Omgevingsbeleidsplan 2015 - 2019 Status: Definitief Datum: Opsteller: Projectgroep: 11 mei 2015 M.J.H. Roza M.A.W. Meesters L. Augustijn Inhoudsopgave 1 Inleiding ........................................................................................................................ 5 1.1 Aanleiding en doel ............................................................................................... 5 1.2 Totstandkoming en borging ................................................................................. 5 1.3 Leeswijzer ............................................................................................................ 7 2 Uitgangspunten ............................................................................................................ 8 2.1 Kenmerken Dongen ............................................................................................. 8 2.2 Visie...................................................................................................................... 9 3 Thema’s...................................................................................................................... 11 3.1 Klimaat en energie ............................................................................................. 11 3.2 Bodem en ondergrond ....................................................................................... 15 3.3 Lucht en geur ..................................................................................................... 20 3.4 Geluid ................................................................................................................. 24 3.5 Water.................................................................................................................. 27 3.6 Licht .................................................................................................................... 32 3.7 Afval ................................................................................................................... 34 3.8 Groen en Natuur ................................................................................................ 36 3.9 Welstand ............................................................................................................ 38 3.10 Cultuurhistorie en archeologie ........................................................................... 39 3.11 Veiligheid............................................................................................................ 43 4 Uitvoeringsagenda ..................................................................................................... 46 4.1 Klimaat en energie ............................................................................................. 46 4.2 Bodem en ondergrond ....................................................................................... 46 4.3 Lucht en geur ..................................................................................................... 47 4.4 Geluid ................................................................................................................. 48 4.5 Water.................................................................................................................. 48 4.6 Licht .................................................................................................................... 49 4.7 Afval ................................................................................................................... 49 4.8 Groen en natuur ................................................................................................. 50 4.9 Welstand ............................................................................................................ 51 4.10 Cultuurhistorie en archeologie ........................................................................... 51 4.11 Veiligheid............................................................................................................ 52 1 Inleiding 1.1 Aanleiding en doel De laatste jaren zijn veel veranderingen opgetreden die van invloed zijn op de leefomgeving. Het gaat hierbij om maatschappelijke ontwikkelingen zoals klimaatverandering en de financiële situatie maar ook om ontwikkelingen in wet- en regelgeving die daar uit volgen. Zo is in 2010 de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in werking getreden en zijn verschillende andere wetten en regelingen geïntroduceerd of gewijzigd. Het credo hierbij is verlichting van de regeldruk voor burgers en bedrijven. Daarnaast heeft de maatschappij een ontwikkeling doorgemaakt die vraagt om een flexibele overheid die faciliteert in plaats van reguleert waarbij bovendien de financiële lasten worden beperkt. Een steeds groter maatschappelijk bewustzijn van de kwetsbaarheid van de leefomgeving op kleine en grote schaal vraagt een actieve rol van de overheid in klimaatvraagstukken en het toepassen en opwekken van duurzame energie. In paragraaf 4.6 van de Wet milieubeheer ligt de basis voor het opstellen van een milieubeleidsplan. Dit artikel stelt dat een dergelijk plan door de gemeenteraad wordt vastgesteld om richting te geven aan beslissingen die door de gemeenteraad en het college van B&W worden genomen. Het gaat hierbij om de hoofdzaken van het te voeren milieubeleid. Bij de vaststelling bepaalt de gemeenteraad voor welk tijdvak het plan geldt. Vanwege de inwerkingtreding van de Wabo, de komst van de Omgevingswet en de samenhang tussen de vele beleidsvelden die van invloed zijn op de leefomgeving ligt het voor de hand om het milieubeleidsplan te integreren in een breder beleidskader. In dit plan wordt overigens niet het planologische beleid beschreven aangezien dit is verwoord in de gemeentelijke structuurvisie (Structuurvisie Dongen 2020). In de nieuwe omgevingswet zal overigens een bepaling worden opgenomen ten aanzien van het opstellen van een zogenaamde omgevingsvisie door de gemeente. Deze omgevingsvisie zal nog breder worden ingestoken dan het nu voorliggende omgevingsbeleidsplan omdat bijvoorbeeld ook de hiervoor genoemde gemeentelijke structuurvisie hier deel van uit zal gaan maken. In dit omgevingsbeleidsplan voor de periode 2015-2019 zijn de ambities en doelen van het gemeentelijke omgevingsbeleid geformuleerd. Hiermee wordt duidelijk waar de accenten voor het omgevingsbeleid en de uitvoering hiervan voor de komende 5 jaar liggen. Het gaat hierbij om nieuwe maar ook om bestaande ambities en doelen, aangezien sommige zaken doorlopend of gedurende een langere termijn actueel zijn en blijven. 1.2 Totstandkoming en borging 1.2.1 Totstandkoming Om een zo breed mogelijk draagvlak te creëren voor het beleid is het belangrijk dat betrokkenen zo vroeg mogelijk in het proces worden betrokken. Daarom hebben verschillende partijen hun bijdrage geleverd aan de totstandkoming van dit plan. Met het Milieubeleidsplan 2008-2012 en het coalitieakkoord als basis is tijdens een ambtelijke bijeenkomst aan de verschillende vakspecialisten gevraagd hun ideeën te formuleren met betrekking tot de ambities en daaruit volgende doelen en acties voor de komende planperiode. Hierbij is gevraagd om buiten de eigen kaders te denken en de materie te benaderen als vakspecialist maar ook als burger. Met de uitkomst van deze 5 ambtelijke sessie is vervolgens aan het college, maar ook diverse externe partijen gevraagd hun mening te geven over hetgeen naar voren is gekomen. De afzonderlijke vakspecialisten hebben de input verwerkt tot actuele en realistische beleidstekst die de kern vormt van dit plan. Ook is in overleg met de vakspecialisten de haalbaarheid en urgentie bepaald van de verschillende doelen en acties. Overeenkomstig de gemeentelijke inspraakverordening moet het omgevingsbeleidsplan door middel van de openbare voorbereidingsprocedure (afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht) worden vastgesteld. Daarom wordt het ontwerpplan voorgelegd aan de gemeenteraad zodat het vervolgens, na instemming van de gemeenteraad, gedurende 6 weken voor eenieder ter inzage wordt gelegd. 1.2.2 Borging Voor de borging van de keuzes in het plan geldt de beleidscyclus (plan-do-check-act). Voor het omgevingsbeleidsplan ziet deze cyclus er als volgt uit: Omgevingsbeleidsplan Evaluatie Uitvoeringsprogramma Jaarverslag / jaarrekening Uitvoeringsprogramma Op grond van de Wet milieubeheer is de gemeente Dongen verplicht een milieuuitvoeringsprogramma te maken. In verband met de verbreding van het omgevingsbeleidsplan zal het uitvoeringsprogramma meer gaan omvatten dan alleen milieutaken. In het programma worden de concrete activiteiten en projecten, die onder andere voortvloeien uit het omgevingsbeleidsplan, samen met de wettelijke verplichte werkzaamheden opgenomen. De activiteiten en projecten worden afgestemd op de beschikbare middelen (tijd en geld) en voorzien van een begroting. Het Omgevingsbeleidsplan beschrijft het gemeentelijk beleid op grote lijnen en een relatief hoog abstractieniveau. De geformuleerde ambities en doelen kunnen daarom niet direct worden toegepast in de praktijk. In jaarlijks op te stellen uitvoeringsprogramma's worden de doelen uit het omgevingsbeleidsplan SMART (Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdgebonden) beschreven. Jaarverslag/ jaarrekening Het jaarverslag is in principe de evaluatie van het hiervoor genoemde uitvoeringsprogramma en is eveneens (voor wat betreft de milieutaken) een verplichting op grond van de Wet milieubeheer. In het jaarverslag wordt aan de gemeenteraad verslag uitgebracht over onder meer de uitvoering van vergunningverlening en handhaving. Daarnaast wordt in de jaarrekening in algemene zin verslag gedaan van de voortgang van de implementatie van het omgevingsbeleid. 6 Evaluatie Waar het jaarverslag de periodieke evaluatie is van de acties uit het uitvoeringsprogramma zal hierin ook een directe koppeling worden gemaakt met de doelen en acties uit dit omgevingsbeleidsplan. Op deze manier wordt ieder jaar teruggegrepen naar het meerjarenbeleid en kan hier in het volgende uitvoeringsprogramma aandacht aan worden besteed. Daarnaast is een integrale evaluatie noodzakelijk tegen het einde van de looptijd van het beleidsplan. Voorgesteld wordt om deze evaluatie in de tweede helft van 2018 uit te voeren, zodat in 2019 kan worden geschreven aan nieuw beleid. De keuzes in het kader van de nieuwe Omgevingswet zullen bepalend zijn voor de vorm van dit nieuwe beleid. Daarnaast kan de inwerkingtreding van de Omgevingswet ook van invloed zijn op de planning. Hier kan op dit moment echter nog geen rekening mee worden gehouden. 1.3 Leeswijzer In hoofdstuk 2 wordt een korte gebiedsomschrijving van de gemeente Dongen gegeven, gevolgd door de belangrijkste uitgangspunten en de ambities. De relevante milieuthema’s worden in hoofdstuk 3 besproken. Per thema worden het beleidskader, de huidige kwaliteit, de ambities en de doelen en acties voor de planperiode besproken. In hoofdstuk 4 is tenslotte de uitvoeringsagenda opgenomen, waarin de concrete uitvoeringsacties per thema zijn opgenomen. 7 2 Uitgangspunten 2.1 Kenmerken Dongen De gemeente Dongen is een middelgrote gemeente in Midden Brabant met ongeveer 25.000 inwoners, bestaande uit de kernen Dongen, ’s Gravenmoer, Klein Dongen en Vaart. De gemeente ligt ingeklemd tussen de gemeente Oosterhout en de A27 aan de westzijde en de gemeente Tilburg aan de zuidoostzijde, waarbij de provinciale weg N629 die langs Dongen loopt de verbinding van oost naar west vormt. Aan de noord- en noordoostzijde is het buitengebied van de gemeenten Waalwijk en Loon op Zand gelegen en aan de zuidzijde van de gemeente is tenslotte de gemeente Gilze en Rijen te vinden. De recente geschiedenis van de gemeente Dongen is deels bepaald door de leerindustrie die ook in de omliggende gemeenten te vinden was en is. Met name in de kern Dongen zijn veel waardevolle panden te vinden die te danken zijn aan dat stuk van de lokale geschiedenis. De gemeente telt twee grote bedrijventerreinen met een verschillend karakter. Ten zuiden van de kern Dongen ligt industrieterrein Tichelrijt; een fors bedrijventerrein met een groot aantal bedrijven van verschillende aard en grootte. De ligging van het in de jaren zestig van de vorige eeuw opgezette bedrijventerrein ten opzichte van de kern is vanuit milieuoogpunt niet optimaal. In de uiterste zuidoosthoek van de gemeente ligt het andere belangrijke bedrijventerrein De Wildert. Dit geluidgezoneerde bedrijventerrein heeft een ander karakter met een beperkt aantal bedrijven met als belangrijkste Coca-Cola Enterprises en Ardagh Glass. De rivier de Donge speelt een belangrijke rol in het landschap wat gedomineerd wordt door akkerbouw, veeteelt en glastuinbouw. 8 2.2 Visie Er is sprake van een toenemende druk op de leefomgeving. Deze wordt enerzijds veroorzaakt door ontwikkelingen als klimaatverandering en anderzijds door regionale en lokale factoren zoals de ontwikkeling van bedrijventerreinen en de behoefte aan woonruimte. Ook de beperkte beschikbaarheid van financiële middelen zorgt voor een uitdaging in de fysieke leefomgeving. Dit zorgt voor een uitdaging voor de lokale overheid om met de genoemde factoren en beperkingen te zorgen voor een veilige en aangename leefomgeving. 2.2.1 Participatie Waar men in Dongen de dingen al langer samen doet, groeit nu ook in de rest van het land het besef dat de overheid niet alleen verantwoordelijk kan zijn voor het behoud en de ontwikkeling van de leefomgeving. De recentelijk geïntroduceerde participatiesamenleving zal ook in de gemeente Dongen verder vorm moeten gaan krijgen. De gemeente moet niet langer alle verantwoordelijkheid naar zich toe trekken maar moet vooral zoeken naar slimme verbindingen en samenwerkingsvormen met burgers, bedrijven en (lokale) initiatieven. Dit vraagt in sommige gevallen een regierol maar bij voorkeur een rol die ondersteunt en faciliteert waar dat nodig is. Het gaat er hierbij om elkaars kracht te gebruiken. Maatschappelijk initiatief en sociaal ondernemerschap - de zogeheten “doe-democratie” - is een krachtige ontwikkeling die juist op gemeentelijke schaal ruimte en vertrouwen moet krijgen. Door mensen zelf zaken te laten organiseren of actief in processen te betrekken worden de betrokkenheid en het draagvlak maximaal. 2.2.2 Duurzaamheid Om de leefomgeving ook voor toekomstige generaties te behouden en te versterken is een duurzame ontwikkeling noodzakelijk. Hierbij zal een evenwicht moeten ontstaan tussen de 3 P’s: sociale (people), ecologische (planet) en economische (profit) belangen. Alle ontwikkelingen die bijdragen aan dit evenwicht kunnen duurzaam genoemd worden. De basis voor het streven naar evenwicht tussen de 3 P’s is gelegen in de principes dat de ruimte die onze planeet biedt begrensd is en we deze zullen moeten delen met het aantal mensen dat erop woont. Omdat de grenzen van de planeet op meerdere vlakken zijn of worden overschreden is een versnelde duurzame ontwikkeling noodzakelijk. Dit kan door: Technische innovatie (sluiten van kringlopen) Sociale innovatie (de grootste factor voor succes in een transitie) Economische innovatie (van materiële groei naar meervoudige waardecreatie) De mondiale voetafdruk wordt cijfermatig bepaald door een vijftal aspecten die in hoofdlijnen het onderstaande handelingsperspectief vragen: Aspect Huisvesting Voedsel Mobiliteit Fossiel direct E-verbruik Overige consumptie Aandeel in Handelingsperspectief voetafdruk 20% Optimaal benutten van ruimte, C2C materiaal gebruik, hernieuwbare energie bij productie 25% Eiwitvraagstuk (dierlijk eiwit vraagt 10x zoveel ruimte als plantaardig eiwit), transportafstand, verpakking, verwerking, bewaring 15% Brandstofmix, ruimtegebruik, grondstoffen(her)gebruik 30% Hernieuwbare energie in plaats van fossiel 10% Idem als hiervoor 9 Basisuitgangspunt voor de doorvertaling naar de gemeentelijke aanpak is de 3xP benadering waarbij sociale innovatie de drijvende kracht is. De vragen die we daarbij moeten stellen zijn: “Wat gaan we in eigen huis doen?”, ”Hoe stimuleren we initiatief buitenshuis?” en “Waar vinden we de samenwerking met andere partijen in Dongen?”. In de doelen en acties in het volgende hoofdstuk zijn al verschillende zaken benoemd die bijdragen aan een duurzame ontwikkeling. Dit beperkt zich echter tot de aspecten die vallen binnen het aandachtsgebied van het omgevingsbeleidsplan. Voor de brede ontwikkeling van duurzaamheid op lokaal niveau willen we de komende tijd in overleg met verschillende partijen, zoals Energie Dongen, gaan nadenken over een concrete invulling. 2.2.3 Ambities De ambities die de gemeente Dongen in dit plan presenteert zijn realistisch en liggen binnen de invloedssfeer van de gemeente. Op sommige vlakken kan worden aangesloten bij landelijk beleid of zijn ambities door de rijksoverheid al vastgelegd in weten regelgeving. De trend is echter wel dat steeds meer zaken op lokaal niveau worden ingevuld. Deze gebiedsgerichte benadering is niet nieuw maar breidt zich wel uit. Zoals hiervoor al aangegeven is het belangrijk dat de ambities en daaruit volgende doelen en acties duurzaam zijn. Hiermee wordt bedoeld dat de keuzes die nu gemaakt worden ook op de lange termijn en op grotere schaal de leefomgeving niet negatief beïnvloeden. De geformuleerde ambities en de daaruit volgende doelen en acties zijn complementair aan de verplichtingen die de gemeente vanuit wet- en regelgeving heeft. In het beleidsplan is dan ook slechts beperkt aandacht besteed aan deze wettelijke basistaken. De maatschappij vraagt om een integrale benadering van zaken. Voor de gemeente Dongen betekent dit dat bij alles wat de gemeente doet, afgevraagd moet worden of er sprake is van raakvlakken met andere disciplines of organisaties. Dit voorkomt het missen van kansen en daarnaast het onnodig belasten van burgers en bedrijven. 