Economische ongelijkheid in 8 figuren

advertisement
Economische
ongelijkheid
in 8 figuren
Economische ongelijkheid staat hoog
op de internationale politieke en
academische agenda. Hoe staat het
met de economische ongelijkheid en
haar gevolgen in Nederland? En wat
is daar eventueel aan te doen? Dit
wordt uiteengezet aan de hand van
8 figuren.
Dit factsheet behoort bij wrr-Verkenning 28 Hoe ongelijk is Nederland? Een verkenning van
de ontwikkeling en gevolgen van economische ongelijkheid, M. Kremer, M. Bovens, E. Schrijvers
en R. Went (red). Amsterdam: aup, 2014.
1 Inkomensongelijkheid is in Nederland in
vergelijkend perspectief relatief laag
De mate van ongelijkheid van de inkomensverdeling - gemeten met de Ginicoëfficiënt - verschilt sterk per land, zo laat figuur 1 zien. Kijken we naar oesostatistieken, dan is Nederland in Europa een middenmoter. Ons land is niet zo
ongelijk als de vs of het vk, maar wel ongelijker dan landen die we vaak als ‘onze
gelijke’ beschouwen, zoals Denemarken of België. Kijken we naar de meest
recente lis-statistieken (van het toonaangevende cross-nationale datacentrum
te Luxemburg), dan is de inkomensongelijkheid in Nederland relatief laag.
Figuur 1: Inkomensongelijkheid in verschillende landen, besteedbare
huishoudinkomens, gemeten met de Gini-coëfficiënt, 2010
Gini-coëfficiënt oeso
Gini-coëfficiënt lis
0.40
0.35
0.30
0.25
oe v
so s
-3
4
N
oo
D rw
en eg
em en
ar
k
F i en
nl
an
d
O Bel
os gi
te ë
n
Zw rijk
D ede
u
n
N itsl
ed an
er d
l
Fr an
an d
kr
ijk
Po
l
N
ie Ie en
uw rl
a
Ze nd
el
an
d
It
a
Ca lië
n
A ad
us a
tr
al
Sp ië
an
je
vk
0.20
© wrr 2014 | Bron: oeso 2013, lis (www.lisdatacenter.org)
2 Maar de kloof tussen de bovenste en de
onderste 10 procent neemt toe
Gemeten met de Gini-coëfficiënt zijn de inkomensverschillen in Nederland in de jaren
1980 gegroeid, en daarna gestabiliseerd. Een beperking van deze ongelijkheidsmaat is
dat deze vooral veranderingen rondom het midden zwaar laat wegen. Daarom worden
er steeds vaker andere ongelijkheidsmaten naast of tegenover gezet, bijvoorbeeld de
kloof tussen het gemiddelde inkomen van de bovenste en de onderste 10 procent van de
inkomenspiramide. Deze kloof blijkt in Nederland sinds 1985 wel groter te zijn geworden.
Figuur 2: Gestandaardiseerde-inkomensongelijkheid: S10-S1-verhouding versus
Gini-coëfficiënt, 1977=100, 1977-2011
160
140
120
100
80
Gini-coëfficiënt
1977
1981
1985
1989
1990
1991
1992
1993
1994
1995
1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
S10 : S1
© wrr 2014 | Bron: Salverda 2014, cbs
3 Bruto mediane huishoudinkomens
stagneren; nieuwe kwetsbare groepen
De groei van deze inkomensongelijkheid wordt voor een deel
veroorzaakt door toenemende beloningsverschillen (De Beer
2014). Ontwikkelingen op de arbeidsmarkt, zoals technologisering
en globalisering, spelen daarbij een rol. Door deze ontwikkelingen
vindt in Nederland, net als in de vs, stagnatie plaats van de bruto
mediane huishoudinkomens, dat wil zeggen: het inkomen vóór
tussenkomst van belastingen en sociale zekerheid van de meeste
huishoudens. Daarnaast zijn er (nieuwe) categorieën werkenden
die een grotere kans hebben om onderaan de inkomensladder te
belanden, zoals éénverdieners en een deel van de zzp’ers (Salverda
2014, De Beer 2014).
