Omgevingsbeleidsplan 2015

advertisement
Omgevingsbeleidsplan
2015 - 2019
Status:
Definitief
Datum:
Opsteller:
Projectgroep:
11 mei 2015
M.J.H. Roza
M.A.W. Meesters
L. Augustijn
Inhoudsopgave
1
Inleiding ........................................................................................................................ 5
1.1
Aanleiding en doel ............................................................................................... 5
1.2
Totstandkoming en borging ................................................................................. 5
1.3
Leeswijzer ............................................................................................................ 7
2
Uitgangspunten ............................................................................................................ 8
2.1
Kenmerken Dongen ............................................................................................. 8
2.2
Visie...................................................................................................................... 9
3
Thema’s...................................................................................................................... 11
3.1
Klimaat en energie ............................................................................................. 11
3.2
Bodem en ondergrond ....................................................................................... 15
3.3
Lucht en geur ..................................................................................................... 20
3.4
Geluid ................................................................................................................. 24
3.5
Water.................................................................................................................. 27
3.6
Licht .................................................................................................................... 32
3.7
Afval ................................................................................................................... 34
3.8
Groen en Natuur ................................................................................................ 36
3.9
Welstand ............................................................................................................ 38
3.10 Cultuurhistorie en archeologie ........................................................................... 39
3.11 Veiligheid............................................................................................................ 43
4
Uitvoeringsagenda ..................................................................................................... 46
4.1
Klimaat en energie ............................................................................................. 46
4.2
Bodem en ondergrond ....................................................................................... 46
4.3
Lucht en geur ..................................................................................................... 47
4.4
Geluid ................................................................................................................. 48
4.5
Water.................................................................................................................. 48
4.6
Licht .................................................................................................................... 49
4.7
Afval ................................................................................................................... 49
4.8
Groen en natuur ................................................................................................. 50
4.9
Welstand ............................................................................................................ 51
4.10 Cultuurhistorie en archeologie ........................................................................... 51
4.11 Veiligheid............................................................................................................ 52
1 Inleiding
1.1 Aanleiding en doel
De laatste jaren zijn veel veranderingen opgetreden die van invloed zijn op de
leefomgeving. Het gaat hierbij om maatschappelijke ontwikkelingen zoals
klimaatverandering en de financiële situatie maar ook om ontwikkelingen in wet- en
regelgeving die daar uit volgen. Zo is in 2010 de Wet algemene bepalingen
omgevingsrecht (Wabo) in werking getreden en zijn verschillende andere wetten en
regelingen geïntroduceerd of gewijzigd. Het credo hierbij is verlichting van de regeldruk
voor burgers en bedrijven. Daarnaast heeft de maatschappij een ontwikkeling
doorgemaakt die vraagt om een flexibele overheid die faciliteert in plaats van reguleert
waarbij bovendien de financiële lasten worden beperkt. Een steeds groter
maatschappelijk bewustzijn van de kwetsbaarheid van de leefomgeving op kleine en
grote schaal vraagt een actieve rol van de overheid in klimaatvraagstukken en het
toepassen en opwekken van duurzame energie.
In paragraaf 4.6 van de Wet milieubeheer ligt de basis voor het opstellen van een
milieubeleidsplan. Dit artikel stelt dat een dergelijk plan door de gemeenteraad wordt
vastgesteld om richting te geven aan beslissingen die door de gemeenteraad en het
college van B&W worden genomen. Het gaat hierbij om de hoofdzaken van het te voeren
milieubeleid. Bij de vaststelling bepaalt de gemeenteraad voor welk tijdvak het plan geldt.
Vanwege de inwerkingtreding van de Wabo, de komst van de Omgevingswet en de
samenhang tussen de vele beleidsvelden die van invloed zijn op de leefomgeving ligt het
voor de hand om het milieubeleidsplan te integreren in een breder beleidskader. In dit
plan wordt overigens niet het planologische beleid beschreven aangezien dit is verwoord
in de gemeentelijke structuurvisie (Structuurvisie Dongen 2020). In de nieuwe
omgevingswet zal overigens een bepaling worden opgenomen ten aanzien van het
opstellen van een zogenaamde omgevingsvisie door de gemeente. Deze omgevingsvisie
zal nog breder worden ingestoken dan het nu voorliggende omgevingsbeleidsplan omdat
bijvoorbeeld ook de hiervoor genoemde gemeentelijke structuurvisie hier deel van uit zal
gaan maken.
In dit omgevingsbeleidsplan voor de periode 2015-2019 zijn de ambities en doelen van
het gemeentelijke omgevingsbeleid geformuleerd. Hiermee wordt duidelijk waar de
accenten voor het omgevingsbeleid en de uitvoering hiervan voor de komende 5 jaar
liggen. Het gaat hierbij om nieuwe maar ook om bestaande ambities en doelen,
aangezien sommige zaken doorlopend of gedurende een langere termijn actueel zijn en
blijven.
1.2 Totstandkoming en borging
1.2.1 Totstandkoming
Om een zo breed mogelijk draagvlak te creëren voor het beleid is het belangrijk dat
betrokkenen zo vroeg mogelijk in het proces worden betrokken. Daarom hebben
verschillende partijen hun bijdrage geleverd aan de totstandkoming van dit plan.
Met het Milieubeleidsplan 2008-2012 en het coalitieakkoord als basis is tijdens een
ambtelijke bijeenkomst aan de verschillende vakspecialisten gevraagd hun ideeën te
formuleren met betrekking tot de ambities en daaruit volgende doelen en acties voor de
komende planperiode. Hierbij is gevraagd om buiten de eigen kaders te denken en de
materie te benaderen als vakspecialist maar ook als burger. Met de uitkomst van deze
5
ambtelijke sessie is vervolgens aan het college, maar ook diverse externe partijen
gevraagd hun mening te geven over hetgeen naar voren is gekomen. De afzonderlijke
vakspecialisten hebben de input verwerkt tot actuele en realistische beleidstekst die de
kern vormt van dit plan. Ook is in overleg met de vakspecialisten de haalbaarheid en
urgentie bepaald van de verschillende doelen en acties.
Overeenkomstig de gemeentelijke inspraakverordening moet het omgevingsbeleidsplan
door middel van de openbare voorbereidingsprocedure (afdeling 3.4 van de Algemene
wet bestuursrecht) worden vastgesteld. Daarom wordt het ontwerpplan voorgelegd aan
de gemeenteraad zodat het vervolgens, na instemming van de gemeenteraad,
gedurende 6 weken voor eenieder ter inzage wordt gelegd.
1.2.2 Borging
Voor de borging van de keuzes in het plan geldt de beleidscyclus (plan-do-check-act).
Voor het omgevingsbeleidsplan ziet deze cyclus er als volgt uit:
Omgevingsbeleidsplan
Evaluatie
Uitvoeringsprogramma
Jaarverslag /
jaarrekening
Uitvoeringsprogramma
Op grond van de Wet milieubeheer is de gemeente Dongen verplicht een milieuuitvoeringsprogramma te maken. In verband met de verbreding van het
omgevingsbeleidsplan zal het uitvoeringsprogramma meer gaan omvatten dan alleen
milieutaken. In het programma worden de concrete activiteiten en projecten, die onder
andere voortvloeien uit het omgevingsbeleidsplan, samen met de wettelijke verplichte
werkzaamheden opgenomen. De activiteiten en projecten worden afgestemd op de
beschikbare middelen (tijd en geld) en voorzien van een begroting.
Het Omgevingsbeleidsplan beschrijft het gemeentelijk beleid op grote lijnen en een
relatief hoog abstractieniveau. De geformuleerde ambities en doelen kunnen
daarom niet direct worden toegepast in de praktijk. In jaarlijks op te stellen
uitvoeringsprogramma's worden de doelen uit het omgevingsbeleidsplan SMART
(Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdgebonden) beschreven.
Jaarverslag/ jaarrekening
Het jaarverslag is in principe de evaluatie van het hiervoor genoemde
uitvoeringsprogramma en is eveneens (voor wat betreft de milieutaken) een verplichting
op grond van de Wet milieubeheer. In het jaarverslag wordt aan de gemeenteraad
verslag uitgebracht over onder meer de uitvoering van vergunningverlening en
handhaving. Daarnaast wordt in de jaarrekening in algemene zin verslag gedaan van de
voortgang van de implementatie van het omgevingsbeleid.
6
Evaluatie
Waar het jaarverslag de periodieke evaluatie is van de acties uit het
uitvoeringsprogramma zal hierin ook een directe koppeling worden gemaakt met de
doelen en acties uit dit omgevingsbeleidsplan. Op deze manier wordt ieder jaar
teruggegrepen naar het meerjarenbeleid en kan hier in het volgende
uitvoeringsprogramma aandacht aan worden besteed. Daarnaast is een integrale
evaluatie noodzakelijk tegen het einde van de looptijd van het beleidsplan. Voorgesteld
wordt om deze evaluatie in de tweede helft van 2018 uit te voeren, zodat in 2019 kan
worden geschreven aan nieuw beleid. De keuzes in het kader van de nieuwe
Omgevingswet zullen bepalend zijn voor de vorm van dit nieuwe beleid. Daarnaast kan
de inwerkingtreding van de Omgevingswet ook van invloed zijn op de planning. Hier kan
op dit moment echter nog geen rekening mee worden gehouden.
1.3 Leeswijzer
In hoofdstuk 2 wordt een korte gebiedsomschrijving van de gemeente Dongen gegeven,
gevolgd door de belangrijkste uitgangspunten en de ambities. De relevante
milieuthema’s worden in hoofdstuk 3 besproken. Per thema worden het beleidskader, de
huidige kwaliteit, de ambities en de doelen en acties voor de planperiode besproken. In
hoofdstuk 4 is tenslotte de uitvoeringsagenda opgenomen, waarin de concrete
uitvoeringsacties per thema zijn opgenomen.
7
2 Uitgangspunten
2.1 Kenmerken Dongen
De gemeente Dongen is een middelgrote gemeente in Midden Brabant met ongeveer
25.000 inwoners, bestaande uit de kernen Dongen, ’s Gravenmoer, Klein Dongen en
Vaart. De gemeente ligt ingeklemd tussen de gemeente Oosterhout en de A27 aan de
westzijde en de gemeente Tilburg aan de zuidoostzijde, waarbij de provinciale weg N629
die langs Dongen loopt de verbinding van oost naar west vormt. Aan de noord- en
noordoostzijde is het buitengebied van de gemeenten Waalwijk en Loon op Zand
gelegen en aan de zuidzijde van de gemeente is tenslotte de gemeente Gilze en Rijen te
vinden.
De recente geschiedenis van de gemeente Dongen is deels bepaald door de
leerindustrie die ook in de omliggende gemeenten te vinden was en is. Met name in de
kern Dongen zijn veel waardevolle panden te vinden die te danken zijn aan dat stuk van
de lokale geschiedenis.
De gemeente telt twee grote bedrijventerreinen met een verschillend karakter. Ten
zuiden van de kern Dongen ligt industrieterrein Tichelrijt; een fors bedrijventerrein met
een groot aantal bedrijven van verschillende aard en grootte. De ligging van het in de
jaren zestig van de vorige eeuw opgezette bedrijventerrein ten opzichte van de kern is
vanuit milieuoogpunt niet optimaal.
In de uiterste zuidoosthoek van de gemeente ligt het andere belangrijke bedrijventerrein
De Wildert. Dit geluidgezoneerde bedrijventerrein heeft een ander karakter met een
beperkt aantal bedrijven met als belangrijkste Coca-Cola Enterprises en Ardagh Glass.
De rivier de Donge speelt een belangrijke rol in het landschap wat gedomineerd wordt
door akkerbouw, veeteelt en glastuinbouw.
8
2.2 Visie
Er is sprake van een toenemende druk op de leefomgeving. Deze wordt enerzijds
veroorzaakt door ontwikkelingen als klimaatverandering en anderzijds door regionale en
lokale factoren zoals de ontwikkeling van bedrijventerreinen en de behoefte aan
woonruimte. Ook de beperkte beschikbaarheid van financiële middelen zorgt voor een
uitdaging in de fysieke leefomgeving.
Dit zorgt voor een uitdaging voor de lokale overheid om met de genoemde factoren en
beperkingen te zorgen voor een veilige en aangename leefomgeving.
2.2.1 Participatie
Waar men in Dongen de dingen al langer samen doet, groeit nu ook in de rest van het
land het besef dat de overheid niet alleen verantwoordelijk kan zijn voor het behoud en
de ontwikkeling van de leefomgeving. De recentelijk geïntroduceerde
participatiesamenleving zal ook in de gemeente Dongen verder vorm moeten gaan
krijgen. De gemeente moet niet langer alle verantwoordelijkheid naar zich toe trekken
maar moet vooral zoeken naar slimme verbindingen en samenwerkingsvormen met
burgers, bedrijven en (lokale) initiatieven. Dit vraagt in sommige gevallen een regierol
maar bij voorkeur een rol die ondersteunt en faciliteert waar dat nodig is. Het gaat er
hierbij om elkaars kracht te gebruiken. Maatschappelijk initiatief en sociaal
ondernemerschap - de zogeheten “doe-democratie” - is een krachtige ontwikkeling die
juist op gemeentelijke schaal ruimte en vertrouwen moet krijgen. Door mensen zelf
zaken te laten organiseren of actief in processen te betrekken worden de betrokkenheid
en het draagvlak maximaal.
2.2.2 Duurzaamheid
Om de leefomgeving ook voor toekomstige generaties te behouden en te versterken is
een duurzame ontwikkeling noodzakelijk. Hierbij zal een evenwicht moeten ontstaan
tussen de 3 P’s: sociale (people), ecologische (planet) en economische (profit) belangen.
Alle ontwikkelingen die bijdragen aan dit evenwicht kunnen duurzaam genoemd worden.
De basis voor het streven naar evenwicht tussen de 3 P’s is gelegen in de principes dat
de ruimte die onze planeet biedt begrensd is en we deze zullen moeten delen met het
aantal mensen dat erop woont. Omdat de grenzen van de planeet op meerdere vlakken
zijn of worden overschreden is een versnelde duurzame ontwikkeling noodzakelijk. Dit
kan door:
Technische innovatie (sluiten van kringlopen)
Sociale innovatie (de grootste factor voor succes in een transitie)
Economische innovatie (van materiële groei naar meervoudige waardecreatie)
De mondiale voetafdruk wordt cijfermatig bepaald door een vijftal aspecten die in
hoofdlijnen het onderstaande handelingsperspectief vragen:
Aspect
Huisvesting
Voedsel
Mobiliteit
Fossiel direct E-verbruik
Overige consumptie
Aandeel in Handelingsperspectief
voetafdruk
20%
Optimaal benutten van ruimte, C2C materiaal
gebruik, hernieuwbare energie bij productie
25%
Eiwitvraagstuk (dierlijk eiwit vraagt 10x zoveel
ruimte als plantaardig eiwit), transportafstand,
verpakking, verwerking, bewaring
15%
Brandstofmix, ruimtegebruik,
grondstoffen(her)gebruik
30%
Hernieuwbare energie in plaats van fossiel
10%
Idem als hiervoor
9
Basisuitgangspunt voor de doorvertaling naar de gemeentelijke aanpak is de 3xP
benadering waarbij sociale innovatie de drijvende kracht is. De vragen die we daarbij
moeten stellen zijn: “Wat gaan we in eigen huis doen?”, ”Hoe stimuleren we initiatief
buitenshuis?” en “Waar vinden we de samenwerking met andere partijen in Dongen?”.
In de doelen en acties in het volgende hoofdstuk zijn al verschillende zaken benoemd die
bijdragen aan een duurzame ontwikkeling. Dit beperkt zich echter tot de aspecten die
vallen binnen het aandachtsgebied van het omgevingsbeleidsplan. Voor de brede
ontwikkeling van duurzaamheid op lokaal niveau willen we de komende tijd in overleg
met verschillende partijen, zoals Energie Dongen, gaan nadenken over een concrete
invulling.
2.2.3 Ambities
De ambities die de gemeente Dongen in dit plan presenteert zijn realistisch en liggen
binnen de invloedssfeer van de gemeente. Op sommige vlakken kan worden
aangesloten bij landelijk beleid of zijn ambities door de rijksoverheid al vastgelegd in weten regelgeving. De trend is echter wel dat steeds meer zaken op lokaal niveau worden
ingevuld. Deze gebiedsgerichte benadering is niet nieuw maar breidt zich wel uit.
Zoals hiervoor al aangegeven is het belangrijk dat de ambities en daaruit volgende
doelen en acties duurzaam zijn. Hiermee wordt bedoeld dat de keuzes die nu gemaakt
worden ook op de lange termijn en op grotere schaal de leefomgeving niet negatief
beïnvloeden.
De geformuleerde ambities en de daaruit volgende doelen en acties zijn complementair
aan de verplichtingen die de gemeente vanuit wet- en regelgeving heeft. In het
beleidsplan is dan ook slechts beperkt aandacht besteed aan deze wettelijke basistaken.
De maatschappij vraagt om een integrale benadering van zaken. Voor de gemeente
Dongen betekent dit dat bij alles wat de gemeente doet, afgevraagd moet worden of er
sprake is van raakvlakken met andere disciplines of organisaties. Dit voorkomt het
missen van kansen en daarnaast het onnodig belasten van burgers en bedrijven.
10
3 Thema’s
Zoals in het voorgaande al is aangegeven is dit omgevingsbeleidsplan breder
ingestoken dan het Milieubeleidsplan 2008-2012. Dit betekent dat een aantal thema’s
is toegevoegd die niet zozeer met milieubeleid te maken hebben maar wel relevant
zijn voor de fysieke leefomgeving. Daarnaast is ervoor gekozen om de beschrijving
van ambities zoveel mogelijk te beperken tot zaken die niet al in andere
beleidsdocumenten zijn beschreven. Daarnaast zijn er ook onderwerpen die
raakvlakken hebben met de materie (bijvoorbeeld de gemeentelijke structuurvisie).
Deze komen niet terug in dit plan maar wel wordt de verbinding met deze
documenten gelegd zodat het overzicht behouden blijft.
Na een beschrijving van het beleidskader en de huidige situatie per thema wordt
puntsgewijs aangegeven welke ambities de gemeente Dongen voor de komende 5
jaar hanteert voor het omgevingsbeleid.
3.1 Klimaat en energie
Het thema klimaat en energie is niet voor niets het eerste thema in dit
omgevingsbeleidsplan. In alle lagen van de maatschappij heeft dit onderwerp een
plaats gekregen. Ook de gemeente Dongen kan hier niet omheen.
De klimaatverandering vraagt ook van de gemeente Dongen een actieve houding op
dit vlak. De aanwezigheid van een zeer vooruitstrevende lokale energiecoöperatie in
Dongen biedt kansen om als gemeente een voortrekkersrol in te nemen en Dongen
op de kaart te zetten, waarbij de gemeente met name een stimulerende en
faciliterende rol dient te spelen. Nog meer dan nu het geval is zal dit onderwerp in de
gemeentelijke praktijk gestalte moeten krijgen.
3.1.1 Beleidskader
Op 6 september 2013 is door minister Kamp van Economische Zaken het
zogenaamde Energieakkoord ondertekend. Dit akkoord beoogt een duurzamere
energievoorziening. Bovendien levert het akkoord banen op en heeft het een positief
effect op de energierekening van consumenten. In het akkoord worden concrete
maatregelen genoemd die moeten leiden tot 16% duurzame energie in 2023. Dit is
een afzwakking van het regeerakkoord wat nog spreekt van 16% in 2020. Ook de
Europese doelstelling van 20% in 2020 wordt met het akkoord niet gehaald.