10 3 Thema’s Zoals in het voorgaande al is aangegeven is dit omgevingsbeleidsplan breder ingestoken dan het Milieubeleidsplan 2008-2012. Dit betekent dat een aantal thema’s is toegevoegd die niet zozeer met milieubeleid te maken hebben maar wel relevant zijn voor de fysieke leefomgeving. Daarnaast is ervoor gekozen om de beschrijving van ambities zoveel mogelijk te beperken tot zaken die niet al in andere beleidsdocumenten zijn beschreven. Daarnaast zijn er ook onderwerpen die raakvlakken hebben met de materie (bijvoorbeeld de gemeentelijke structuurvisie). Deze komen niet terug in dit plan maar wel wordt de verbinding met deze documenten gelegd zodat het overzicht behouden blijft. Na een beschrijving van het beleidskader en de huidige situatie per thema wordt puntsgewijs aangegeven welke ambities de gemeente Dongen voor de komende 5 jaar hanteert voor het omgevingsbeleid. 3.1 Klimaat en energie Het thema klimaat en energie is niet voor niets het eerste thema in dit omgevingsbeleidsplan. In alle lagen van de maatschappij heeft dit onderwerp een plaats gekregen. Ook de gemeente Dongen kan hier niet omheen. De klimaatverandering vraagt ook van de gemeente Dongen een actieve houding op dit vlak. De aanwezigheid van een zeer vooruitstrevende lokale energiecoöperatie in Dongen biedt kansen om als gemeente een voortrekkersrol in te nemen en Dongen op de kaart te zetten, waarbij de gemeente met name een stimulerende en faciliterende rol dient te spelen. Nog meer dan nu het geval is zal dit onderwerp in de gemeentelijke praktijk gestalte moeten krijgen. 3.1.1 Beleidskader Op 6 september 2013 is door minister Kamp van Economische Zaken het zogenaamde Energieakkoord ondertekend. Dit akkoord beoogt een duurzamere energievoorziening. Bovendien levert het akkoord banen op en heeft het een positief effect op de energierekening van consumenten. In het akkoord worden concrete maatregelen genoemd die moeten leiden tot 16% duurzame energie in 2023. Dit is een afzwakking van het regeerakkoord wat nog spreekt van 16% in 2020. Ook de Europese doelstelling van 20% in 2020 wordt met het akkoord niet gehaald. Het energie-akkoord rust op 10 pijlers: 1. Energiebesparing in de gebouwde omgeving en energiebesparing in de industrie, de agrarische sector en het bedrijfsleven Deze ambitie biedt op lokaal niveau kansen in de vorm van werkgelegenheid, mits de financiering van maatregelen niet via de energienota gaat en vooral de energiebedrijven profiteren. Lokale energiecoöperaties kunnen als aanjager fungeren. De rol van de gemeente bestaat vooral uit het strikt handhaven van de Wet milieubeheer om bedrijven zo maatregelen te laten nemen. Daarnaast heeft de gemeente een belangrijke rol in regionale samenwerking en het ontsluiten van kennis en zal de gemeente een Energieloket moeten gaan inrichten. 2. Opschalen van hernieuwbare energieopwekking Dit betreft vooral wind op land, biomassa bijstook en vormen van zonnestroom productie. Opvallend is de grote inzet op wind op land en zee en de beperking van biomassa bijstook. 11 Lokaal biedt met name de windopgave kansen voor coöperatieve varianten. Landelijk gezien zal dit echter een enorme opgave zijn omdat veel locaties al vergeven zijn. 3. Stimuleren van decentrale duurzame energie Dit betreft het kunnen exploiteren van decentrale installaties door Verenigingen van eigenaren (VVE’s) en coöperaties met een korting op de energiebelasting van € 0,075 excl. btw per kWh. Het gaat hierbij om zowel zonne- als windenergie. Door toepassing van virtuele saldering kunnen installaties lokaal rendabel worden geëxploiteerd. De uitvoerbaarheid hangt echter sterk af van een mogelijke noodzaak tot samenwerking met bestaande energiebedrijven. 4. Het energietransportnetwerk gereed maken voor een duurzame toekomst De energietransitie vraagt om slimme netwerken. Op zee moeten windmolens worden aangesloten maar ook de wisselwerking over het net vraagt aanpassing. Vroeger ging de stroom vooral 1 kant op (naar de afnemer), nu komt die ook weer terug. Op lokaal niveau kan deze maatregel worden versterkt door slimme decentrale netten die kunnen zorgen voor buffering en balans. Op landelijk niveau moet voorkomen worden dat door de koppeling van netten goedkope stroom uit bijvoorbeeld Duitsland de duurzame productie in Nederland tot stilstand brengt. 5. Structurele versterking van het ETS (CO2 rechten systeem) Het ETS is een Europees systeem waarin CO2 een prijs heeft gekregen. Door het aantal rechten te beperken zal dan de CO2 prijs oplopen. Helaas zitten er teveel rechten in het systeem waardoor de prijs te laag is en CO2 reductie achterblijft. Dit heeft te maken met de internationale concurrentiepositie van Europa. 6. Kolencentrales en CCS (Carbon Capture and Storage) in de energietransitie Er gaan 5 kolencentrales dicht in ruil voor de afschaffing van de kolentaks voor de energiebedrijven. Het verlies aan kolentaks komt bij de overheid weer terug door een verhoging van de Energiebelasting van de burgers en bedrijven. Helaas gaan naast de 5 centrales die dicht gaan, er zeker 2 nieuwe open (Maasvlakte en Eemshaven) die profiteren van de lage CO2 prijzen en het afschaffen van de kolentaks. 7. Verduurzaming van de mobiliteits- en transportsector Er zijn 12 punten geformuleerd onder te verdelen in lange termijn (Groene Groei) en korte termijn maatregelen. Het betreft voorgenomen maatregelen op brandstofmix, fiscale stimulering, ‘off spits rijden’, mobiliteitsmanagement en brandstof besparing. Voor lokaal beleid zijn vooral auto-delen, elektrisch vervoer en bereikbaarheid (elektrisch wel toegang, oud vervuilend niet bijvoorbeeld). 8. Benutten van werkgelegenheidskansen Energiereductie in de bebouwde omgeving kan een zeer goede impuls zijn voor de woningmarkt (bouw). Lokale bedrijven op het gebied van bouw, elektrotechniek en daaraan gerelateerde handel kunnen profiteren, tenzij de grote bouw- en energiebedrijven onder de prijs werken en zo de dienst uitmaken. 9. Top-10 positie mondiale CleanTech ranking Om deze ambitie te realiseren zijn 6 domeinen benoemd. Op lokaal en regionaal niveau liggen met name kansen in de ontwikkeling (demoprojecten), de aansluiting van het midden- en kleinbedrijf (MKB) en het versterken van onderwijs. Decentrale initiatieven kunnen fungeren als ‘living lab’. 10. Financiering van duurzame investeringen De energietransitie wordt gefinancierd via de energierekening. Om investeringen in energiereductie en –productie te stimuleren is een langjarig en consistent beleid nodig. Er komt een nationaal investeringsfonds en versneld onderzoek naar het wegnemen van drempels en obstakels. Doordat meer mensen toegang krijgen tot eenvoudigere financiering en bedrijven via de Wet milieubeheer verplicht worden te investeren kan deze ambitie leiden tot een serieuze impuls voor bedrijven. Wanneer de financiering echter wordt 12 gekoppeld aan de energierekening is één en ander voorbehouden aan de energiebedrijven. De provincie Brabant neemt haar verantwoordelijkheid en wil dat Brabant in de toekomst verzekerd is van een betaalbare, betrouwbare en schone energievoorziening. In de Energieagenda kiest de provincie voor energie als economische kans. De provincie zet in op de kracht van Brabant: duurzame technologische innovatie, kennis en samenwerking. Hiermee wordt duurzame energie één van de pijlers van de Brabantse economie. De provincie richt zich hierbij op drie clusters: zonne-energie elektrisch rijden / slimme netwerken biobased economy De energie van de toekomst komt steeds vaker uit zon, wind en biomassa en wordt lokaal/regionaal opgewekt. De provincie wil deze ontwikkeling zoveel mogelijk steunen. Ze neemt daarbij zoveel mogelijk belemmeringen en knelpunten weg om ontwikkelingen op het gebied van verduurzaming en besparing mogelijk te maken. De provincie wil daarmee bijdragen aan de nationale klimaatdoelstellingen. 3.1.2 Huidige situatie De gemeente Dongen is al geruime tijd bezig met klimaat en energie. Voorbeelden hiervan zijn: Het organiseren van een campagne Duurzaam Dongen in 2009; Het al enkele jaren voorzien van LED-armaturen bij lichtmasten; Het toepassen van duurzame energiesystemen in nieuwbouwprojecten; Het vaststellen van een beleidsnotitie milieubewust bouwen en wonen in 2008 Het realiseren van 2 oplaadpunten voor elektrische auto’s in samenwerking met stichting E-laad en Het vaststellen van beleid voor oplaadpunten voor elektrische auto's in 2014 In 2012 is een intern Energie Management overleg (EMO) gestart. Dit overleg is in het leven geroepen om te onderzoeken waar binnen de gemeentelijke organisatie energie kan worden bespaard. Dit gaat enerzijds om het aanpassen of vervangen van hardware (installaties, verlichting) maar ook om het sturen van gedrag van medewerkers ten behoeve van energiebesparing. Sinds enige tijd heeft Dongen een eigen energiecoöperatie met de naam Energie Dongen. Dit burgerinitiatief richt zich op het decentraal opwekken van betaalbare, eigen en duurzame energie. Energie Dongen is vooral bekend van hun inzet voor zonnepanelen op particuliere daken. Daarnaast zijn zij betrokken in verschillende ontwikkelingen op het gebied van duurzame energie zoals de grootschalige renovatie van Oud Dongen. Hier werken de gemeente en wooncorporatie Casade samen aan het verduurzamen van de woningvoorraad waarbij Energie Dongen zich met name richt op de particuliere eigenaren binnen het gebied. De rol van de gemeente bestaat onder andere uit het uitvoering geven aan de gemaakte prestatieafspraken waarbij voor de gemeente een duidelijke rol is weggelegd in de voorlichtende sfeer. Een ontwikkeling die hier niet mag ontbreken is de verduurzaming van bedrijventerrein De Wildert. Hier worden reststromen van de bestaande bedrijven ingezet in het proces van andere bedrijven. Denk hierbij aan restwarmte van Ardagh Glass die gebruik kan worden door bijvoorbeeld glastuinbouwbedrijven. Daarnaast zijn op De Wildert ook windmolens beoogd. 13 Ten aanzien van windmolens is op 25 september 2014 een motie van PvdA, met steun van Volkspartij Dongen en Democratisch Podium, unaniem aangenomendoor de gemeenteraad. Hiermee heeft de gemeenteraad aan het college de opdracht gegeven om onder meer uit te zoeken wat er wettelijk gezien mogelijk is om een voorkeurspositie voor lokale initiatieven met een coöperatief karakter te creëren en hoe dit het beste gedaan kan worden in samenwerking met de bedrijven die zijn gevestigd op industrieterrein de Wildert. 3.1.3 Ambities voor de toekomst Dongen wil voor het klimaat een stap extra zetten. De ambities voor onze gemeente zijn hieronder genoemd: Terugdringen van het energieverbruik binnen de gemeente. Stimuleren van duurzaam bouwen. Klimaatneutraal in 2040 3.1.4 Doelen en acties voor de komende planperiode De uitdaging voor de komende 4 jaar is het verankeren van het onderwerp klimaat en energie in de gemeentelijke praktijk. Dit betekent ook een duidelijke keuze in het toewijzen van ambtelijke capaciteit. Dit past in de veranderende rol van de overheid van faciliteren en stimuleren die eerder al is genoemd. Hierbij moet nadrukkelijk worden vermeld dat samenwerking met externe partijen niet alleen zeer bruikbaar en nuttig is maar ook noodzakelijk om bepaalde zaken te realiseren. - - - Terugdringen van het eigen energieverbruik door aanpassen of vervangen van installaties en verlichting. Het versterken van de rol van het EMO team binnen de organisatie. Duurzaam inkopen; eventueel in samenwerking met andere gemeente(n): toepassen CO2 prestatieladder. Bij aanschaf van gemeentelijke voertuigen overstappen naar duurzame brandstoffen en/of elektrisch rijden; kleine voertuigen nu starten, grote voertuigen na 2016 (bij vervanging) Vergroenen van de eigen energieafname. Samenwerking zoeken met Energie Dongen om een duurzame ontwikkelingsstrategie uit te zetten. Voortzetten nulmeting in samenwerking met Energie Dongen, Casade wooncorporatie en Vereniging Ondernemers Contact Dongen. Gebruik maken van ervaringen van andere gemeenten. Aansluiting zoeken bij initiatieven vanuit de regio Hart van Brabant zoals het klimaatbureau in Tilburg en MOED. Inzetten op een voorbeeldproject passief bouwen, gebruik makend van bestaande praktijkvoorbeelden van bijvoorbeeld Bouwcollectief. Onderzoek doen naar het terugwinnen van energie uit gemeentelijke riolering (kansrijke optie volgens RioNED) Onderzoeken of in regionaal verband een energiepark kan worden gerealiseerd. Opzetten van een energieloket in samenwerking met externe partijen als Energie Dongen, Casade wooncorporatie, VOCD en regionale partijen als MOED en het Klimaatbureau: voorlichting aan burgers en bedrijven en webshop voor besparingsproducten. Stimuleren van duurzame energieproductie door bedrijven en particulieren: zon, wind en biomassa. Onderzoek doen naar maximale participatie van inwoners en bedrijven uit Dongen in het realiseren en exploiteren van windmolens (sociaal levende wind) op bedrijventerrein De Wildert. Onbenutte dakvlakken gebruiken voor zonne-energie: deelname aan project Energie Dongen onderzoeken / uitwerken. 14 3.2 Bodem en ondergrond De druk op het gebruik van de bodem en de ondergrond zijn aanmerkelijk toegenomen; mensen vragen steeds meer van de ondergrond. Zij willen er op leven, wonen en werken. De financiële middelen worden echter minder. Dit vraagt om een andere aanpak waarbij de gevalsbenadering zal worden vervangen door een gebiedsbenadering. Ook wordt bodem niet alleen meer gezien als grond maar ook het grondwater wordt hiermee bedoeld. De bodem wordt verdeeld in diepe ondergrond, ondiepe ondergrond en grondwater. In de afgelopen jaren werd er in ons land vooral geïnvesteerd in het opruimen van bodemverontreiniging en het uitvoeren van bodemonderzoeken. Het doel was het voorkomen van de aantasting en verdere verspreiding van de in de bodem aanwezige verontreinigingen. Doordat er echter minder geld beschikbaar was en decentralisatie van taken plaatsvond kwam er een verandering in de aanpak en omgang van de ondergrond. De kwaliteit en het bodemgebruik moesten anders worden bekeken. Van bodemsanering werd er overgegaan naar het beheer en benutten van de ondergrond. De gemeente Dongen heeft deze kans aangegrepen om hiermee voortvarend mee aan de slag te gaan. 3.2.1 Beleidskader De hiervoor genoemde verandering is in het Convenant Bodemontwikkelingsbeleid opgenomen omdat de bodemsaneringsoperatie en de verandering van het bodembeleid moesten worden afgebouwd. Het rijk, IPO, UvW en VNG hebben in het Uitvoeringsprogramma Bodemconvenant aangegeven om deze acties verder uit te werken en de waterschappen, provincies en gemeenten hierin te faciliteren. De humane spoedlocaties (locaties met ernstige verontreinigingen) zijn hiervoor in beeld gebracht en afgerond. De inventarisatie van andere spoedgevallen van verontreiniging met verspreiding naar het grondwater/drinkwater heeft tevens plaatsgevonden. Door de decentralisatie zijn er taken overgedragen waardoor nieuwe instrumenten konden worden ontwikkeld waarbij verbreding van de bodemtaak en ondergrond belangrijk is geworden. Er is meer ruimte gekomen voor lokaal en regionaal beleid waardoor een integraal beheer en gebruik van de bodem verder vorm kan worden gegeven. De wetgeving is en wordt hierop aangepast. Een voorbeeld is het Besluit bodemkwaliteit, wijziging Besluit bodemenergie, Gebiedsgericht grondwaterbeheer, aanpassing Wet bodembescherming, Omgevingswet, Structuurvisie ondergrond. Steeds meer wetten zullen worden ondergebracht in de Omgevingswet. Ook de Wet bodembescherming zal hieronder gaan vallen. Het toekomstige bodembeleid zal zich meer gaan richten op een bewuster en duurzaam gebruik van de ondergrond, waarbij de (gebruiks)waarde van de ondergrond behouden moet blijven. De gebruiker van de ondergrond heeft het recht de ondergrond te benutten maar ook de plicht om zorgvuldig hiermee om te gaan en rekening te houden met alle belangen van derden. De nazorglocaties (locaties met bodemverontreiniging en monitoring) die de komende tijd zullen ontstaan vragen wel een kosteneffectieve en langdurige aanpak. De monitoring en beheersing van verontreinigingen zullen goed moeten worden vastgelegd. Deze nieuwe afspraken hebben geresulteerd in een andere benadering en samenhangende beleidsontwikkeling voor de verschillende activiteiten in de ondergrond. 15 Gemeenten en provincies moeten bij ruimtelijke ordening en inrichting bewuster rekening gaan houden met de toestand van de ondergrond. Zij dienen beslissingen over het gebruik van bovengrondse en ondergrondse ruimte te baseren op een beoordeling van de effecten van bodemgebruik. Ook in de landbouw, het natuurbeheer en het waterbeheer zal voortaan nog meer bewust worden omgegaan met de ondergrond. Het vertrekpunt bij het bewuster omgaan met de bodem is het zogenaamde 'stand still' principe; Gemeenten, provincies en waterschappen hebben de ruimte gekregen om gebiedsgerichte oplossingen te realiseren. Bij inrichting van hun grondgebied worden gemeenten en provincies gestimuleerd om hier beleid over te maken. Bij inrichting is het belangrijk om te weten wat de huidige kwaliteit van de bodem is en wat voor maatregelen er nodig zijn om te voldoen aan de vereiste bodemkwaliteit voor de nieuwe bestemming. De gemeente Dongen is hiermee aan de slag gegaan. 