Figuur 3: Mediaan bruto huishoudinkomen in Nederland en de vs, 1977-2012
120
110
100
90
vs
Nederland
1977
1978
1979
1980
1981
1982
1983
1984
1985
1986
1987
1988
1989
1990
1991
1992
1993
1994
1995
1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
80
© wrr 2014 | Bron: Salverda 2014, us Census en cbs
4 Herverdeling via sociale zekerheid en
belastingen compenseert in belangrijke
mate (bruto-)inkomensverschillen
Figuur 4 laat zien dat zonder overheidsinterventie de
Gini-coëfficiënt in Nederland (in het midden van de
jaren 2000) 0,57 zou zijn; dat was op dat moment net
zo hoog als in de vs. Maar door onze verzorgingsstaat
is de ‘secundaire inkomensverdeling’ (de verdeling
van netto-inkomens) in Nederland een stuk minder
ongelijk: na tussenkomst van belastingen en sociale
zekerheid zakt de Gini-coëfficiënt in Nederland naar
0,33 tegenover 0,42 in de vs.
Figuur 4: Inkomensongelijkheid en herverdeling via sociale zekerheid en
belastingen in verschillende landen, begin tot midden 2000
Gini-coëfficiënt na belastingen en sociale zekerheid
Gini-coëfficiënt voor belastingen en sociale zekerheid
vs
Canada
vk
Ierland
Australië
Noorwegen
Zweden
Finland
Denemarken
Nederland
Duitsland
Zwitserland
Oostenrijk
Spanje
Japan
Korea
Taiwan
0.00
0.10
0,42
0,38
0,41
0,35
0,38
0,37
0,33
0,35
0,33
0,33
0,36
0,31
0,47
0,33
0,38
0,33
0,49
0,37
0,44
0,36 0,42
0.20
0.30
0.40
0,57
0,55
0,63
0,63
0,55
0,57
0,57
0,58
0,56
0,57
0,60
0,55
0,57
0.50
0.60
0.70
© wrr 2014 | Bron: Cassidy 2013, Gornick, op basis van lis meest recente datasets
Deze herverdeling is in Nederland de laatste decennia sterk
toegenomen (Caminada et al. 2014). In 2012 verminderde
het socialezekerheids- en belastingstelsel de primaire
inkomensongelijkheid met 49 procent, in 2001 en 1990 was dit
nog 45 respectievelijk 41 procent. Deze toename komt voor een
groot deel op het conto van de inkomensherverdeling onder
de groeiende groep ouderen, de 65-plussers; de herverdelende
werking van het aow-stelsel blijkt in Nederland zeer sterk te zijn.
Voor de beroepsbevolking (15-65 jaar) is de herverdeling door de
overheid de laatste decennia niet toegenomen.
5 Vermogen in Nederland: veel
ongelijker verdeeld dan inkomen
Economische ongelijkheid gaat
niet alleen over inkomen maar
ook over vermogen. Vermogen
(de waarde van bezit) is in
Nederland, net als in andere
landen, ongelijker verdeeld
dan inkomen. Figuur 5 geeft
dit weer.
Figuur 5: Verdeling van het nettovermogen van huishoudens
over tien decielgroepen, 1 januari 2012
70
61
60
percentage (%) totale vermogen
50
40
30
19
20
12
7
10
-4
0
0
0
1
1
2
3
4
5
3
0
6
7
8
9
10
© wrr 2014 | Bron: Van Bavel 2014, cbs
De rijkste 10 procent van de bevolking bezit volgens
deze figuur meer dan de helft (61 procent) van het totale
vermogen in Nederland. De top 2 procent binnen deze
groep heeft zelfs een derde van dat vermogen in handen,
terwijl de onderste 60 procent van de Nederlandse
bevolking bij elkaar opgeteld 1 procent (afgerond) van het
totale vermogen bezit. De middengroepen in Nederland
hebben relatief weinig vermogen, en vooral het onderste
deciel heeft schulden. In internationaal perspectief is de
vermogensongelijkheid in Nederland aan de hoge kant
(Van Bavel 2014).
6 Sociale gevolgen van economische ongelijkheid:
minder sociaal en politiek vertrouwen
Volgens het inmiddels beroemde boek The Spirit Level
van Pickett (2009) pakt grote inkomensongelijkheid
negatief uit voor iedereen, dus niet alleen voor
de lagere inkomensgroepen. Dat komt doordat
inkomensongelijkheid naast materiële effecten ook
psychosociale effecten heeft. Bij een grote ongelijkheid
nemen mensen elkaar voortdurend de maat; er
ontstaat ‘socialevergelijkingsangst’ (zie het interview
met Wilkinson, Kremer en Schrijvers 2014).
