samenvatting hoofdstuk 19 magee

advertisement
Introduction:
Er bestaat een verschil tussen iets wat onstabiel is door bij voorbeeld het scheuren van ligamenten of
kapsels met anteriore dislocatie tot gevolg maar het kan ook onstabiele zijn door verzwakte spieren
die het scapula moeten stabiliseren wat kan leiden tot een secundair impingement.
Hypermobiliteit en hypomobiliteit:
Hypomobiliteit: komt neer op een vermindering van beweging. Hierbij kunnen mobilisatie en
manipulatie technieken worden uitgevoerd direct op het gewricht of de omliggende structuren en
zijn gericht op het herstellen op de karakteristieken voor een normale gewrichtsmobiliteit, met name
ROM en de natuurlijke speling die in het gewricht aanwezig is om een goede bewegelijkheid mogelijk
te maken (Joint Play)
Dysfunctie gerelateerd aan hypomobiliteit uit zich vaak in andere patronen van bewegen,
verminderde ROM en zwelling, verminderde joint play, abnormaal eindgevoel, hypertone spieren of
inhibitie van antagonisten.
Hypermobiliteit: komt neer op een buitensporige beweging. Deze buitensporige ROM kan normaal
zijn (laxiteit) of pathologisch (instabiliteit)
Laxiteit wil zeggen dat de persoon een buitensporige gewrichts ROM, maar hiermee bewegingen wel
kan controleren in die extra range. Dit kan genetische overgedragen zijn maar ook komen door
activiteiten die vaak zijn gerelateerd aan sport.
Instabiliteit wil zeggen dat de persoon een grotere ROM heeft maar niet de mogelijkheid om te
stabiliseren en de beweging van het gewricht te controleren. Er ontstaan abnormale afwijkingen
(pathologische toestand) wanneer veel van de tekenen van instabiliteit aanwezig zijn (slechte
coördinatie van bewegingen, onvermogen tot stabiliseren van structuren, abnormale kracht-koppel
actie) maar het gewricht is dusdanig aan stress onderhevig dat symptomen tot uiting komen (kracht
niet hoog genoeg, of belasting om de tolerantie van het gewricht voorbij te streven)
Types of instability
Translational (Atraumatic) instability:
Patiënt geeft aan dat ‘het niet goed voelt’. Het kan gedefinieerd worden als: het onvermogen van de
patiënt om controle te hebben over arthrokinematische en osteokinematische bewegingen van het
gewricht door gecoördineerde spiera
ctivatie, terwijl het gewricht beweegt door de ROM. Uitslagen zijn normaal maar een deel van de
beweging “voelt” voor de patiënt alsof deze niet goed loopt.
Gewoon bewegingsonderzoek kan negatief uitvallen, alleen het testen tijdens functionele
bewegingen of specifieke belasting kan de symptomen doen opwekken. Kan overal in de ROM
optreden. Meest voorkomende is dat de instabiliteit ontstaat in een richting, met hypomobiliteit in
de tegenovergestelde richting. Dit type instabiliteit reageert het beste op een stapsgewijs herstel
(wordt later besproken)
Traumatic instability
Er is een subluxatie of dislocatie van het gewricht als gevolg van een trauma. Dit heeft als gevolg dat
de patiënt een verminderde controle aan het eind van de ROM heeft. IN de neutrale zone is het
eigenlijk geen beperking. Maar aan het einde van de ROM treed er pijn op door de passieve
structuren die op rek komen. Training heeft geen zin omdat de passieve structuren zijn aangedaan.
En daarom heeft training weinig zin en is operatie meer relevant.
Voluntary instability
Het vrijwillig subluxeren van bijvoorbeeld de schouder. Dit soort acties versnellen het degeneratieve
proces. Over het algemeen hebben deze mensen weinig klachten als ze dit wel hebben kunnen ze
worden behandeld volgens atraumatische instabiliteit.
Involnatary instability
Patiënt kan niet meer actief en passief mobiliseren door de zwaarte kracht krijg je dan een
subluxatie. Behandeling is de structuren er omheen beschermen.
Hypermobiliteit syndroom
Het zijn een aantal aan elkaar gerelateerde verstoringen. Hypermobiliteit is vrij gewoon maar van het
syndroom wordt alleen gesproken wanneer hierbij ook multigewricht pijn, overbeweeglijke huid,
verzwakt littekenweefsel en rek door groei (dit is benoemd als striae atrophicae, weet niet zeker of
dat zo goed is vertaald)
Anders dan bij eerder genoemde instabiliteit is gewrichtshypermobiliteit syndroom geen succesvolle
therapie bekend.
Instabiliteit factoren
- Blessure
- Vermindering van spier kracht/uithoudingsvermogen.
- Groeispurt
- Veroudering
- Abrupte vergroting van activiteiten
- Verminderde flexibiliteit
- Slechte techniek
- Verminderde fitheid
- Vermindering van controle: te snelle beweging of te veel gewicht.
Volgorde stabilisatie training
Bij stabilisatie training
Download