichtbaar maken. Wij zullen
hierover in gesprek gaan met het Landelijk Overleg Lerarenopleidingen
Basisonderwijs (LOBO).
2.3 Uitstroom naar arbeidsmarkt en aantrekkelijkheid van het beroep
Vanzelfsprekend is het van belang dat mannen ook in het onderwijs blijven
werken. Van het aantal mannen dat de opleiding afmaakt, verlaat 25 procent
binnen 5 jaar het onderwijs. Bij vrouwen is dit 17 procent.5 Veel te veel startende
leraren verlaten dus al relatief snel het onderwijs. Dat is voor het onderwijs een
slechte zaak en tegelijkertijd verspilling van de geïnvesteerde tijd en middelen.
5
Thema-analyse op www.onderwijsincijfers.nl ‘Uitstroom beginnende leerkrachten’, maart
2015
Pagina 6 van 9
Onder andere in een onderzoek van de AOb uit 2014 onder startende leerkrachten
in het basisonderwijs worden verschillende redenen genoemd om het onderwijs te
verlaten: hoge werkdruk, beperkte begeleiding voor startende leerkrachten, het
niet kunnen vinden van een baan, beperkt salaris en gebrek aan professionele
ruimte.6 Ook krijgen wij signalen van mannelijke leerkrachten dat het niet
motiverend werkt om de enige man in een team te zijn en dat zij daarom het
onderwijs verlaten. Mannelijke leerkrachten geven ook aan dat de
carrièreperspectieven in het basisonderwijs beperkt zijn waardoor zij soms
besluiten om het onderwijs te verlaten.
Onze referentie
1134571
Begeleiding van starters
In de derde Voortgangsrapportage Lerarenagenda schreven wij dat de
ontwikkeling van startbekwaam naar bekwaam leraarschap sneller gaat in een
school waar goede begeleiding en ruimte om te experimenteren is, gekoppeld aan
toegang tot kennis en de ervaring van collega’s.7 Wij benadrukken het belang van
kwalitatief goede begeleiding voor starters waarbij ook de opleiding betrokken is.
Wij stimuleren scholen en opleidingen al om samen te werken. Zo steunen wij het
traject ‘Begeleiding Startende leraren Amsterdam’ waarin 18 scholen samen met
lerarenopleidingen werken aan de ontwikkeling van driejarige
begeleidingsprogramma’s voor startende leraren. Dit traject is een initiatief van
drie regionale projecten voor de begeleiding van startende leraren: ‘Junior-leraar
Amsterdam’, ‘Frisse Start’ en ‘Terug met dat Tekort’. Samen met de bestuurlijke
partners blijven wij prioriteit geven aan het begeleiden van starters.
Carrièreperspectief
In 2008 hebben wij samen met de sociale partners de functiemix in het
basisonderwijs geïntroduceerd. Met de functiemix streven wij er naar om meer
leraren voor de klas carrière te laten maken. Meer leraren kunnen hierdoor een
hogere functie krijgen en meer verdienen. Als gevolg van de versterking van de
functiemix is de verdeling van leraren over de salarisschalen, zowel in het primair
als voortgezet onderwijs, veranderd. Uit het onderzoek ‘Carrièreperspectieven van
leraren in het kader van de functiemix’ van ROA en CAOP dat eind 2016 naar uw
Kamer is verzonden blijkt dat leraren in veel gevallen positief zijn over de
ontwikkeling van hun carrièreperspectieven in de afgelopen vijf jaar. 8 In de door
de sociale partners en het ministerie van OCW uitgebrachte brochure
‘Doorgroeimogelijkheden in het primair onderwijs’ staan verschillende goede
voorbeelden van hoe de functiemix kan bijdragen aan een beter
carrièreperspectief.9
Ook schreven wij in de derde Voortgangsrapportage Lerarenagenda dat wij willen
verkennen welke carrièrepaden passen binnen ons onderwijsstelsel en welke
partijen aan zet zijn om daar verder vorm aan te geven. Over de uitkomsten van
deze verkenning zullen wij u in het najaar van 2017 rapporteren.
6
AOb startersenquête 2014, een initiatief van de AOb-groep de Groene Golf. Onderzoek
uitgevoerd onder 800 startende leerkrachten.
7
‘Derde Voortgangsrapportage Lerarenagenda’, kamerstuk 27 923, nr. 231
8
Carrièreperspectieven van leraren in het kader van de functiemix primair en voortgezet
onderwijs, ROA en CAOP 2016.
9
‘Doorgroeimogelijkheden in het primair onderwijs: Diversiteit in teams, HR-beleid
en de functiemix in het primair onderwijs’, december 2015
https://www.poraad.nl/files/werkgeverszaken/20151211_functiemix_brochure.pdf
Pagina 7 van 9
Om- of bijscholing
De CU doet de aanbeveling om ook buiten de onderwijssector te zoeken naar
mensen die mogelijk leraar zouden willen of kunnen worden. Wij zijn van mening
dat elke mogelijkheid om andere of nieuwe doelgroepen aan te trekken voor het
onderwijs onderzocht en waar mogelijk gestimuleerd moet worden. De overheid
heeft verschillende stimuleringsmaatregelen die mensen de mogelijkheid geven
zich om te scholen tot leerkracht. Wij wijzen daarbij bijvoorbeeld op de
zijinstroomregeling. Wij zien echter dat schoolbesturen in het primair onderwijs
op dit moment beperkt gebruik van maken van deze regeling. Een mogelijke
verklaring hiervoor is dat schoolbesturen door een overschot aan beschikbare
leerkrachten in het verleden minder reden hadden om van de regeling gebruik te
maken. Met het oog op het verwachte lerarentekort in het basisonderwijs roepen
wij besturen op om in de toekomst meer gebruik te maken van de mogelijkheden
die deze regeling biedt.
