Atlasopdrachten over Europa, klas 1 (52e druk) De volgende opdrachten moet je in je eentje maken. Alles wat gevraagd wordt kun je in de atlas vinden. Bij de vragen 1 tot en met 8 moet je het antwoord geven én het nummer van de kaart die je gebruikt hebt. Kijk bij de inhoud welke kaart je nodig hebt. Succes! (Rusland en Turkije horen bij Europa, behalve bij die vragen waar dat aangegeven staat.) 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. Natuurkundig: Noem vier Europese landen die gedeeltelijk ten noorden van de Noordpoolcirkel liggen. 5(Noorwegen, Zweden, Finland en Rusland) (kaart: 1, per land 1 punt) Natuurkundig: In welk land ligt het Oeralgebergte (Ural)? Hoe hoog is de hoogste top? 5(Rusland, 1984m) (kaart 1 punt, 2 voor land, 2 voor hoogte) Natuurkundig: Hoe diep is het diepste punt in de Middellandse Zee? 3(-5121) (kaart 1 punt, diepte 2 punten) Staatkundig: Welk Europees land grenst aan de meeste andere Europese landen? Aan hoeveel landen grenst het land? (Rusland doet bij deze vraag niet mee.) Schrijf ook de namen van alle landen op. 6(Duitsland: 9 landen: Ned,Bel,Lux,Fra,Zwi,Oos,Tsje,Pol,Den) (kaart 1 punt,Duitsland 1 punt,aantal 1 punt,9 landen:3 punten,7 of 8:2 punten,1-6:1 punt) Klimaat: Noem drie Europese landen die een gebied hebben waar gemiddeld minder dan 200mm neerslag valt (Turkije en Rusland mag je niet als antwoord geven.) (kaart 1 punt, per land 1 punt) 4(Noorwegen, Zweden, Finland, Spanje, Roemenië, Moldavië, Oekraïne) Bevolking: Noem 3 steden in Europa met meer dan 5 miljoen inwoners. 4(Londen, Parijs, Istanbul, Moskou) (kaart 1 punt, per stad 1 punt) Migratie: Noem 3 landen die in 1999 een vertrekoverschot hadden. 4(Portugal, Ierland, IJsland, Joegoslavië, Albanië, Bulgarije, Roemenië, Moldavië, Polen, Estland, Letland, Litouwen) (kaart 1 punt, per land 1 punt) Werken: Hoeveel procent van de beroepsbevolking werkt in de landbouw in Polen en Groot-Brittanië? 4(Polen: meer dan 25%, GB: minder dan 5%) (kaart 1 punt, beide goed 3 punten, 1 goed 1 punt) Heb je bij alle vragen hierboven de kaart gezet waar je het antwoord hebt gevonden? 9. Verschillen: Zoek op de kaarten op bladzijde 80 en 81 drie duidelijke verschillen tussen Nederland en Belgie. 5(Nederland: sterkere economie, minder schuld, lager uurloon, lager energieverbruik, kleiner energietekort, minder kernenergie, hoger geboortecijfer, lager sterftecijfer, meer internetaansluitingen, meer telefoons) 51e druk: ook levensomstandigheden, levensverwachting, NIET: lonen, geboortecijfer (3 goed: 5 punten, 2 goed: 3 punten, 1 goed: 1 punt) 10. Geef van de volgende plaatsen het land waarin ze liggen én de Nederlandse naam. a) Lille (het gaat om de grote stad, er is ook ergens een kleinere plaats die zo heet) b) Liège c) Aachen d) Helsingfors e) Dunkerque. 5(Rijssel,Fra, Luik,Bel, Aken,Dui, Helsinki,Fin, Duinkerken,Fra) (10 antwoorden, per goed antwoord 0,5 punt) 11. Statistiek (bladzijde 206-209) Kies steeds uit de 39 gegeven landen. a) Welk land heeft de hoogste bevolkingsdichtheid? b) Welke 2 landen hebben het hoogste geboortecijfer? c) In welk land wordt het meeste tarwe verbouwd? (51e druk: andere vraag c) In welk land werkt het grootste percentage mensen in de industrie?) d) Welk land heeft de hoogste werkloosheid? e) In welk land komen de minste toeristen? 5(Malta, Albanië&Turkije, Frankrijk (Joegoslavië), Macedonië (51 druk: Bosnië-Hercegovina), Moldavië) (per goed antwoord 1 punt, bij b in goed: 0,5 punt)