3.2.2 Huidige situatie De gemeente Dongen volgt de landelijke wetgeving maar neemt ook zelfstandig het initiatief om proactief nieuwe taken op het gebied van bodem en ondergrond als eerste vorm te geven. Daarnaast zoekt de gemeente hierbij samenwerking met regiogemeenten en de provincie maar ook met het ministerie. Hieronder volgt een overzicht van de projecten waar de gemeente al mee is gestart of willen starten: Samenwerking in regio Het Besluit bodemkwaliteit en bodembeheernota Grondwaterbeleid STRONG Structuurvisie Ondergrond Asbest in de bodem BRO Basisregistratie ondergrond Begeleiding bodemsaneringen Bodem en gezondheid Bodem en advies Samenwerking in regio De gemeente Dongen is actief bezig op het gebied van de verschillende facetten van de ondergrond. In de regio is zij voorzitter van de werkgroep Regio Brabant waar 27 gemeenten, 3 waterschappen en de provincie zich bij hebben aangesloten. In deze werkgroep wordt gesproken over allerhande aspecten die met de ondergrond te maken hebben. Door de samenwerking te zoeken kan kennis worden gedeeld en kunnen projecten economisch voordelig worden uitgevoerd doordat kosten worden gedeeld. Door deze samenwerking zijn al verschillende projecten opgepakt en een voorbeeld in Brabant geweest. Als voorbeeld is te noemen de gezamenlijke in de regio opgestelde bodembeheernota waarbij de kwaliteit van de bodem in beeld is gebracht en grondstromen beter op elkaar worden afgestemd. Ook de samenwerking op het gebied van energie in de bodem heeft gemeenten meer kennis gegeven over de nieuwe wetgeving. Het besluit bodemkwaliteit en bodembeheernota De gemeente Dongen heeft het initiatief genomen om samen met regiogemeenten, in het kader van het Besluit bodemkwaliteit, gebiedsspecifiek bodembeleid te ontwikkelen. Dit bodembeleid is per gemeente vastgelegd in een bodembeheernota. 16 Onder het toepassen van grond wordt verstaan het hergebruik van grond in de regio zonder dat deze aan marktpartijen hoeft te worden afgezet. Ook de te leveren onderzoeksinspanning naar de milieuhygiënische kwaliteit van partijen grond wordt door het regionaal beleid verminderd. Om de bodemkwaliteitskaart voor iedereen toegankelijk te maken, heeft de regio Brabant haar bodemkwaliteitskaart in 2013 interactief gemaakt. Dit betekent dat de bodemkwaliteitskaart digitaal via het internet kan worden benaderd. Het programma geeft aan waar in de regio de betreffende partij grond toegepast mag worden en onder welke voorwaarden. Het is ook mogelijk om met de resultaten van een uitgevoerd onderzoek te zoeken naar een geschikte locatie. Daarnaast zijn specifieke situaties, zoals de regels voor grond uit wegbermen, snel te vinden. De bodembeheernota is de basis om maatschappelijke ontwikkelingen mogelijk te maken zonder dat de bodemkwaliteit wordt geschaad en grond makkelijker kan worden toegepast. De bodemkwaliteitskaarten zijn opgenomen in de bodembeheernota. In de regionale bodemkwaliteitskaarten wordt informatie over grondsoorten, bodemverontreiniging en de kwaliteit van grondwater in de regio gegeven. Elke gemeente heeft haar eigen gebiedsspecifieke bodembeleid in een gezamenlijke nota weergegeven. Grondwaterbeleid Het project Gebiedsgericht grondwaterbeheer is gestart in 2012. Dit project is opgestart omdat het grondwater van Dongen van oudsher is belast met verontreinigingen, als gevolg van de leerindustrie, chemische wasserijen en andere bedrijvigheid. Om de verontreiniging en mogelijke oplossingen goed in kaart te brengen is er samenwerking gezocht met de provincie Noord-Brabant, GGD en adviesbureau Oranjewoud. In september 2013 is er door de gemeente een informatieavond gehouden waarbij de inwoners van Dongen actief op de hoogte zijn gesteld. Het doel van het project is enerzijds een duurzame oplossing te vinden voor de grondwaterproblematiek en anderzijds de kansen die de ondergrond biedt optimaal te benutten. Daarbij wordt rekening gehouden met toekomstige ontwikkelingen, zoals nieuwbouwplannen en het vernieuwen van de riolering. Door met een gebiedsgerichte benadering te werken is van te voren duidelijk waar men in de ondergrond rekening mee moet houden. Dit voorkomt onverwachte situaties tijden de uitvoering van projecten. Randvoorwaarde is dat de milieuhygiënische risico's voor mens en milieu goed in beeld zijn gebracht. Volledige sanering van grondwaterverontreinigingen zoals in het verleden werd voor gesteld is financieel en technisch niet meer haalbaar. Het gebiedsbeheerplan is in 2014 afgerond en is mede door middel van participatie van bewoners tot stand gekomen. STRONG De structuurvisie voor de ondergrond (STRONG) wordt door het ministerie van Infrastructuur en Milieu samen met het miniserie van Economische zaken voorbereid. Niet alleen de onderwerpen voor ondergrond waarvoor het rijk bevoegd gezag is maar ook het lokale beleid van gemeenten wordt voor dit onderwerp meegenomen. De structuurvisie gaat in op de ordening van de ondergrond in relatie tot de bovengrond. Hierbij moet worden gedacht aan de winning van delfstoffen (olie, gas, zout, warmte), maar ook de winning van zand en grondwater dat gebruikt zal worden als drinkwater. Daarnaast worden er steeds meer ruimteclaims gelegd door kabels en leidingen, warmte-koude opslag, ondergronds bouwen etc. Ook voor de opslag van nucleair afval, energie, aardgas en CO2 wordt gezocht naar mogelijkheden. Het opstellen van een structuurvisie wordt steeds belangrijker. Als voorbeeld is het winnen van schaliegas in de diepe ondergrond te noemen wat maatschappelijk gezien voor onrust kan zorgen. Door de toenemende druk op het gebruik en de groeiende noodzaak om de bodem en ondergrond te beschermen 17 dient er dan ook een goede samenhangende beleidsontwikkeling plaats te vinden. De afstemming van activiteiten en de verschillende belangen dienen goed overwogen te worden. De gemeente heeft zich ten doel gesteld om te gaan starten met een structuurvisie voor de ondergrond. Het project gebiedsgericht grondwaterbeheer zal hier dan ook deel van uit gaan maken. Asbest in de bodem Asbest speelt ook een rol op bodemgebied. Sinds 1 juli 1993 mogen bedrijven geen asbest meer gebruiken in wegen, gebouwen en daken. En ook geen asbest of asbesthoudende producten meer verkopen, importeren, weggeven, opnieuw toepassen en bewerken. In de Europese Unie (EU) geldt een asbestverbod sinds 2005. Asbest is in het verleden veel toegepast in bebouwing zoals woningen en schuurtjes, golfplaten), maar ook in verharde wegen en puinwegen. Het slopen van asbesthoudend materiaal gebeurt tegenwoordig door specialisten. Het is gebleken dat in het verleden niet alle asbesthoudende bebouwing onder de juiste voorwaarden is gesloopt en dat bijvoorbeeld bij de sloop van schuurtjes asbest in de bodem terecht is gekomen. Asbest is schadelijk voor de volksgezondheid en kan, net als een bodemverontreiniging met zware metalen of olie, ruimtelijke ontwikkelingen belemmeren. Om op een juiste wijze met asbest om te gaan zal sanering plaats vinden conform de geldende wetgeving. De gemeente heeft een asbestprotocol opgesteld specifiek voor de gemeente Dongen. Dit asbestprotocol wordt regelmatig aangepast aan nieuwe landelijke wetgeving. Het asbestprotocol is opgesteld om de processen met betrekking tot asbest binnen de verschillende teams te stroomlijnen en te standaardiseren. Asbest blijft een belangrijke rol innemen en er zal hier blijvend de aandacht aan worden gegeven. BRO Basisregistratie ondergrond Doordat er steeds meer onderzoekgegevens beschikbaar zijn van de ondergrond is het noodzakelijk dat deze digitaal worden verwerkt. Naast een bodeminformatiesysteem waarin alle bodemonderzoeken van onze gemeente zijn verwerkt en zo snel en eenvoudig zijn op te vragen is er landelijk een behoefte ontstaan aan de ontwikkeling van een systeem die meer gegevens van de ondergrond kan verwerken. Dit is het systeem Basisregistratie Ondergrond (BRO) geworden. De BRO zal gegevens over geologische en bodemkundige opbouw, de ondergrondse infrastructuur en gebruiksrechten gaan bevatten. De BRO maakt onderdeel uit van het stelsel van basisregistraties. Met dit stelsel verbetert de overheid haar dienstverlening door belangrijke gegevens over onder andere personen, bedrijven, gebouwen en de ondergrond binnen de overheid te delen. Om aan de wetgeving te kunnen voldoen dienen de beschikbare gegevens in een bepaald format te worden aangeleverd. Deze aanlevering dient op een juiste en nauwkeurige manier te geschieden. 18 De gegevens over de ondergrond worden voortaan op één plek beheerd en beschikbaar gesteld, waarna ze veelvuldig gebruikt kunnen gaan worden. De verplichting om deze gegevens aan te leveren gaat in op 1 januari 2015. Met de BRO beoogt de overheid de informatievoorziening sterk te verbeteren door publieke gegevens over de ondergrond op gestandaardiseerde wijze voor zowel de overheid als andere partijen ter beschikking te stellen. Begeleiding bodemsaneringen De gemeente is bij niet-ernstige gevallen van bodemverontreiniging het bevoegde gezag. Voor de bescherming van de volksgezondheid kan de gemeente ook saneringsmaatregelen eisen. Voor ernstige gevallen is de provincie het bevoegd gezag. Als de verontreiniging ná 1 januari 1987 is ontstaan, moet deze altijd volledig worden verwijderd. Dan geldt namelijk het zogenaamde zorgbeginsel (art. 13) uit de Wet bodembescherming. Voor oudere verontreinigingen geldt de saneringsregeling uit de Wet bodembescherming. Door (bedrijfs)activiteiten in het verleden zijn er in onze gemeente enkele verontreinigingen ontstaan. Voorbeelden zijn de voormalige vuilstorten, verontreinigingen op bedrijven terreinen, historische verontreinigingen, huisbrandolietanks etc. De eigenschappen van de bodem moeten worden hersteld afhankelijk van de functie die erop wordt uitgeoefend (functiegericht saneren). Daarbij moeten saneringskosten en het te behalen milieurendement tegen elkaar worden afgewogen. De begeleiding voor het aanpakken van de bodemsanering zal blijvend plaatsvinden. Het toezicht en de handhaving hierop is overgegaan naar de Omgevingsdienst Midden en West-Brabant (OMWB). Bodem en gezondheid Door het nieuwe ondergrondbeleid zal in heel Nederland meer monitoring van de verontreiniging gaan plaatsvinden en bodemverontreiniging achterblijven. Hier moet zorgvuldig mee worden omgegaan. Contact met bodemverontreiniging kan leiden tot een divers beeld aan gezondheidsklachten. Schade kan ontstaan aan huid, luchtwegen, maag- en darmstelsel en organen. Inademing en direct contact zijn riskant, met name voor kleine kinderen. Indirecte blootstelling kan plaatsvinden via drinkwater, binnen- en buitenlucht en door consumptie van vervuild voedsel. Het voedsel en drinkwater dat in Noord-Brabant wordt geproduceerd is zeer veilig en omgeven met certificeringswaarborgen en controles in de hele keten. Voor gezondheidseffecten is niet alleen de verontreiniging zelf van belang, maar ook de mate van blootstelling die voor een groot deel afhankelijk is van het gebruik van de bodem. Er zal voor de projecten waar dat noodzakelijk voor is samenwerking worden gezocht met de provincie, GGD en het Waterschap. Een voorbeeld hierbij is het project gebiedsgericht grondwaterbeheer in de gemeente Dongen waarbij historische grondwaterverontreinigingen aanwezig zijn. Bodem en advies De veranderingen in de bodemwereld staan niet stil. Binnen de gemeentelijke organisatie bij ruimtelijke en infrastructurele ontwikkelingen wordt er rekening gehouden met de ondergrond. Extern vragen adviesbureaus, makelaars, projectontwikkelaars naar de bodemgesteldheid van de ondergrond. De inwoners van de gemeente Dongen zijn steeds meer betrokken bij wat er zoal gebeurd op hun bodem. 19 3.2.3 Ambities De huidige kwaliteit van de bodem moet behouden blijven of worden verbeterd om te kunnen voldoen aan de maatschappelijke eisen. Het bodembeleid moet duurzaam worden uitgevoerd. Het blijvend behouden van de bodemkwaliteit zodanig dat deze geen gevaar vormt voor de volksgezondheid (en het milieu) 3.2.4 Doelen en acties Om de ambities die de gemeente Dongen voor bodem heeft ook daadwerkelijk te kunnen bereiken zijn voor de komende planperiode een aantal doelen en acties gesteld. Een aantal acties is al opgestart en heeft een langere doorlooptijd. Anderen zijn nieuw en moeten nog in het gemeentelijk milieubeleid worden geïmplementeerd. - - - - Regionale samenwerking voortzetten om meer projecten gezamenlijk op te pakken. Ter inzagelegging gebiedsbeheersplan en uitvoering gebiedsgericht grondwaterbeheer.In 2013 is een eerste stap voor het voorbereidings- en invoeringstraject van de Basisregistratie Ondergrond (BRO) gezet. Onderzocht zal worden of dit project in de regio samen opgepakt kan worden. Begeleiding van het aanpakken van de bodemsanering. Bij ruimtelijke en infrastructurele ontwikkelingen tijdig kijken naar de bodemkwaliteit en de mogelijkheden wat betreft de ondergrond op de locatie. Zorgvuldig omgaan met het verplaatsen van grond en bevorderen van het hergebruik van grond en bouwstoffen conform het Besluit Bodemkwaliteit. Actieve communicatie naar burgers en bedrijven. Meer participatie vragen van burgers. Toekomstige bodemkwaliteit waar nodig verbeteren en hierin een voorbeeld nemen, bijvoorbeeld actief verontreinigingen wegnemen waar dat nodig is. Beschermen van de ondergrond waar dat nodig is, standpunt innemen bij grote invloedrijke ingrepen op de ondergrond, bijvoorbeeld schaliegas, opslag radioactief afval. Structuurvisie voor de ondergrond (STRONG) realiseren zodat er een goede afstemming tussen het bestemmingsplan (de bovengrond) en de bodem (ondergrond) kan plaatsvinden. Actief asbest verwijderen zonder gezondheidsrisico’s. Maatschappelijke en economische ontwikkelingen gebruiken om bodemsaneringen uit te voeren. Meer ruimte in de ondergrond creëren voor infiltratie van neerslag en waterbeschikbaarheid in droge tijden. Bodem en ondergrondgegevens digitaal en interactief bereikbaar maken. 3.3 Lucht en geur 3.3.1 Inleiding De toenemende druk op de fysieke leefomgeving, die ontstaat door de voortdurend groeiende behoefte aan wonen, werken, mobiliteit en recreëren, zorgt voor een spanningsveld tussen de diverse behoeften. Schone lucht is een belangrijke voorwaarde voor een gezond leefmilieu. Verkeer is een belangrijke bron van luchtverontreiniging, maar ook industriële bronnen en de landbouw. Luchtkwaliteit is een onderwerp wat speelt op verschillende schaalniveaus. Emissies van met name de industrie kunnen over grote afstanden effecten veroorzaken terwijl het verkeer juist van invloed is op de regionale en lokale luchtkwaliteit. Daarnaast 20 kan het begrip luchtkwaliteit nog worden onderverdeeld in enerzijds de hoeveelheid verontreinigende stoffen in de lucht en anderzijds geur. Beide onderscheidingsvormen zijn op lokaal gemeentelijk niveau relevant. Veelal is geur afkomstig van industriële en agrarische bedrijvigheid die zich verspreidt via de lucht en een geurbelasting veroorzaakt op de woon- en leefomgeving. 3.3.2 Beleidskader Luchtkwaliteit Vanwege de gezondheidsrisico’s krijgt het terugdringen van schadelijke luchtverontreiniging zowel op Europees als landelijk niveau prioriteit. Het Europese luchtkwaliteitsbeleid richt zich op een aantal verschillende zaken, waaronder luchtkwaliteitsnormen, emissies van stationaire bronnen, emissies van mobiele bronnen en productnormen. De Europese en nationale regels leggen een link met de ruimtelijke ordening. Streven is dat bouwprojecten voor nieuwbouwwijken en bedrijventerreinen en infrastructurele werkzaamheden in principe niet leiden tot verslechtering van de luchtkwaliteit. Sommige Europese regels zijn via nationale wetgeving van directe invloed op de gemeentelijke praktijk. Zo worden in de Wet milieubeheer eisen gesteld aan emissies van bedrijven en moet bij ruimtelijke ontwikkelingen worden getoetst aan hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer (in de volksmond ook wel “Wet luchtkwaliteit” genoemd). Daarnaast is de lokale luchtkwaliteit te beïnvloeden door planologische keuzes te maken (plaats bronnen ten opzichte van gevoelige functies). Vanuit genoemde Wet luchtkwaliteit heeft de Rijksoverheid in 2009 het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) vastgesteld. Doel van het NSL is om de luchtkwaliteit in Nederland zo snel mogelijk aan de Europese normen te laten voldoen. Op provinciaal niveau is dit doorvertaald in het Brabants Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (BSL). Hierin zijn alle maatregelen opgenomen die de Brabantse gemeenten en regio’s zich voornemen ter verbetering van de luchtkwaliteit. Deze maatregelen zijn met name gericht op het terugdringen van de luchtverontreiniging door het verkeer en op het aanpakken van de fijnstof-problematiek in de intensieve veehouderij. Het BSL moet ervoor zorgen dat in Brabant: - minimaal wordt voldaan aan de Europese normen voor wat betreft fijnstof ( PM10) in 2011 en stikstofoxiden (NO2) in 2015; - de geplande ruimtelijke en infrastructurele projecten worden gerealiseerd; - de volksgezondheid ook in de toekomst op peil blijft. Geur Doel van het landelijke geurbeleid is het voorkomen van nieuwe hinder en het zoveel mogelijk beperken van bestaande hinder. Om geur te toetsen is een grens nodig voor hoeveel geurbelasting en geurhinder aanvaardbaar is. Vooralsnog is hier nog geen eenduidige regel voor te geven. Volgens het landelijke beleid is de vereiste mate van bestrijding met name afhankelijk van de ondervonden hinder en moet het bevoegd gezag bij het vaststellen van het aanvaardbaar hinderniveau rekening houden met de hinderlijkheid van de specifieke geur. Daarbij kan het bevoegd gezag kiezen voor een verschil in aanvaardbaar hinderniveau tussen bestaande en nieuwe situaties en tussen aaneengesloten en verspreid liggende woonbebouwing. 