Het energie-akkoord rust op 10 pijlers:
1. Energiebesparing in de gebouwde omgeving en energiebesparing in de
industrie, de agrarische sector en het bedrijfsleven
Deze ambitie biedt op lokaal niveau kansen in de vorm van werkgelegenheid,
mits de financiering van maatregelen niet via de energienota gaat en vooral de
energiebedrijven profiteren. Lokale energiecoöperaties kunnen als aanjager
fungeren. De rol van de gemeente bestaat vooral uit het strikt handhaven van de
Wet milieubeheer om bedrijven zo maatregelen te laten nemen. Daarnaast heeft
de gemeente een belangrijke rol in regionale samenwerking en het ontsluiten van
kennis en zal de gemeente een Energieloket moeten gaan inrichten.
2. Opschalen van hernieuwbare energieopwekking
Dit betreft vooral wind op land, biomassa bijstook en vormen van zonnestroom
productie. Opvallend is de grote inzet op wind op land en zee en de beperking
van biomassa bijstook.
11
Lokaal biedt met name de windopgave kansen voor coöperatieve varianten.
Landelijk gezien zal dit echter een enorme opgave zijn omdat veel locaties al
vergeven zijn.
3. Stimuleren van decentrale duurzame energie
Dit betreft het kunnen exploiteren van decentrale installaties door Verenigingen
van eigenaren (VVE’s) en coöperaties met een korting op de energiebelasting
van € 0,075 excl. btw per kWh. Het gaat hierbij om zowel zonne- als
windenergie.
Door toepassing van virtuele saldering kunnen installaties lokaal rendabel worden
geëxploiteerd. De uitvoerbaarheid hangt echter sterk af van een mogelijke
noodzaak tot samenwerking met bestaande energiebedrijven.
4. Het energietransportnetwerk gereed maken voor een duurzame toekomst
De energietransitie vraagt om slimme netwerken. Op zee moeten windmolens
worden aangesloten maar ook de wisselwerking over het net vraagt aanpassing.
Vroeger ging de stroom vooral 1 kant op (naar de afnemer), nu komt die ook
weer terug.
Op lokaal niveau kan deze maatregel worden versterkt door slimme decentrale
netten die kunnen zorgen voor buffering en balans. Op landelijk niveau moet
voorkomen worden dat door de koppeling van netten goedkope stroom uit
bijvoorbeeld Duitsland de duurzame productie in Nederland tot stilstand brengt.
5. Structurele versterking van het ETS (CO2 rechten systeem)
Het ETS is een Europees systeem waarin CO2 een prijs heeft gekregen. Door het
aantal rechten te beperken zal dan de CO2 prijs oplopen. Helaas zitten er teveel
rechten in het systeem waardoor de prijs te laag is en CO2 reductie achterblijft.
Dit heeft te maken met de internationale concurrentiepositie van Europa.
6. Kolencentrales en CCS (Carbon Capture and Storage) in de energietransitie
Er gaan 5 kolencentrales dicht in ruil voor de afschaffing van de kolentaks voor
de energiebedrijven. Het verlies aan kolentaks komt bij de overheid weer terug
door een verhoging van de Energiebelasting van de burgers en bedrijven. Helaas
gaan naast de 5 centrales die dicht gaan, er zeker 2 nieuwe open (Maasvlakte en
Eemshaven) die profiteren van de lage CO2 prijzen en het afschaffen van de
kolentaks.
7. Verduurzaming van de mobiliteits- en transportsector
Er zijn 12 punten geformuleerd onder te verdelen in lange termijn (Groene Groei)
en korte termijn maatregelen. Het betreft voorgenomen maatregelen op
brandstofmix, fiscale stimulering, ‘off spits rijden’, mobiliteitsmanagement en
brandstof besparing. Voor lokaal beleid zijn vooral auto-delen, elektrisch vervoer
en bereikbaarheid (elektrisch wel toegang, oud vervuilend niet bijvoorbeeld).
8. Benutten van werkgelegenheidskansen
Energiereductie in de bebouwde omgeving kan een zeer goede impuls zijn voor
de woningmarkt (bouw). Lokale bedrijven op het gebied van bouw,
elektrotechniek en daaraan gerelateerde handel kunnen profiteren, tenzij de grote
bouw- en energiebedrijven onder de prijs werken en zo de dienst uitmaken.
9. Top-10 positie mondiale CleanTech ranking
Om deze ambitie te realiseren zijn 6 domeinen benoemd. Op lokaal en regionaal
niveau liggen met name kansen in de ontwikkeling (demoprojecten), de
aansluiting van het midden- en kleinbedrijf (MKB) en het versterken van
onderwijs. Decentrale initiatieven kunnen fungeren als ‘living lab’.
10. Financiering van duurzame investeringen
De energietransitie wordt gefinancierd via de energierekening. Om investeringen
in energiereductie en –productie te stimuleren is een langjarig en consistent
beleid nodig. Er komt een nationaal investeringsfonds en versneld onderzoek
naar het wegnemen van drempels en obstakels.
Doordat meer mensen toegang krijgen tot eenvoudigere financiering en bedrijven
via de Wet milieubeheer verplicht worden te investeren kan deze ambitie leiden
tot een serieuze impuls voor bedrijven. Wanneer de financiering echter wordt
12
gekoppeld aan de energierekening is één en ander voorbehouden aan de
energiebedrijven.
De provincie Brabant neemt haar verantwoordelijkheid en wil dat Brabant in de
toekomst verzekerd is van een betaalbare, betrouwbare en schone
energievoorziening. In de Energieagenda kiest de provincie voor energie als
economische kans. De provincie zet in op de kracht van Brabant: duurzame
technologische innovatie, kennis en samenwerking. Hiermee wordt duurzame
energie één van de pijlers van de Brabantse economie.
De provincie richt zich hierbij op drie clusters:
zonne-energie
elektrisch rijden / slimme netwerken
biobased economy
De energie van de toekomst komt steeds vaker uit zon, wind en biomassa en wordt
lokaal/regionaal opgewekt. De provincie wil deze ontwikkeling zoveel mogelijk
steunen. Ze neemt daarbij zoveel mogelijk belemmeringen en knelpunten weg om
ontwikkelingen op het gebied van verduurzaming en besparing mogelijk te maken.
De provincie wil daarmee bijdragen aan de nationale klimaatdoelstellingen.
3.1.2 Huidige situatie
De gemeente Dongen is al geruime tijd bezig met klimaat en energie. Voorbeelden
hiervan zijn:
Het organiseren van een campagne Duurzaam Dongen in 2009;
Het al enkele jaren voorzien van LED-armaturen bij lichtmasten;
Het toepassen van duurzame energiesystemen in nieuwbouwprojecten;
Het vaststellen van een beleidsnotitie milieubewust bouwen en wonen in 2008
Het realiseren van 2 oplaadpunten voor elektrische auto’s in samenwerking
met stichting E-laad
en
 Het vaststellen van beleid voor oplaadpunten voor elektrische auto's in 2014
In 2012 is een intern Energie Management overleg (EMO) gestart. Dit overleg is in
het leven geroepen om te onderzoeken waar binnen de gemeentelijke organisatie
energie kan worden bespaard. Dit gaat enerzijds om het aanpassen of vervangen
van hardware (installaties, verlichting) maar ook om het sturen van gedrag van
medewerkers ten behoeve van energiebesparing.
Sinds enige tijd heeft Dongen een eigen energiecoöperatie met de naam Energie
Dongen. Dit burgerinitiatief richt zich op het decentraal opwekken van betaalbare,
eigen en duurzame energie. Energie Dongen is vooral bekend van hun inzet voor
zonnepanelen op particuliere daken. Daarnaast zijn zij betrokken in verschillende
ontwikkelingen op het gebied van duurzame energie zoals de grootschalige renovatie
van Oud Dongen. Hier werken de gemeente en wooncorporatie Casade samen aan
het verduurzamen van de woningvoorraad waarbij Energie Dongen zich met name
richt op de particuliere eigenaren binnen het gebied. De rol van de gemeente bestaat
onder andere uit het uitvoering geven aan de gemaakte prestatieafspraken waarbij
voor de gemeente een duidelijke rol is weggelegd in de voorlichtende sfeer.
Een ontwikkeling die hier niet mag ontbreken is de verduurzaming van
bedrijventerrein De Wildert. Hier worden reststromen van de bestaande bedrijven
ingezet in het proces van andere bedrijven. Denk hierbij aan restwarmte van Ardagh
Glass die gebruik kan worden door bijvoorbeeld glastuinbouwbedrijven. Daarnaast
zijn op De Wildert ook windmolens beoogd.
13
Ten aanzien van windmolens is op 25 september 2014 een motie van PvdA, met
steun van Volkspartij Dongen en Democratisch Podium, unaniem aangenomendoor
de gemeenteraad. Hiermee heeft de gemeenteraad aan het college de opdracht
gegeven om onder meer uit te zoeken wat er wettelijk gezien mogelijk is om een
voorkeurspositie voor lokale initiatieven met een coöperatief karakter te creëren en
hoe dit het beste gedaan kan worden in samenwerking met de bedrijven die zijn
gevestigd op industrieterrein de Wildert.
3.1.3 Ambities voor de toekomst
Dongen wil voor het klimaat een stap extra zetten. De ambities voor onze gemeente
zijn hieronder genoemd:
Terugdringen van het energieverbruik binnen de gemeente.
Stimuleren van duurzaam bouwen.
Klimaatneutraal in 2040
3.1.4 Doelen en acties voor de komende planperiode
De uitdaging voor de komende 4 jaar is het verankeren van het onderwerp klimaat en
energie in de gemeentelijke praktijk. Dit betekent ook een duidelijke keuze in het
toewijzen van ambtelijke capaciteit. Dit past in de veranderende rol van de overheid
van faciliteren en stimuleren die eerder al is genoemd. Hierbij moet nadrukkelijk
worden vermeld dat samenwerking met externe partijen niet alleen zeer bruikbaar en
nuttig is maar ook noodzakelijk om bepaalde zaken te realiseren.
-
-
-
Terugdringen van het eigen energieverbruik door aanpassen of vervangen
van installaties en verlichting.
Het versterken van de rol van het EMO team binnen de organisatie.
Duurzaam inkopen; eventueel in samenwerking met andere gemeente(n):
toepassen CO2 prestatieladder.
Bij aanschaf van gemeentelijke voertuigen overstappen naar duurzame
brandstoffen en/of elektrisch rijden; kleine voertuigen nu starten, grote
voertuigen na 2016 (bij vervanging)
Vergroenen van de eigen energieafname.
Samenwerking zoeken met Energie Dongen om een duurzame
ontwikkelingsstrategie uit te zetten.
Voortzetten nulmeting in samenwerking met Energie Dongen, Casade
wooncorporatie en Vereniging Ondernemers Contact Dongen.
Gebruik maken van ervaringen van andere gemeenten. Aansluiting zoeken bij
initiatieven vanuit de regio Hart van Brabant zoals het klimaatbureau in
Tilburg en MOED.
Inzetten op een voorbeeldproject passief bouwen, gebruik makend van
bestaande praktijkvoorbeelden van bijvoorbeeld Bouwcollectief.
Onderzoek doen naar het terugwinnen van energie uit gemeentelijke riolering
(kansrijke optie volgens RioNED)
Onderzoeken of in regionaal verband een energiepark kan worden
gerealiseerd.
Opzetten van een energieloket in samenwerking met externe partijen als
Energie Dongen, Casade wooncorporatie, VOCD en regionale partijen als
MOED en het Klimaatbureau: voorlichting aan burgers en bedrijven en
webshop voor besparingsproducten.
Stimuleren van duurzame energieproductie door bedrijven en particulieren:
zon, wind en biomassa.
Onderzoek doen naar maximale participatie van inwoners en bedrijven uit
Dongen in het realiseren en exploiteren van windmolens (sociaal levende
wind) op bedrijventerrein De Wildert.
Onbenutte dakvlakken gebruiken voor zonne-energie: deelname aan project
Energie Dongen onderzoeken / uitwerken.
14
3.2 Bodem en ondergrond
De druk op het gebruik van de bodem en de ondergrond zijn aanmerkelijk
toegenomen; mensen vragen steeds meer van de ondergrond. Zij willen er op leven,
wonen en werken. De financiële middelen worden echter minder. Dit vraagt om een
andere aanpak waarbij de gevalsbenadering zal worden vervangen door een
gebiedsbenadering. Ook wordt bodem niet alleen meer gezien als grond maar ook
het grondwater wordt hiermee bedoeld. De bodem wordt verdeeld in diepe
ondergrond, ondiepe ondergrond en grondwater.
In de afgelopen jaren werd er in ons land vooral geïnvesteerd in het opruimen van
bodemverontreiniging en het uitvoeren van bodemonderzoeken. Het doel was het
voorkomen van de aantasting en verdere verspreiding van de in de bodem
aanwezige verontreinigingen. Doordat er echter minder geld beschikbaar was en
decentralisatie van taken plaatsvond kwam er een verandering in de aanpak en
omgang van de ondergrond. De kwaliteit en het bodemgebruik moesten anders
worden bekeken. Van bodemsanering werd er overgegaan naar het beheer en
benutten van de ondergrond. De gemeente Dongen heeft deze kans aangegrepen
om hiermee voortvarend mee aan de slag te gaan.
3.2.1 Beleidskader
De hiervoor genoemde verandering is in het Convenant Bodemontwikkelingsbeleid
opgenomen omdat de bodemsaneringsoperatie en de verandering van het
bodembeleid moesten worden afgebouwd. Het rijk, IPO, UvW en VNG hebben in het
Uitvoeringsprogramma Bodemconvenant aangegeven om deze acties verder uit te
werken en de waterschappen, provincies en gemeenten hierin te faciliteren. De
humane spoedlocaties (locaties met ernstige verontreinigingen) zijn hiervoor in beeld
gebracht en afgerond. De inventarisatie van andere spoedgevallen van
verontreiniging met verspreiding naar het grondwater/drinkwater heeft tevens
plaatsgevonden.
Door de decentralisatie zijn er taken overgedragen waardoor nieuwe instrumenten
konden worden ontwikkeld waarbij verbreding van de bodemtaak en ondergrond
belangrijk is geworden.
Er is meer ruimte gekomen voor lokaal en regionaal beleid waardoor een integraal
beheer en gebruik van de bodem verder vorm kan worden gegeven.
De wetgeving is en wordt hierop aangepast. Een voorbeeld is het Besluit
bodemkwaliteit, wijziging Besluit bodemenergie, Gebiedsgericht grondwaterbeheer,
aanpassing Wet bodembescherming, Omgevingswet, Structuurvisie ondergrond.
Steeds meer wetten zullen worden ondergebracht in de Omgevingswet. Ook de Wet
bodembescherming zal hieronder gaan vallen.
Het toekomstige bodembeleid zal zich meer gaan richten op een bewuster en
duurzaam gebruik van de ondergrond, waarbij de (gebruiks)waarde van de
ondergrond behouden moet blijven. De gebruiker van de ondergrond heeft het recht
de ondergrond te benutten maar ook de plicht om zorgvuldig hiermee om te gaan en
rekening te houden met alle belangen van derden.
De nazorglocaties (locaties met bodemverontreiniging en monitoring) die de
komende tijd zullen ontstaan vragen wel een kosteneffectieve en langdurige aanpak.
De monitoring en beheersing van verontreinigingen zullen goed moeten worden
vastgelegd.
Deze nieuwe afspraken hebben geresulteerd in een andere benadering en
samenhangende beleidsontwikkeling voor de verschillende activiteiten in de
ondergrond.
15
Gemeenten en provincies moeten bij ruimtelijke ordening en inrichting bewuster
rekening gaan houden met de toestand van de ondergrond. Zij dienen beslissingen
over het gebruik van bovengrondse en ondergrondse ruimte te baseren op een
beoordeling van de effecten van bodemgebruik. Ook in de landbouw, het
natuurbeheer en het waterbeheer zal voortaan nog meer bewust worden omgegaan
met de ondergrond. Het vertrekpunt bij het bewuster omgaan met de bodem is het
zogenaamde 'stand still' principe;
Gemeenten, provincies en waterschappen hebben de ruimte gekregen om
gebiedsgerichte oplossingen te realiseren.
Bij inrichting van hun grondgebied worden gemeenten en provincies gestimuleerd om
hier beleid over te maken. Bij inrichting is het belangrijk om te weten wat de huidige
kwaliteit van de bodem is en wat voor maatregelen er nodig zijn om te voldoen aan
de vereiste bodemkwaliteit voor de nieuwe bestemming.
De gemeente Dongen is hiermee aan de slag gegaan.
3.2.2 Huidige situatie
De gemeente Dongen volgt de landelijke wetgeving maar neemt ook zelfstandig het
initiatief om proactief nieuwe taken op het gebied van bodem en ondergrond als
eerste vorm te geven.
Daarnaast zoekt de gemeente hierbij samenwerking met regiogemeenten en de
provincie maar ook met het ministerie.
Hieronder volgt een overzicht van de projecten waar de gemeente al mee is gestart
of willen starten:
Samenwerking in regio
Het Besluit bodemkwaliteit en bodembeheernota
Grondwaterbeleid
STRONG Structuurvisie Ondergrond
Asbest in de bodem
BRO Basisregistratie ondergrond
Begeleiding bodemsaneringen
Bodem en gezondheid
Bodem en advies
Samenwerking in regio
De gemeente Dongen is actief bezig op het gebied van de verschillende facetten van
de ondergrond. In de regio is zij voorzitter van de werkgroep Regio Brabant waar 27
gemeenten, 3 waterschappen en de provincie zich bij hebben aangesloten. In deze
werkgroep wordt gesproken over allerhande aspecten die met de ondergrond te
maken hebben.
Door de samenwerking te zoeken kan kennis worden gedeeld en kunnen projecten
economisch voordelig worden uitgevoerd doordat kosten worden gedeeld. Door deze
samenwerking zijn al verschillende projecten opgepakt en een voorbeeld in Brabant
geweest.
Als voorbeeld is te noemen de gezamenlijke in de regio opgestelde
bodembeheernota waarbij de kwaliteit van de bodem in beeld is gebracht en
grondstromen beter op elkaar worden afgestemd. Ook de samenwerking op het
gebied van energie in de bodem heeft gemeenten meer kennis gegeven over de
nieuwe wetgeving.
Het besluit bodemkwaliteit en bodembeheernota
De gemeente Dongen heeft het initiatief genomen om samen met regiogemeenten,
in het kader van het Besluit bodemkwaliteit, gebiedsspecifiek bodembeleid te
ontwikkelen. Dit bodembeleid is per gemeente vastgelegd in een bodembeheernota.
16
Onder het toepassen van grond wordt verstaan het hergebruik van grond in de regio
zonder dat deze aan marktpartijen hoeft te worden afgezet. Ook de te leveren
onderzoeksinspanning naar de milieuhygiënische kwaliteit van partijen grond wordt
door het regionaal beleid verminderd.
Om de bodemkwaliteitskaart voor iedereen toegankelijk te maken, heeft de regio
Brabant haar bodemkwaliteitskaart in 2013 interactief gemaakt. Dit betekent dat de
bodemkwaliteitskaart digitaal via het internet kan worden benaderd. Het programma
geeft aan waar in de regio de betreffende partij grond toegepast mag worden en
onder welke voorwaarden. Het is ook mogelijk om met de resultaten van een
uitgevoerd onderzoek te zoeken naar een geschikte locatie. Daarnaast zijn
specifieke situaties, zoals de regels voor grond uit wegbermen, snel te vinden.
De bodembeheernota is de basis om maatschappelijke ontwikkelingen mogelijk te
maken zonder dat de bodemkwaliteit wordt geschaad en grond makkelijker kan
worden toegepast.
De bodemkwaliteitskaarten zijn opgenomen in de bodembeheernota. In de regionale
bodemkwaliteitskaarten wordt informatie over grondsoorten, bodemverontreiniging
en de kwaliteit van grondwater in de regio gegeven. Elke gemeente heeft haar eigen
gebiedsspecifieke bodembeleid in een gezamenlijke nota weergegeven.