Onze referentie
1134571
Hier is ook een rol voor de lerarenopleidingen weggelegd. Zij moeten zijinstromers scholen in de competenties die zij nog onvoldoende beheersen en niet
elke zij-instromer in een standaard traject plaatsen. De tweedegraads
lerarenopleidingen hebben hiertoe onder verantwoordelijkheid van het Algemeen
Directeurenoverleg Educatieve Faculteiten (ADEF) gezamenlijk een raamwerk
zijinstroom ontwikkeld. Dit kan mogelijk als voorbeeld dienen voor zowel de
Pabo’s als de eerstegraads lerarenopleidingen
Of het nu gaat om ‘hij-instromers’ uit andere sectoren, zoals
defensiemedewerkers, of om mensen uit fysiek zware beroepen, het verdient
voortdurende inzet van sociale partners, schoolbesturen en overheid om deze
mensen te informeren over de bestaande mogelijkheden die er zijn om na om- of
bijscholing in het onderwijs aan de slag te kunnen. Dit zal ook een onderwerp in
het plan van aanpak ‘Lerarentekort’ zijn.
De CU vraagt de regering om het beroep van basisschoolleraar op te nemen in de
kansberoepenlijst van het UWV. De kansberoepenlijst richt zich op een landelijk
en actueel tekort in bepaalde beroepssectoren en is niet bedoeld voor scholing
richting beroepen waarvan in de toekomst een tekort aan werknemers wordt
verwacht. Wij zullen in gesprek gaan met de collega’s op het ministerie Van
Sociale Zaken en Werkgelegenheid in het licht van het voorspelde tekort aan
leerkrachten in het basisonderwijs.
Aantrekkelijke werkomgeving
Schoolbesturen en schoolleiders zijn van cruciaal belang bij het behouden van
mannen voor het onderwijs. Zij kunnen zorgen voor goede begeleiding van
startende leerkrachten, voor goed HRM-beleid waarbij ruimte is voor ontwikkeling
en professionalisering, voor voldoende professionele ruimte en voor het bieden
van loopbaanperspectieven met de bijbehorende inschaling. Daarbij hoort ook het
creëren van meer fulltime aanstellingen. Startende leerkrachten die graag fulltime
willen werken hebben nu nog vaak meerdere kleine aanstellingen op verschillende
scholen. Het vraagt inzet van schoolbesturen om door personeelsmobiliteit
fulltime aanstellingen op één school te creëren. Naast deze belemmeringen in de
praktijk geeft de CU aan dat er wellicht regels bestaan die een hindernis vormen
voor het creëren van fulltime banen. Wij zien echter geen belemmeringen in wetof regelgeving.
Pagina 8 van 9
Besturen en schoolleiders zijn ook aan zet om een aantrekkelijke werkomgeving
te creëren voor alle leraren, ook voor mannen. Het kan onprettig zijn voor een
leerkracht om de enige man op een school te zijn. Divers samengestelde teams
waarin meerdere mannen samen op een school geplaatst worden zijn daarom van
belang. Een aantrekkelijke werkomgeving biedt de leerkracht bovendien veel
professionele ruimte en autonomie en stimuleert het gebruik van verschillende en
experimentele onderwijsvormen.
Onze referentie
1134571
3. Conclusie
Er gebeurt veel om meer kerels voor de klas te krijgen en te houden. Om een
meer diverse lerarenpopulatie te realiseren is het belangrijk dat meer mannen
voor de opleiding kiezen (instroom), ze vervolgens met succes de opleiding
doorlopen (doorstroom) en tot slot in het onderwijs blijven (uitstroom naar
arbeidsmarkt en aantrekkelijkheid beroep). Om dit te kunnen realiseren zijn
overheid, opleidingen, besturen en scholen gezamenlijk aan zet. Het is van belang
dat de verschillende initiatieven uiteindelijk samen optrekken, bijvoorbeeld door
een samenwerkingsplatform op te richten en zodoende elkaar te versterken in het
streven om te komen tot een divers lerarenbestand.
In deze brief hebben wij verschillende goede voorbeelden gegeven van Pabo’s en
besturen of scholen die werk hebben gemaakt van het aantrekken van mannen
tot het beroep, het aanpassen van curricula van de opleiding en het aantrekkelijk
maken van het werkveld.
Het thema ‘meer mannen voor de klas’ is een belangrijk onderwerp dat we blijven
agenderen en bespreken. Op korte termijn gaan wij met verschillende partijen
verder in gesprek. Zo gaan we met het LOBO bespreken wat Pabo’s kunnen doen
om meer transparant te zijn over wat zij doen om opleidingen aantrekkelijker te
maken voor mannen. Met de collega’s op het ministerie van SZW gaan wij in
gesprek over de kansberoepenlijst. Besturen gaan wij nogmaals wijzen op de
stimuleringsmaatregelen die er zijn op gebied van om- en bijscholing tot
leerkracht basisonderwijs. Wij blijven verder nauw betrokken bij initiatieven als
‘Veel meer Meester!’ en ‘Kerels voor de klas’.
Het vraagt inspanning van alle partijen om het tij te keren en gezamenlijk te
zorgen voor meer ‘Kerels voor de klas’.
Mede namens de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
dr. Jet Bussemaker
Pagina 9 van 9
Download