21 In de afgelopen jaren hebben veel provincies en gemeenten een eigen geurbeleid opgesteld. De gekozen toetsingskaders kunnen hierbij uiteen lopen. Voor het bepalen van een aanvaardbaar hinderniveau van industrie en bedrijven is in 2012 een handleiding (informatiedocument) opgesteld. Veehouderijen worden getoetst aan de op 1 januari 2007 in werking getreden Wet geurhinder en veehouderij. Deze wet biedt gemeenten de mogelijkheid een eigen geurbeleid te gaan voeren en daarmee af te wijken van de wettelijke normen (binnen een vastgestelde bandbreedte). Daarvoor moet op gebiedsniveau worden gezocht naar normen die passen bij de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen. De gevonden normen moeten in een gemeentelijke verordening worden vastgelegd. De verordening wordt onderbouwd met een gebiedsvisie. Ruimtelijke plannen en aanvragen om omgevingsvergunning voor veehouderijen dienen vervolgens te worden getoetst aan de verordening. Met de verordening en de bijbehorende gebiedsvisie kunnen lokale ruimtelijke knelpunten worden opgelost. Voor onder andere de aspecten luchtkwaliteit en geur wordt door de provincie NoordBrabant sinds kort een nieuwe denklijn gevolgd voor veehouderijen. Bij alle veehouderijen worden alleen ontwikkelingen toegestaan die bijdragen aan de transitie naar een zorgvuldige veehouderij in 2020. Ontwikkelruimte wordt verdiend met stappen in verduurzaming. Uitbreiding van bebouwing of bouwblok is alleen mogelijk als de veehouder voldoende punten scoort. Scoren kan op de thema’s: volksgezondheid, dierenwelzijn en dierengezondheid en fysieke leefomgeving (o.a. fijn stof en geur). Deze denklijn gaat verder dan de normen uit de Wet luchtkwaliteit en de Wet geurhinder en veehouderij. 3.3.3 Huidige situatie Luchtkwaliteit In de gemeente Dongen is al meerdere jaren geen sprake van overschrijdingen van luchtkwaliteitsnormen ten gevolge van verkeer. Vanwege het voltooien van de Centrumring en de daarmee gepaard gaande optimalisering van de doorstroming van het verkeer zijn ook in de toekomst geen overschrijdingen te verwachten. Er is dus geen wettelijke noodzaak om maatregelen te treffen. Bij een vijftal intensieve veehouderijen zijn op grond van wettelijke eisen luchtwassers geplaatst of gaan deze binnen afzienbare tijd geplaatst worden. Dit heeft een positief effect op de luchtkwaliteit tot gevolg. Bij de intensieve veehouderijen is geen sprake van overschrijdingen van de luchtkwaliteitsnormen en zijn in de toekomst ook niet te verwachten. De aandacht voor fijn stof is in de laatste jaren in sterke mate toegenomen. Ook de gemeente Dongen onderkent de problematiek van fijn stof. Stof uit lokale (industriële) bronnen heeft invloed op de algehele luchtkwaliteit en maakt voor wat betreft industrieterrein Tichelrijt deel uit van de integrale problematiek. Geur In de gemeente Dongen is met name de geurproblematiek al geruime tijd een punt van aandacht. Hierbij gaat het, naast geur van agrarische bronnen, vooral om geur van industriële bronnen. Als gevolg van wijzigingen in de processen van twee geurrelevante bedrijven op industrieterrein Tichelrijt is de geuroverlast in de afgelopen jaren aanzienlijk teruggebracht. Deze ontwikkeling zal in de komende tijd nog verder worden doorgevoerd. Vooralsnog heeft de gemeente Dongen er niet voor gekozen om een eigen geurbeleid op te stellen. Bij vergunningverlening zoekt de gemeente zoveel mogelijk aansluiting bij het landelijke en het provinciale beleid en de Handleiding geur. Via vergunningverlening en toezicht en handhaving wordt bereikt dat de geurbelasting van zowel agrarische als industriële bedrijven niet hoger is dan de voor dat bedrijf geldende normen. Dit houdt overigens niet per definitie in dat geen 22 geuroverlast wordt ervaren. Bedrijven mogen tenslotte een bepaalde hoeveelheid geur uitstoten en dit zal deels geaccepteerd moeten worden. Daarnaast blijft geur uiteraard een subjectieve ervaring. In 2007 heeft de gemeente Dongen naar aanleiding van de inwerkingtreding van de Wet geurhinder en veehouderij een quickscan uitgevoerd. Het doel hiervan was de mogelijke geurknelpunten binnen de gemeente rond veehouderijbedrijven in beeld te brengen. Hieruit is gebleken dat het niet direct noodzakelijk was om een gemeentelijk gebiedsgericht geurbeleid voor agrarische bedrijven op te stellen. De overlast van agrarische bedrijven is door de invoering van onder andere de Wet geurhinder en veehouderij en als gevolg daarvan het toepassen van luchtwassers tot een minimum beperkt. Overigens zijn er geen klachten bekend, waardoor mag worden geconcludeerd dat dit voor de komende jaren geen specifiek aandachtspunt is. 3.3.4 Ambities voor de toekomst De gemeente Dongen moet voldoen aan de wettelijke normen voor luchtkwaliteit en geurhinder. Daarnaast wordt steeds meer duidelijk dat ook relatief lage concentraties vervuilende stoffen op de langere termijn gezondheidsschade kunnen veroorzaken. De volgende ambities zijn geformuleerd: 1. Daar waar mogelijk of noodzakelijk de luchtkwaliteit verbeteren door de uitstoot van verkeer en industrie te verminderen en/of functies te scheiden. 2. Geuroverlast minimaliseren. 3.3.5 - - Doelen en acties voor de komende planperiode Verdere uitvoering geven aan het verkeerscirculatieplan; een betere doorstroming vermindert de emissies van het verkeer. Veilige fietsroutes en aantrekkelijke fietsenstallingen aanleggen om het fietsgebruik te stimuleren. Uitstoot van eigen wagenpark terugdringen. Bij aanschaf van gemeentelijke voertuigen uitstoot van fijn stof en NOx mee laten wegen (duurzaam inkopen). Het gebruik van openbaar vervoer aantrekkelijker maken en stimuleren. Aanplanten van bomen en planten voor de opname van fijn stof. Dit is bijvoorbeeld in het erfbeplantingplan opgenomen. Elektrisch rijden stimuleren door oplaadpunten te faciliteren of toe te staan (zie ook Klimaat en energie). Hierbij aandacht voor duurzaam opwekken van energie. Gevoelige functies (scholen, kinderdagverblijven, ouderenhuisvesting etc.) langs hoofdinfrastructuur waar mogelijk voorkomen of verplaatsen. Transport over water bevorderen door binnen de wettelijke kaders medewerking te verlenen aan de realisatie van een loswal. De meerwaarde van het opstellen van eigen geurbeleid t.o.v. gebruik landelijk en provinciaal beleid onderzoeken. Uitvoering geven aan de door de provincie ingezette beleidslijn Zorgvuldige Veehouderij 2020. Actieve communicatie met bewoners en bedrijven over zowel de regels als acceptatie van een bepaalde mate van hinder.In overleg met omwonenden (verenigd in het actiecomité “Einde stank- en lawaaioverlast Tichelrijt Nu”) en bedrijven zoeken naar een structurele oplossing voor de hinder afkomstig van Tichelrijt (inclusief geluidsaspect). - 23 3.4 Geluid 3.4.1 Inleiding In ons dichtbevolkte land is geluidhinder een belangrijk maatschappelijk thema. In de gemeente Dongen is dit niet anders. Het verkeer en bedrijvigheid van Tichelrijt zijn de belangrijkste veroorzakers van geluidoverlast. Daarnaast wordt ook regelmatig overlast ondervonden van horeca en evenementen. Geluidoverlast is met name in de nachtperiode hinderlijk. Door het weinige omgevingsgeluid vallen geluidbronnen juist in deze periode op. Daarnaast kan geluid in de nachtperiode resulteren in slaapverstoring wat over het algemeen als bijzonder vervelend wordt ervaren en tevens kan leiden tot gezondheidsproblemen. Daarom wil de gemeente Dongen zich waar dit mogelijk is in het bijzonder inzetten voor een stille nacht. 3.4.2 Beleidskader Bestrijding van geluidhinder gebeurt in Nederland enerzijds door bestrijding van geluidhinder aan de bron. Hierbij kan gedacht worden aan algemene regels ter vermindering van geluidsemissies van geluidsbronnen als motorvoertuigen, bromfietsen, trekkers, huishoudelijke apparaten, etc. Ook maatregelen als aanpassing van het wegdek kunnen als bronbestrijding worden aangemerkt. Daarnaast is er beleid gericht op de bestrijding van de effecten van geluidshinder. Hierbij kan gedacht worden aan maatregelen als zonering en het aanbrengen van geluidwerende voorzieningen. De belangrijkste wetten waar de gemeente Dongen op dit gebied mee te maken heeft zijn de Wet geluidhinder en de Wet milieubeheer met de daarbij behorende besluiten en regelingen. In het vierde Nationaal Milieubeleidsplan (NMP4) is een grote nadruk gelegd op het realiseren van een akoestische kwaliteit in 2030. Deze kwaliteit moet passen bij de functie van een gebied. Voor zo’n gebiedsgerichte aanpak is het noodzakelijk dat lokale overheden een grote rol krijgen. Dit heeft onder andere geleid tot een decentralisatie van bevoegdheden waardoor bijvoorbeeld hogere waarden sinds 2007 niet langer door de provincie maar door de gemeente worden verleend. Daarnaast is met de gemeentelijke Nota industrielawaai vorm gegeven aan gebiedsgericht geluidbeleid. Gevoed door Europese regelgeving zal in de komende jaren de ingezette grootschalige aanpassing van de Wet geluidhinder verder vorm gaan krijgen. Deze ingrijpende wijziging is noodzakelijk omdat de systematiek van de wet in de loop der jaren erg gecompliceerd is geworden. In het kader van Swung (Samen Werken in de Uitvoering van Nieuw Geluidbeleid) worden vier elementen van geluidbeleid aan de orde gesteld: 1. het vereenvoudigen van het ‘normengebouw’ (m.a.w., de systematiek van toepasselijke normen); 2. het versterken van de naleving en de handhaving, onder meer middels de introductie van geluidproductieplafonds; 3. de versterking van het bronbeleid; en 4. de hervorming van de zonering industrielawaai. Voor Rijksinfrastructuur is inmiddels een systeem van geluidproductieplafonds geïntroduceerd. Dit is geregeld in het nieuwe hoofdstuk 11 in de Wet milieubeheer. Het systeem van geluidproductieplafonds zal ook worden toegepast op provinciale wegen in het zogenaamde Swung-2 traject. In Swung-2 zullen ook gemeentelijke wegen en gezoneerde industrieterreinen worden meegenomen. Geluidproductieplafonds zijn niet toepasbaar zijn op gemeentelijke wegen. Gemeenten zullen bij wijze van nulmeting de actuele geluidbelasting in kaart moeten brengen waarna periodiek getoetst wordt aan deze nulsituatie. In tegenstelling tot nu zullen in de nieuwe systematiek ook bestaande situaties getoetst worden aan de 24 nieuwe, nog vast te stellen normen. Dit betekent dat ook autonome situaties verplichtingen voor gemeenten kunnen opleveren. Ook de systematiek voor gezoneerde industrieterreinen wordt sterk vereenvoudigd. Dit is in de gemeente Dongen alleen van toepassing op bedrijventerrein De Wildert. Ook in andere wet- en regelgeving wordt aandacht besteed aan geluidhinder. Dit betreft met name de Wet milieubeheer en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht als het gaat om geluid van bedrijven en bijvoorbeeld de APV voor wat betreft de openbare orde. Op provinciaal niveau is in het kader van de EU-richtlijn omgevingslawaai een actieplan opgesteld wat zich richt op het terugdringen van de geluidbelasting door provinciale wegen. In de gemeente Dongen gaat het om de N629 en de N632. Omdat het aantal gehinderden langs deze wegen beperkt is heeft de provincie geen aanpassingen gepland voor genoemde wegen. 3.4.3 Huidige situatie Bij het opstellen van bestemmingsplannen wordt een zekere scheiding gecreëerd tussen potentiële geluidbronnen en geluidgevoelige functies. Hiermee wordt geluidhinder van bedrijven maar ook van wegen in veel gevallen voorkomen of geminimaliseerd. Daarnaast worden ter voorkoming van geluidhinder geluidnormen opgelegd aan bedrijven. Voor een aantal grote bedrijven gebeurt dit in de milieuvergunning, maar voor de meeste bedrijven gelden de algemene geluidnormen uit het Activiteitenbesluit. In de gemeente Dongen wordt sinds 2007 bij het verlenen van milieuvergunningen gewerkt met de gemeentelijke Nota industrielawaai. Bij het vaststellen van geluidnormen voor vergunningplichtige bedrijven wordt rekening wordt gehouden met het aanwezige achtergrondgeluid in het specifieke gebied (gebiedsgerichte benadering). Sinds 2007 zijn verschillende taken vanuit de Wet geluidhinder van de provincie naar de gemeente geschoven. Het gaat hierbij om het verlenen van de meeste hogere waarden voor bijvoorbeeld het realiseren van woningen langs wegen maar ook om het beheer van de geluidzone rondom bedrijventerrein De Wildert. De beoogde uitbreiding van dit bedrijventerrein vraagt overigens om een aanpassing van de geluidzone die in de komende jaren zal worden uitgewerkt en geïmplementeerd. Een andere belangrijke bron van geluid(overlast) zijn de verschillende evenementen in de gemeente. Hiervoor is in 2013 beleid vastgesteld waarin een gedifferentieerde geluidnormering is opgenomen voor verschillende soorten evenementen. Tenslotte mogen de zogenaamde A- en B-lijst in dit rijtje niet ontbreken. Deze omvatten woningen die in het peiljaar 1986 een relatief hoge geluidbelasting ondervonden als gevolg van verkeer. Met subsidie zijn de woningen op de A-lijst inmiddels allemaal gesaneerd. Het afwikkelen van de B-lijst (met minder hoog belaste woningen) is de volgende stap. Waar dit wettelijk gezien noodzakelijk is, worden stille wegdekken toegepast. Dit is bijvoorbeeld het geval op de Westerlaan en de Noorderlaan. Om onderhoudstechnische redenen wordt in andere gevallen gekozen voor conventionele wegdektypen. Deze blijken in de praktijk sterker en duurzamer. Daarmee wordt voorkomen dat een wegvak vaker moet worden onderhouden dan strikt noodzakelijk. Ondanks de hiervoor genoemde inspanningen is er wel degelijk sprake van overlastsituaties. Waar deze overlast wordt veroorzaakt door een aanwijsbare 25 oorzaak wordt de overlast aangepakt door het inzetten van de hiervoor bedoelde wettelijke instrumenten. Dit is echter niet altijd mogelijk. Vooral als het gaat om verkeerslawaai zal er een zekere acceptatie moeten zijn voor met name de autonoom groeiende situaties op de drukkere wegen in de gemeente. Een inmiddels bekende overlastsituatie speelt zich af direct ten noorden van het industrieterrein Tichelrijt. In de komende planperiode zal in goed overleg met betrokken partijen worden gezocht naar een structurele oplossing voor deze overlast. 3.4.4 Toekomst De Wet geluidhinder is toe aan een grootschalige vernieuwing. Dit zal in de komende jaren vorm gaan krijgen. De gemeente Dongen zal de nieuwe systematiek in haar beleid en dagelijkse praktijk moeten implementeren. Vooral ten aanzien van bestaande wegen zal dit een aanzienlijke inspanning vergen die wellicht ook financiële consequenties heeft waar de geluidbelasting te hoog blijkt. Met betrekking tot bedrijven kan de huidige praktijk worden voortgezet, waarbij wel de kanttekening moet worden gemaakt dat, als gevolg van deregulering, steeds meer bedrijven onder algemeen geldende regels (het Activiteitenbesluit) vallen. Hierdoor neemt de relevantie van de Nota industrielawaai af. Ook het Activiteitenbesluit biedt echter de mogelijkheid om gebiedsgericht geluidnormen vast te stellen voor nietvergunningplichtige bedrijven. Wanneer van deze wettelijke mogelijkheid gebruik kan worden gemaakt zal hiertoe beleid worden ontwikkeld. Naar verwachting zal dit in de planperiode van dit omgevingsbeleidsplan plaatsvinden. Vanwege een groeiende behoefte aan betaalbare duurzame stille wegdekken is het de verwachting dat er de komende jaren belangrijke stappen in die richting worden gezet. Deze ontwikkelingen worden nauwlettend in de gaten gehouden zodat een goede afweging kan worden gemaakt bij het be- of herstraten van gemeentelijke wegen. Met name in de nachtperiode wordt geluidoverlast als zeer hinderlijk ervaren. Dit heeft direct te maken met slaapverstoring wat een aantoonbaar effect heeft op de gezondheid. Afgezien van de wettelijke verplichtingen wil de gemeente Dongen zich inzetten om geluidoverlast in met name de nachtperiode tot een minimum te beperken. Waar het gaat om geluidoverlast van bedrijven is een goed overleg met zowel omwonenden als bedrijven van doorslaggevend belang. Dit geldt bijvoorbeeld voor industrieterrein Tichelrijt. Hierbij moet worden opgemerkt dat waar dit wettelijk gezien noodzakelijk is handhavend tegen overlast wordt opgetreden. 3.4.5 Ambities voor de toekomst Het zoveel mogelijk voorkomen van geluidoverlast heeft te allen tijde de voorkeur. Daarom is en blijft de ruimtelijke ordening in dit verband een zeer belangrijk instrument. Daarnaast moet overlast zoveel mogelijk bij de bron worden aangepakt. Dit voorkomt onnodige en onevenredige inspanningen en investeringen in de omgeving die vaak leiden tot “slechts” een compromis. - Het toepassen en handhaven van de grenswaarden die voor de verschillende gebieden zijn vastgesteld. Geluidoverlast waar mogelijk terugdringen en met name in de nachtperiode beperken tot een minimum. 26 3.4.6 Doelen en acties voor de komende planperiode Ruimtelijke (her-)inrichting als basis nemen voor een goede omgang met geluidoverlast. Rekening houden met geluid bij de aanleg van wegen en waar mogelijk toepassen van geluidsreducerende wegdekken (geluidsarm asfalt, stille klinkers). Saneren van de woningen op de B-lijst. De Zone industrielawaai rondom De Wildert aanpassen naar aanleiding van de ontwikkeling/uitbreiding van het bedrijventerrein. Ontwikkelen van gebiedsgericht beleid voor bedrijven vallend onder het Activiteitenbesluit. In overleg met omwonenden (verenigd in het actiecomité “Einde stank- en lawaaioverlast Tichelrijt Nu”) en bedrijven zoeken naar een structurele oplossing voor de hinder afkomstig van Tichelrijt (inclusief aspect geur). Verkenning van de mogelijkheden voor een geluidwal/-scherm langs het kanaal. Actieve communicatie met bewoners en bedrijven over zowel de regels als acceptatie van een bepaalde mate van hinder. Inzage realiseren in gemeentebrede geluidbelasting (eis vanuit de nieuwe Wet geluidhinder) 3.5 Water 3.5.1 Beleidskaders Het beleid van de rijksoverheid is enerzijds gericht op een juiste implementatie van Europese regelgeving en anderzijds op het op orde brengen van het watersysteem en vervolgens op orde houden. Dit moet ervoor zorgen dat zo min mogelijk wateroverlast ontstaat en dat de waterkwaliteit voldoende is. Het huidige Bestuursakkoord Water 2011 en de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) vormen de pijlers van dit beleid. Het Bestuursakkoord Water is een overeenkomst tussen verschillende (overheids)partijen in de watersector om doelmatiger te werken. Het gaat daarbij om het aanpakken van de gevolgen van de zeespiegelstijging, bodemdaling en een veranderend klimaat. Sinds december 2000 is de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) van kracht. Deze is in 2005 vertaald en vastgelegd in de Nederlandse wetgeving. De Kaderrichtlijn Water moet ervoor zorgen dat de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater in 2015 op orde is. In dat jaar moet het oppervlaktewater voldoen aan normen voor bepaalde chemische stoffen. Worden die normen gehaald, dan spreken we van 'een goede chemische toestand'. Daarnaast moet het oppervlaktewater goed zijn voor de diversiteit van flora en fauna. Wordt dit bereikt, dan is sprake van 'een goede ecologische toestand'. Hieronder valt ook een groot aantal andere chemische stoffen dan voor de chemische kwaliteit van het water. Voor het grondwater gelden aparte normen. Daarnaast moet de grondwatervoorraad stabiel zijn en mogen bijvoorbeeld natuurgebieden niet verdrogen door een te lage grondwaterstand (goede kwantitatieve toestand). Op 22 december 2009 is de Waterwet in werking getreden. Een achttal wetten is hierin samengevoegd. De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Daarnaast levert de Waterwet een belangrijke bijdrage aan kabinetsdoelstellingen zoals vermindering van regels, vergunningstelsels en administratieve lasten. Totdat de Omgevingswet in werking treedt - voorzien voor 2018 - blijft de Waterwet van kracht. 