Grondwaterbeleid
Het project Gebiedsgericht grondwaterbeheer is gestart in 2012. Dit project is
opgestart omdat het grondwater van Dongen van oudsher is belast met
verontreinigingen, als gevolg van de leerindustrie, chemische wasserijen en andere
bedrijvigheid. Om de verontreiniging en mogelijke oplossingen goed in kaart te
brengen is er samenwerking gezocht met de provincie Noord-Brabant, GGD en
adviesbureau Oranjewoud.
In september 2013 is er door de gemeente een informatieavond gehouden waarbij
de inwoners van Dongen actief op de hoogte zijn gesteld.
Het doel van het project is enerzijds een duurzame oplossing te vinden voor de
grondwaterproblematiek en anderzijds de kansen die de ondergrond biedt optimaal
te benutten. Daarbij wordt rekening gehouden met toekomstige ontwikkelingen, zoals
nieuwbouwplannen en het vernieuwen van de riolering. Door met een
gebiedsgerichte benadering te werken is van te voren duidelijk waar men in de
ondergrond rekening mee moet houden. Dit voorkomt onverwachte situaties tijden de
uitvoering van projecten. Randvoorwaarde is dat de milieuhygiënische risico's voor
mens en milieu goed in beeld zijn gebracht. Volledige sanering van
grondwaterverontreinigingen zoals in het verleden werd voor gesteld is financieel en
technisch niet meer haalbaar. Het gebiedsbeheerplan is in 2014 afgerond en is mede
door middel van participatie van bewoners tot stand gekomen.
STRONG
De structuurvisie voor de ondergrond (STRONG) wordt door het ministerie van
Infrastructuur en Milieu samen met het miniserie van Economische zaken voorbereid.
Niet alleen de onderwerpen voor ondergrond waarvoor het rijk bevoegd gezag is
maar ook het lokale beleid van gemeenten wordt voor dit onderwerp meegenomen.
De structuurvisie gaat in op de ordening van de ondergrond in relatie tot de
bovengrond. Hierbij moet worden gedacht aan de winning van delfstoffen (olie, gas,
zout, warmte), maar ook de winning van zand en grondwater dat gebruikt zal worden
als drinkwater. Daarnaast worden er steeds meer ruimteclaims gelegd door kabels
en leidingen, warmte-koude opslag, ondergronds bouwen etc.
Ook voor de opslag van nucleair afval, energie, aardgas en CO2 wordt gezocht naar
mogelijkheden. Het opstellen van een structuurvisie wordt steeds belangrijker. Als
voorbeeld is het winnen van schaliegas in de diepe ondergrond te noemen wat
maatschappelijk gezien voor onrust kan zorgen. Door de toenemende druk op het
gebruik en de groeiende noodzaak om de bodem en ondergrond te beschermen
17
dient er dan ook een goede samenhangende beleidsontwikkeling plaats te vinden.
De afstemming van activiteiten en de verschillende belangen dienen goed
overwogen te worden.
De gemeente heeft zich ten doel gesteld om te gaan starten met een structuurvisie
voor de ondergrond. Het project gebiedsgericht grondwaterbeheer zal hier dan ook
deel van uit gaan maken.
Asbest in de bodem
Asbest speelt ook een rol op bodemgebied. Sinds 1 juli 1993 mogen bedrijven geen
asbest meer gebruiken in wegen, gebouwen en daken. En ook geen asbest of
asbesthoudende producten meer verkopen, importeren, weggeven, opnieuw
toepassen en bewerken. In de Europese Unie (EU) geldt een asbestverbod sinds
2005.
Asbest is in het verleden veel toegepast in bebouwing zoals woningen en schuurtjes,
golfplaten), maar ook in verharde wegen en puinwegen. Het slopen van
asbesthoudend materiaal gebeurt tegenwoordig door specialisten. Het is gebleken
dat in het verleden niet alle asbesthoudende bebouwing onder de juiste voorwaarden
is gesloopt en dat bijvoorbeeld bij de sloop van schuurtjes asbest in de bodem
terecht is gekomen. Asbest is schadelijk voor de volksgezondheid en kan, net als
een bodemverontreiniging met zware metalen of olie, ruimtelijke ontwikkelingen
belemmeren.
Om op een juiste wijze met asbest om te gaan zal sanering plaats vinden conform de
geldende wetgeving.
De gemeente heeft een asbestprotocol opgesteld specifiek voor de gemeente
Dongen. Dit asbestprotocol wordt regelmatig aangepast aan nieuwe landelijke
wetgeving. Het asbestprotocol is opgesteld om de processen met betrekking tot
asbest binnen de verschillende teams te stroomlijnen en te standaardiseren. Asbest
blijft een belangrijke rol innemen en er zal hier blijvend de aandacht aan worden
gegeven.
BRO Basisregistratie ondergrond
Doordat er steeds meer onderzoekgegevens beschikbaar zijn van de ondergrond is
het noodzakelijk dat deze digitaal worden verwerkt. Naast een
bodeminformatiesysteem waarin alle bodemonderzoeken van onze gemeente zijn
verwerkt en zo snel en eenvoudig zijn op te vragen is er landelijk een behoefte
ontstaan aan de ontwikkeling van een systeem die meer gegevens van de
ondergrond kan verwerken. Dit is het systeem Basisregistratie Ondergrond (BRO)
geworden. De BRO zal gegevens over geologische en bodemkundige opbouw, de
ondergrondse infrastructuur en gebruiksrechten gaan bevatten. De BRO maakt
onderdeel uit van het stelsel van basisregistraties. Met dit stelsel verbetert de
overheid haar dienstverlening door belangrijke gegevens over onder andere
personen, bedrijven, gebouwen en de ondergrond binnen de overheid te delen. Om
aan de wetgeving te kunnen voldoen dienen de beschikbare gegevens in een
bepaald format te worden aangeleverd. Deze aanlevering dient op een juiste en
nauwkeurige manier te geschieden.
18
De gegevens over de ondergrond worden voortaan op één plek beheerd en
beschikbaar gesteld, waarna ze veelvuldig gebruikt kunnen gaan worden. De
verplichting om deze gegevens aan te leveren gaat in op 1 januari 2015. Met de BRO
beoogt de overheid de informatievoorziening sterk te verbeteren door publieke
gegevens over de ondergrond op gestandaardiseerde wijze voor zowel de overheid
als andere partijen ter beschikking te stellen.
Begeleiding bodemsaneringen
De gemeente is bij niet-ernstige gevallen van bodemverontreiniging het bevoegde
gezag. Voor de bescherming van de volksgezondheid kan de gemeente ook
saneringsmaatregelen eisen. Voor ernstige gevallen is de provincie het bevoegd
gezag.
Als de verontreiniging ná 1 januari 1987 is ontstaan, moet deze altijd volledig worden
verwijderd. Dan geldt namelijk het zogenaamde zorgbeginsel (art. 13) uit de Wet
bodembescherming. Voor oudere verontreinigingen geldt de saneringsregeling uit de
Wet bodembescherming. Door (bedrijfs)activiteiten in het verleden zijn er in onze
gemeente enkele verontreinigingen ontstaan. Voorbeelden zijn de voormalige
vuilstorten, verontreinigingen op bedrijven terreinen, historische verontreinigingen,
huisbrandolietanks etc.
De eigenschappen van de bodem moeten worden hersteld afhankelijk van de functie
die erop wordt uitgeoefend (functiegericht saneren). Daarbij moeten saneringskosten
en het te behalen milieurendement tegen elkaar worden afgewogen.
De begeleiding voor het aanpakken van de bodemsanering zal blijvend plaatsvinden.
Het toezicht en de handhaving hierop is overgegaan naar de Omgevingsdienst
Midden en West-Brabant (OMWB).
Bodem en gezondheid
Door het nieuwe ondergrondbeleid zal in heel Nederland meer monitoring van de
verontreiniging gaan plaatsvinden en bodemverontreiniging achterblijven.
Hier moet zorgvuldig mee worden omgegaan. Contact met bodemverontreiniging kan
leiden tot een divers beeld aan gezondheidsklachten. Schade kan ontstaan aan huid,
luchtwegen, maag- en darmstelsel en organen. Inademing en direct contact zijn
riskant, met name voor kleine kinderen. Indirecte blootstelling kan plaatsvinden via
drinkwater, binnen- en buitenlucht en door consumptie van vervuild voedsel.
Het voedsel en drinkwater dat in Noord-Brabant wordt geproduceerd is zeer veilig en
omgeven met certificeringswaarborgen en controles in de hele keten. Voor
gezondheidseffecten is niet alleen de verontreiniging zelf van belang, maar ook de
mate van blootstelling die voor een groot deel afhankelijk is van het gebruik van de
bodem.
Er zal voor de projecten waar dat noodzakelijk voor is samenwerking worden gezocht
met de provincie, GGD en het Waterschap. Een voorbeeld hierbij is het project
gebiedsgericht grondwaterbeheer in de gemeente Dongen waarbij historische
grondwaterverontreinigingen aanwezig zijn.
Bodem en advies
De veranderingen in de bodemwereld staan niet stil. Binnen de gemeentelijke
organisatie bij ruimtelijke en infrastructurele ontwikkelingen wordt er rekening
gehouden met de ondergrond. Extern vragen adviesbureaus, makelaars,
projectontwikkelaars naar de bodemgesteldheid van de ondergrond.
De inwoners van de gemeente Dongen zijn steeds meer betrokken bij wat er zoal
gebeurd op hun bodem.
19
3.2.3 Ambities
De huidige kwaliteit van de bodem moet behouden blijven of worden
verbeterd om te kunnen voldoen aan de maatschappelijke eisen.
Het bodembeleid moet duurzaam worden uitgevoerd.
Het blijvend behouden van de bodemkwaliteit zodanig dat deze geen gevaar
vormt voor de volksgezondheid (en het milieu)
3.2.4 Doelen en acties
Om de ambities die de gemeente Dongen voor bodem heeft ook daadwerkelijk te
kunnen bereiken zijn voor de komende planperiode een aantal doelen en acties
gesteld. Een aantal acties is al opgestart en heeft een langere doorlooptijd. Anderen
zijn nieuw en moeten nog in het gemeentelijk milieubeleid worden geïmplementeerd.
-
-
-
-
Regionale samenwerking voortzetten om meer projecten gezamenlijk op te
pakken.
Ter inzagelegging gebiedsbeheersplan en uitvoering gebiedsgericht
grondwaterbeheer.In 2013 is een eerste stap voor het voorbereidings- en
invoeringstraject van de Basisregistratie Ondergrond (BRO) gezet.
Onderzocht zal worden of dit project in de regio samen opgepakt kan
worden.
Begeleiding van het aanpakken van de bodemsanering.
Bij ruimtelijke en infrastructurele ontwikkelingen tijdig kijken naar de
bodemkwaliteit en de mogelijkheden wat betreft de ondergrond op de locatie.
Zorgvuldig omgaan met het verplaatsen van grond en bevorderen van het
hergebruik van grond en bouwstoffen conform het Besluit Bodemkwaliteit.
Actieve communicatie naar burgers en bedrijven.
Meer participatie vragen van burgers.
Toekomstige bodemkwaliteit waar nodig verbeteren en hierin een voorbeeld
nemen, bijvoorbeeld actief verontreinigingen wegnemen waar dat nodig is.
Beschermen van de ondergrond waar dat nodig is, standpunt innemen bij
grote invloedrijke ingrepen op de ondergrond, bijvoorbeeld schaliegas, opslag
radioactief afval.
Structuurvisie voor de ondergrond (STRONG) realiseren zodat er een goede
afstemming tussen het bestemmingsplan (de bovengrond) en de bodem
(ondergrond) kan plaatsvinden.
Actief asbest verwijderen zonder gezondheidsrisico’s.
Maatschappelijke en economische ontwikkelingen gebruiken om
bodemsaneringen uit te voeren.
Meer ruimte in de ondergrond creëren voor infiltratie van neerslag en
waterbeschikbaarheid in droge tijden.
Bodem en ondergrondgegevens digitaal en interactief bereikbaar maken.
3.3 Lucht en geur
3.3.1 Inleiding
De toenemende druk op de fysieke leefomgeving, die ontstaat door de voortdurend
groeiende behoefte aan wonen, werken, mobiliteit en recreëren, zorgt voor een
spanningsveld tussen de diverse behoeften. Schone lucht is een belangrijke
voorwaarde voor een gezond leefmilieu. Verkeer is een belangrijke bron van
luchtverontreiniging, maar ook industriële bronnen en de landbouw.
Luchtkwaliteit is een onderwerp wat speelt op verschillende schaalniveaus. Emissies
van met name de industrie kunnen over grote afstanden effecten veroorzaken terwijl
het verkeer juist van invloed is op de regionale en lokale luchtkwaliteit. Daarnaast
20
kan het begrip luchtkwaliteit nog worden onderverdeeld in enerzijds de hoeveelheid
verontreinigende stoffen in de lucht en anderzijds geur. Beide
onderscheidingsvormen zijn op lokaal gemeentelijk niveau relevant. Veelal is geur
afkomstig van industriële en agrarische bedrijvigheid die zich verspreidt via de lucht
en een geurbelasting veroorzaakt op de woon- en leefomgeving.
3.3.2 Beleidskader
Luchtkwaliteit
Vanwege de gezondheidsrisico’s krijgt het terugdringen van schadelijke
luchtverontreiniging zowel op Europees als landelijk niveau prioriteit. Het Europese
luchtkwaliteitsbeleid richt zich op een aantal verschillende zaken, waaronder
luchtkwaliteitsnormen, emissies van stationaire bronnen, emissies van mobiele
bronnen en productnormen. De Europese en nationale regels leggen een link met de
ruimtelijke ordening. Streven is dat bouwprojecten voor nieuwbouwwijken en
bedrijventerreinen en infrastructurele werkzaamheden in principe niet leiden tot
verslechtering van de luchtkwaliteit. Sommige Europese regels zijn via nationale
wetgeving van directe invloed op de gemeentelijke praktijk. Zo worden in de Wet
milieubeheer eisen gesteld aan emissies van bedrijven en moet bij ruimtelijke
ontwikkelingen worden getoetst aan hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer (in de
volksmond ook wel “Wet luchtkwaliteit” genoemd). Daarnaast is de lokale
luchtkwaliteit te beïnvloeden door planologische keuzes te maken (plaats bronnen
ten opzichte van gevoelige functies).
Vanuit genoemde Wet luchtkwaliteit heeft de Rijksoverheid in 2009 het Nationaal
Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) vastgesteld. Doel van het NSL is
om de luchtkwaliteit in Nederland zo snel mogelijk aan de Europese normen te laten
voldoen.
Op provinciaal niveau is dit doorvertaald in het Brabants Samenwerkingsprogramma
Luchtkwaliteit (BSL). Hierin zijn alle maatregelen opgenomen die de Brabantse
gemeenten en regio’s zich voornemen ter verbetering van de luchtkwaliteit. Deze
maatregelen zijn met name gericht op het terugdringen van de luchtverontreiniging
door het verkeer en op het aanpakken van de fijnstof-problematiek in de intensieve
veehouderij.
Het BSL moet ervoor zorgen dat in Brabant:
- minimaal wordt voldaan aan de Europese normen voor wat betreft fijnstof ( PM10)
in 2011 en stikstofoxiden (NO2) in 2015;
- de geplande ruimtelijke en infrastructurele projecten worden gerealiseerd;
- de volksgezondheid ook in de toekomst op peil blijft.
Geur
Doel van het landelijke geurbeleid is het voorkomen van nieuwe hinder en het zoveel
mogelijk beperken van bestaande hinder. Om geur te toetsen is een grens nodig
voor hoeveel geurbelasting en geurhinder aanvaardbaar is. Vooralsnog is hier nog
geen eenduidige regel voor te geven. Volgens het landelijke beleid is de vereiste
mate van bestrijding met name afhankelijk van de ondervonden hinder en moet het
bevoegd gezag bij het vaststellen van het aanvaardbaar hinderniveau rekening
houden met de hinderlijkheid van de specifieke geur. Daarbij kan het bevoegd gezag
kiezen voor een verschil in aanvaardbaar hinderniveau tussen bestaande en nieuwe
situaties en tussen aaneengesloten en verspreid liggende woonbebouwing.
21
In de afgelopen jaren hebben veel provincies en gemeenten een eigen geurbeleid
opgesteld. De gekozen toetsingskaders kunnen hierbij uiteen lopen. Voor het
bepalen van een aanvaardbaar hinderniveau van industrie en bedrijven is in 2012
een handleiding (informatiedocument) opgesteld.
Veehouderijen worden getoetst aan de op 1 januari 2007 in werking getreden Wet
geurhinder en veehouderij. Deze wet biedt gemeenten de mogelijkheid een eigen
geurbeleid te gaan voeren en daarmee af te wijken van de wettelijke normen (binnen
een vastgestelde bandbreedte). Daarvoor moet op gebiedsniveau worden gezocht
naar normen die passen bij de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen. De gevonden
normen moeten in een gemeentelijke verordening worden vastgelegd. De
verordening wordt onderbouwd met een gebiedsvisie. Ruimtelijke plannen en
aanvragen om omgevingsvergunning voor veehouderijen dienen vervolgens te
worden getoetst aan de verordening. Met de verordening en de bijbehorende
gebiedsvisie kunnen lokale ruimtelijke knelpunten worden opgelost.
Voor onder andere de aspecten luchtkwaliteit en geur wordt door de provincie NoordBrabant sinds kort een nieuwe denklijn gevolgd voor veehouderijen. Bij alle
veehouderijen worden alleen ontwikkelingen toegestaan die bijdragen aan de
transitie naar een zorgvuldige veehouderij in 2020. Ontwikkelruimte wordt verdiend
met stappen in verduurzaming. Uitbreiding van bebouwing of bouwblok is alleen
mogelijk als de veehouder voldoende punten scoort. Scoren kan op de thema’s:
volksgezondheid, dierenwelzijn en dierengezondheid en fysieke leefomgeving (o.a.
fijn stof en geur). Deze denklijn gaat verder dan de normen uit de Wet luchtkwaliteit
en de Wet geurhinder en veehouderij.
3.3.3 Huidige situatie
Luchtkwaliteit
In de gemeente Dongen is al meerdere jaren geen sprake van overschrijdingen van
luchtkwaliteitsnormen ten gevolge van verkeer. Vanwege het voltooien van de
Centrumring en de daarmee gepaard gaande optimalisering van de doorstroming
van het verkeer zijn ook in de toekomst geen overschrijdingen te verwachten. Er is
dus geen wettelijke noodzaak om maatregelen te treffen.
Bij een vijftal intensieve veehouderijen zijn op grond van wettelijke eisen
luchtwassers geplaatst of gaan deze binnen afzienbare tijd geplaatst worden. Dit
heeft een positief effect op de luchtkwaliteit tot gevolg. Bij de intensieve
veehouderijen is geen sprake van overschrijdingen van de luchtkwaliteitsnormen en
zijn in de toekomst ook niet te verwachten.
De aandacht voor fijn stof is in de laatste jaren in sterke mate toegenomen. Ook de
gemeente Dongen onderkent de problematiek van fijn stof. Stof uit lokale
(industriële) bronnen heeft invloed op de algehele luchtkwaliteit en maakt voor wat
betreft industrieterrein Tichelrijt deel uit van de integrale problematiek.
Geur
In de gemeente Dongen is met name de geurproblematiek al geruime tijd een punt
van aandacht. Hierbij gaat het, naast geur van agrarische bronnen, vooral om geur
van industriële bronnen. Als gevolg van wijzigingen in de processen van twee
geurrelevante bedrijven op industrieterrein Tichelrijt is de geuroverlast in de
afgelopen jaren aanzienlijk teruggebracht. Deze ontwikkeling zal in de komende tijd
nog verder worden doorgevoerd. Vooralsnog heeft de gemeente Dongen er niet voor
gekozen om een eigen geurbeleid op te stellen. Bij vergunningverlening zoekt de
gemeente zoveel mogelijk aansluiting bij het landelijke en het provinciale beleid en
de Handleiding geur.