Figuur 6: Sociale en politieke gevolgen van inkomensongelijkheid
Bij grote inkomensongelijkheid
Opvattingen over
democratie, Euroscepcis
Statuszucht
Politieke participatie
Geestelijke gezondheid
Sociaal en institutioneel
vertrouwen
Psychosociale effecten:
vertrouwen, stress,
interpersoonlijke vergelijking
Persoonlijk subjectief
welbevinden
Geen robuuste effecten:
subjectieve gezondheid,
criminaliteit, gezinsvorming,
maatschappelijke participatie
Lichamelijke klachten
Sociale mobiliteit
Kwaliteit van huisvesting
Hulpbronnen ongelijker
verdeeld over de leden van
de samenleving
© wrr 2014 | Bron: Van de Werfhorst 2014
Figuur 6 laat zien dat niet alle door Wilkinson en Pickett gevonden sociale gevolgen van
inkomensongelijkheid stand houden na uitgebreid (Europees vergelijkend) onderzoek: een grote
inkomensongelijkheid blijkt niet meteen nadelig voor criminaliteit of maatschappelijke participatie.
Wel leidt grote inkomensongelijkheid tot minder opwaartse sociale mobiliteit en minder sociaal
vertrouwen: meer economische afstand betekent ook meer sociale afstand. Bovendien neemt dan
onder de gehele bevolking het vertrouwen in (politieke) instituties af, met name het vertrouwen
in de rechtsstaat en het parlement. Wat daarbij opvalt, is dat dit proces aan de bovenkant van de
samenleving sterker aanwezig is dan aan de onderkant (Van de Werfhorst 2014).
7 Economische gevolgen van
ongelijkheid: minder groei?
Er zijn aanwijzingen dat grote economische ongelijkheid
ook negatieve effecten heeft op de economische
groei. Van verschillende mechanismen is inmiddels
aannemelijk gemaakt dat zij tot gevolg kunnen hebben
dat inkomensongelijkheid de economische groei remt, al
bestaat daarover onder economen (nog) geen consensus.
Figuur 7 geeft schematisch vier mechanismen weer die
in de internationale literatuur worden genoemd voor de
manieren waarop een grote inkomensongelijkheid de
groei kan remmen.
Figuur 7: Hoe inkomensongelijkheid economische groei kan remmen
Onderconsumptie
Private schulden
Politieke lobby’s
Onderinvesteringen
in menselijk kapitaal
Meer inkomen naar
top, geringere
neiging tot
consumeren, meer
luxe-goederen
Consumptie bij
stagnerend of
dalend inkomen op
peil door lenen en
ontsparen
Toename van
aandeel in inkomen
van 10%, 1%
(of 0,1%)
Minder middelen
voor investeringen
in onderwijs, eigen
bedrijf, gezondheid
Minder effectieve
vraag (en
innovatie), grotere
instabiliteit
Minder consumptie
bij aflossen of bij
niet verder kunnen
lenen en meer
sparen
Meer middelen
voor lobby’s /
donaties om
bestaande situatie
in stand te houden
Geringere toename
van human capital
Minder economische groei
© wrr 2014 | Bron: Went 2014
Niet elk mechanisme hoeft altijd en overal (in dezelfde
mate) te werken, en het eerste en het tweede
mechanisme (onderconsumptie en private schulden)
kunnen ook (tijdelijk) tegen elkaar inwerken. Er zijn
ook aanwijzingen dat minder economische groei niet
bevorderlijk is voor het stabiliseren of terugdringen
van inkomensongelijkheid, en de werking van de vier
mechanismen dus kan versterken – naar dit proces
verwijst de gestippelde pijl in de figuur (Went 2014).
8 Economische ongelijkheid kan verminderen
door redistributie én/of predistributie
Of de huidige economische ongelijkheid in Nederland te groot of te klein is, is een politiek
oordeel. Wie economische ongelijkheid wil verkleinen, kijkt meestal naar redistributieve
instrumenten. Zo zou het bestaande beleid zich volgens De Beer (2014) en Salverda (2014)
meer kunnen richten op de noden van de werkenden aan de onderkant van de arbeidsmarkt,
zoals die van de eenverdieners en (een deel van) de zzp’ers, bijvoorbeeld via een Earned
Income Tax Credit. Een ander voorbeeld is meer belasting te heffen op inkomen uit vermogen
en minder op arbeid (Van Bavel 2014).
Maar er kan ook meer aandacht worden besteed aan ‘predistributie’: het streven naar
vermindering van de loonverschillen op de arbeidsmarkt, in plaats van deze achteraf te
‘repareren’ met het belasting- en socialezekerheidsstelsel. Zeker waar al sprake is van
een aanzienlijk redistributief inkomensbeleid, zoals in Nederland, rijst de vraag of het
wenselijk en effectief is om de scheve verdeling van brutolonen via de fiscaliteit en sociale
zekerheid nog verder te compenseren. Figuur 4 hiervoor laat zien dat in Japan de secundaire
inkomensverschillen (datgene wat mensen in hun portemonnee treffen) even groot zijn
als in Nederland (beide landen hebben een Gini-coëfficiënt van 0,33). In Japan echter lopen
de brutolonen minder sterk uiteen dan bij ons (0,49 vergeleken met 0,57 in Nederland),
waardoor minder redistributie nodig is.