27 Provinciaal beleid Het beleid van de provincie spitst zich voor water toe op bescherming van het diepe grondwater en het beschermen van ecologisch waardevolle gebieden. Het Provinciaal Waterplan 2010-2015 is een strategisch plan voor de regionale grond-en oppervlaktewateren. De bescherming van het oppervlaktewater en ondiepe grondwater is qua bevoegdheden overgedragen aan het waterschap. De provincie Noord-Brabant streeft naar een robuust water- en bodemsysteem. Dit betekent dat voor grondwater aansluiting wordt gezocht bij het systeem van kwel en infiltratie. Dit systeem vereist dat op de hogere gronden zoveel mogelijk water wordt vastgehouden voor infiltratie, dat in de intermediaire gebieden zo min mogelijk wateronttrekking plaatsvindt en dat er in laaggelegen (kwel)gebieden – zeker in de winter en het voorjaar – hoge(grond)waterpeilen zijn. Een hoger grondwaterpeil biedt kansen voor natte natuurontwikkeling. Voor het oppervlaktewater wordt uitgegaan van zogenaamde stroom- en afwateringsgebieden. In geval van een robuust watersysteem zijn afvoerpieken afgevlakt. Om te beginnen wordt daarom zoveel mogelijk water vastgehouden in de ‘haarvaten' van de stroomgebieden. Dit vermindert de afvoersnelheid. Daarnaast is ruimte nodig voor waterberging in laaggelegen delen als oude vennen, polders en laagten, voor het laten meanderen van beken en voor het overstromen van beken in de beekdalen. Voor een robuust watersysteem moet samengewerkt worden met andere gemeenten, provincies of landen. Regionaal Beleid - Waterschap Brabantse Delta Het waterschap Brabantse Delta is verantwoordelijk voor het operationeel beheer van soms gemeentelijke maar vrijwel altijd de regionale oppervlaktewateren in kwantitatief en kwalitatief opzicht. Het gaat dan om het waterkwantiteits en kwaliteitsbeheer, de waterkeringzorg, waterzuivering, het grondwaterbeheer, het waterbodembeheer en vaak ook het scheepvaartbeheer. Het waterschap heeft de grondslag van haar beleid opgenomen in het waterbeheersplan 2010-2015, wat is afgestemd op Europees, nationaal en provinciaal beleid. Het waterschap heeft in een toetsingskader ruimtelijke ordening (RO) “De ruimte blauw geordend” aangegeven wat de ruimtelijke consequenties zijn van het waterbeleid. Het Bestuursakkoord Water en de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) leiden via wet- en regelgeving tot een aantal watertaken. Deze kunnen worden onderverdeeld in de volgende thema’s: Droge voeten: het voorkomen van wateroverlast in bebouwd/agrarisch gebied en een deel van de kwetsbare natuurgebieden Voldoende water: het zorgen voor het gewenste grond- en oppervlakteregime in zowel bebouwd, landbouw- als natuurgebieden Natuurlijk water: het afstemmen van de inrichting en het beheer van het oppervlaktewatersysteem op het halen van de ecologische doelen uit de Europese Kaderrichtlijn Water Schoon water: het zorgen voor een zodanig goede kwaliteit van grond- en oppervlaktewater dat deze geen belemmering vormen voor het behalen van de doelen uit de Europese Kaderrichtlijn Water Schone waterbodem: Het voorkomen dat waterbodems problemen opleveren voor de realisatie van de andere waterthema’s. Daarnaast heeft het waterschap waar nodig nog toegespitst beleid en beleidsregels op de verschillende thema’s/speerpunten uit het waterbeheersplan en heeft het waterschap een eigen verordening; De Keur en de legger. De Keur bevat gebods- en verbodsbepalingen met betrekking tot ingrepen die consequenties hebben voor de waterhuishouding en het waterbeheer. 28 De legger geeft aan waar de waterstaatswerken liggen, aan welke afmetingen en eisen die moeten voldoen en wie onderhoudsplichtig is. Veelal is voor deze ingrepen een watervergunning van het waterschap benodigd. De Keur is onder andere te raadplegen via de site van waterschap Brabantse Delta. De Wet ruimtelijke ordening stelt bij ruimtelijke plannen en ontwikkelingen de watertoets verplicht. In deze toets worden de waterhuishoudkundige effecten bepaald. Ongewenste waterhuishoudkundige effecten moeten worden voorkomen. Zo wordt bijvoorbeeld bij nieuwbouw eerst gekeken naar de waterhuishouding op de beoogde locatie. Is het een nat gebied met een hoge grondwaterstand, dan is er in de toekomst mogelijk sprake van grondwateroverlast. De gemeente kan hierop inspelen door maatregelen te nemen of door een andere locatie te kiezen. Een nattere locatie met een hoog grondwaterpeil is mogelijk meer geschikt voor het ontwikkelen van natte natuur. Gemeentelijk beleid Het gemeentelijk beleid inzake het (afval)water is vastgelegd in het Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan (VGRP). Het VGRP houdt rekening met de andere lokale beleidskaders die voor de openbare ruimte is vastgesteld: Kadernota doelmatig samenwerken Hart van Brabant Afvalwater Akkoord inclusief uitkomst OAS en heroverwegingen Structuurvisie Dongen 2020 Gebiedsgericht grondwaterbeheer Groenbeheerplan Wegenbeheerplan Bestemmingsplannen Algemene Plaatselijke Verordening (APV) Bouwverordening Aansluitverordening Volgens de huidige wetgeving is er voor de gemeente sprake van o.a. de volgende zorgplichten: Zorgplicht voor inzameling en transport stedelijk afvalwater (W et milieubeheer) Zorgplicht voor afvloeiend hemelwater (Waterwet) Zorgplicht voorkomen structureel nadelige gevolgen van grondwater (Waterwet). Gemeentelijke Watertaken Het watertoetsproces is een belangrijk instrument om het waterbelang in ruimtelijke plannen en besluiten te waarborgen. Het gaat daarbij om alle waterhuishoudkundige aspecten, waaronder veiligheid, wateroverlast, watertekort, waterkwaliteit en verdroging, en om alle wateren: rijkswateren, regionale wateren en grondwater. Het is niet een toets achteraf, maar een proces dat de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder in een zo vroeg mogelijk stadium met elkaar in gesprek brengt. Bij het tot stand komen van deze paragraaf wordt overleg gevoerd met de waterbeheerders. De gemeente Dongen ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Brabantse Delta, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer en van Rijkswaterstaat, de water- en vaarwegbeheerder van het hoofdwatersysteem waaronder het Wilhelminakanaal. De opmerkingen van de waterbeheerders worden vervolgens verwerkt in de waterparagraaf. 29 Gemeente Dongen en waterschap Brabantse Delta staan samen, in regionaal verband, aan de lat om de watertaken vorm te geven en uit te voeren. De wettelijke zorgplichten vormen hierbij de basis, waarbij de ambities van het waterschap en gemeente het gewenste tempo en kwaliteitsniveau bepalen. 3.5.2 Huidige situatie De belangrijkste watersystemen in Dongen zijn de Donge, het Wilhelminakanaal, De Vaart/’s Gravenmoersevaart, het Molenvaartje en de Onkelsloot/Fazantenloop. De zandwinning Moersedreef is een geïsoleerd element. Ten zuiden van het Wilhelminakanaal en ten noorden van de Hoge Dijk / Lage Dijk is een kwelgebied met relatief hoge grondwaterstanden. Het tussenliggend gebied, ook wel intermediair gebied genoemd, heeft te maken met periodieke kwel of infiltratie en variërende grondwaterstanden. Er is binnen de gemeente sprake van een aantal knelpunten, waaronder verdroging. Door de normalisatie van de Donge, de toegenomen verhardingen en de drainage van landbouwgronden wordt regenwater snel afgevoerd. Door grote peilfluctuaties in het jaar en sterke verschillen in stroomsnelheden vindt er snelle waterafvoer plaats, waardoor er in de zomer een tekort voor landbouw ontstaat. Om het watertekort aan te vullen wordt er in drogere perioden (Maas)water ingelaten ten noorden van ’s Gravenmoer. Dit water heeft echter een andere samenstelling en is ecologisch en vanuit het oogpunt van een natuurlijk watersysteem minder gewenst. In een groot deel van de gemeente is wateraanvoer niet mogelijk omdat het water alleen met stuwconstructies kan worden vastgehouden. Het landelijk gebied ten oosten en noorden van Dongen is door de provincie aangewezen als zoekgebied voor glastuinbouw. Nieuwe glastuinbouw leidt echter tot een toename van verhard oppervlak in het gebied met consequenties voor het watersysteem. Door een toename van drainage treedt extra verdroging op en worden de piekafvoeren hoger. De kwelgebieden ten noorden van de Hoge Dijk en het Rijensebroek zijn aangewezen als zoekgebieden voor waterberging. Deze gebieden kunnen functioneren als buffers voor water en kunnen de piekafvoer afvlakken. Er hoeft dan minder water te worden ingelaten. Ook in het intermediair gebied is waterconservering mogelijk. In de toekomst kunnen hier mogelijk wateraanvoervoorzieningen worden gerealiseerd. Het herstellen van een veerkrachtig watersysteem en het tegengaan van verdroging is belangrijk. Daarnaast is het water ook voor het landschap en ecosysteem van belang. Zoals eerder vermeld, is het inlaten van gebiedsvreemd water met een andere chemische samenstelling ecologisch niet gewenst. Daarnaast zijn er inmiddels op meerdere plaatsen ecologische of natuurlijke oevers in Dongen aanwezig. Toch zijn er nog altijd veel oevers die zijn vastgelegd door beschoeiingen waardoor geleidelijke overgangen tussen water en land, vooral in de loop van de Donge, nog weinig voorkomen. De Donge en het Wilhelminakanaal functioneren tevens als ecologische verbindingszones. Voor de Donge wordt in dit kader in 2015 door het waterschap een visie opgesteld. Intensief gebruik (woningbouw, landbouw) van de kwelgebieden is niet gewenst omdat hiervoor een grotere drooglegging en betere ontwatering is vereist. Dit is strijdig met het idee van duurzaam waterbeheer. Functies die wel mogelijk zijn, zijn onder andere natte natuur, op het watersysteem afgestemde landbouw, retentie (vasthouden gebiedseigen water, vertraging afstromen) en waterbuffering. 30 Naast de kwaliteit van het aanwezig oppervlaktewater in de gemeente is ook de kwaliteit van het grondwater belangrijk. De (water)bodemkwaliteit in de gemeente heeft geleden onder de aanwezige leerlooierijen, schoenenindustrie, overige industrie en het lozen van huishoudelijk afvalwater (ongezuiverd). Verontreinigingen komen in het grondwater terecht. De grondwaterstroom kan ervoor zorgen dat ook deze verontreinigingen uiteindelijk weer aan de oppervlakte komen. Veel van deze bronnen zijn in de jaren ’70 gesaneerd. Door recente saneringen zijn nu vrijwel alle vervuilde waterbodems gesaneerd en is de kwaliteit sterk verbeterd. Het huishoudelijk en industrieel afvalwater wordt opgevangen en getransporteerd met het riool en wordt in de rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) te Rijen gezuiverd. Het systeem is echter niet berekend op grote neerslaghoeveelheden. De kans bestaat dan dat vervuild water vanuit de riolering overstort in het oppervlaktewater. Eventuele knelpunten in de riolering worden afgewogen en desgewenst aangepakt in het Gemeentelijk Rioleringsplan. Het huidige Verbreed Gemeentelijke Rioleringsplan (GRP) is met twee jaar verlengd tot 2015. Omdat Dongen geen grote problemen kent met wateroverlast of verdroging is een waterplan niet noodzakelijk. Met behulp van een verbreed GRP kunnen de wensen voor de waterhuishouding in de gemeente vertaald worden naar beleid en mogelijke acties. Naast de zorgplicht voor afvalwater heeft de gemeente ook de zorgplicht voor gronden hemelwater. 3.5.3 Ambities voor de toekomst Naast zijn functies voor de scheepvaart, landbouw en industrie is water ook noodzakelijk voor het ontwikkelen van natuur. Water speelt ook een rol bij de kwaliteit van de leefomgeving van de inwoners. Een wijk met waterpartijen spreekt meer aan dan alleen maar steen. Om aan al deze functies van water te kunnen voldoen zijn de volgende ambities opgesteld: 1. Verbeteren van de kwaliteit van grond-, oppervlakte- en afvalwater. 2. Realiseren van gescheiden waterstelsel in aan te leggen stedelijk gebied volgens het principe infiltreren, vasthouden en dan pas afvoeren. Volksgezondheid en Water in de stad Riolering is een belangrijke voorziening in het kader van de volksgezondheid. Bij het opstellen van maatregelen en het ontwikkelen en toepassen van nieuwe systemen moet dit aspect niet uit het oog worden verloren. De hoeveelheid en plaats van overstorten is daarbij belangrijk; bij afkoppelen moet goed worden gekeken welke oppervlakken kunnen worden afgekoppeld en of die al dan niet verontreinigd zijn. Bij afkoppelen verdwijnt het water veelal uiteindelijk “uit het zicht” in de bodem of het verdwijnt zichtbaar in het oppervlaktewater. innen lopende projecten is een onderzoek naar mogelijk risico’s voor de volksgezondheid op zijn plaats om problemen op langere termijn uit te sluiten. Dit onderzoek zal zijn plaats moeten krijgen binnen bestaande onderzoeken zoals het onderzoek naar water-op-straat. Kwaliteit leefomgeving Kwaliteit van de leefomgeving en integraal beheer van de openbare ruimte hebben een sterke relatie. Ook in de openbare ruimte staat riolering niet op zichzelf. Maatregelen aan de riolering moeten worden afgestemd op andere maatregelen aan de openbare ruimte om overlast voor burgers en bedrijven te minimaliseren en een efficiënte besteding van middelen te garanderen. Ook het voorkomen van wateroverlast en het zorgen voor schoon oppervlaktewater verhogen de kwaliteit van de leefomgeving. 31 De communicatie tussen de burgers en de gemeente (team realisatie en beheer) moet verbeteren. Het doel is om de oorzaken van (water)overlast in welke vorm dan ook in beeld te krijgen, vervolgens via gerichte maatregelen deze weg te nemen en daarbij te streven naar duurzame (robuuste) oplossingen. 3.5.4 Doelen en acties voor de komende planperiode Om de bovengenoemde ambities te kunnen realiseren zijn een aantal acties opgesteld. Het verder actualiseren van het Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan (VGRP). Het uitvoeren van waterkwaliteitmaatregelen uit het afvalwater Akkoord. Het verankeren van het beleid uit het afvalwater Akkoord en het vertalen naar verbetermaatregelen die doelmatig zijn. Het afkoppelen van (schoon)hemelwater in West I en de prinsessen buurt (Oud Dongen) en in nieuw aan te leggen woongebieden. Het bij periodiek onderhoud, reconstructiewerkzaamheden en nieuwbouw kunnen uitbreiden van het gescheiden rioolstelsel in het stedelijk gebied. Het meenemen van deze aanpassingen op ‘natuurlijke’ momenten zorgt voor een financiële en tijdsbesparing. Het verbeteren van de kwaliteit van het afvalwater. In samenwerking met het waterschap moet er worden gehandhaafd en moeten controles op het afvalwater worden uitgevoerd. Het doorspoelen van stilstaand water of het bevorderen van stroming om te voorkomen dat de ecologische kwaliteit van het water laag wordt door grote hoeveelheden algen en bacteriën en er overlast van muggen ontstaat. Hiermee moet tijdens de planvorming al rekening worden gehouden. Het opstellen van een baggerplan. Dit heeft een relatie met de economische functie en de (water)bodemkwaliteit. Het samenwerken met Hart van Brabant gemeenten en waterschappen om zo de kracht en kennis te bundelen. Het verminderen van wateroverlast in met name het centrumgebied. Het instellen van een grondwatermeetnet op basis van een meetplan. Het wijzigen van de onkruidbestrijding van chemische naar mechanische methoden (wettelijke verplichting). 3.6 Licht 3.6.1 Beleidskader In tegenstelling tot andere aspecten is voor licht(hinder) weinig beleid geformuleerd. Wel zijn in wet- en regelgeving normen en uitgangspunten vastgelegd waar met name bedrijven zich aan dienen te houden. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om het voorkomen van directe lichtinstraling. Met name voor assimilatieverlichting van kassen is uitvoeriger regelgeving opgesteld. Door verschillende instituten, zoals de Nederlandse Stichting Voor Verlichtingskunde (NSVV) zijn publicaties uitgebracht die overheden kunnen helpen de toepassing van licht te optimaliseren, waarbij een evenwicht gevonden moet worden tussen werkbaarheid, veiligheid en voorkomen van hinder. Overigens bieden de steeds verdergaande ontwikkelingen in de lichttechniek vele mogelijkheden om doelgericht en op een bij de omgeving passende manier te verlichten. Deze technische ontwikkelingen versterken de discussie over het nut en de noodzaak van verlichting in zowel de openbare ruimte als daarbuiten. 