Via vergunningverlening en toezicht en handhaving wordt bereikt dat de
geurbelasting van zowel agrarische als industriële bedrijven niet hoger is dan de voor
dat bedrijf geldende normen. Dit houdt overigens niet per definitie in dat geen
22
geuroverlast wordt ervaren. Bedrijven mogen tenslotte een bepaalde hoeveelheid
geur uitstoten en dit zal deels geaccepteerd moeten worden. Daarnaast blijft geur
uiteraard een subjectieve ervaring.
In 2007 heeft de gemeente Dongen naar aanleiding van de inwerkingtreding van de
Wet geurhinder en veehouderij een quickscan uitgevoerd. Het doel hiervan was de
mogelijke geurknelpunten binnen de gemeente rond veehouderijbedrijven in beeld te
brengen. Hieruit is gebleken dat het niet direct noodzakelijk was om een gemeentelijk
gebiedsgericht geurbeleid voor agrarische bedrijven op te stellen. De overlast van
agrarische bedrijven is door de invoering van onder andere de Wet geurhinder en
veehouderij en als gevolg daarvan het toepassen van luchtwassers tot een minimum
beperkt. Overigens zijn er geen klachten bekend, waardoor mag worden
geconcludeerd dat dit voor de komende jaren geen specifiek aandachtspunt is.
3.3.4 Ambities voor de toekomst
De gemeente Dongen moet voldoen aan de wettelijke normen voor luchtkwaliteit en
geurhinder. Daarnaast wordt steeds meer duidelijk dat ook relatief lage concentraties
vervuilende stoffen op de langere termijn gezondheidsschade kunnen veroorzaken.
De volgende ambities zijn geformuleerd:
1.
Daar waar mogelijk of noodzakelijk de luchtkwaliteit verbeteren door de
uitstoot van verkeer en industrie te verminderen en/of functies te scheiden.
2.
Geuroverlast minimaliseren.
3.3.5
-
-
Doelen en acties voor de komende planperiode
Verdere uitvoering geven aan het verkeerscirculatieplan; een betere
doorstroming vermindert de emissies van het verkeer.
Veilige fietsroutes en aantrekkelijke fietsenstallingen aanleggen om het
fietsgebruik te stimuleren.
Uitstoot van eigen wagenpark terugdringen. Bij aanschaf van gemeentelijke
voertuigen uitstoot van fijn stof en NOx mee laten wegen (duurzaam
inkopen).
Het gebruik van openbaar vervoer aantrekkelijker maken en stimuleren.
Aanplanten van bomen en planten voor de opname van fijn stof. Dit is
bijvoorbeeld in het erfbeplantingplan opgenomen.
Elektrisch rijden stimuleren door oplaadpunten te faciliteren of toe te staan
(zie ook Klimaat en energie). Hierbij aandacht voor duurzaam opwekken van
energie.
Gevoelige functies (scholen, kinderdagverblijven, ouderenhuisvesting etc.)
langs hoofdinfrastructuur waar mogelijk voorkomen of verplaatsen.
Transport over water bevorderen door binnen de wettelijke kaders
medewerking te verlenen aan de realisatie van een loswal.
De meerwaarde van het opstellen van eigen geurbeleid t.o.v. gebruik landelijk
en provinciaal beleid onderzoeken.
Uitvoering geven aan de door de provincie ingezette beleidslijn Zorgvuldige
Veehouderij 2020.
Actieve communicatie met bewoners en bedrijven over zowel de regels als
acceptatie van een bepaalde mate van hinder.In overleg met omwonenden
(verenigd in het actiecomité “Einde stank- en lawaaioverlast Tichelrijt Nu”) en
bedrijven zoeken naar een structurele oplossing voor de hinder afkomstig van
Tichelrijt (inclusief geluidsaspect).
-
23
3.4 Geluid
3.4.1 Inleiding
In ons dichtbevolkte land is geluidhinder een belangrijk maatschappelijk thema. In de
gemeente Dongen is dit niet anders. Het verkeer en bedrijvigheid van Tichelrijt zijn
de belangrijkste veroorzakers van geluidoverlast. Daarnaast wordt ook regelmatig
overlast ondervonden van horeca en evenementen.
Geluidoverlast is met name in de nachtperiode hinderlijk. Door het weinige
omgevingsgeluid vallen geluidbronnen juist in deze periode op. Daarnaast kan geluid
in de nachtperiode resulteren in slaapverstoring wat over het algemeen als bijzonder
vervelend wordt ervaren en tevens kan leiden tot gezondheidsproblemen. Daarom
wil de gemeente Dongen zich waar dit mogelijk is in het bijzonder inzetten voor een
stille nacht.
3.4.2 Beleidskader
Bestrijding van geluidhinder gebeurt in Nederland enerzijds door bestrijding van
geluidhinder aan de bron. Hierbij kan gedacht worden aan algemene regels ter
vermindering van geluidsemissies van geluidsbronnen als motorvoertuigen,
bromfietsen, trekkers, huishoudelijke apparaten, etc. Ook maatregelen als
aanpassing van het wegdek kunnen als bronbestrijding worden aangemerkt.
Daarnaast is er beleid gericht op de bestrijding van de effecten van geluidshinder.
Hierbij kan gedacht worden aan maatregelen als zonering en het aanbrengen van
geluidwerende voorzieningen. De belangrijkste wetten waar de gemeente Dongen op
dit gebied mee te maken heeft zijn de Wet geluidhinder en de Wet milieubeheer met
de daarbij behorende besluiten en regelingen.
In het vierde Nationaal Milieubeleidsplan (NMP4) is een grote nadruk gelegd op het
realiseren van een akoestische kwaliteit in 2030. Deze kwaliteit moet passen bij de
functie van een gebied. Voor zo’n gebiedsgerichte aanpak is het noodzakelijk dat
lokale overheden een grote rol krijgen. Dit heeft onder andere geleid tot een
decentralisatie van bevoegdheden waardoor bijvoorbeeld hogere waarden sinds
2007 niet langer door de provincie maar door de gemeente worden verleend.
Daarnaast is met de gemeentelijke Nota industrielawaai vorm gegeven aan
gebiedsgericht geluidbeleid.
Gevoed door Europese regelgeving zal in de komende jaren de ingezette
grootschalige aanpassing van de Wet geluidhinder verder vorm gaan krijgen. Deze
ingrijpende wijziging is noodzakelijk omdat de systematiek van de wet in de loop der
jaren erg gecompliceerd is geworden.
In het kader van Swung (Samen Werken in de Uitvoering van Nieuw Geluidbeleid)
worden vier elementen van geluidbeleid aan de orde gesteld:
1. het vereenvoudigen van het ‘normengebouw’ (m.a.w., de systematiek van
toepasselijke normen);
2. het versterken van de naleving en de handhaving, onder meer middels de
introductie van geluidproductieplafonds;
3. de versterking van het bronbeleid; en
4. de hervorming van de zonering industrielawaai.
Voor Rijksinfrastructuur is inmiddels een systeem van geluidproductieplafonds
geïntroduceerd. Dit is geregeld in het nieuwe hoofdstuk 11 in de Wet milieubeheer.
Het systeem van geluidproductieplafonds zal ook worden toegepast op provinciale
wegen in het zogenaamde Swung-2 traject. In Swung-2 zullen ook gemeentelijke
wegen en gezoneerde industrieterreinen worden meegenomen.
Geluidproductieplafonds zijn niet toepasbaar zijn op gemeentelijke wegen.
Gemeenten zullen bij wijze van nulmeting de actuele geluidbelasting in kaart moeten
brengen waarna periodiek getoetst wordt aan deze nulsituatie. In tegenstelling tot nu
zullen in de nieuwe systematiek ook bestaande situaties getoetst worden aan de
24
nieuwe, nog vast te stellen normen. Dit betekent dat ook autonome situaties
verplichtingen voor gemeenten kunnen opleveren.
Ook de systematiek voor gezoneerde industrieterreinen wordt sterk vereenvoudigd.
Dit is in de gemeente Dongen alleen van toepassing op bedrijventerrein De Wildert.
Ook in andere wet- en regelgeving wordt aandacht besteed aan geluidhinder. Dit
betreft met name de Wet milieubeheer en de Wet algemene bepalingen
omgevingsrecht als het gaat om geluid van bedrijven en bijvoorbeeld de APV voor
wat betreft de openbare orde.
Op provinciaal niveau is in het kader van de EU-richtlijn omgevingslawaai een
actieplan opgesteld wat zich richt op het terugdringen van de geluidbelasting door
provinciale wegen. In de gemeente Dongen gaat het om de N629 en de N632.
Omdat het aantal gehinderden langs deze wegen beperkt is heeft de provincie geen
aanpassingen gepland voor genoemde wegen.
3.4.3 Huidige situatie
Bij het opstellen van bestemmingsplannen wordt een zekere scheiding gecreëerd
tussen potentiële geluidbronnen en geluidgevoelige functies. Hiermee wordt
geluidhinder van bedrijven maar ook van wegen in veel gevallen voorkomen of
geminimaliseerd.
Daarnaast worden ter voorkoming van geluidhinder geluidnormen opgelegd aan
bedrijven. Voor een aantal grote bedrijven gebeurt dit in de milieuvergunning, maar
voor de meeste bedrijven gelden de algemene geluidnormen uit het
Activiteitenbesluit.
In de gemeente Dongen wordt sinds 2007 bij het verlenen van milieuvergunningen
gewerkt met de gemeentelijke Nota industrielawaai. Bij het vaststellen van
geluidnormen voor vergunningplichtige bedrijven wordt rekening wordt gehouden met
het aanwezige achtergrondgeluid in het specifieke gebied (gebiedsgerichte
benadering).
Sinds 2007 zijn verschillende taken vanuit de Wet geluidhinder van de provincie naar
de gemeente geschoven. Het gaat hierbij om het verlenen van de meeste hogere
waarden voor bijvoorbeeld het realiseren van woningen langs wegen maar ook om
het beheer van de geluidzone rondom bedrijventerrein De Wildert. De beoogde
uitbreiding van dit bedrijventerrein vraagt overigens om een aanpassing van de
geluidzone die in de komende jaren zal worden uitgewerkt en geïmplementeerd.
Een andere belangrijke bron van geluid(overlast) zijn de verschillende evenementen
in de gemeente. Hiervoor is in 2013 beleid vastgesteld waarin een gedifferentieerde
geluidnormering is opgenomen voor verschillende soorten evenementen.
Tenslotte mogen de zogenaamde A- en B-lijst in dit rijtje niet ontbreken. Deze
omvatten woningen die in het peiljaar 1986 een relatief hoge geluidbelasting
ondervonden als gevolg van verkeer. Met subsidie zijn de woningen op de A-lijst
inmiddels allemaal gesaneerd. Het afwikkelen van de B-lijst (met minder hoog
belaste woningen) is de volgende stap.
Waar dit wettelijk gezien noodzakelijk is, worden stille wegdekken toegepast. Dit is
bijvoorbeeld het geval op de Westerlaan en de Noorderlaan. Om
onderhoudstechnische redenen wordt in andere gevallen gekozen voor
conventionele wegdektypen. Deze blijken in de praktijk sterker en duurzamer.
Daarmee wordt voorkomen dat een wegvak vaker moet worden onderhouden dan
strikt noodzakelijk.
Ondanks de hiervoor genoemde inspanningen is er wel degelijk sprake van
overlastsituaties. Waar deze overlast wordt veroorzaakt door een aanwijsbare
25
oorzaak wordt de overlast aangepakt door het inzetten van de hiervoor bedoelde
wettelijke instrumenten. Dit is echter niet altijd mogelijk. Vooral als het gaat om
verkeerslawaai zal er een zekere acceptatie moeten zijn voor met name de
autonoom groeiende situaties op de drukkere wegen in de gemeente.
Een inmiddels bekende overlastsituatie speelt zich af direct ten noorden van het
industrieterrein Tichelrijt. In de komende planperiode zal in goed overleg met
betrokken partijen worden gezocht naar een structurele oplossing voor deze overlast.
3.4.4 Toekomst
De Wet geluidhinder is toe aan een grootschalige vernieuwing. Dit zal in de komende
jaren vorm gaan krijgen. De gemeente Dongen zal de nieuwe systematiek in haar
beleid en dagelijkse praktijk moeten implementeren. Vooral ten aanzien van
bestaande wegen zal dit een aanzienlijke inspanning vergen die wellicht ook
financiële consequenties heeft waar de geluidbelasting te hoog blijkt.
Met betrekking tot bedrijven kan de huidige praktijk worden voortgezet, waarbij wel
de kanttekening moet worden gemaakt dat, als gevolg van deregulering, steeds meer
bedrijven onder algemeen geldende regels (het Activiteitenbesluit) vallen. Hierdoor
neemt de relevantie van de Nota industrielawaai af. Ook het Activiteitenbesluit biedt
echter de mogelijkheid om gebiedsgericht geluidnormen vast te stellen voor nietvergunningplichtige bedrijven. Wanneer van deze wettelijke mogelijkheid gebruik kan
worden gemaakt zal hiertoe beleid worden ontwikkeld. Naar verwachting zal dit in de
planperiode van dit omgevingsbeleidsplan plaatsvinden.
Vanwege een groeiende behoefte aan betaalbare duurzame stille wegdekken is het
de verwachting dat er de komende jaren belangrijke stappen in die richting worden
gezet. Deze ontwikkelingen worden nauwlettend in de gaten gehouden zodat een
goede afweging kan worden gemaakt bij het be- of herstraten van gemeentelijke
wegen.
Met name in de nachtperiode wordt geluidoverlast als zeer hinderlijk ervaren. Dit
heeft direct te maken met slaapverstoring wat een aantoonbaar effect heeft op de
gezondheid. Afgezien van de wettelijke verplichtingen wil de gemeente Dongen zich
inzetten om geluidoverlast in met name de nachtperiode tot een minimum te
beperken. Waar het gaat om geluidoverlast van bedrijven is een goed overleg met
zowel omwonenden als bedrijven van doorslaggevend belang. Dit geldt bijvoorbeeld
voor industrieterrein Tichelrijt.
Hierbij moet worden opgemerkt dat waar dit wettelijk gezien noodzakelijk is
handhavend tegen overlast wordt opgetreden.
3.4.5 Ambities voor de toekomst
Het zoveel mogelijk voorkomen van geluidoverlast heeft te allen tijde de voorkeur.
Daarom is en blijft de ruimtelijke ordening in dit verband een zeer belangrijk
instrument. Daarnaast moet overlast zoveel mogelijk bij de bron worden aangepakt.
Dit voorkomt onnodige en onevenredige inspanningen en investeringen in de
omgeving die vaak leiden tot “slechts” een compromis.
-
Het toepassen en handhaven van de grenswaarden die voor de verschillende
gebieden zijn vastgesteld.
Geluidoverlast waar mogelijk terugdringen en met name in de nachtperiode
beperken tot een minimum.
26
3.4.6 Doelen en acties voor de komende planperiode
Ruimtelijke (her-)inrichting als basis nemen voor een goede omgang met
geluidoverlast.
Rekening houden met geluid bij de aanleg van wegen en waar mogelijk
toepassen van geluidsreducerende wegdekken (geluidsarm asfalt, stille
klinkers).
Saneren van de woningen op de B-lijst.
De Zone industrielawaai rondom De Wildert aanpassen naar aanleiding van
de ontwikkeling/uitbreiding van het bedrijventerrein.
Ontwikkelen van gebiedsgericht beleid voor bedrijven vallend onder het
Activiteitenbesluit.
In overleg met omwonenden (verenigd in het actiecomité “Einde stank- en
lawaaioverlast Tichelrijt Nu”) en bedrijven zoeken naar een structurele
oplossing voor de hinder afkomstig van Tichelrijt (inclusief aspect geur).
Verkenning van de mogelijkheden voor een geluidwal/-scherm langs het
kanaal.
Actieve communicatie met bewoners en bedrijven over zowel de regels als
acceptatie van een bepaalde mate van hinder.
Inzage realiseren in gemeentebrede geluidbelasting (eis vanuit de nieuwe
Wet geluidhinder)
3.5 Water
3.5.1 Beleidskaders
Het beleid van de rijksoverheid is enerzijds gericht op een juiste implementatie van
Europese regelgeving en anderzijds op het op orde brengen van het watersysteem
en vervolgens op orde houden. Dit moet ervoor zorgen dat zo min mogelijk
wateroverlast ontstaat en dat de waterkwaliteit voldoende is. Het huidige
Bestuursakkoord Water 2011 en de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) vormen de
pijlers van dit beleid.
Het Bestuursakkoord Water is een overeenkomst tussen verschillende
(overheids)partijen in de watersector om doelmatiger te werken. Het gaat daarbij om
het aanpakken van de gevolgen van de zeespiegelstijging, bodemdaling en een
veranderend klimaat.
Sinds december 2000 is de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) van kracht. Deze is
in 2005 vertaald en vastgelegd in de Nederlandse wetgeving.
De Kaderrichtlijn Water moet ervoor zorgen dat de kwaliteit van het oppervlakte- en
grondwater in 2015 op orde is. In dat jaar moet het oppervlaktewater voldoen aan
normen voor bepaalde chemische stoffen. Worden die normen gehaald, dan spreken
we van 'een goede chemische toestand'. Daarnaast moet het oppervlaktewater goed
zijn voor de diversiteit van flora en fauna. Wordt dit bereikt, dan is sprake van 'een
goede ecologische toestand'. Hieronder valt ook een groot aantal andere chemische
stoffen dan voor de chemische kwaliteit van het water.
Voor het grondwater gelden aparte normen. Daarnaast moet de grondwatervoorraad
stabiel zijn en mogen bijvoorbeeld natuurgebieden niet verdrogen door een te lage
grondwaterstand (goede kwantitatieve toestand).
Op 22 december 2009 is de Waterwet in werking getreden. Een achttal wetten is
hierin samengevoegd. De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en
grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke
ordening. Daarnaast levert de Waterwet een belangrijke bijdrage aan
kabinetsdoelstellingen zoals vermindering van regels, vergunningstelsels en
administratieve lasten. Totdat de Omgevingswet in werking treedt - voorzien voor
2018 - blijft de Waterwet van kracht.
27
Provinciaal beleid
Het beleid van de provincie spitst zich voor water toe op bescherming van het diepe
grondwater en het beschermen van ecologisch waardevolle gebieden. Het
Provinciaal Waterplan 2010-2015 is een strategisch plan voor de regionale grond-en
oppervlaktewateren. De bescherming van het oppervlaktewater en ondiepe
grondwater is qua bevoegdheden overgedragen aan het waterschap.
De provincie Noord-Brabant streeft naar een robuust water- en bodemsysteem. Dit
betekent dat voor grondwater aansluiting wordt gezocht bij het systeem van kwel en
infiltratie. Dit systeem vereist dat op de hogere gronden zoveel mogelijk water wordt
vastgehouden voor infiltratie, dat in de intermediaire gebieden zo min mogelijk
wateronttrekking plaatsvindt en dat er in laaggelegen (kwel)gebieden – zeker in de
winter en het voorjaar – hoge(grond)waterpeilen zijn. Een hoger grondwaterpeil biedt
kansen voor natte natuurontwikkeling.
Voor het oppervlaktewater wordt uitgegaan van zogenaamde stroom- en
afwateringsgebieden. In geval van een robuust watersysteem zijn afvoerpieken
afgevlakt.
Om te beginnen wordt daarom zoveel mogelijk water vastgehouden in de ‘haarvaten'
van de stroomgebieden. Dit vermindert de afvoersnelheid. Daarnaast is ruimte nodig
voor waterberging in laaggelegen delen als oude vennen, polders en laagten, voor
het laten meanderen van beken en voor het overstromen van beken in de beekdalen.
Voor een robuust watersysteem moet samengewerkt worden met andere
gemeenten, provincies of landen.