Figuur 8: Predistributie en redistributie
Predistributie
Redistributie
· Loonbelasting
· Vermogensbelasting
· Toeslagen
· Sociale zekerheid
€
€ €
€€
Inkomensongelijkheid
· Loonafspraken
· Consumentendruk
· Winstdeling bij
bedrijven
€ €
€ €
€
€
€
€€
€€
€€
© wrr 2014 | Bron: Kremer, Bovens, Schrijvers, Went 2014
Concreet kan predistributie bijvoorbeeld
vorm krijgen via wettelijke loonregelingen
(minimumlonen en toplonen) en in caoonderhandelingen (waarin de sociale partners
een cruciale rol hebben), via het hervormen van
ondernemingen (bijvoorbeeld naar associaties
en coöperaties) en via consumentendruk
(consumenten kunnen bijvoorbeeld bewust kiezen
voor producten van ondernemingen met geringe
loonverschillen). Economische ongelijkheid is dus
niet alleen een zaak van de overheid.
Literatuur
Bavel, B. van (2014) ’Vermogensongelijkheid in Nederland. De vergeten dimensie’, in M. Kremer,
M. Bovens, E. Schrijvers en R. Went (red.) Hoe ongelijk is Nederland? Een verkenning van
de ontwikkeling en gevolgen van economische ongelijkheid, Amsterdam: aup.
Beer, P. de (2014) ‘Groeiende beloningsverschillen in Nederland’, in M. Kremer, M. Bovens,
E. Schrijvers en R. Went (red.) Hoe ongelijk is Nederland? Een verkenning van de
ontwikkeling en gevolgen van economische ongelijkheid, Amsterdam: aup.
Caminada, K., J. Been, K. Goudswaard en M. de Graaf-Zijl (2014) De ontwikkeling van
inkomensherverdeling in Nederland 1990- 2012. Department of Economics Research
Memorandum 2014.02, Leiden: Universiteit Leiden.
Cassidy, J. (2013) ‘American inequality in six charts’, The New Yorker. 18 november. Beschikbaar op:
www.newyorker.com/online/blogs/johncassidy/2013/11/inequality-and-growth-what-dowe-know.html.
Kremer, M., M. Bovens, E. Schrijvers en R. Went (red.) (2014) Hoe ongelijk is Nederland? Een
verkenning van de ontwikkeling en gevolgen van economische ongelijkheid, Amsterdam: aup.
Kremer, M. en E. Schrijvers (2014) ‘Waarom inkomensongelijkheid nadelig uitpakt voor
iedereen. Een gesprek met Richard Wilkinson’, in M. Kremer, M. Bovens, E. Schrijvers
en R. Went (red.) Hoe ongelijk is Nederland? Een verkenning van de ontwikkeling en
gevolgen van economische ongelijkheid, Amsterdam: aup.
oeso (2013) Crisis squeezes income and puts pressure on inequality and poverty. New Results from
the oecd Income Distribution Database. Parijs: oeso.
Salverda, W. (2014) ‘De tektoniek van de inkomensongelijkheid in Nederland’, in M. Kremer,
M. Bovens, E. Schrijvers en R. Went (red.) Hoe ongelijk is Nederland? Een verkenning
van de ontwikkeling en gevolgen van economische ongelijkheid, Amsterdam: aup.
Went, R. (2014) ‘Inkomensongelijkheid en groei’, in M. Kremer, M. Bovens, E. Schrijvers en
R. Went (red.) Hoe ongelijk is Nederland? Een verkenning van de ontwikkeling en
gevolgen van economische ongelijkheid, Amsterdam: aup.
Werfhorst, H. van de (2014) ‘Politieke en sociale gevolgen van inkomensongelijkheid’, in
M. Kremer, M. Bovens, E. Schrijvers en R. Went (red.) Hoe ongelijk is Nederland? Een
verkenning van de ontwikkeling en gevolgen van economische ongelijkheid, Amsterdam: aup.
Wilkinson, R. en K. Pickett (2009) The Spirit Level. Why Equality is Better for Everyone. Londen:
Pinguin Books.
wrr | Buitenhof 34 | Postbus 20004 | 2500 EA Den Haag | Tel. (070) 356 46 00 | www.wrr.nl
Download