32 3.6.2 Huidige situatie De lichtoverlast door kassen (assimilatieverlichting) in de gemeente Dongen is door het toepassen en handhaven van regels grotendeels opgelost. Daarnaast is in het bestemmingsplan Buitengebied gereguleerd op welke locaties kassen zijn toegestaan. Hoewel er weinig klachten zijn over lichthinder behoeft dit onderwerp wel de nodige aandacht. Verlichting van (openbare) gebouwen en bedrijven kan namelijk een verstoring van het nachtritme van zowel mensen als dieren veroorzaken. Naast het hinderaspect is ook energie een belangrijk aspect als het gaat om verlichten. In de openbare verlichting wordt al op grote schaal LED-verlichting toegepast. Deze vorm van verlichten heeft naast duidelijke energetische voordelen ook het voordeel dat de lichtvervuiling sterk afneemt ten opzichte van conventionele verlichting. LED heeft namelijk als voordeel dat het licht maar naar 1 richting uitstraalt waardoor verstrooiing van het licht tot het verleden behoort. Op een aantal locaties waar de openbare verlichting is voorzien van LED wordt deze in de nacht gedimd. Dit betreft onder andere de rotondes aan De Slof en De Schacht, de Eindsestraat (ter hoogte van het tankstation) en langs de Duiventorenbaan en de Westerlaan. De verlichting op deze locaties dimt naar 70% tussen 24.00 en 6.00 uur in de ochtend. In navolging op de openbare verlichting is in 2013 en 2014 een groot deel van het gemeentehuis voorzien van LED-verlichting. Dit heeft vooral te maken met energie besparing en daarnaast een besparing op arbeid aangezien LED-verlichting ten opzichte van conventionele verlichting een zeer lange levensduur kent en daardoor veel minder vaak hoeft te worden vervangen. 3.6.3 Ambities Verstoring van het nachtritme van mens en dier tegengaan door lichthinder zoveel mogelijk te beperken. Het optimaliseren van de openbare verlichting (o.a. gebouwen, sportvelden en wegen). 3.6.4 Doelen/acties Door middel van onderstaande doelen en acties denkt de gemeente Dongen de hierboven beschreven ambities te kunnen realiseren. Hierbij dient, met name als het betrekking heeft op openbare verlichting, altijd rekening te worden gehouden met sociale en verkeersveiligheid (onder andere politiekeurmerk Veilig Wonen). - - Toepassen LED in openbare verlichting continueren. Onderzoek doen naar het structureel toepassen van dynamische verlichting en actieve markering met aandacht voor veiligheid en faunaverstoring. Verlichting buiten de bebouwde kom in de nacht dimmen. In gemeentelijke gebouwen overschakelen op LED-verlichting en gebruik maken van technische hulpmiddelen zoals bewegingsmelders en lichtsensoren. Zowel medewerkers als burgers bewust maken van het onderwerp (onder andere door interne communicatie en door deelname Nacht van de nacht). Mogelijkheden onderzoeken om openbare verlichting alleen binnen de bebouwde kom toe te passen; buiten de kom alleen op kritieke punten. Sier-/aanstraalverlichting in openbare ruimte terugbrengen tot een in nader overleg te bepalen minimum. In overleg met ondernemers mogelijkheden onderzoeken om verlichting van gebouwen en reclameborden ’s avonds en ’s nachts tot een in nader overleg te bepalen minimum te beperken. 33 - - Verlichting van Tichelrijt en De Wildert in overleg met bedrijven waar mogelijk aanpassen/beperken met behoud van veiligheidsniveau Keurmerk Veilig Ondernemen. Inventariseren van knelpunten veroorzaakt door assimilatieverlichting en waar nodig kassen afschermen door het planten van bomen op enige afstand naast kassen of door technieken als inpakken en afdekken. 3.7 Afval 3.7.1 Beleidskader Het afvalbeleid in Nederland is verwoord in het Landelijk Afvalbeheer Plan (LAP). Dit LAP2 (het eerste LAP reikte tot 2009) stuurt sterker dan voorheen op het nabewerken van afvalstromen gericht op een nuttige toepassing. In de hoofdstukken “Doelstellingen” en “Afvalscheiding” van het LAP2 is het algemeen beleid voor de gescheiden inzameling van huishoudelijk afval beschreven. Daarnaast hebben gemeenten de mogelijkheid om ook meerdere stromen gescheiden in te zamelen. Volgens de doelstelling voor (grof) huishoudelijk restafval mag er landelijk gezien maximaal 40% van het huishoudelijk afval als (grof) huishoudelijk restafval worden verwijderd. De doelstellingen voor de komende jaren zijn als volgt: Verhogen van de nuttige toepassing van het totaal aan afvalstoffen van 83% in 2006 naar 85% in 2015. Dit kan met name worden bereikt door het stimuleren van afvalscheiding aan de bron en nascheiding van afvalstromen. Door deze vormen van scheiding worden producthergebruik, materiaalhergebruik en gebruik van afval eenvoudiger. Verhogen van de nuttige toepassing van het totaal aan huishoudelijk afval van 51% in 2006 naar 60% in 2015. In diverse besluiten zijn doelstellingen opgenomen voor te bereiken percentages nuttige toepassing van afzonderlijke afvalstoffen, zoals verpakkingen, batterijen en elektr(on)ische apparatuur. Er worden aanvullend aan deze wettelijke vastgelegde doelstellingen geen andere doelstellingen voor afzonderlijke afvalstoffen vastgelegd. Dat betekent dat gemeenten een bepaalde mate van vrijheid hebben bij het invullen van het behalen van de doelstelling van 60%. In het kader van de integrale ketenbenadering vanuit het afvalstoffenbeleid een bijdrage leveren aan de volgende specifieke ambities van het kabinet Balkenende IV: o in 2020 is de CO2-uitstoot met 30% verminderd ten opzichte van 1990 (thema “klimaatverandering”); o Het aandeel duurzame energie in het totale energiegebruik moet worden verhoogd van ongeveer 2% nu naar 20% in 2020. Daarnaast moet het tempo van energiebesparing de komende jaren verdubbelen van 1% per jaar nu naar 2%. o in 2020 bestaat er geen gevaar meer voor mens en milieu als gevolg van de verspreiding van gevaarlijke stoffen (thema “verspreiding”). Een doelstelling van de 2e versie van LAP 2 is dat de hoeveelheid restafval daalt van 250 kilo naar 100 kilo per inwoner per jaar in 2020. Deze doelstelling wordt onderschreven door het ministerie van Infrastructuur en Milieu(IenM), de Vereniging van Nederlandse Gemeenten(VNG) en de Nederlandse Vereniging van gemeentelijke Reinigingsdiensten(NVRD). Om te voorkomen dat afval ontstaat zal er een betere scheiding van het huishoudelijk afval gerealiseerd moeten worden. 34 Daarnaast hebben IenM, VNG en NVRD voor het afvalbeheer een Uitvoeringsprogramma Huishoudelijk Afval opgesteld, dit project is bekend onder de naam VANG (Van Afval Naar Grondstof). Hierin is het volgende opgenomen: Door de grondstoffen- en materiaalketens die leiden tot huishoudelijk afval te sluiten produceert een gemiddelde Nederlander steeds minder restafval, in 2020 maximaal 100 kg restafval per jaar (grof en fijn huishoudelijk afval, 75% gescheiden ingezameld), met een verdere afname naar maximaal 30 kg in 2025. Materiaal wordt zo lang mogelijk in de keten gehouden waarbij de maatschappelijke lasten acceptabel zijn. 3.7.2 Huidige situatie In de gemeente Dongen zijn de afgelopen jaren verschillende maatregelen doorgevoerd: Afzonderlijke luierinzameling bij kinderdagverblijven en peuterspeelzalen. Inzameling van kunststof verpakkingen. Uitbreiding van ondergrondse inzameling van restafval en papier bij nieuwbouw en bestaande hoogbouw. De inzamelingsresultaten voor Dongen zien er goed uit maar de cijfers worden vertekend door externe factoren. Het totale scheidingspercentage ligt boven het gewenste percentage in 2015. Dit scheidingspercentage wordt echter positief beïnvloed door het aanbieden van bedrijfsafval en afval van particulieren van buiten de gemeente Dongen. De resultaten van de sorteeranalyse 2014 waren ten tijde van het opstellen van dit plan nog niet binnen. Aangezien er geen wijzigingen in de afval inzameling zijn geweest wordt verwacht dat er ook geen significante afwijkingen zijn van eerdere sorteeranalyses. De proef met drankverpakkingen is geslaagd waardoor het Afvalfonds Verpakkingen besloten heeft een vergoeding te geven voor de drankenkartons als deze als aparte stroom worden ingezameld. In het nieuwe contract met de sorteerder van kunststof verpakkingen afval (Sita) is opgenomen dat de gemeente een gecombineerde stroom(kunststof, drankverpakkingen en blik) gelijktijdig mag aanleveren. Sita is nu de fabriek aan het ombouwen en kan einde 1ste kwartaal 2015 de gecombineerde stroom ontvangen. Het college moet hierover nog besluiten. 3.7.3 Ambities voor de toekomst Onder andere uit de resultaten van de eerder genoemde sorteeranalyse blijkt dat een koerswijziging noodzakelijk is om de belasting op het milieu en de leefomgeving terug te dringen. Daarom zijn de volgende ambities voor afval opgesteld: Maximaliseren van afvalscheiding en het voorkomen van (zwerf)afval. Verbeteren van het inzamelsysteem. Economische waarde van bepaalde afvalstromen benutten. 3.7.4 Doelen en acties voor de komende planperiode Om de bovengenoemde ambities waar te kunnen maken wordt een aantal acties uitgezet. Deze zijn hieronder beschreven. Verplichting tot het behalen van de LAP doelstellingen opleggen aan de eigen organisatie om zodoende de vrijblijvendheid tot het halen van doelstellingen weg te nemen. Het opstellen van een grondstoffen plan, hierin staat o.a. vermeld hoe wij verspilling van grondstoffen tegengaan en op wat voor wijze de afvalstoffen(grondstoffen) worden ingezet voor hergebruik. Afvalverwerkingcontracten afsluiten op basis van duurzaamheid. Uitgangspunt moet zijn preventie van afval en hergebruik van de grondstoffen. De CO2 prestatie ladder zal bij de aanbesteding een grote rol moeten gaan spelen. 35 - - - - Op zoek gaan naar andere verwerkingstechnieken zodat de grondstoffen uit het ingezamelde afval weer worden benut. Snoeiafval buitendienst benutten voor energieopwekking op bedrijventerrein de Wildert waarbij het nieuwe contract voor de verwerking van afvalstromen in de periode 2016-2020 hierop afgestemd wordt. Afvalinzamelingssysteem nader bezien met aandacht voor keuzes buurgemeenten en de gevolgen daarvan voor de gemeente Dongen. Afhankelijk van raadsbesluit in december 2014 kan dit in 2016 aangepast zijn. Afvalinzamelingsfrequentie onderzoeken en aanpassen aan systeem en behoefte/noodzaak. Afhankelijk van raadsbesluit in december 2014 kan dit in 2016 aangepast zijn. Afvalscheiding stimuleren door meer/betere inzamelpunten: uitbreiden huidige inzamelplekken met KCA, drankenkartons en blik, waarbij blik mogelijk samen met kunststof kan worden ingezameld. Gecontroleerd afval accepteren op de milieustraat; maak burger bewuster. Intensievere communicatie richting inwoners en ondernemers over afval en zwerfafval. Nog meer dan nu het geval is gebruik maken van digitale communicatiemiddelen en tools. Inzetten van de bijdrage van NedVang voor gebruik van een elektrisch voertuig en inhuur van extra mankracht bij het opruimen van zwerfafval en voor educatieve programma's en materialen van Nederland Schoon. 3.8 Groen en Natuur 3.8.1 Beleidskader De hoofddoelstelling voor het natuurbeleid is ”behoud, herstel, ontwikkeling en duurzaam gebruik van natuur en landschap, als essentiële bijdrage aan een leefbare en duurzame samenleving”. In de provinciale Verordening Ruimte 2012 wordt uitgesproken dat de ecologische hoofdstructuur (EHS) een samenhangend netwerk is van natuurgebieden en landbouwgebieden met natuurwaarden van (inter)nationaal belang. Het doel van het EHS-beleid is het veiligstellen van ecosystemen en het realiseren van leefgebieden met goede condities voor de biodiversiteit. Om de ecologische hoofdstructuur als een netwerk te laten functioneren werkt de provincie ook aan het aanleggen van ecologische verbindingszones en het oplossen van faunaknelpunten in de wegenstructuur. De provincie Noord-Brabant is mede verantwoordelijk voor het beschermen van natuur en landschap. Zij doet dit onder meer door er op toe te zien dat de groene regelgeving wordt nageleefd. Onder de groene regelgeving vallen de wetten en provinciale verordeningen die gericht zijn op bescherming en behoud van natuur, bos en landschap. Die bieden instrumenten om aantasting van natuur en landschap te voorkomen. De provincie voert onder andere de volgende groene wet- en regelgeving uit: Verordening bescherming Natuur en Landschap (VNL) Verordening Ruimte Flora- en faunawet en de Verordening schadebestrijding dieren Boswet Natuurschoonwet Natuurbeschermingswet 36 3.8.2 Huidige situatie Binnen de gemeente Dongen is, naast de Ecologische Verbindingszone, weinig echte natuur aanwezig. Het buitengebied is met name in gebruik als agrarisch gebied. Gebieden die zijn aangewezen in het kader van de vogel- en habitatrichtlijn (nu Natura 2000) zijn niet aanwezig. Wel heeft de gemeente te maken met de EHS, de Ecologische hoofdstructuur. De rivier de Donge speelt hierbij een centrale rol. Door de rivier worden noordelijker gelegen delen verbonden met gebieden die ten zuiden van Dongen liggen. In en langs het water kunnen flora en fauna zich verplaatsen. In het kader van de EHS moet binnen onze gemeente een aantal ecologische verbindingszones gerealiseerd worden. De verbindingszones zorgen ervoor dat soorten zich van het ene naar het andere gebied kunnen verplaatsen. Zoals ook in de Verordening ruimte 2012 is aangegeven, moeten in 2018 de aangewezen ecologische verbindingszones gerealiseerd zijn. Deze zijn opgenomen en uitgewerkt in de regiovisie en het structuurplan. Het gaat om de volgende zones: ten zuiden van Tichelrijt; ten oosten van Dongen; vanaf de Donge langs de Onkelsloot tot aan het Wilhelminakanaal; de Noordkade; een oost-west verbinding tussen de Donge en de waterloop ter hoogte van de Waspikse weg, ten noorden van ’s Gravenmoer van Huis ter Heide naar het Wilhelminakanaal Het Wilhelminakanaal In 2009 is de Ecologische verbindingszone (EVZ) langs de Onkelsloot en de Goeie Loop gerealiseerd. De gemeente Dongen heeft dit in samenwerking met Waterschap Brabantse Delta ontwikkeld en uitgevoerd. Om de beleving van de natuur te versterken is er een fietspad langs gelegd. In 2014 is het ontbrekende stuk van de EVZ tussen de Watersticht en de Beljaart gerealiseerd. Tevens is nabij de wijk De Beljaart, aansluitend aan de EVZ, een natuurspeelterrein aangelegd, zodat ook kinderen meer ervaring krijgen met natuur. De medewerkers van de gemeente Dongen die werkzaam zijn in het groen zijn allemaal gecertificeerd in het kader van de Flora- en Faunawet. Dit houdt in dat er tijdens de werkzaamheden rekening wordt gehouden met het behoud van de floraen fauna. Ook van aannemers die werkzaam zijn voor de gemeente Dongen wordt verlangd dat zij gecertificeerd zijn en waarde hechten aan de flora en fauna binnen de gemeente Dongen. 3.8.3 Ambitie voor de toekomst Om de kwaliteit van het aanwezige groen en de natuur in de gemeente Dongen te behouden en versterken zijn de volgende ambities opgesteld: 1. De ecologische verbindingszone ’s Gravenmoer – Wilhelminakanaal moet in 2016 gerealiseerd zijn. 2. De ecologische verbindingszone Wildertse Arm moet in 2018 gerealiseerd zijn. 3. Natuur dichter bij huis brengen. 3.8.4 Doelen en acties voor de komende planperiode Om deze ambities te kunnen halen moeten de volgende acties worden uitgevoerd: Stimuleren en subsidiëren aanleg en onderhoud van landschapselementen; aanplant van karakteristieke soorten stimuleren. Hiertoe gebruik maken van het provinciale Groen Blauw Stimuleringskader. Het behouden van variatie bij de herinrichting van bestaand groen. Bebouwing en groen integreren: clusteren van groen, minder snippergroen. 37 - In de planvorming minimaal 5% groenruimte opnemen. Beschermen van monumentale bomen. Subsidieregeling opstellen voor onderhoud monumentaal groen, bijvoorbeeld met behulp van een Cultuurhistorische waardenkaart. Handhaven van het karakter van de dijkjes in ’s Gravenmoer. Gladheidsbestrijding; van droog strooien naar nat sproeien bij vervanging van materieel (= minder zout in de bodem). Daktuinen stimuleren bij nieuwbouw. Meer groene speelplekken creëren door aanpassing van bestaande speelplekken of nieuwe speelplekken een natuurlijk karakter te geven. 3.9 Welstand 3.9.1 Inleiding Zoals veel onderwerpen in de bouwregelgeving is ook de welstandstoets de laatste jaren regelmatig onderwerp van gesprek en verandering geweest. Denk hierbij onder andere aan de komst van de gemeentelijke welstandsnota in 2007, waarin de gemeenteraad de vrijheid had om welstandscriteria te formuleren of gebieden aan te wijzen, waar bouwwerken niet hoeven te worden getoetst aan redelijke eisen van welstand. Tevens kon een categorie kleine bouwwerken, die hoofdzakelijk in het achtererfgebied worden gebouwd, ambtelijk en dus zonder een advies van de welstandscommissie worden getoetst. 3.9.2 Beleidskader Zoals hiervoor opgemerkt is het welstandsbeleid vastgelegd in de gemeentelijke welstandsnota. De wettelijke basis hiervan is verankerd in artikel 12 van de Woningwet. Uit het voorgaande kan worden geconcludeerd, dat de gemeenteraad een hoge mate van autonomie heeft inzake het stellen van welstandscriteria. 3.9.3 Huidige situatie Ten tijde van de vaststelling van de eerste welstandsnota was de gemeente Dongen al redelijk vooruitstrevend voor wat betreft de inhoud hiervan. In tegenstelling tot de meeste gemeenten, die soms dertig of meer welstandsgebieden met voor ieder gebied aparte regels binnen hun grenzen hadden gedefinieerd, bevatte de welstandsnota van de gemeente Dongen er slechts vier. Door deze eenvoud werd de nota leesbaar, niet te detaillistisch en werd tevens een regelbrij voorkomen. Het bijzondere hierbij was dat bij het opstellen van de nota burgerparticipatie had plaatsgevonden, waarbij de burgers behoudender bleken dan de oorspronkelijke insteek van de gemeente. Met de komst van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in 2010, is de categorie bouwwerken die ambtelijk kon worden getoetst vergunningvrij geworden. Hierdoor is ook de ambtelijke toetsing aan redelijke eisen van welstand komen te vervallen. In 2014 heeft de Rijksoverheid de categorie vergunningvrije bouwwerken uitgebreid, waardoor nog minder bouwwerken preventief aan redelijke eisen van welstand kunnen worden getoetst. Het mag duidelijk zijn dat hierdoor steeds minder mogelijkheden zijn om de visuele kwaliteit van de omgeving te waarborgen of te versterken. Alleen bij zogenaamde excessen kan nog door de gemeente handhavend worden opgetreden. 