Regionaal Beleid - Waterschap Brabantse Delta
Het waterschap Brabantse Delta is verantwoordelijk voor het operationeel beheer
van soms gemeentelijke maar vrijwel altijd de regionale oppervlaktewateren in
kwantitatief en kwalitatief opzicht. Het gaat dan om het waterkwantiteits en kwaliteitsbeheer, de waterkeringzorg, waterzuivering, het grondwaterbeheer, het
waterbodembeheer en vaak ook het scheepvaartbeheer.
Het waterschap heeft de grondslag van haar beleid opgenomen in het
waterbeheersplan 2010-2015, wat is afgestemd op Europees, nationaal en
provinciaal beleid.
Het waterschap heeft in een toetsingskader ruimtelijke ordening (RO) “De ruimte
blauw geordend” aangegeven wat de ruimtelijke consequenties zijn van het
waterbeleid.
Het Bestuursakkoord Water en de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) leiden via
wet- en regelgeving tot een aantal watertaken. Deze kunnen worden onderverdeeld
in de volgende thema’s:
Droge voeten: het voorkomen van wateroverlast in bebouwd/agrarisch gebied
en een deel van de kwetsbare natuurgebieden
Voldoende water: het zorgen voor het gewenste grond- en oppervlakteregime
in zowel bebouwd, landbouw- als natuurgebieden
Natuurlijk water: het afstemmen van de inrichting en het beheer van het
oppervlaktewatersysteem op het halen van de ecologische doelen uit de
Europese Kaderrichtlijn Water
Schoon water: het zorgen voor een zodanig goede kwaliteit van grond- en
oppervlaktewater dat deze geen belemmering vormen voor het behalen van
de doelen uit de Europese Kaderrichtlijn Water
Schone waterbodem: Het voorkomen dat waterbodems problemen opleveren
voor de realisatie van de andere waterthema’s.
Daarnaast heeft het waterschap waar nodig nog toegespitst beleid en beleidsregels
op de verschillende thema’s/speerpunten uit het waterbeheersplan en heeft het
waterschap een eigen verordening; De Keur en de legger. De Keur bevat gebods- en
verbodsbepalingen met betrekking tot ingrepen die consequenties hebben voor de
waterhuishouding en het waterbeheer.
28
De legger geeft aan waar de waterstaatswerken liggen, aan welke afmetingen en
eisen die moeten voldoen en wie onderhoudsplichtig is. Veelal is voor deze ingrepen
een watervergunning van het waterschap benodigd. De Keur is onder andere te
raadplegen via de site van waterschap Brabantse Delta.
De Wet ruimtelijke ordening stelt bij ruimtelijke plannen en ontwikkelingen de
watertoets verplicht. In deze toets worden de waterhuishoudkundige effecten
bepaald. Ongewenste waterhuishoudkundige effecten moeten worden voorkomen.
Zo wordt bijvoorbeeld bij nieuwbouw eerst gekeken naar de waterhuishouding op de
beoogde locatie. Is het een nat gebied met een hoge grondwaterstand, dan is er in
de toekomst mogelijk sprake van grondwateroverlast. De gemeente kan hierop
inspelen door maatregelen te nemen of door een andere locatie te kiezen. Een
nattere locatie met een hoog grondwaterpeil is mogelijk meer geschikt voor het
ontwikkelen van natte natuur.
Gemeentelijk beleid
Het gemeentelijk beleid inzake het (afval)water is vastgelegd in het Verbreed
Gemeentelijk Rioleringsplan (VGRP). Het VGRP houdt rekening met de andere
lokale beleidskaders die voor de openbare ruimte is vastgesteld:
Kadernota doelmatig samenwerken Hart van Brabant
Afvalwater Akkoord inclusief uitkomst OAS en heroverwegingen
Structuurvisie Dongen 2020
Gebiedsgericht grondwaterbeheer
Groenbeheerplan
Wegenbeheerplan
Bestemmingsplannen
Algemene Plaatselijke Verordening (APV)
Bouwverordening
Aansluitverordening
Volgens de huidige wetgeving is er voor de gemeente sprake van o.a. de volgende
zorgplichten:
 Zorgplicht voor inzameling en transport stedelijk afvalwater (W et
milieubeheer)
 Zorgplicht voor afvloeiend hemelwater (Waterwet)
 Zorgplicht voorkomen structureel nadelige gevolgen van grondwater
(Waterwet).
Gemeentelijke Watertaken
Het watertoetsproces is een belangrijk instrument om het waterbelang in ruimtelijke
plannen en besluiten te waarborgen. Het gaat daarbij om alle waterhuishoudkundige
aspecten, waaronder veiligheid, wateroverlast, watertekort, waterkwaliteit en
verdroging, en om alle wateren: rijkswateren, regionale wateren en grondwater. Het
is niet een toets achteraf, maar een proces dat de initiatiefnemer van een ruimtelijk
plan en de waterbeheerder in een zo vroeg mogelijk stadium met elkaar in gesprek
brengt. Bij het tot stand komen van deze paragraaf wordt overleg gevoerd met de
waterbeheerders. De gemeente Dongen ligt binnen het beheersgebied van het
waterschap Brabantse Delta, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en
waterkwaliteitsbeheer en van Rijkswaterstaat, de water- en vaarwegbeheerder van
het hoofdwatersysteem waaronder het Wilhelminakanaal. De opmerkingen van de
waterbeheerders worden vervolgens verwerkt in de waterparagraaf.
29
Gemeente Dongen en waterschap Brabantse Delta staan samen, in regionaal
verband, aan de lat om de watertaken vorm te geven en uit te voeren. De wettelijke
zorgplichten vormen hierbij de basis, waarbij de ambities van het waterschap en
gemeente het gewenste tempo en kwaliteitsniveau bepalen.
3.5.2 Huidige situatie
De belangrijkste watersystemen in Dongen zijn de Donge, het Wilhelminakanaal, De
Vaart/’s Gravenmoersevaart, het Molenvaartje en de Onkelsloot/Fazantenloop. De
zandwinning Moersedreef is een geïsoleerd element.
Ten zuiden van het Wilhelminakanaal en ten noorden van de Hoge Dijk / Lage Dijk is
een kwelgebied met relatief hoge grondwaterstanden.
Het tussenliggend gebied, ook wel intermediair gebied genoemd, heeft te maken met
periodieke kwel of infiltratie en variërende grondwaterstanden.
Er is binnen de gemeente sprake van een aantal knelpunten, waaronder verdroging.
Door de normalisatie van de Donge, de toegenomen verhardingen en de drainage
van landbouwgronden wordt regenwater snel afgevoerd. Door grote peilfluctuaties in
het jaar en sterke verschillen in stroomsnelheden vindt er snelle waterafvoer plaats,
waardoor er in de zomer een tekort voor landbouw ontstaat. Om het watertekort aan
te vullen wordt er in drogere perioden (Maas)water ingelaten ten noorden van
’s Gravenmoer. Dit water heeft echter een andere samenstelling en is ecologisch en
vanuit het oogpunt van een natuurlijk watersysteem minder gewenst. In een groot
deel van de gemeente is wateraanvoer niet mogelijk omdat het water alleen met
stuwconstructies kan worden vastgehouden.
Het landelijk gebied ten oosten en noorden van Dongen is door de provincie
aangewezen als zoekgebied voor glastuinbouw. Nieuwe glastuinbouw leidt echter tot
een toename van verhard oppervlak in het gebied met consequenties voor het
watersysteem. Door een toename van drainage treedt extra verdroging op en worden
de piekafvoeren hoger.
De kwelgebieden ten noorden van de Hoge Dijk en het Rijensebroek zijn
aangewezen als zoekgebieden voor waterberging. Deze gebieden kunnen
functioneren als buffers voor water en kunnen de piekafvoer afvlakken. Er hoeft dan
minder water te worden ingelaten.
Ook in het intermediair gebied is waterconservering mogelijk. In de toekomst kunnen
hier mogelijk wateraanvoervoorzieningen worden gerealiseerd.
Het herstellen van een veerkrachtig watersysteem en het tegengaan van verdroging
is belangrijk. Daarnaast is het water ook voor het landschap en ecosysteem van
belang. Zoals eerder vermeld, is het inlaten van gebiedsvreemd water met een
andere chemische samenstelling ecologisch niet gewenst. Daarnaast zijn er
inmiddels op meerdere plaatsen ecologische of natuurlijke oevers in Dongen
aanwezig. Toch zijn er nog altijd veel oevers die zijn vastgelegd door beschoeiingen
waardoor geleidelijke overgangen tussen water en land, vooral in de loop van de
Donge, nog weinig voorkomen. De Donge en het Wilhelminakanaal functioneren
tevens als ecologische verbindingszones. Voor de Donge wordt in dit kader in 2015
door het waterschap een visie opgesteld.
Intensief gebruik (woningbouw, landbouw) van de kwelgebieden is niet gewenst
omdat hiervoor een grotere drooglegging en betere ontwatering is vereist. Dit is
strijdig met het idee van duurzaam waterbeheer. Functies die wel mogelijk zijn, zijn
onder andere natte natuur, op het watersysteem afgestemde landbouw, retentie
(vasthouden gebiedseigen water, vertraging afstromen) en waterbuffering.
30
Naast de kwaliteit van het aanwezig oppervlaktewater in de gemeente is ook de
kwaliteit van het grondwater belangrijk. De (water)bodemkwaliteit in de gemeente
heeft geleden onder de aanwezige leerlooierijen, schoenenindustrie, overige
industrie en het lozen van huishoudelijk afvalwater (ongezuiverd). Verontreinigingen
komen in het grondwater terecht.
De grondwaterstroom kan ervoor zorgen dat ook deze verontreinigingen uiteindelijk
weer aan de oppervlakte komen. Veel van deze bronnen zijn in de jaren ’70
gesaneerd. Door recente saneringen zijn nu vrijwel alle vervuilde waterbodems
gesaneerd en is de kwaliteit sterk verbeterd.
Het huishoudelijk en industrieel afvalwater wordt opgevangen en getransporteerd
met het riool en wordt in de rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) te Rijen gezuiverd.
Het systeem is echter niet berekend op grote neerslaghoeveelheden. De kans
bestaat dan dat vervuild water vanuit de riolering overstort in het oppervlaktewater.
Eventuele knelpunten in de riolering worden afgewogen en desgewenst aangepakt in
het Gemeentelijk Rioleringsplan. Het huidige Verbreed Gemeentelijke Rioleringsplan
(GRP) is met twee jaar verlengd tot 2015. Omdat Dongen geen grote problemen kent
met wateroverlast of verdroging is een waterplan niet noodzakelijk. Met behulp van
een verbreed GRP kunnen de wensen voor de waterhuishouding in de gemeente
vertaald worden naar beleid en mogelijke acties.
Naast de zorgplicht voor afvalwater heeft de gemeente ook de zorgplicht voor gronden hemelwater.
3.5.3 Ambities voor de toekomst
Naast zijn functies voor de scheepvaart, landbouw en industrie is water ook
noodzakelijk voor het ontwikkelen van natuur. Water speelt ook een rol bij de
kwaliteit van de leefomgeving van de inwoners. Een wijk met waterpartijen spreekt
meer aan dan alleen maar steen.
Om aan al deze functies van water te kunnen voldoen zijn de volgende ambities
opgesteld:
1.
Verbeteren van de kwaliteit van grond-, oppervlakte- en afvalwater.
2.
Realiseren van gescheiden waterstelsel in aan te leggen stedelijk gebied
volgens het principe infiltreren, vasthouden en dan pas afvoeren.
Volksgezondheid en Water in de stad
Riolering is een belangrijke voorziening in het kader van de volksgezondheid. Bij het
opstellen van maatregelen en het ontwikkelen en toepassen van nieuwe systemen
moet dit aspect niet uit het oog worden verloren. De hoeveelheid en plaats van
overstorten is daarbij belangrijk; bij afkoppelen moet goed worden gekeken welke
oppervlakken kunnen worden afgekoppeld en of die al dan niet verontreinigd zijn. Bij
afkoppelen verdwijnt het water veelal uiteindelijk “uit het zicht” in de bodem of het
verdwijnt zichtbaar in het oppervlaktewater. innen lopende projecten is een
onderzoek naar mogelijk risico’s voor de volksgezondheid op zijn plaats om
problemen op langere termijn uit te sluiten. Dit onderzoek zal zijn plaats moeten
krijgen binnen bestaande onderzoeken zoals het onderzoek naar water-op-straat.
Kwaliteit leefomgeving
Kwaliteit van de leefomgeving en integraal beheer van de openbare ruimte hebben
een sterke relatie. Ook in de openbare ruimte staat riolering niet op zichzelf.
Maatregelen aan de riolering moeten worden afgestemd op andere maatregelen aan
de openbare ruimte om overlast voor burgers en bedrijven te minimaliseren en een
efficiënte besteding van middelen te garanderen. Ook het voorkomen van
wateroverlast en het zorgen voor schoon oppervlaktewater verhogen de kwaliteit van
de leefomgeving.
31
De communicatie tussen de burgers en de gemeente (team realisatie en beheer)
moet verbeteren. Het doel is om de oorzaken van (water)overlast in welke vorm dan
ook in beeld te krijgen, vervolgens via gerichte maatregelen deze weg te nemen en
daarbij te streven naar duurzame (robuuste) oplossingen.
3.5.4 Doelen en acties voor de komende planperiode
Om de bovengenoemde ambities te kunnen realiseren zijn een aantal acties
opgesteld.
Het verder actualiseren van het Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan
(VGRP).
Het uitvoeren van waterkwaliteitmaatregelen uit het afvalwater Akkoord.
Het verankeren van het beleid uit het afvalwater Akkoord en het vertalen naar
verbetermaatregelen die doelmatig zijn.
Het afkoppelen van (schoon)hemelwater in West I en de prinsessen buurt
(Oud Dongen) en in nieuw aan te leggen woongebieden.
Het bij periodiek onderhoud, reconstructiewerkzaamheden en nieuwbouw
kunnen uitbreiden van het gescheiden rioolstelsel in het stedelijk gebied. Het
meenemen van deze aanpassingen op ‘natuurlijke’ momenten zorgt voor een
financiële en tijdsbesparing.
Het verbeteren van de kwaliteit van het afvalwater. In samenwerking met het
waterschap moet er worden gehandhaafd en moeten controles op het
afvalwater worden uitgevoerd.
Het doorspoelen van stilstaand water of het bevorderen van stroming om te
voorkomen dat de ecologische kwaliteit van het water laag wordt door grote
hoeveelheden algen en bacteriën en er overlast van muggen ontstaat.
Hiermee moet tijdens de planvorming al rekening worden gehouden.
Het opstellen van een baggerplan. Dit heeft een relatie met de economische
functie en de (water)bodemkwaliteit.
Het samenwerken met Hart van Brabant gemeenten en waterschappen om
zo de kracht en kennis te bundelen.
Het verminderen van wateroverlast in met name het centrumgebied.
Het instellen van een grondwatermeetnet op basis van een meetplan.
Het wijzigen van de onkruidbestrijding van chemische naar mechanische
methoden (wettelijke verplichting).
3.6 Licht
3.6.1 Beleidskader
In tegenstelling tot andere aspecten is voor licht(hinder) weinig beleid geformuleerd.
Wel zijn in wet- en regelgeving normen en uitgangspunten vastgelegd waar met
name bedrijven zich aan dienen te houden. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om het
voorkomen van directe lichtinstraling. Met name voor assimilatieverlichting van
kassen is uitvoeriger regelgeving opgesteld.
Door verschillende instituten, zoals de Nederlandse Stichting Voor Verlichtingskunde
(NSVV) zijn publicaties uitgebracht die overheden kunnen helpen de toepassing van
licht te optimaliseren, waarbij een evenwicht gevonden moet worden tussen
werkbaarheid, veiligheid en voorkomen van hinder. Overigens bieden de steeds
verdergaande ontwikkelingen in de lichttechniek vele mogelijkheden om doelgericht
en op een bij de omgeving passende manier te verlichten. Deze technische
ontwikkelingen versterken de discussie over het nut en de noodzaak van verlichting
in zowel de openbare ruimte als daarbuiten.
32
3.6.2 Huidige situatie
De lichtoverlast door kassen (assimilatieverlichting) in de gemeente Dongen is door
het toepassen en handhaven van regels grotendeels opgelost. Daarnaast is in het
bestemmingsplan Buitengebied gereguleerd op welke locaties kassen zijn
toegestaan.
Hoewel er weinig klachten zijn over lichthinder behoeft dit onderwerp wel de nodige
aandacht. Verlichting van (openbare) gebouwen en bedrijven kan namelijk een
verstoring van het nachtritme van zowel mensen als dieren veroorzaken.
Naast het hinderaspect is ook energie een belangrijk aspect als het gaat om
verlichten. In de openbare verlichting wordt al op grote schaal LED-verlichting
toegepast. Deze vorm van verlichten heeft naast duidelijke energetische voordelen
ook het voordeel dat de lichtvervuiling sterk afneemt ten opzichte van conventionele
verlichting. LED heeft namelijk als voordeel dat het licht maar naar 1 richting uitstraalt
waardoor verstrooiing van het licht tot het verleden behoort.
Op een aantal locaties waar de openbare verlichting is voorzien van LED wordt deze
in de nacht gedimd. Dit betreft onder andere de rotondes aan De Slof en De Schacht,
de Eindsestraat (ter hoogte van het tankstation) en langs de Duiventorenbaan en de
Westerlaan. De verlichting op deze locaties dimt naar 70% tussen 24.00 en 6.00 uur
in de ochtend.
In navolging op de openbare verlichting is in 2013 en 2014 een groot deel van het
gemeentehuis voorzien van LED-verlichting. Dit heeft vooral te maken met energie
besparing en daarnaast een besparing op arbeid aangezien LED-verlichting ten
opzichte van conventionele verlichting een zeer lange levensduur kent en daardoor
veel minder vaak hoeft te worden vervangen.
3.6.3 Ambities
Verstoring van het nachtritme van mens en dier tegengaan door lichthinder
zoveel mogelijk te beperken.
Het optimaliseren van de openbare verlichting (o.a. gebouwen, sportvelden
en wegen).
3.6.4 Doelen/acties
Door middel van onderstaande doelen en acties denkt de gemeente Dongen de
hierboven beschreven ambities te kunnen realiseren. Hierbij dient, met name als het
betrekking heeft op openbare verlichting, altijd rekening te worden gehouden met
sociale en verkeersveiligheid (onder andere politiekeurmerk Veilig Wonen).
-
-
Toepassen LED in openbare verlichting continueren.
Onderzoek doen naar het structureel toepassen van dynamische verlichting
en actieve markering met aandacht voor veiligheid en faunaverstoring.
Verlichting buiten de bebouwde kom in de nacht dimmen.
In gemeentelijke gebouwen overschakelen op LED-verlichting en gebruik
maken van technische hulpmiddelen zoals bewegingsmelders en
lichtsensoren.
Zowel medewerkers als burgers bewust maken van het onderwerp (onder
andere door interne communicatie en door deelname Nacht van de nacht).
Mogelijkheden onderzoeken om openbare verlichting alleen binnen de
bebouwde kom toe te passen; buiten de kom alleen op kritieke punten.
Sier-/aanstraalverlichting in openbare ruimte terugbrengen tot een in nader
overleg te bepalen minimum.
In overleg met ondernemers mogelijkheden onderzoeken om verlichting van
gebouwen en reclameborden ’s avonds en ’s nachts tot een in nader overleg
te bepalen minimum te beperken.
33
-
-
Verlichting van Tichelrijt en De Wildert in overleg met bedrijven waar mogelijk
aanpassen/beperken met behoud van veiligheidsniveau Keurmerk Veilig
Ondernemen.
Inventariseren van knelpunten veroorzaakt door assimilatieverlichting en waar
nodig kassen afschermen door het planten van bomen op enige afstand naast
kassen of door technieken als inpakken en afdekken.