38 3.9.4 3.9.5 - Ambities voor de toekomst Het behouden van de huidige visuele kwaliteit van de bebouwde omgeving. Bij uitbreidingsgebieden meer onderlinge esthetische en architectonische samenhang bewerkstelligen. Een snellere beoordeling van vergunningplichtige bouwplannen op hun visuele kwaliteit. Het sneller en gemakkelijker door initiatiefnemers over de van toepassing zijnde welstandscriteria uit de welstandsnota kunnen beschikken. Doelen/acties Het bewerkstelligen van een verschuiving van het preventieve naar het repressieve toezicht. Het voor meer esthetische en architectonische samenhang bij in- en uitbreidinglocaties inschakelen van een zogenaamde supervisor. Het ambtelijk en door de welstandscommissie online toetsen van bouwplannen aan redelijke eisen van welstand. Het thuis digitaal, op postcode en huisnummer kunnen nagaan welke welstandcriteria op een perceel van toepassing zijn. 3.10 Cultuurhistorie en archeologie 3.10.1 Inleiding Cultureel erfgoed versterkt de identiteit van de gemeente Dongen, zorgt voor woongenot en zorgt ervoor dat de burger zich meer betrokken voelt bij de gemeente en zijn of haar buurt c.q. dorp. Daarnaast is cultureel erfgoed een belangrijke aanjager van de lokale economie waardoor investeren in cultuurhistorie rendeert. Bij cultuurhistorie gaat het om sporen, objecten en patronen/structuren die, zichtbaar of niet zichtbaar, onderdeel uitmaken van onze leefomgeving en een beeld geven van een historische situatie of ontwikkeling. Cultuurhistorie omvat dus archeologie, gebouwen en oude structuren, zoals wegen, waterlopen, dijken, etc. Als deze objecten en structuren voldoende waarde hebben om ze te willen bewaren is sprake van cultureel erfgoed. De gemeente Dongen heeft de ambitie om de aantrekkelijkheid van de gemeente te vergroten door de cultuurhistorische waardevolle aspecten nog meer te versterken, waardoor aantrekkelijke plekken ontstaan. De gemeente zorgt voor haar erfgoed door bescherming en instandhouding van gebouwde monumenten en door aandacht voor het behoud van archeologische waarden in de ondergrond. Daarnaast vindt de gemeente het belangrijk dat haar erfgoed bij een breed publiek bekend is. Inspiratie, beleving en visualisatie zijn begrippen die gemeengoed moeten worden binnen onze gemeente. 3.10.2 Beleidskader Sinds de eerste Structuurvisie PLUS uit 2001 is er al veel gebeurd op het gebied van cultuurhistorie en heeft er een duidelijke kentering plaats gevonden in de beleving omtrent het cultureel erfgoed. Het huidige gemeentelijke cultuurhistoriebeleid is in principe voldoende om de bestaande koers en ambities voort te zetten, maar ontwikkelingen op rijks- en gemeentelijk niveau zorgen ervoor dat er aanvullingen gemaakt moeten worden en accenten verlegd. Ons beleid wordt daarom de komende tijd verder vormgegeven en uitgebouwd. De versnippering van het bestaande beleid in 39 verschillende nota’s en visies is eveneens aanleiding om het cultuurhistoriebeleid te bundelen in één overzichtelijke nota Cultureel Erfgoed. Met één nota zijn burgers en andere belanghebbenden sneller en eenvoudiger op de hoogte van onze ambities en wensen ten aanzien van het cultureel erfgoed in de gemeente Dongen. De gemeente wil de ‘Dongense’ identiteit zo veel mogelijk behouden en versterken. Door het inzetten van erfgoed bij ruimtelijke ontwikkelingen (behoud door ontwikkeling) en visualisaties van het niet-zichtbare verleden worden bestaande kwaliteiten geborgd en de identiteit van onze gemeente bij nieuwe ontwikkelingen verankerd. Historisch besef en behoud van bestaande kwaliteiten hoeven vernieuwing niet in de weg te staan. Erfgoed kan vaak een meerwaarde zijn voor een nieuwe ontwikkeling en betekenis geven aan een gebied. Het gaat hierbij niet alleen om behoud van bestaande objecten en oude structuren, maar ook om het toevoegen van nieuwe kwaliteiten, geïnspireerd door het verleden. Voor een duurzame ontwikkeling van de gebouwde omgeving is het noodzakelijk dat creatieve ideeën ten aanzien van stedenbouw en architectuur inspelen op de cultuurhistorische waarden van een gebouw of plek. De gemeente zet tevens in op een zorgvuldige inpassing van bouwplannen in de omgeving waarbij aanwezige (cultuurhistorische, landschappelijke en stedenbouwkundige) kwaliteiten als aanleiding en inspiratie voor het ontwerp dienen. 3.10.3 Huidige situatie In 1992 ondertekende Nederland het Europese Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed, kortweg ‘het Verdrag van Malta’ (of Valletta). Sindsdien is het uitgangspunt van het (rijks)beleid dat archeologische waarden volwaardig meetellen in beslissingen over de ruimtelijke inrichting van ons land. Via de Wet op de Archeologische Monumentenzorg is het verdrag in 2007 wettelijk verankerd in de herziene Monumentenwet 1988. Op 1 januari 2009 is de Monumentenwet 1988 op onderdelen gewijzigd. Daarnaast is in 2009 de beleidsbrief Modernisering van de Monumentenzorg (MoMo) van de Minister van OCW verschenen. Hierin werden maatregelen aangekondigd die de monumentenzorg moesten moderniseren. Onderdelen hieruit waren de beperking van de verplichte advisering door de Minister (lees: de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed) en Provincie, het vergunningvrij wijzigen van een beschermd monument en het vastleggen van cultuurhistorische waarden in de ruimtelijke ordening (bestemmingsplannen). Door de terugtredende rijksoverheid worden gemeenten meer belast met de zorg voor rijksmonumenten en archeologie naast de al aanwezige zorg voor de gemeentelijke monumenten. Op dit moment is de Erfgoedverordening van de Gemeente Dongen (vaststelling raad 30 september 2010) van kracht. Ten opzichte van de vorige Monumentenverordening uit 1997 zijn hier de verplichtingen die voortvloeien uit de Wet op archeologische monumentenzorg en de invoering per 1 oktober 2010 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in verwerkt. Ook de Verordening Subsidiëring Gemeentelijke Monumenten1998 dient aangepast te worden aan de huidige tijd. Na de laatste actualisatie die in mei 2001 heeft plaatsgevonden op grond van de toen geldende “Monumentenverordening van de gemeente Dongen 1997” behoeft de huidige gemeentelijke monumentenlijst actualisatie. Plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst had destijds een vrijwillig karakter en men kon in principe ieder moment op verzoek weer van de lijst verwijderd worden; destijds begrijpelijk, maar thans niet langer wenselijk. Op 7 maart 2013 heeft de gemeente de “Cultuurhistoriekaart Gemeente Dongen” (CHW-kaart) ontvangen inclusief rapportage. Deze is tot stand gekomen in het kader van de provinciale “Beleidsregel Stimulering Gemeentelijke- c.q. Erfgoedkaarten 40 2009-2011”. Doel was uniformiteit te verkrijgen binnen de provincie Noord-Brabant inzake beleidsmatige zaken omtrent ons cultureel erfgoed. De CHW kaart is op 20-22014 vastgesteld door de gemeenteraad. De maatschappelijke behoefte is er om de cultuurhistorische kwaliteiten integraal en ontwikkelingsgericht te beschouwen en te benutten waarbij de plannen van vandaag in een lange termijn perspectief bekeken worden. Dit betekent een cultuuromslag bij alle betrokkenen, of het nu bedrijven, burgers, bestuurders, het ambtelijk apparaat, ontwikkelaars of cultuurhistorici betreft. Niet de confrontatie tussen oud en nieuw moet de boventoon voeren maar juist de kansen die er zijn om het cultureel vermogen als vruchtbare bron te benutten (bijv. toerisme). Er moet meer aandacht komen voor de samenhang tussen cultureel erfgoed en de omgeving (landschapscultuur, archeologie, historie, ruimte en planologie) waarbij cultuurhistorie meer richtinggevend gemaakt moet worden in de ruimtelijke ontwikkeling (Plan De Hoogt, hoek Hoge Ham – Bolkensteeg, is hier een voorbeeld van). Bestaande wet- en regelgeving: Monumentenwet 1988. De wet vormt de basis voor de monumentenzorg. Voor de gemeentelijke monumentenzorg is hierin bepaald dat gemeenten met rijksmonumenten een monumentencommissie moeten hebben om te kunnen besluiten op vergunningaanvragen. De Dongense monumentencommissie is opgenomen in de geïntegreerde Welstands- en Monumentencommissie. Voor archeologie is in de Monumentenwet vastgelegd dat de gemeenteraad bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening moet houden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische waarden. Erfgoedverordening van de gemeente Dongen 2010 (vastgesteld door de raad d.d. 30-09-2010). De verordening betreft de basis voor de gemeentelijke monumentenzorg. Hierin staan de verschillende beschermingsvormen en de beschermingsprocedures beschreven. Nog niet opgenomen hierin is aan welke criteria een object moet voldoen om voor bescherming in aanmerking te komen. Wel is bepaald dat voor wijzigingen aan en sloop van monumenten een vergunning is vereist. Verder is bepaald dat het verboden is om een archeologisch monument te verstoren. Verordening subsidiëring gemeentelijke monumenten 1998 (vastgesteld door raad d.d. 16-07-1998). Hierin zijn de regels voor het verkrijgen van een onderhouds- en/of restauratiesubsidie voor gemeentelijke monumenten vastgelegd. Bestaand beleid: Archeologische Beleidsadvieskaart gemeente Dongen (vastgesteld door de raad d.d. 10-02-2011). Is het beleidskader en de basis voor het Archeologische bodemarchief van de gemeente Dongen. Overige uitgangspunten: Structuurvisie Dongen 2020. In deze structuurvisie komt tot uiting dat (cultuur)historie één van de hoofdopgaven is. Aandachtpunten hierbij zijn het behoud van waardevolle elementen en bebouwing, een goede inpassing in de omgeving en het zo veel mogelijk beleefbaar maken ervan. Erfgoed in goede handen? (d.d. februari 2013). In opdracht van het Ministerie van OCW houdt de Erfgoedinspectie op nationaal niveau toezicht op een belangrijk deel van het Nederlandse erfgoed. In het rapport doet de Erfgoedinspectie aanbevelingen ter bescherming hiervan. 41 3.10.4 Ambities voor de toekomst De ambities van Dongen: 1. De aantrekkelijkheid van Dongen vergroten door de cultuurhistorisch waardevolle aspecten te versterken; 2. Behoud, herstel en vergroting van herkenbaarheid van belangrijke fysieke elementen en landmarks zoals: patroon van wegen, dijken en perceelstructuur, de bebouwingslinten met karakteristieke bebouwing, historisch groen, herkenningspunten zoals div. kerken en de watertoren; 3. Vergroten belevingsmogelijkheden; 4. Bij het ontwikkelen van de cultuurhistorisch waarvolle elementen moeten we oog hebben voor de samenhang tussen cultuurhistorie enerzijds en recreatie & toerisme anderzijds; 5. Een actueel modern beleid (incl. monumentenlijst) met een daarbij passende stimuleringsregeling. 3.10.5 Doelen en acties voor de komende planperiode Om de ambities die de gemeente voor cultuurhistorie heeft ook daadwerkelijk te kunnen bereiken zijn voor de komende planperiode een aantal doelen en acties gesteld. Een aantal van deze genoemde acties valt onder onze dagelijkse taken. Dit is het gebruiken en actueel houden van de archeologische beleidskaart. Een aantal andere acties is nieuw en moet in ons nieuwe beleid worden geïmplementeerd. Door het uitvoeren van de volgende acties en het streven naar de onderstaande doelen verwacht de gemeente deze ambities waar te kunnen maken. - - - - - - Bij ruimtelijke ontwikkelingen standaard rekening houden met het behoud van waardevolle elementen en bebouwing, een goede inpassing in de omgeving en het zo veel mogelijk beleefbaar maken ervan. Behoud van de aanwezige cultuurhistorische waarden legt randvoorwaarden op aan ruimtelijke ontwikkelingen. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen zullen de historische waarden expliciet in de afweging betrokken worden. Naast de bebouwingslinten zijn de Donge, het Wilhelminakanaal, de dijken, de Vaart en het Molenvaartje belangrijke elementen. Het beleid hiervoor is gericht op behoud en versterking. In de Structuurvisie Dongen 2020 is hierover het nodige geschreven. Behoud van de waardevolle bebouwing is van groot belang voor het karakter van de kernen en de bebouwingslinten: kerken, boerderijen, leerlooierijen en schoenfabrieken. Het vervallen van een gebruiksfunctie is een belangrijke risicofactor voor het voortbestaan van waardevolle gebouwen zoals bijvoorbeeld boerderijen, kerken en industrieel erfgoed. Het zoeken naar passend hergebruik is van groot belang. In deze tijd passende stimuleringsregeling afgestemd op de financiële ruimte van de gemeente. Deze zou moeten gelden voor bebouwd erfgoed en bomen die op de gemeentelijke monumentenlijst staan. Bij het ontwikkelen van de cultuurhistorische elementen moet altijd gekeken worden in hoeverre hier een extensieve recreatieve functie aan kan worden gekoppeld. Op grond van de op 20-2-2014 vastgestelde cultuurhistorische waardenkaart moet worden gewaarborgd dat de cultuurhistorische waarden binnen Dongen en het beleid meer op elkaar worden afgestemd. Het cultuurhistoriebeleid te bundelen in één overzichtelijke nota Cultureel Erfgoed. 42 - Extra toezicht op monumenten houden om onherstelbare schade tijdens werkzaamheden zoveel mogelijk te voorkomen. 3.11 Veiligheid 3.11.1 Inleiding Iedereen hecht veel waarde aan een veilige leefomgeving. Men wil zonder gevaar en veilig over straat kunnen, veilig en beschermd gebouwen binnen gaan en zich in zijn eigen huis veilig en vertrouwd voelen. Het is belangrijk dat iedereen in Nederland zich veilig voelt. Echter, veiligheid is een relatief begrip, aangezien niets onder alle omstandigheden volledig zonder gevaar is. Daarom werkt de overheid er hard aan om de veiligheid in Nederland zoveel als mogelijk te waarborgen. Politie en justitie bewaken de openbare orde en proberen criminaliteit te voorkomen. Gemeente en provincie verlenen vergunning en controleren op veiligheid. Zo moet bijvoorbeeld opslag van gevaarlijke stoffen aan strenge eisen voldoen om explosiegevaar te minimaliseren, moeten gebouwen voldoen aan allerlei brandveiligheidseisen om in geval van brand het aantal slachtoffers en de schade te minimaliseren. 3.11.2 Beleidskader Binnen het thema veiligheid zijn met name sociale en fysieke veiligheid van elkaar te onderscheiden. De sociale veiligheid heeft betrekking op alle risico’s die het gevolg zijn van moedwillige (criminele) handelingen van derden in met name openbare ruimte. De fysieke veiligheid heeft betrekking op alle risico’s die het gevolg zijn van branden, ongevallen en rampen. Het onderscheid tussen beiden is van belang, omdat er op beide terreinen sprake is van een andere aanpak, andere wetgeving en andere beleidsnota’s. Tegelijkertijd is er ook sprake van samenhang tussen de beide terreinen. Door in dit stuk aandacht te besteden aan zowel de fysieke als de sociale veiligheid, wordt het mogelijk de samenhang beter te zien. Verschillende ambities en de uitwerking daarvan vinden in een aantal gevallen al plaats in separate beleidsnota’s, waaronder de Beleidsvisie Externe Veiligheid, de Kadernota Integrale Veiligheid, het Verkeersbeleidsplan en het regionaal Crisisplan. Sociale Veiligheid De gemeente Dongen wil een veilige en leefbare situatie in wijken en kernen. Zij wil dit bereiken door een brede maatschappelijke inzet met participatie van inwoners, politie, openbaar ministerie, brandweer, maatschappelijke organisaties en het bedrijfsleven. De gemeente Dongen heeft samen met haar partners bekeken waar prioriteiten gelegd moeten worden, welke doelstellingen nagestreefd moeten worden en welke taken en verantwoordelijkheden ieder heeft. Dit heeft geresulteerd in de Kadernota Integrale Veiligheid 2013-2014. In deze nota zijn de strategische kaders beschreven. In het bijbehorende uitvoeringsplan zijn de prioriteiten uitgewerkt. De nota is opgebouwd uit verschillende veiligheidsthema’s die vooral te maken hebben met openbare orde en veiligheid, criminaliteit en overlast. Vanwege de aanwezigheid van de Kadernota Integrale Veiligheid 2013-2014 wordt sociale veiligheid in dit plan niet verder uitgewerkt en richt dit plan zich tot de fysieke veiligheid. Fysieke Veiligheid Bij het thema fysieke veiligheid moet worden gedacht aan het voorkomen en beperken van risico's waarbij mensen gewond of gedood kunnen worden, zoals brandgevaar, blootstelling aan giftige gassen, het gevaar van instortende gebouwen en andere calamiteiten. Fysieke veiligheid heeft niet alleen betrekking op lichamelijk letsel, maar ook op materiële en economische schade en de gevolgen voor het milieu. De gemeente, brandweer, politie en GHOR werken hierbij nauw samen. De aandacht ligt daarbij steeds meer op het voorkomen van ongelukken en branden. 