3.7 Afval
3.7.1 Beleidskader
Het afvalbeleid in Nederland is verwoord in het Landelijk Afvalbeheer Plan (LAP). Dit
LAP2 (het eerste LAP reikte tot 2009) stuurt sterker dan voorheen op het
nabewerken van afvalstromen gericht op een nuttige toepassing.
In de hoofdstukken “Doelstellingen” en “Afvalscheiding” van het LAP2 is het
algemeen beleid voor de gescheiden inzameling van huishoudelijk afval beschreven.
Daarnaast hebben gemeenten de mogelijkheid om ook meerdere stromen
gescheiden in te zamelen. Volgens de doelstelling voor (grof) huishoudelijk restafval
mag er landelijk gezien maximaal 40% van het huishoudelijk afval als (grof)
huishoudelijk restafval worden verwijderd.
De doelstellingen voor de komende jaren zijn als volgt:
Verhogen van de nuttige toepassing van het totaal aan afvalstoffen van 83% in
2006 naar 85% in 2015. Dit kan met name worden bereikt door het stimuleren
van afvalscheiding aan de bron en nascheiding van afvalstromen. Door deze
vormen van scheiding worden producthergebruik, materiaalhergebruik en
gebruik van afval eenvoudiger.
Verhogen van de nuttige toepassing van het totaal aan huishoudelijk afval van
51% in 2006 naar 60% in 2015. In diverse besluiten zijn doelstellingen
opgenomen voor te bereiken percentages nuttige toepassing van afzonderlijke
afvalstoffen, zoals verpakkingen, batterijen en elektr(on)ische apparatuur. Er
worden aanvullend aan deze wettelijke vastgelegde doelstellingen geen andere
doelstellingen voor afzonderlijke afvalstoffen vastgelegd. Dat betekent dat
gemeenten een bepaalde mate van vrijheid hebben bij het invullen van het
behalen van de doelstelling van 60%.
In het kader van de integrale ketenbenadering vanuit het afvalstoffenbeleid een
bijdrage leveren aan de volgende specifieke ambities van het kabinet
Balkenende IV:
o
in 2020 is de CO2-uitstoot met 30% verminderd ten opzichte van 1990
(thema “klimaatverandering”);
o
Het aandeel duurzame energie in het totale energiegebruik moet worden
verhoogd van ongeveer 2% nu naar 20% in 2020. Daarnaast moet het
tempo van energiebesparing de komende jaren verdubbelen van 1% per
jaar nu naar 2%.
o
in 2020 bestaat er geen gevaar meer voor mens en milieu als gevolg van
de verspreiding van gevaarlijke stoffen (thema “verspreiding”).
Een doelstelling van de 2e versie van LAP 2 is dat de hoeveelheid restafval daalt van
250 kilo naar 100 kilo per inwoner per jaar in 2020. Deze doelstelling wordt
onderschreven door het ministerie van Infrastructuur en Milieu(IenM), de Vereniging
van Nederlandse Gemeenten(VNG) en de Nederlandse Vereniging van
gemeentelijke Reinigingsdiensten(NVRD). Om te voorkomen dat afval ontstaat zal er
een betere scheiding van het huishoudelijk afval gerealiseerd moeten worden.
34
Daarnaast hebben IenM, VNG en NVRD voor het afvalbeheer een
Uitvoeringsprogramma Huishoudelijk Afval opgesteld, dit project is bekend onder de
naam VANG (Van Afval Naar Grondstof). Hierin is het volgende opgenomen: Door
de grondstoffen- en materiaalketens die leiden tot huishoudelijk afval te sluiten
produceert een gemiddelde Nederlander steeds minder restafval, in 2020 maximaal
100 kg restafval per jaar (grof en fijn huishoudelijk afval, 75% gescheiden
ingezameld), met een verdere afname naar maximaal 30 kg in 2025. Materiaal wordt
zo lang mogelijk in de keten gehouden waarbij de maatschappelijke lasten
acceptabel zijn.
3.7.2 Huidige situatie
In de gemeente Dongen zijn de afgelopen jaren verschillende maatregelen
doorgevoerd:
Afzonderlijke luierinzameling bij kinderdagverblijven en peuterspeelzalen.
Inzameling van kunststof verpakkingen.
Uitbreiding van ondergrondse inzameling van restafval en papier bij
nieuwbouw en bestaande hoogbouw.
De inzamelingsresultaten voor Dongen zien er goed uit maar de cijfers worden
vertekend door externe factoren. Het totale scheidingspercentage ligt boven het
gewenste percentage in 2015. Dit scheidingspercentage wordt echter positief
beïnvloed door het aanbieden van bedrijfsafval en afval van particulieren van buiten
de gemeente Dongen. De resultaten van de sorteeranalyse 2014 waren ten tijde van
het opstellen van dit plan nog niet binnen. Aangezien er geen wijzigingen in de afval
inzameling zijn geweest wordt verwacht dat er ook geen significante afwijkingen zijn
van eerdere sorteeranalyses.
De proef met drankverpakkingen is geslaagd waardoor het Afvalfonds Verpakkingen
besloten heeft een vergoeding te geven voor de drankenkartons als deze als aparte
stroom worden ingezameld. In het nieuwe contract met de sorteerder van kunststof
verpakkingen afval (Sita) is opgenomen dat de gemeente een gecombineerde
stroom(kunststof, drankverpakkingen en blik) gelijktijdig mag aanleveren. Sita is nu
de fabriek aan het ombouwen en kan einde 1ste kwartaal 2015 de gecombineerde
stroom ontvangen. Het college moet hierover nog besluiten.
3.7.3 Ambities voor de toekomst
Onder andere uit de resultaten van de eerder genoemde sorteeranalyse blijkt dat een
koerswijziging noodzakelijk is om de belasting op het milieu en de leefomgeving
terug te dringen. Daarom zijn de volgende ambities voor afval opgesteld:
Maximaliseren van afvalscheiding en het voorkomen van (zwerf)afval.
Verbeteren van het inzamelsysteem.
Economische waarde van bepaalde afvalstromen benutten.
3.7.4 Doelen en acties voor de komende planperiode
Om de bovengenoemde ambities waar te kunnen maken wordt een aantal acties
uitgezet. Deze zijn hieronder beschreven.
Verplichting tot het behalen van de LAP doelstellingen opleggen aan de eigen
organisatie om zodoende de vrijblijvendheid tot het halen van doelstellingen
weg te nemen.
Het opstellen van een grondstoffen plan, hierin staat o.a. vermeld hoe wij
verspilling van grondstoffen tegengaan en op wat voor wijze de
afvalstoffen(grondstoffen) worden ingezet voor hergebruik.
Afvalverwerkingcontracten afsluiten op basis van duurzaamheid.
Uitgangspunt moet zijn preventie van afval en hergebruik van de
grondstoffen. De CO2 prestatie ladder zal bij de aanbesteding een grote rol
moeten gaan spelen.
35
-
-
-
-
Op zoek gaan naar andere verwerkingstechnieken zodat de grondstoffen uit
het ingezamelde afval weer worden benut.
Snoeiafval buitendienst benutten voor energieopwekking op bedrijventerrein
de Wildert waarbij het nieuwe contract voor de verwerking van afvalstromen in
de periode 2016-2020 hierop afgestemd wordt.
Afvalinzamelingssysteem nader bezien met aandacht voor keuzes
buurgemeenten en de gevolgen daarvan voor de gemeente Dongen.
Afhankelijk van raadsbesluit in december 2014 kan dit in 2016 aangepast zijn.
Afvalinzamelingsfrequentie onderzoeken en aanpassen aan systeem en
behoefte/noodzaak. Afhankelijk van raadsbesluit in december 2014 kan dit in
2016 aangepast zijn.
Afvalscheiding stimuleren door meer/betere inzamelpunten: uitbreiden huidige
inzamelplekken met KCA, drankenkartons en blik, waarbij blik mogelijk samen
met kunststof kan worden ingezameld.
Gecontroleerd afval accepteren op de milieustraat; maak burger bewuster.
Intensievere communicatie richting inwoners en ondernemers over afval en
zwerfafval. Nog meer dan nu het geval is gebruik maken van digitale
communicatiemiddelen en tools.
Inzetten van de bijdrage van NedVang voor gebruik van een elektrisch
voertuig en inhuur van extra mankracht bij het opruimen van zwerfafval en
voor educatieve programma's en materialen van Nederland Schoon.
3.8 Groen en Natuur
3.8.1 Beleidskader
De hoofddoelstelling voor het natuurbeleid is ”behoud, herstel, ontwikkeling en
duurzaam gebruik van natuur en landschap, als essentiële bijdrage aan een leefbare
en duurzame samenleving”.
In de provinciale Verordening Ruimte 2012 wordt uitgesproken dat de ecologische
hoofdstructuur (EHS) een samenhangend netwerk is van natuurgebieden en
landbouwgebieden met natuurwaarden van (inter)nationaal belang.
Het doel van het EHS-beleid is het veiligstellen van ecosystemen en het realiseren
van leefgebieden met goede condities voor de biodiversiteit. Om de ecologische
hoofdstructuur als een netwerk te laten functioneren werkt de provincie ook aan het
aanleggen van ecologische verbindingszones en het oplossen van faunaknelpunten
in de wegenstructuur.
De provincie Noord-Brabant is mede verantwoordelijk voor het beschermen van
natuur en landschap. Zij doet dit onder meer door er op toe te zien dat de groene
regelgeving wordt nageleefd. Onder de groene regelgeving vallen de wetten en
provinciale verordeningen die gericht zijn op bescherming en behoud van natuur, bos
en landschap. Die bieden instrumenten om aantasting van natuur en landschap te
voorkomen.
De provincie voert onder andere de volgende groene wet- en regelgeving uit:
Verordening bescherming Natuur en Landschap (VNL)
Verordening Ruimte
Flora- en faunawet en de Verordening schadebestrijding dieren
Boswet
Natuurschoonwet
Natuurbeschermingswet
36
3.8.2 Huidige situatie
Binnen de gemeente Dongen is, naast de Ecologische Verbindingszone, weinig
echte natuur aanwezig. Het buitengebied is met name in gebruik als agrarisch
gebied.
Gebieden die zijn aangewezen in het kader van de vogel- en habitatrichtlijn (nu
Natura 2000) zijn niet aanwezig. Wel heeft de gemeente te maken met de EHS, de
Ecologische hoofdstructuur. De rivier de Donge speelt hierbij een centrale rol. Door
de rivier worden noordelijker gelegen delen verbonden met gebieden die ten zuiden
van Dongen liggen. In en langs het water kunnen flora en fauna zich verplaatsen.
In het kader van de EHS moet binnen onze gemeente een aantal ecologische
verbindingszones gerealiseerd worden. De verbindingszones zorgen ervoor dat
soorten zich van het ene naar het andere gebied kunnen verplaatsen. Zoals ook in
de Verordening ruimte 2012 is aangegeven, moeten in 2018 de aangewezen
ecologische verbindingszones gerealiseerd zijn. Deze zijn opgenomen en uitgewerkt
in de regiovisie en het structuurplan. Het gaat om de volgende zones:
ten zuiden van Tichelrijt;
ten oosten van Dongen; vanaf de Donge langs de Onkelsloot tot aan het
Wilhelminakanaal;
de Noordkade; een oost-west verbinding tussen de Donge en de waterloop
ter hoogte van de Waspikse weg, ten noorden van ’s Gravenmoer
van Huis ter Heide naar het Wilhelminakanaal
Het Wilhelminakanaal
In 2009 is de Ecologische verbindingszone (EVZ) langs de Onkelsloot en de Goeie
Loop gerealiseerd. De gemeente Dongen heeft dit in samenwerking met Waterschap
Brabantse Delta ontwikkeld en uitgevoerd. Om de beleving van de natuur te
versterken is er een fietspad langs gelegd. In 2014 is het ontbrekende stuk van de
EVZ tussen de Watersticht en de Beljaart gerealiseerd.
Tevens is nabij de wijk De Beljaart, aansluitend aan de EVZ, een natuurspeelterrein
aangelegd, zodat ook kinderen meer ervaring krijgen met natuur.
De medewerkers van de gemeente Dongen die werkzaam zijn in het groen zijn
allemaal gecertificeerd in het kader van de Flora- en Faunawet. Dit houdt in dat er
tijdens de werkzaamheden rekening wordt gehouden met het behoud van de floraen fauna. Ook van aannemers die werkzaam zijn voor de gemeente Dongen wordt
verlangd dat zij gecertificeerd zijn en waarde hechten aan de flora en fauna binnen
de gemeente Dongen.
3.8.3 Ambitie voor de toekomst
Om de kwaliteit van het aanwezige groen en de natuur in de gemeente Dongen te
behouden en versterken zijn de volgende ambities opgesteld:
1.
De ecologische verbindingszone ’s Gravenmoer – Wilhelminakanaal moet in
2016 gerealiseerd zijn.
2.
De ecologische verbindingszone Wildertse Arm moet in 2018 gerealiseerd
zijn.
3.
Natuur dichter bij huis brengen.
3.8.4 Doelen en acties voor de komende planperiode
Om deze ambities te kunnen halen moeten de volgende acties worden uitgevoerd:
Stimuleren en subsidiëren aanleg en onderhoud van landschapselementen;
aanplant van karakteristieke soorten stimuleren. Hiertoe gebruik maken van
het provinciale Groen Blauw Stimuleringskader.
Het behouden van variatie bij de herinrichting van bestaand groen.
Bebouwing en groen integreren: clusteren van groen, minder snippergroen.
37
-
In de planvorming minimaal 5% groenruimte opnemen.
Beschermen van monumentale bomen.
Subsidieregeling opstellen voor onderhoud monumentaal groen, bijvoorbeeld
met behulp van een Cultuurhistorische waardenkaart.
Handhaven van het karakter van de dijkjes in ’s Gravenmoer.
Gladheidsbestrijding; van droog strooien naar nat sproeien bij vervanging van
materieel (= minder zout in de bodem).
Daktuinen stimuleren bij nieuwbouw.
Meer groene speelplekken creëren door aanpassing van bestaande
speelplekken of nieuwe speelplekken een natuurlijk karakter te geven.
3.9 Welstand
3.9.1 Inleiding
Zoals veel onderwerpen in de bouwregelgeving is ook de welstandstoets de laatste
jaren regelmatig onderwerp van gesprek en verandering geweest. Denk hierbij onder
andere aan de komst van de gemeentelijke welstandsnota in 2007, waarin de
gemeenteraad de vrijheid had om welstandscriteria te formuleren of gebieden aan te
wijzen, waar bouwwerken niet hoeven te worden getoetst aan redelijke eisen van
welstand. Tevens kon een categorie kleine bouwwerken, die hoofdzakelijk in het
achtererfgebied worden gebouwd, ambtelijk en dus zonder een advies van de
welstandscommissie worden getoetst.
3.9.2 Beleidskader
Zoals hiervoor opgemerkt is het welstandsbeleid vastgelegd in de gemeentelijke
welstandsnota. De wettelijke basis hiervan is verankerd in artikel 12 van de
Woningwet. Uit het voorgaande kan worden geconcludeerd, dat de gemeenteraad
een hoge mate van autonomie heeft inzake het stellen van welstandscriteria.
3.9.3 Huidige situatie
Ten tijde van de vaststelling van de eerste welstandsnota was de gemeente Dongen
al redelijk vooruitstrevend voor wat betreft de inhoud hiervan. In tegenstelling tot de
meeste gemeenten, die soms dertig of meer welstandsgebieden met voor ieder
gebied aparte regels binnen hun grenzen hadden gedefinieerd, bevatte de
welstandsnota van de gemeente Dongen er slechts vier. Door deze eenvoud werd de
nota leesbaar, niet te detaillistisch en werd tevens een regelbrij voorkomen. Het
bijzondere hierbij was dat bij het opstellen van de nota burgerparticipatie had
plaatsgevonden, waarbij de burgers behoudender bleken dan de oorspronkelijke
insteek van de gemeente.
Met de komst van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in 2010, is
de categorie bouwwerken die ambtelijk kon worden getoetst vergunningvrij
geworden. Hierdoor is ook de ambtelijke toetsing aan redelijke eisen van welstand
komen te vervallen. In 2014 heeft de Rijksoverheid de categorie vergunningvrije
bouwwerken uitgebreid, waardoor nog minder bouwwerken preventief aan redelijke
eisen van welstand kunnen worden getoetst. Het mag duidelijk zijn dat hierdoor
steeds minder mogelijkheden zijn om de visuele kwaliteit van de omgeving te
waarborgen of te versterken. Alleen bij zogenaamde excessen kan nog door de
gemeente handhavend worden opgetreden.
38
3.9.4
3.9.5
-
Ambities voor de toekomst
Het behouden van de huidige visuele kwaliteit van de bebouwde omgeving.
Bij uitbreidingsgebieden meer onderlinge esthetische en architectonische
samenhang bewerkstelligen.
Een snellere beoordeling van vergunningplichtige bouwplannen op hun
visuele kwaliteit.
Het sneller en gemakkelijker door initiatiefnemers over de van toepassing
zijnde welstandscriteria uit de welstandsnota kunnen beschikken.
Doelen/acties
Het bewerkstelligen van een verschuiving van het preventieve naar het
repressieve toezicht.
Het voor meer esthetische en architectonische samenhang bij in- en
uitbreidinglocaties inschakelen van een zogenaamde supervisor.
Het ambtelijk en door de welstandscommissie online toetsen van
bouwplannen aan redelijke eisen van welstand.
Het thuis digitaal, op postcode en huisnummer kunnen nagaan welke
welstandcriteria op een perceel van toepassing zijn.
3.10 Cultuurhistorie en archeologie
3.10.1 Inleiding
Cultureel erfgoed versterkt de identiteit van de gemeente Dongen, zorgt voor
woongenot en zorgt ervoor dat de burger zich meer betrokken voelt bij de gemeente
en zijn of haar buurt c.q. dorp. Daarnaast is cultureel erfgoed een belangrijke
aanjager van de lokale economie waardoor investeren in cultuurhistorie rendeert.
Bij cultuurhistorie gaat het om sporen, objecten en patronen/structuren die,
zichtbaar of niet zichtbaar, onderdeel uitmaken van onze leefomgeving en
een beeld geven van een historische situatie of ontwikkeling. Cultuurhistorie
omvat dus archeologie, gebouwen en oude structuren, zoals wegen,
waterlopen, dijken, etc. Als deze objecten en structuren voldoende waarde
hebben om ze te willen bewaren is sprake van cultureel erfgoed.
De gemeente Dongen heeft de ambitie om de aantrekkelijkheid van de gemeente te
vergroten door de cultuurhistorische waardevolle aspecten nog meer te versterken,
waardoor aantrekkelijke plekken ontstaan. De gemeente zorgt voor haar erfgoed
door bescherming en instandhouding van gebouwde monumenten en door aandacht
voor het behoud van archeologische waarden in de ondergrond. Daarnaast vindt de
gemeente het belangrijk dat haar erfgoed bij een breed publiek bekend is. Inspiratie,
beleving en visualisatie zijn begrippen die gemeengoed moeten worden binnen onze
gemeente.
3.10.2 Beleidskader
Sinds de eerste Structuurvisie PLUS uit 2001 is er al veel gebeurd op het gebied van
cultuurhistorie en heeft er een duidelijke kentering plaats gevonden in de beleving
omtrent het cultureel erfgoed. Het huidige gemeentelijke cultuurhistoriebeleid is in
principe voldoende om de bestaande koers en ambities voort te zetten, maar
ontwikkelingen
op rijks- en gemeentelijk niveau zorgen ervoor dat er aanvullingen gemaakt moeten
worden en accenten verlegd. Ons beleid wordt daarom de komende tijd verder
vormgegeven en uitgebouwd. De versnippering van het bestaande beleid in
39
verschillende nota’s en visies is eveneens aanleiding om het cultuurhistoriebeleid te
bundelen in één overzichtelijke nota Cultureel Erfgoed. Met één nota zijn burgers en
andere belanghebbenden sneller en eenvoudiger op de hoogte van onze ambities en
wensen ten aanzien van het cultureel erfgoed in de gemeente Dongen.
De gemeente wil de ‘Dongense’ identiteit zo veel mogelijk behouden en versterken.
Door het inzetten van erfgoed bij ruimtelijke ontwikkelingen (behoud door
ontwikkeling) en visualisaties van het niet-zichtbare verleden worden bestaande
kwaliteiten geborgd en de identiteit van onze gemeente bij nieuwe ontwikkelingen
verankerd. Historisch besef en behoud van bestaande kwaliteiten hoeven
vernieuwing niet in de weg te staan. Erfgoed kan vaak een meerwaarde zijn voor een
nieuwe ontwikkeling en betekenis geven aan een gebied. Het gaat hierbij niet alleen
om behoud van bestaande objecten en oude structuren, maar ook om het toevoegen
van nieuwe kwaliteiten, geïnspireerd door het verleden. Voor een duurzame
ontwikkeling van de gebouwde omgeving is het noodzakelijk dat creatieve ideeën ten
aanzien van stedenbouw en architectuur inspelen op de cultuurhistorische waarden
van een gebouw of plek. De gemeente zet tevens in op een zorgvuldige inpassing
van bouwplannen in de omgeving waarbij aanwezige (cultuurhistorische,
landschappelijke en stedenbouwkundige) kwaliteiten als aanleiding en inspiratie voor
het ontwerp dienen.
3.10.3 Huidige situatie
In 1992 ondertekende Nederland het Europese Verdrag inzake de bescherming van
het archeologisch erfgoed, kortweg ‘het Verdrag van Malta’ (of Valletta). Sindsdien is
het uitgangspunt van het (rijks)beleid dat archeologische waarden volwaardig
meetellen in beslissingen over de ruimtelijke inrichting van ons land. Via de Wet op
de Archeologische Monumentenzorg is het verdrag in 2007 wettelijk verankerd in de
herziene Monumentenwet 1988.
Op 1 januari 2009 is de Monumentenwet 1988 op onderdelen gewijzigd. Daarnaast is
in 2009 de beleidsbrief Modernisering van de Monumentenzorg (MoMo) van de
Minister van OCW verschenen. Hierin werden maatregelen aangekondigd die de
monumentenzorg moesten moderniseren. Onderdelen hieruit waren de beperking
van de verplichte advisering door de Minister (lees: de Rijksdienst voor het Cultureel
Erfgoed) en Provincie, het vergunningvrij wijzigen van een beschermd monument en
het vastleggen van cultuurhistorische waarden in de ruimtelijke ordening
(bestemmingsplannen). Door de terugtredende rijksoverheid worden gemeenten
meer belast met de zorg voor rijksmonumenten en archeologie naast de al
aanwezige zorg voor de gemeentelijke monumenten.
Op dit moment is de Erfgoedverordening van de Gemeente Dongen (vaststelling
raad 30 september 2010) van kracht. Ten opzichte van de vorige
Monumentenverordening uit 1997 zijn hier de verplichtingen die voortvloeien uit de
Wet op archeologische monumentenzorg en de invoering per 1 oktober 2010 van de
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in verwerkt. Ook de Verordening
Subsidiëring Gemeentelijke Monumenten1998 dient aangepast te worden aan de
huidige tijd. Na de laatste actualisatie die in mei 2001 heeft plaatsgevonden op grond
van de toen geldende “Monumentenverordening van de gemeente Dongen 1997”
behoeft de huidige gemeentelijke monumentenlijst actualisatie. Plaatsing op de
gemeentelijke monumentenlijst had destijds een vrijwillig karakter en men kon in
principe ieder moment op verzoek weer van de lijst verwijderd worden; destijds
begrijpelijk, maar thans niet langer wenselijk.
Op 7 maart 2013 heeft de gemeente de “Cultuurhistoriekaart Gemeente Dongen”
(CHW-kaart) ontvangen inclusief rapportage. Deze is tot stand gekomen in het kader
van de provinciale “Beleidsregel Stimulering Gemeentelijke- c.q. Erfgoedkaarten
40
2009-2011”. Doel was uniformiteit te verkrijgen binnen de provincie Noord-Brabant
inzake beleidsmatige zaken omtrent ons cultureel erfgoed. De CHW kaart is op 20-22014 vastgesteld door de gemeenteraad.
De maatschappelijke behoefte is er om de cultuurhistorische kwaliteiten integraal en
ontwikkelingsgericht te beschouwen en te benutten waarbij de plannen van vandaag
in een lange termijn perspectief bekeken worden. Dit betekent een cultuuromslag bij
alle betrokkenen, of het nu bedrijven, burgers, bestuurders, het ambtelijk apparaat,
ontwikkelaars of cultuurhistorici betreft. Niet de confrontatie tussen oud en nieuw
moet de boventoon voeren maar juist de kansen die er zijn om het cultureel
vermogen als vruchtbare bron te benutten (bijv. toerisme). Er moet meer aandacht
komen voor de samenhang tussen cultureel erfgoed en de omgeving
(landschapscultuur, archeologie, historie, ruimte en planologie) waarbij cultuurhistorie
meer richtinggevend gemaakt moet worden in de ruimtelijke ontwikkeling (Plan De
Hoogt, hoek Hoge Ham – Bolkensteeg, is hier een voorbeeld van).
Bestaande wet- en regelgeving:
Monumentenwet 1988. De wet vormt de basis voor de monumentenzorg. Voor
de gemeentelijke monumentenzorg is hierin bepaald dat gemeenten met
rijksmonumenten een monumentencommissie moeten hebben om te kunnen
besluiten op vergunningaanvragen. De Dongense monumentencommissie is
opgenomen in de geïntegreerde Welstands- en Monumentencommissie. Voor
archeologie is in de Monumentenwet vastgelegd dat de gemeenteraad bij de
vaststelling van bestemmingsplannen rekening moet houden met de in de
grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische waarden.
Erfgoedverordening van de gemeente Dongen 2010 (vastgesteld door de raad
d.d. 30-09-2010). De verordening betreft de basis voor de gemeentelijke
monumentenzorg. Hierin staan de verschillende beschermingsvormen en de
beschermingsprocedures beschreven. Nog niet opgenomen hierin is aan welke
criteria een object moet voldoen om voor bescherming in aanmerking te komen.
Wel is bepaald dat voor wijzigingen aan en sloop van monumenten een
vergunning is vereist. Verder is bepaald dat het verboden is om een
archeologisch monument te verstoren.
Verordening subsidiëring gemeentelijke monumenten 1998 (vastgesteld door
raad d.d. 16-07-1998). Hierin zijn de regels voor het verkrijgen van een
onderhouds- en/of restauratiesubsidie voor gemeentelijke monumenten
vastgelegd.
Bestaand beleid:
Archeologische Beleidsadvieskaart gemeente Dongen (vastgesteld door de
raad d.d. 10-02-2011). Is het beleidskader en de basis voor het Archeologische
bodemarchief van de gemeente Dongen.
Overige uitgangspunten:
Structuurvisie Dongen 2020. In deze structuurvisie komt tot uiting dat
(cultuur)historie één van de hoofdopgaven is. Aandachtpunten hierbij zijn het
behoud van waardevolle elementen en bebouwing, een goede inpassing in de
omgeving en het zo veel mogelijk beleefbaar maken ervan.
Erfgoed in goede handen? (d.d. februari 2013). In opdracht van het Ministerie
van OCW houdt de Erfgoedinspectie op nationaal niveau toezicht op een
belangrijk deel van het Nederlandse erfgoed. In het rapport doet de
Erfgoedinspectie aanbevelingen ter bescherming hiervan.
41
3.10.4 Ambities voor de toekomst
De ambities van Dongen:
1.
De aantrekkelijkheid van Dongen vergroten door de cultuurhistorisch
waardevolle aspecten te versterken;
2.
Behoud, herstel en vergroting van herkenbaarheid van belangrijke fysieke
elementen en landmarks zoals: patroon van wegen, dijken en
perceelstructuur, de bebouwingslinten met karakteristieke bebouwing,
historisch groen, herkenningspunten zoals div. kerken en de watertoren;
3.
Vergroten belevingsmogelijkheden;
4.
Bij het ontwikkelen van de cultuurhistorisch waarvolle elementen moeten we
oog hebben voor de samenhang tussen cultuurhistorie enerzijds en recreatie
& toerisme anderzijds;
5.
Een actueel modern beleid (incl. monumentenlijst) met een daarbij passende
stimuleringsregeling.
3.10.5 Doelen en acties voor de komende planperiode
Om de ambities die de gemeente voor cultuurhistorie heeft ook daadwerkelijk te
kunnen bereiken zijn voor de komende planperiode een aantal doelen en acties
gesteld. Een aantal van deze genoemde acties valt onder onze dagelijkse taken. Dit
is het gebruiken en actueel houden van de archeologische beleidskaart. Een aantal
andere acties is nieuw en moet in ons nieuwe beleid worden geïmplementeerd.
Door het uitvoeren van de volgende acties en het streven naar de onderstaande
doelen verwacht de gemeente deze ambities waar te kunnen maken.
-
-
-
-
-
-
Bij ruimtelijke ontwikkelingen standaard rekening houden met het behoud van
waardevolle elementen en bebouwing, een goede inpassing in de omgeving
en het zo veel mogelijk beleefbaar maken ervan.
Behoud van de aanwezige cultuurhistorische waarden legt randvoorwaarden
op aan ruimtelijke ontwikkelingen.
Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen zullen de historische waarden expliciet in
de afweging betrokken worden.
Naast de bebouwingslinten zijn de Donge, het Wilhelminakanaal, de dijken,
de Vaart en het Molenvaartje belangrijke elementen. Het beleid hiervoor is
gericht op behoud en versterking. In de Structuurvisie Dongen 2020 is
hierover het nodige geschreven.
Behoud van de waardevolle bebouwing is van groot belang voor het karakter
van de kernen en de bebouwingslinten: kerken, boerderijen, leerlooierijen en
schoenfabrieken.
Het vervallen van een gebruiksfunctie is een belangrijke risicofactor voor het
voortbestaan van waardevolle gebouwen zoals bijvoorbeeld boerderijen,
kerken en industrieel erfgoed. Het zoeken naar passend hergebruik is van
groot belang.
In deze tijd passende stimuleringsregeling afgestemd op de financiële ruimte
van de gemeente. Deze zou moeten gelden voor bebouwd erfgoed en bomen
die op de gemeentelijke monumentenlijst staan.
Bij het ontwikkelen van de cultuurhistorische elementen moet altijd gekeken
worden in hoeverre hier een extensieve recreatieve functie aan kan worden
gekoppeld.
Op grond van de op 20-2-2014 vastgestelde cultuurhistorische waardenkaart
moet worden gewaarborgd dat de cultuurhistorische waarden binnen Dongen
en het beleid meer op elkaar worden afgestemd.
Het cultuurhistoriebeleid te bundelen in één overzichtelijke nota Cultureel
Erfgoed.
42
-
Extra toezicht op monumenten houden om onherstelbare schade tijdens
werkzaamheden zoveel mogelijk te voorkomen.
3.11 Veiligheid
3.11.1 Inleiding
Iedereen hecht veel waarde aan een veilige leefomgeving. Men wil zonder gevaar en
veilig over straat kunnen, veilig en beschermd gebouwen binnen gaan en zich in zijn
eigen huis veilig en vertrouwd voelen. Het is belangrijk dat iedereen in Nederland
zich veilig voelt. Echter, veiligheid is een relatief begrip, aangezien niets onder alle
omstandigheden volledig zonder gevaar is. Daarom werkt de overheid er hard aan
om de veiligheid in Nederland zoveel als mogelijk te waarborgen. Politie en justitie
bewaken de openbare orde en proberen criminaliteit te voorkomen. Gemeente en
provincie verlenen vergunning en controleren op veiligheid. Zo moet bijvoorbeeld
opslag van gevaarlijke stoffen aan strenge eisen voldoen om explosiegevaar te
minimaliseren, moeten gebouwen voldoen aan allerlei brandveiligheidseisen om in
geval van brand het aantal slachtoffers en de schade te minimaliseren.
3.11.2 Beleidskader
Binnen het thema veiligheid zijn met name sociale en fysieke veiligheid van elkaar te
onderscheiden. De sociale veiligheid heeft betrekking op alle risico’s die het gevolg
zijn van moedwillige (criminele) handelingen van derden in met name openbare
ruimte. De fysieke veiligheid heeft betrekking op alle risico’s die het gevolg zijn van
branden, ongevallen en rampen. Het onderscheid tussen beiden is van belang,
omdat er op beide terreinen sprake is van een andere aanpak, andere wetgeving en
andere beleidsnota’s. Tegelijkertijd is er ook sprake van samenhang tussen de beide
terreinen. Door in dit stuk aandacht te besteden aan zowel de fysieke als de sociale
veiligheid, wordt het mogelijk de samenhang beter te zien.
Verschillende ambities en de uitwerking daarvan vinden in een aantal gevallen al
plaats in separate beleidsnota’s, waaronder de Beleidsvisie Externe Veiligheid, de
Kadernota Integrale Veiligheid, het Verkeersbeleidsplan en het regionaal Crisisplan.
Sociale Veiligheid
De gemeente Dongen wil een veilige en leefbare situatie in wijken en kernen. Zij wil
dit bereiken door een brede maatschappelijke inzet met participatie van inwoners,
politie, openbaar ministerie, brandweer, maatschappelijke organisaties en het
bedrijfsleven. De gemeente Dongen heeft samen met haar partners bekeken waar
prioriteiten gelegd moeten worden, welke doelstellingen nagestreefd moeten worden
en welke taken en verantwoordelijkheden ieder heeft. Dit heeft geresulteerd in de
Kadernota Integrale Veiligheid 2013-2014. In deze nota zijn de strategische kaders
beschreven. In het bijbehorende uitvoeringsplan zijn de prioriteiten uitgewerkt. De
nota is opgebouwd uit verschillende veiligheidsthema’s die vooral te maken hebben
met openbare orde en veiligheid, criminaliteit en overlast. Vanwege de aanwezigheid
van de Kadernota Integrale Veiligheid 2013-2014 wordt sociale veiligheid in dit plan
niet verder uitgewerkt en richt dit plan zich tot de fysieke veiligheid.
Fysieke Veiligheid
Bij het thema fysieke veiligheid moet worden gedacht aan het voorkomen en
beperken van risico's waarbij mensen gewond of gedood kunnen worden, zoals
brandgevaar, blootstelling aan giftige gassen, het gevaar van instortende gebouwen
en andere calamiteiten. Fysieke veiligheid heeft niet alleen betrekking op lichamelijk
letsel, maar ook op materiële en economische schade en de gevolgen voor het
milieu. De gemeente, brandweer, politie en GHOR werken hierbij nauw samen. De
aandacht ligt daarbij steeds meer op het voorkomen van ongelukken en branden.
43
De laatste jaren heeft het aspect fysieke veiligheid veel aandacht gekregen. Deels
werd dit veroorzaakt door verschillende calamiteiten waar brandveiligheid en
bouwregelgeving een rol speelde. Denk hierbij aan de vuurwerkramp in Enschede,
de nieuwjaarsbrand in Volendam, het instorten van een balkon in Maastricht en de
parkeergarage in Tiel en wateraccumulatie op platte daken. Daarnaast mag sinds de
komst van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in 2010 een aantal
bouwwerken vergunningvrij worden uitgevoerd. Hierdoor vindt geen preventieve
toetsing meer plaats aan de technische eisen die zijn vermeld in het Bouwbesluit.
Het gevolg hiervan is dat het risico op calamiteiten groter is met als complicerende
factor, dat door het vergunningvrij zijn het niet bekend is waar deze zich kunnen
voordoen. In de praktijk blijkt ook dat al langer bestaande bouwwerken door het zich
ontwikkelen van de bouwregelgeving, niet meer aan de eisen of slechts aan de
minimale eisen van brandveiligheid voldoen. Met name bij voor publiek toegankelijke
gebouwen kan dit tot ongewenste situaties leiden.
Uit voorgaande volgt dat het beleid inzake de fysieke veiligheid deels is gebaseerd
op calamiteiten en deels op een ontwikkeling die is gericht op het streven naar
minder of juist meer regels. Voor wat betreft het eerste aspect is het beleidskader het
Bouwbesluit 2012, omdat hierin de regels m.b.t. de bouw- en brandveiligheid zijn
vastgelegd. Bij het tweede en derde aspect is het beleidskader de Wabo. De
gemeente heeft op grond hiervan een toezichthoudende taak m.b.t. de staat van de
bestaande bouw.
3.11.3 Huidige situatie
Er zijn vele landelijke initiatieven genomen om de risico’s te beperken. Ook in
Dongen heeft dit zijn uitwerking gehad. Daarbij is veelal op landelijke calamiteiten
gereageerd, door binnen de aanwezige mogelijkheden noodzakelijke acties te
ondernemen. In veel situaties bleek dit door het ontbreken van capaciteit en
middelen een langdurig proces.
Naast het reageren op landelijke calamiteiten probeert de gemeente Dongen, met
eenduidige advisering en vergunningverlening gekoppeld aan het controleren en
handhaven, de kans op calamiteiten zoveel mogelijk te verkleinen. Dit geldt ook voor
het toezicht op de bestaande bouw. Echter maakt dit vanwege een beperkte
capaciteit momenteel geen volledig onderdeel uit van de toezichtstaak, maar wordt
dit zoveel mogelijk tijdens de uit te voeren controles van de verleende
omgevingsvergunningen uitgevoerd.
Verder zijn er verschillende recente beleidsplannen opgesteld voor het thema fysieke
veiligheid. Denk hierbij aan het Beleidsplan Externe Veiligheid, het Regionale
Crisisplan, het Beleidsplan Integrale Handhaving en het iets oudere
Bouwbeleidsplan. In deze plannen zijn verschillende ambities bepaald en
doelstellingen geformuleerd en worden deze aan de hand van separate
uitvoeringsprogramma’s tot uitvoering gebracht. In dit plan is het de bedoeling om
nog niet benoemde ambities en doelstellingen tot uitvoering te brengen.
3.11.4 Ambities voor de toekomst
De ambities van de gemeente Dongen voor veiligheid zijn:
Voorkomen en beperken van risico’s op calamiteiten en indien nodig hierop
snel en adequaat reageren.
3.11.5 Doelen en acties voor de komende planperiode
Voor het halen van de hierboven vermelde ambities is een aantal acties nodig. Deze
acties zijn:
Vergunningen op peil houden en daarmee ook controles op vergunde
activiteiten.
44
-
-
-
Controles meer richten op bestaande gebouwen, waarbij de focus ligt op
bouwkundige veiligheid (ankers, daken, sneeuw, water). Hiervoor dienen
structureel mensen en/of middelen te worden vrijgemaakt.
Beleid ontwikkelen om brandveiligheid van bestaande gebouwen op een
hoger niveau te brengen.
Stimuleren van het vervangen van asbestdaken door landelijke en provinciale
projecten, zoals het project ‘Asbest eraf, zonnepanelen erop!’ onder de
aandacht te brengen en te faciliteren.
Voorlichting over het voorkomen en beperken van risico's waarbij mensen
gewond of gedood kunnen worden, zoals brandgevaar, blootstelling aan
giftige gassen, het gevaar van instortende gebouwen en andere calamiteiten.
45
4 Uitvoeringsagenda
In dit hoofdstuk wordt per thema een overzicht van de doelen en acties weergegeven
met daaraan gekoppeld een beoogd uitvoeringsjaar. Dit kan 1 jaar betreffen maar
ook meerdere jaren of een doorlopende activiteit betreffen.
4.1 Klimaat en energie
Doel / actie
- Terugdringen van het eigen energieverbruik door aanpassen of
vervangen van installaties en verlichting.
- Het versterken van de rol van het EMO team binnen de
organisatie.
- Duurzaam inkopen; eventueel in samenwerking met andere
gemeente(n): toepassen CO2 prestatieladder.
- Bij aanschaf van gemeentelijke voertuigen overstappen naar
duurzame brandstoffen en/of elektrisch rijden; kleine voertuigen nu
starten, grote voertuigen na 2016 (bij vervanging)
- Vergroenen van de eigen energieafname.
- Samenwerking zoeken met Energie Dongen om een duurzame
ontwikkelingsstrategie uit te zetten.
- Voortzetten nulmeting in samenwerking met Energie Dongen,
Casade wooncorporatie en VOCD.
- Gebruik maken van ervaringen van andere gemeenten. Aansluiting
zoeken bij regionale initiatieven zoals het klimaatbureau in Tilburg
en MOED.
- Inzetten op een voorbeeldproject passief bouwen, gebruik makend
van bestaande praktijkvoorbeelden
- Onderzoek doen naar het terugwinnen van energie uit
gemeentelijke riolering (kansrijke optie volgens RioNED)
- Onderzoeken of in regionaal verband een energiepark kan worden
gerealiseerd.
- Opzetten van een energieloket in samenwerking met externe
partijen als Energie Dongen, Casade wooncorporatie, VOCD en
regionale partijen als MOED en het Klimaatbureau: voorlichting
aan burgers en bedrijven en webshop voor besparingsproducten.
- Stimuleren van duurzame energieproductie door bedrijven en
particulieren: zon, wind en biomassa.
- Onderzoek doen naar maximale participatie van inwoners en
bedrijven uit Dongen in het realiseren en exploiteren van
windmolens (sociaal levende wind) op bedrijventerrein De Wildert.
- Onbenutte dakvlakken gebruiken voor zonne-energie: deelname
aan project Energie Dongen onderzoeken / uitwerken
Planning
Doorlopend
2015
2015
2015 / 2016
2015 -2018
2015
2015
2015
2016
2018
2017
2016
Doorlopend
2015
2015
4.2 Bodem en ondergrond
Doel / actie
- Regionale samenwerking voortzetten om meer projecten
gezamenlijk op te pakken.
- Ter inzagelegging gebiedsbeheersplan en uitvoering gebiedsgericht
grondwaterbeheer.
Planning
Doorlopend
2015 e.v.
46
- In 2013 is een eerste stap voor het voorbereidings- en
invoeringstraject van de Basisregistratie Ondergrond (BRO) gezet.
Onderzocht zal worden of dit project in de regio samen opgepakt
kan worden.
- Begeleiding van het aanpakken van de bodemsanering.
- Bij ruimtelijke en infrastructurele ontwikkelingen tijdig kijken naar de
bodemkwaliteit en de mogelijkheden wat betreft de ondergrond op
de locatie.
- Zorgvuldig omgaan met het verplaatsen van grond en bevorderen
van het hergebruik van grond en bouwstoffen conform het Besluit
Bodemkwaliteit.
- Actieve communicatie naar burgers en bedrijven.
- Meer participatie vragen aan burgers.
- Toekomstige bodemkwaliteit waar nodig verbeteren en hierin een
voorbeeld in nemen, bijvoorbeeld actief verontreinigingen
wegnemen waar dat nodig is.
- Beschermen van de ondergrond waar dat nodig is, standpunt
innemen bij grote invloedrijke ingrepen op de ondergrond,
bijvoorbeeld schaliegas, opslag radioactief afval.
- Structuurvisie ondergrond (STRONG) realiseren zodat er een
goede afstemming tussen bestemmingsplan (de bovengrond) en de
bodem (ondergrond) kan plaatsvinden .
- Actief asbest verwijderen zonder gezondheidsrisico's.
- Maatschappelijke en economische ontwikkelingen gebruiken om
bodemsaneringen uit te voeren.
- Meer ruimte in de ondergrond creëren voor infiltratie van neerslag
en waterbeschikbaarheid in droge tijden.
- Bodem en ondergrondgegevens digitaal en interactief bereikbaar
maken.
2014
Doorlopend
Doorlopend
Doorlopend
Doorlopend
Doorlopend
Doorlopend
2014-2015
2015-2016
Doorlopend
Doorlopend
2015 t/m
2019 bij
vervangen
van
riolering
2015 t/m
2018
4.3 Lucht en geur
Doel / actie
- Verdere uitvoering geven aan het verkeerscirculatieplan; een betere
doorstroming vermindert de emissies van het verkeer.
- Veilige fietsroutes en aantrekkelijke fietsenstallingen aanleggen om
het fietsgebruik te stimuleren.
- Uitstoot van eigen wagenpark terugdringen. Bij aanschaf van
gemeentelijke voertuigen uitstoot van fijn stof en NOx mee laten
wegen (duurzaam inkopen).
- Het gebruik van openbaar vervoer aantrekkelijker maken en
stimuleren.
- Aanplanten van bomen en planten voor de opname van fijn stof. Dit
is bijvoorbeeld in het erfbeplantingplan opgenomen.
- Elektrisch rijden stimuleren door oplaadpunten te faciliteren of toe
te staan (zie ook Klimaat en energie).
- Gevoelige functies (scholen, kinderdagverblijven,
ouderenhuisvesting etc.) langs hoofdinfrastructuur waar mogelijk
voorkomen of verplaatsen.
- Transport over water bevorderen.
Planning
Doorlopend
Doorlopend
Centrum:
2015
2015
Doorlopend
Doorlopend
Doorlopend
47
- De meerwaarde van het opstellen van eigen geurbeleid t.o.v.
gebruik landelijk en provinciaal beleid onderzoeken.
- Uitvoering geven aan de door de provincie ingezette beleidslijn
Zorgvuldige Veehouderij 2020.
- Actieve communicatie met bewoners en bedrijven over zowel de
regels als acceptatie van een bepaalde mate van hinder.
- In overleg met omwonenden (verenigd in een Actiecomité) en
bedrijven zoeken naar een structurele oplossing voor de hinder
afkomstig van Tichelrijt (inclusief geluidsaspect).
2015
2015 - 2020
Doorlopend
2015 e.v.
4.4 Geluid
Doel / actie
- Ruimtelijke (her-)inrichting als basis nemen voor een goede
omgang met geluidsoverlast.
- Rekening houden met geluid bij de aanleg van wegen en waar
mogelijk toepassen van geluidsreducerende wegdekken
(geluidsarm asfalt, stille klinkers).
- Saneren van de woningen op de B-lijst.
- De Zone industrielawaai rondom De Wildert aanpassen naar
aanleiding van de ontwikkeling/uitbreiding van het bedrijventerrein.
- Ontwikkelen van gebiedsgericht beleid voor bedrijven vallend onder
het Activiteitenbesluit.
- In overleg met omwonenden (verenigd in een Actiecomité) en
bedrijven zoeken naar een structurele oplossing voor de hinder
afkomstig van Tichelrijt (inclusief aspect geur).
- Verkenning van de mogelijkheden voor een geluidwal / -scherm
langs het kanaal.
- Actieve communicatie met bewoners en bedrijven over zowel de
regels als acceptatie van een bepaalde mate van hinder.
- Inzage realiseren in gemeentebrede geluidbelasting (eis vanuit de
nieuwe Wet geluidhinder)
Planning
Doorlopend
Doorlopend
2015
-2015
Afhankelijk
van
wetgeving
2015 e.v.
2015
Doorlopend
2016
4.5 Water
Doel / actie
- Het Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) verder
actualiseren.
- Waterkwaliteitmaatregelen uit het afvalwaterakkoord
- Beleid wordt hierin verankerd en vertaald naar verbetermaatregelen
die doelmatig zijn
- Het afkoppelen van (schoon)hemelwater in West I en de prinsessen
buurt en in nieuw aan te leggen woongebieden.
- Bij periodiek onderhoud, reconstructiewerkzaamheden en
nieuwbouw kan het gescheiden rioolstelsel in het stedelijk gebied
uitgebreid worden. Het meenemen van deze aanpassingen op
'natuurlijke' momenten zorgt voor een financiële en tijdsbesparing.
- Verbeteren van de kwaliteit van het afvalwater. In samenwerking
met het waterschap moet er worden gehandhaafd en moeten
controles op het afvalwater worden uitgevoerd.
Planning
2015
2015-2018
2015
2015-2018
Doorlopend
Doorlopend
48
- Doorspoelen van stilstaand water of bevordering van stroming om
te voorkomen dat de ecologische kwaliteit van het water laag wordt
door grote hoeveelheden algen en bacteriën en er overlast van
muggen ontstaat. Hiermee moet tijdens de planvorming al rekening
worden gehouden.
- Een baggerplan opstellen. Dit heeft een relatie met de economische
functie en de (water)bodemkwaliteit.
- Samenwerken met Hart van Brabant gemeenten en waterschappen
om zo de kracht en kennis te bundelen.
- Verminderen van wateroverlast in met name het centrumgebied
- Grondwatermeetnet op basis van meetplan
- Onkruidbestrijding wijzigen van chemische naar mechanische
methoden (wettelijke verplichting)
Doorlopend
2015
2015-2018
2015-2018
2015
2017
4.6 Licht
Doel / actie
- Toepassen LED in openbare verlichting continueren.
- Onderzoek doen naar het structureel toepassen van dynamische
verlichting en actieve markering met aandacht voor veiligheid en
faunaverstoring.
- Verlichting buiten de bebouwde kom in de nacht dimmen
- In gemeentelijke gebouwen overschakelen op LED-verlichting en
gebruik maken van technische hulpmiddelen zoals
bewegingsmelders en lichtsensoren.
- Zowel medewerkers als burgers bewust maken van het onderwerp
(onder andere door interne communicatie en door deelname
Nacht van de nacht).
- Mogelijkheden onderzoeken om openbare verlichting alleen
binnen de bebouwde kom toe te passen; buiten de kom alleen op
kritieke punten.
- Sier-/aanstraalverlichting in openbare ruimte terugbrengen tot een
in nader overleg te bepalen minimum.
- In overleg met ondernemers mogelijkheden onderzoeken om
verlichting van gebouwen en reclameborden ’s avonds en ’s
nachts tot een in nader overleg te bepalen minimum te beperken.
- Verlichting van Tichelrijt en De Wildert in overleg met bedrijven
waar mogelijk aanpassen / beperken met behoud van
veiligheidsniveau Keurmerk Veilig Ondernemen.
- Inventariseren van knelpunten veroorzaakt door
assimilatieverlichting en waar nodig kassen afschermen door het
planten van bomen op enige afstand naast kassen of door
technieken als inpakken en afdekken.
Planning
Doorlopend
2017
2015 e.v.
2015
Jaarlijks
2017
2015 e.v.
2016
2015-2018
2016-2018
4.7 Afval
De uitvoering en planning van onderstaande acties hangen sterk af van de gevolgen
van onderzoek naar de gemeentelijke afvalinzameling. Aangezien ten tijde van de
totstandkoming van dit Omgevingsbeleidsplan met betrekking tot een aantal zaken
nog besluitvorming moest plaatsvinden is ervoor gekozen de planning voor dit
onderdeel nog niet nader in te vullen.
49
Doel / actie
- Verplichting tot het behalen van de LAP doelstellingen opleggen
aan de eigen organisatie om zodoende de vrijblijvendheid tot het
halen van doelstellingen weg te nemen.
- Het opstellen van een grondstoffen plan, hier in staat o.a. vermeld
hoe wij verspilling van grondstoffen tegengaan en op wat voor
wijze de afvalstoffen(grondstoffen) worden ingezet voor
hergebruik.
- Afvalverwerkingcontracten afsluiten op basis van duurzaamheid.
Uitgangspunt moet zijn preventie van afval en hergebruik van de
grondstoffen. De CO2 prestatie ladder zal met de aanbesteding
een grote rol moeten gaan spelen.
- Op zoek gaan naar andere verwerkingstechnieken zodat de
grondstoffen uit het ingezamelde afval weer worden benut.
- Snoeiafval buitendienst benutten voor energieopwekking.
Aansluiten op / deelnemen aan de ontwikkelingen op
bedrijventerrein de Wildert.
- Afvalinzamelingsfrequentie aanpassen aan systeem en behoefte /
noodzaak.
- Afvalscheiding stimuleren door meer/betere inzamelpunten:
uitbreiden huidige inzamelplekken met KCA, drankenkartons en
blik.
- Gecontroleerd afval accepteren op de milieustraat; maak burger
bewuster.
- Milieustraat ook één avond openstellen voor in ieder geval
tuinafval (geen/beperkt toezicht nodig). Voor andere stromen
onderzoeken.
- Intensievere communicatie richting inwoners en ondernemers over
afval en zwerfafval. Nog meer dan nu het geval is gebruik maken
van digitale communicatiemiddelen en tools.
- De bijdrage Nedvang inzetten voor gebruik van een Elektrisch
voertuig en de inhuur van extra mankracht bij het opruimen van
zwerfafval.
- De bijdrage Nedvang inzetten voor het gebruikmaken van
educatieve programma's en materialen van Nederland Schoon.
Planning
p.m.
p.m.
p.m.
p.m.
p.m.
Afhankelijk
van
raadsbesluit
dec 2014
2015
p.m.
p.m.
2015 e.v.
2015
2015
4.8 Groen en natuur
Doel / actie
- Stimuleren en subsidiëren aanleg en onderhoud van
landschapselementen; aanplant van karakteristieke soorten
stimuleren.
- Bij herinrichting van bestaand groen; behouden van variatie.
- Bebouwing en groen integreren: clusteren van groen, minder
snippergroen
- In de planvorming minimaal 5% groenruimte opnemen
- Beschermen van monumentale bomen
- Subsidieregeling opstellen voor onderhoud monumentaal groen,
bijv dmv Cultuurhistorische waardenkaart
- Handhaven van het karakter van de dijkjes in ’s Gravenmoer
- Gladheidsbestrijding; van droog strooien naar nat sproeien bij
vervanging van materieel (= minder zout in de bodem)
Planning
Doorlopend
Doorlopend
Doorlopend
Doorlopend
Doorlopend
2015
Doorlopend
50
- Daktuinen stimuleren bij nieuwbouw
- Meer groene speelplekken creëren door aanpassing van
bestaande speelplekken of nieuwe speelplekken een natuurlijk
karakter te geven.
2015
2015
4.9 Welstand
Doel / actie
- Het bewerkstelligen van een verschuiving van het preventieve
naar het repressieve toezicht.
- Het voor meer esthetische en architectonische samenhang bij inen uitbreidinglocaties inschakelen van een zogenaamde
supervisor.
- Het ambtelijk en door de welstandscommissie online toetsen van
bouwplannen aan redelijke eisen van welstand.
- Het thuis digitaal, op postcode en huisnummer kunnen nagaan
welke welstandcriteria op een perceel van toepassing zijn.
Planning
Doorlopend
Incidenteel
(naar
behoefte)
2015
Doorlopend
4.10 Cultuurhistorie en archeologie
Doel / actie
- Bij ruimtelijke ontwikkelingen standaard rekening houden met het
behoud van waardevolle elementen en bebouwing, een goede
inpassing in de omgeving en het zo veel mogelijk beleefbaar
maken ervan.
- Behoud van de aanwezige cultuurhistorische waarden legt
randvoorwaarden op aan ruimtelijke ontwikkelingen.
- Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen zullen de historische
waarden expliciet in de afweging betrokken worden.
- Naast de bebouwingslinten zijn de Donge, het Wilhelminakanaal,
de dijken, de Vaart en het Molenvaartje belangrijke elementen.
Het beleid hiervoor is gericht op behoud en versterking. In de
structuurvisie 2020 is hierover het nodige geschreven.
- Behoud van de waardevolle bebouwing is van groot belang voor
het karakter van de kernen en de bebouwingslinten: kerken,
boerderijen, leerlooierijen en schoenfabrieken.
- Het vervallen van een gebruiksfunctie is een belangrijke
risicofactor voor het voortbestaan van waardevolle gebouwen
zoals bijvoorbeeld boerderijen, kerken en industrieel erfgoed. Het
zoeken naar passend hergebruik is van groot belang.
- In deze tijd passende stimuleringsregeling afgestemd op de
financiële ruimte van de gemeente. Deze zou moeten gelden voor
bebouwd erfgoed en bomen die op de gemeentelijke
monumentenlijst staan.
- Bij het ontwikkelen van de cultuurhistorische elementen moet altijd
gekeken worden in hoeverre hier een extensieve recreatieve
functie aan kan worden gekoppeld.
- Op grondn van de op 20-2-2014 vastgestelde cultuurhistorische
waardenkaart moet worden gewaarborgd dat de cultuurhistorische
waarden binnen Dongen en het beleid meer op elkaar worden
afgestemd.
- Het cultuurhistorie beleid te bundelen in één overzichtelijke nota
Cultureel Erfgoed.
Planning
2015-2019
Doorlopend
Doorlopend
Doorlopend
Doorlopend
Doorlopend
2015
2015-2019
2015
2015
51
- Extra toezicht op monumenten houden om onherstelbare schade
tijdens werkzaamheden zoveel mogelijk te voorkomen.
2015 e.v.
4.11 Veiligheid
Doel / actie
- Vergunningen op peil houden en daarmee ook controles op
vergunde activiteiten.
- Controles meer richten op bestaande gebouwen, waarbij de focus
ligt op bouwkundige veiligheid (ankers, daken, sneeuw, water).
Hiervoor dienen structureel mensen en/of middelen te worden
vrijgemaakt.
- Beleid ontwikkelen om brandveiligheid van bestaande gebouwen
op een hoger niveau te brengen.
- Stimuleren van het vervangen van asbestdaken door zoveel
mogelijk aansluiting te zoeken bij landelijke en provinciale
projecten, zoals het project ‘Asbest eraf, zonnepanelen erop!’
- Voorlichting over het voorkomen en beperken van risico's waarbij
mensen gewond of gedood kunnen worden, zoals brandgevaar,
blootstelling aan giftige gassen, het gevaar van instortende
gebouwen en andere calamiteiten.
Planning
Doorlopend
Doorlopend
2015
2015-2019
Doorlopend
52
Lijst van afkortingen en begrippen
BRO
C2C
CCS
CO2
EHS
EMO
ETS
EVZ
GHOR
IPO
KIDV
KRW
LAP
MOED
MoMo
NMP
NO2
NSVV
OMWB
PM10
RWZI
STRONG
SWUNG
UvW
VGRP
VNG
VNL
VVE
Wabo
Wm
Basisregistratie Ondergrond
Cradle to cradle (alle gebruikte materialen kunnen na hun leven in het
ene product, nuttig worden ingezet in een ander product)
Carbon Capture and Storage (afvangen en ondergronds opslaan van
kooldioxidegas dat vrijkomt bij verbranding van (fossiele) brandstoffen)
Koolstofdioxide
Ecologische Hoofdstuctuur
Energie Management Overleg (intern)
Emissions Trading System (Europees handelssysteem voor het recht
om CO2 uit te mogen stoten)
Ecologische Verbindingszone
Geneeskundige HulpverleningsOrganisatie in de Regio
Interprovinciaal Overleg
Kennisinstituut Duurzaam Verpakken
Kaderrichtlijn Water
Landelijk Afvalbeheerplan
Midden-Brabantse Ontwikkelingsmaatschappij voor Energie en
Duurzaamheid
Modernisering van de Monumentenzorg
Nationaal Milieubeleidsplan
Stikstofdioxide
Nederlandse Stichting Voor Verlichtingskunde
Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant
Fijnstof
Rioolwaterzuiveringsinstallatie
Structuurvisie Ondergrond
Samen Werken in de Uitvoering van Nieuw Geluidbeleid
Unie van Waterschappen
Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan
Vereniging van Nederlandse Gemeenten
Verordening bescherming Natuur en Landschap
Vereniging van eigenaren
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
Wet milieubeheer
53
Download