43 De laatste jaren heeft het aspect fysieke veiligheid veel aandacht gekregen. Deels werd dit veroorzaakt door verschillende calamiteiten waar brandveiligheid en bouwregelgeving een rol speelde. Denk hierbij aan de vuurwerkramp in Enschede, de nieuwjaarsbrand in Volendam, het instorten van een balkon in Maastricht en de parkeergarage in Tiel en wateraccumulatie op platte daken. Daarnaast mag sinds de komst van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in 2010 een aantal bouwwerken vergunningvrij worden uitgevoerd. Hierdoor vindt geen preventieve toetsing meer plaats aan de technische eisen die zijn vermeld in het Bouwbesluit. Het gevolg hiervan is dat het risico op calamiteiten groter is met als complicerende factor, dat door het vergunningvrij zijn het niet bekend is waar deze zich kunnen voordoen. In de praktijk blijkt ook dat al langer bestaande bouwwerken door het zich ontwikkelen van de bouwregelgeving, niet meer aan de eisen of slechts aan de minimale eisen van brandveiligheid voldoen. Met name bij voor publiek toegankelijke gebouwen kan dit tot ongewenste situaties leiden. Uit voorgaande volgt dat het beleid inzake de fysieke veiligheid deels is gebaseerd op calamiteiten en deels op een ontwikkeling die is gericht op het streven naar minder of juist meer regels. Voor wat betreft het eerste aspect is het beleidskader het Bouwbesluit 2012, omdat hierin de regels m.b.t. de bouw- en brandveiligheid zijn vastgelegd. Bij het tweede en derde aspect is het beleidskader de Wabo. De gemeente heeft op grond hiervan een toezichthoudende taak m.b.t. de staat van de bestaande bouw. 3.11.3 Huidige situatie Er zijn vele landelijke initiatieven genomen om de risico’s te beperken. Ook in Dongen heeft dit zijn uitwerking gehad. Daarbij is veelal op landelijke calamiteiten gereageerd, door binnen de aanwezige mogelijkheden noodzakelijke acties te ondernemen. In veel situaties bleek dit door het ontbreken van capaciteit en middelen een langdurig proces. Naast het reageren op landelijke calamiteiten probeert de gemeente Dongen, met eenduidige advisering en vergunningverlening gekoppeld aan het controleren en handhaven, de kans op calamiteiten zoveel mogelijk te verkleinen. Dit geldt ook voor het toezicht op de bestaande bouw. Echter maakt dit vanwege een beperkte capaciteit momenteel geen volledig onderdeel uit van de toezichtstaak, maar wordt dit zoveel mogelijk tijdens de uit te voeren controles van de verleende omgevingsvergunningen uitgevoerd. Verder zijn er verschillende recente beleidsplannen opgesteld voor het thema fysieke veiligheid. Denk hierbij aan het Beleidsplan Externe Veiligheid, het Regionale Crisisplan, het Beleidsplan Integrale Handhaving en het iets oudere Bouwbeleidsplan. In deze plannen zijn verschillende ambities bepaald en doelstellingen geformuleerd en worden deze aan de hand van separate uitvoeringsprogramma’s tot uitvoering gebracht. In dit plan is het de bedoeling om nog niet benoemde ambities en doelstellingen tot uitvoering te brengen. 3.11.4 Ambities voor de toekomst De ambities van de gemeente Dongen voor veiligheid zijn: Voorkomen en beperken van risico’s op calamiteiten en indien nodig hierop snel en adequaat reageren. 3.11.5 Doelen en acties voor de komende planperiode Voor het halen van de hierboven vermelde ambities is een aantal acties nodig. Deze acties zijn: Vergunningen op peil houden en daarmee ook controles op vergunde activiteiten. 44 - - - Controles meer richten op bestaande gebouwen, waarbij de focus ligt op bouwkundige veiligheid (ankers, daken, sneeuw, water). Hiervoor dienen structureel mensen en/of middelen te worden vrijgemaakt. Beleid ontwikkelen om brandveiligheid van bestaande gebouwen op een hoger niveau te brengen. Stimuleren van het vervangen van asbestdaken door landelijke en provinciale projecten, zoals het project ‘Asbest eraf, zonnepanelen erop!’ onder de aandacht te brengen en te faciliteren. Voorlichting over het voorkomen en beperken van risico's waarbij mensen gewond of gedood kunnen worden, zoals brandgevaar, blootstelling aan giftige gassen, het gevaar van instortende gebouwen en andere calamiteiten. 45 4 Uitvoeringsagenda In dit hoofdstuk wordt per thema een overzicht van de doelen en acties weergegeven met daaraan gekoppeld een beoogd uitvoeringsjaar. Dit kan 1 jaar betreffen maar ook meerdere jaren of een doorlopende activiteit betreffen. 4.1 Klimaat en energie Doel / actie - Terugdringen van het eigen energieverbruik door aanpassen of vervangen van installaties en verlichting. - Het versterken van de rol van het EMO team binnen de organisatie. - Duurzaam inkopen; eventueel in samenwerking met andere gemeente(n): toepassen CO2 prestatieladder. - Bij aanschaf van gemeentelijke voertuigen overstappen naar duurzame brandstoffen en/of elektrisch rijden; kleine voertuigen nu starten, grote voertuigen na 2016 (bij vervanging) - Vergroenen van de eigen energieafname. - Samenwerking zoeken met Energie Dongen om een duurzame ontwikkelingsstrategie uit te zetten. - Voortzetten nulmeting in samenwerking met Energie Dongen, Casade wooncorporatie en VOCD. - Gebruik maken van ervaringen van andere gemeenten. Aansluiting zoeken bij regionale initiatieven zoals het klimaatbureau in Tilburg en MOED. - Inzetten op een voorbeeldproject passief bouwen, gebruik makend van bestaande praktijkvoorbeelden - Onderzoek doen naar het terugwinnen van energie uit gemeentelijke riolering (kansrijke optie volgens RioNED) - Onderzoeken of in regionaal verband een energiepark kan worden gerealiseerd. - Opzetten van een energieloket in samenwerking met externe partijen als Energie Dongen, Casade wooncorporatie, VOCD en regionale partijen als MOED en het Klimaatbureau: voorlichting aan burgers en bedrijven en webshop voor besparingsproducten. - Stimuleren van duurzame energieproductie door bedrijven en particulieren: zon, wind en biomassa. - Onderzoek doen naar maximale participatie van inwoners en bedrijven uit Dongen in het realiseren en exploiteren van windmolens (sociaal levende wind) op bedrijventerrein De Wildert. - Onbenutte dakvlakken gebruiken voor zonne-energie: deelname aan project Energie Dongen onderzoeken / uitwerken Planning Doorlopend 2015 2015 2015 / 2016 2015 -2018 2015 2015 2015 2016 2018 2017 2016 Doorlopend 2015 2015 4.2 Bodem en ondergrond Doel / actie - Regionale samenwerking voortzetten om meer projecten gezamenlijk op te pakken. - Ter inzagelegging gebiedsbeheersplan en uitvoering gebiedsgericht grondwaterbeheer. Planning Doorlopend 2015 e.v. 46 - In 2013 is een eerste stap voor het voorbereidings- en invoeringstraject van de Basisregistratie Ondergrond (BRO) gezet. Onderzocht zal worden of dit project in de regio samen opgepakt kan worden. - Begeleiding van het aanpakken van de bodemsanering. - Bij ruimtelijke en infrastructurele ontwikkelingen tijdig kijken naar de bodemkwaliteit en de mogelijkheden wat betreft de ondergrond op de locatie. - Zorgvuldig omgaan met het verplaatsen van grond en bevorderen van het hergebruik van grond en bouwstoffen conform het Besluit Bodemkwaliteit. - Actieve communicatie naar burgers en bedrijven. - Meer participatie vragen aan burgers. - Toekomstige bodemkwaliteit waar nodig verbeteren en hierin een voorbeeld in nemen, bijvoorbeeld actief verontreinigingen wegnemen waar dat nodig is. - Beschermen van de ondergrond waar dat nodig is, standpunt innemen bij grote invloedrijke ingrepen op de ondergrond, bijvoorbeeld schaliegas, opslag radioactief afval. - Structuurvisie ondergrond (STRONG) realiseren zodat er een goede afstemming tussen bestemmingsplan (de bovengrond) en de bodem (ondergrond) kan plaatsvinden . - Actief asbest verwijderen zonder gezondheidsrisico's. - Maatschappelijke en economische ontwikkelingen gebruiken om bodemsaneringen uit te voeren. - Meer ruimte in de ondergrond creëren voor infiltratie van neerslag en waterbeschikbaarheid in droge tijden. - Bodem en ondergrondgegevens digitaal en interactief bereikbaar maken. 2014 Doorlopend Doorlopend Doorlopend Doorlopend Doorlopend Doorlopend 2014-2015 2015-2016 Doorlopend Doorlopend 2015 t/m 2019 bij vervangen van riolering 2015 t/m 2018 4.3 Lucht en geur Doel / actie - Verdere uitvoering geven aan het verkeerscirculatieplan; een betere doorstroming vermindert de emissies van het verkeer. - Veilige fietsroutes en aantrekkelijke fietsenstallingen aanleggen om het fietsgebruik te stimuleren. - Uitstoot van eigen wagenpark terugdringen. Bij aanschaf van gemeentelijke voertuigen uitstoot van fijn stof en NOx mee laten wegen (duurzaam inkopen). - Het gebruik van openbaar vervoer aantrekkelijker maken en stimuleren. - Aanplanten van bomen en planten voor de opname van fijn stof. Dit is bijvoorbeeld in het erfbeplantingplan opgenomen. - Elektrisch rijden stimuleren door oplaadpunten te faciliteren of toe te staan (zie ook Klimaat en energie). - Gevoelige functies (scholen, kinderdagverblijven, ouderenhuisvesting etc.) langs hoofdinfrastructuur waar mogelijk voorkomen of verplaatsen. - Transport over water bevorderen. Planning Doorlopend Doorlopend Centrum: 2015 2015 Doorlopend Doorlopend Doorlopend 47 - De meerwaarde van het opstellen van eigen geurbeleid t.o.v. gebruik landelijk en provinciaal beleid onderzoeken. - Uitvoering geven aan de door de provincie ingezette beleidslijn Zorgvuldige Veehouderij 2020. - Actieve communicatie met bewoners en bedrijven over zowel de regels als acceptatie van een bepaalde mate van hinder. - In overleg met omwonenden (verenigd in een Actiecomité) en bedrijven zoeken naar een structurele oplossing voor de hinder afkomstig van Tichelrijt (inclusief geluidsaspect). 2015 2015 - 2020 Doorlopend 2015 e.v. 4.4 Geluid Doel / actie - Ruimtelijke (her-)inrichting als basis nemen voor een goede omgang met geluidsoverlast. - Rekening houden met geluid bij de aanleg van wegen en waar mogelijk toepassen van geluidsreducerende wegdekken (geluidsarm asfalt, stille klinkers). - Saneren van de woningen op de B-lijst. - De Zone industrielawaai rondom De Wildert aanpassen naar aanleiding van de ontwikkeling/uitbreiding van het bedrijventerrein. - Ontwikkelen van gebiedsgericht beleid voor bedrijven vallend onder het Activiteitenbesluit. - In overleg met omwonenden (verenigd in een Actiecomité) en bedrijven zoeken naar een structurele oplossing voor de hinder afkomstig van Tichelrijt (inclusief aspect geur). - Verkenning van de mogelijkheden voor een geluidwal / -scherm langs het kanaal. - Actieve communicatie met bewoners en bedrijven over zowel de regels als acceptatie van een bepaalde mate van hinder. - Inzage realiseren in gemeentebrede geluidbelasting (eis vanuit de nieuwe Wet geluidhinder) Planning Doorlopend Doorlopend 2015 -2015 Afhankelijk van wetgeving 2015 e.v. 2015 Doorlopend 2016 4.5 Water Doel / actie - Het Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) verder actualiseren. - Waterkwaliteitmaatregelen uit het afvalwaterakkoord - Beleid wordt hierin verankerd en vertaald naar verbetermaatregelen die doelmatig zijn - Het afkoppelen van (schoon)hemelwater in West I en de prinsessen buurt en in nieuw aan te leggen woongebieden. - Bij periodiek onderhoud, reconstructiewerkzaamheden en nieuwbouw kan het gescheiden rioolstelsel in het stedelijk gebied uitgebreid worden. Het meenemen van deze aanpassingen op 'natuurlijke' momenten zorgt voor een financiële en tijdsbesparing. - Verbeteren van de kwaliteit van het afvalwater. In samenwerking met het waterschap moet er worden gehandhaafd en moeten controles op het afvalwater worden uitgevoerd. Planning 2015 2015-2018 2015 2015-2018 Doorlopend Doorlopend 48 - Doorspoelen van stilstaand water of bevordering van stroming om te voorkomen dat de ecologische kwaliteit van het water laag wordt door grote hoeveelheden algen en bacteriën en er overlast van muggen ontstaat. Hiermee moet tijdens de planvorming al rekening worden gehouden. - Een baggerplan opstellen. Dit heeft een relatie met de economische functie en de (water)bodemkwaliteit. - Samenwerken met Hart van Brabant gemeenten en waterschappen om zo de kracht en kennis te bundelen. - Verminderen van wateroverlast in met name het centrumgebied - Grondwatermeetnet op basis van meetplan - Onkruidbestrijding wijzigen van chemische naar mechanische methoden (wettelijke verplichting) Doorlopend 2015 2015-2018 2015-2018 2015 2017 4.6 Licht Doel / actie - Toepassen LED in openbare verlichting continueren. - Onderzoek doen naar het structureel toepassen van dynamische verlichting en actieve markering met aandacht voor veiligheid en faunaverstoring. - Verlichting buiten de bebouwde kom in de nacht dimmen - In gemeentelijke gebouwen overschakelen op LED-verlichting en gebruik maken van technische hulpmiddelen zoals bewegingsmelders en lichtsensoren. - Zowel medewerkers als burgers bewust maken van het onderwerp (onder andere door interne communicatie en door deelname Nacht van de nacht). - Mogelijkheden onderzoeken om openbare verlichting alleen binnen de bebouwde kom toe te passen; buiten de kom alleen op kritieke punten. - Sier-/aanstraalverlichting in openbare ruimte terugbrengen tot een in nader overleg te bepalen minimum. - In overleg met ondernemers mogelijkheden onderzoeken om verlichting van gebouwen en reclameborden ’s avonds en ’s nachts tot een in nader overleg te bepalen minimum te beperken. - Verlichting van Tichelrijt en De Wildert in overleg met bedrijven waar mogelijk aanpassen / beperken met behoud van veiligheidsniveau Keurmerk Veilig Ondernemen. - Inventariseren van knelpunten veroorzaakt door assimilatieverlichting en waar nodig kassen afschermen door het planten van bomen op enige afstand naast kassen of door technieken als inpakken en afdekken. Planning Doorlopend 2017 2015 e.v. 2015 Jaarlijks 2017 2015 e.v. 2016 2015-2018 2016-2018 4.7 Afval De uitvoering en planning van onderstaande acties hangen sterk af van de gevolgen van onderzoek naar de gemeentelijke afvalinzameling. Aangezien ten tijde van de totstandkoming van dit Omgevingsbeleidsplan met betrekking tot een aantal zaken nog besluitvorming moest plaatsvinden is ervoor gekozen de planning voor dit onderdeel nog niet nader in te vullen. 49 Doel / actie - Verplichting tot het behalen van de LAP doelstellingen opleggen aan de eigen organisatie om zodoende de vrijblijvendheid tot het halen van doelstellingen weg te nemen. - Het opstellen van een grondstoffen plan, hier in staat o.a. vermeld hoe wij verspilling van grondstoffen tegengaan en op wat voor wijze de afvalstoffen(grondstoffen) worden ingezet voor hergebruik. - Afvalverwerkingcontracten afsluiten op basis van duurzaamheid. Uitgangspunt moet zijn preventie van afval en hergebruik van de grondstoffen. De CO2 prestatie ladder zal met de aanbesteding een grote rol moeten gaan spelen. - Op zoek gaan naar andere verwerkingstechnieken zodat de grondstoffen uit het ingezamelde afval weer worden benut. - Snoeiafval buitendienst benutten voor energieopwekking. Aansluiten op / deelnemen aan de ontwikkelingen op bedrijventerrein de Wildert. - Afvalinzamelingsfrequentie aanpassen aan systeem en behoefte / noodzaak. - Afvalscheiding stimuleren door meer/betere inzamelpunten: uitbreiden huidige inzamelplekken met KCA, drankenkartons en blik. - Gecontroleerd afval accepteren op de milieustraat; maak burger bewuster. - Milieustraat ook één avond openstellen voor in ieder geval tuinafval (geen/beperkt toezicht nodig). Voor andere stromen onderzoeken. - Intensievere communicatie richting inwoners en ondernemers over afval en zwerfafval. Nog meer dan nu het geval is gebruik maken van digitale communicatiemiddelen en tools. - De bijdrage Nedvang inzetten voor gebruik van een Elektrisch voertuig en de inhuur van extra mankracht bij het opruimen van zwerfafval. - De bijdrage Nedvang inzetten voor het gebruikmaken van educatieve programma's en materialen van Nederland Schoon. Planning p.m. p.m. p.m. p.m. p.m. Afhankelijk van raadsbesluit dec 2014 2015 p.m. p.m. 2015 e.v. 2015 2015 4.8 Groen en natuur Doel / actie - Stimuleren en subsidiëren aanleg en onderhoud van landschapselementen; aanplant van karakteristieke soorten stimuleren. - Bij herinrichting van bestaand groen; behouden van variatie. - Bebouwing en groen integreren: clusteren van groen, minder snippergroen - In de planvorming minimaal 5% groenruimte opnemen - Beschermen van monumentale bomen - Subsidieregeling opstellen voor onderhoud monumentaal groen, bijv dmv Cultuurhistorische waardenkaart - Handhaven van het karakter van de dijkjes in ’s Gravenmoer - Gladheidsbestrijding; van droog strooien naar nat sproeien bij vervanging van materieel (= minder zout in de bodem) Planning Doorlopend Doorlopend Doorlopend Doorlopend Doorlopend 2015 Doorlopend 50 - Daktuinen stimuleren bij nieuwbouw - Meer groene speelplekken creëren door aanpassing van bestaande speelplekken of nieuwe speelplekken een natuurlijk karakter te geven. 2015 2015 4.9 Welstand Doel / actie - Het bewerkstelligen van een verschuiving van het preventieve naar het repressieve toezicht. - Het voor meer esthetische en architectonische samenhang bij inen uitbreidinglocaties inschakelen van een zogenaamde supervisor. - Het ambtelijk en door de welstandscommissie online toetsen van bouwplannen aan redelijke eisen van welstand. - Het thuis digitaal, op postcode en huisnummer kunnen nagaan welke welstandcriteria op een perceel van toepassing zijn. Planning Doorlopend Incidenteel (naar behoefte) 2015 Doorlopend 4.10 Cultuurhistorie en archeologie Doel / actie - Bij ruimtelijke ontwikkelingen standaard rekening houden met het behoud van waardevolle elementen en bebouwing, een goede inpassing in de omgeving en het zo veel mogelijk beleefbaar maken ervan. - Behoud van de aanwezige cultuurhistorische waarden legt randvoorwaarden op aan ruimtelijke ontwikkelingen. - Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen zullen de historische waarden expliciet in de afweging betrokken worden. - Naast de bebouwingslinten zijn de Donge, het Wilhelminakanaal, de dijken, de Vaart en het Molenvaartje belangrijke elementen. Het beleid hiervoor is gericht op behoud en versterking. In de structuurvisie 2020 is hierover het nodige geschreven. - Behoud van de waardevolle bebouwing is van groot belang voor het karakter van de kernen en de bebouwingslinten: kerken, boerderijen, leerlooierijen en schoenfabrieken. - Het vervallen van een gebruiksfunctie is een belangrijke risicofactor voor het voortbestaan van waardevolle gebouwen zoals bijvoorbeeld boerderijen, kerken en industrieel erfgoed. Het zoeken naar passend hergebruik is van groot belang. - In deze tijd passende stimuleringsregeling afgestemd op de financiële ruimte van de gemeente. Deze zou moeten gelden voor bebouwd erfgoed en bomen die op de gemeentelijke monumentenlijst staan. - Bij het ontwikkelen van de cultuurhistorische elementen moet altijd gekeken worden in hoeverre hier een extensieve recreatieve functie aan kan worden gekoppeld. - Op grondn van de op 20-2-2014 vastgestelde cultuurhistorische waardenkaart moet worden gewaarborgd dat de cultuurhistorische waarden binnen Dongen en het beleid meer op elkaar worden afgestemd. - Het cultuurhistorie beleid te bundelen in één overzichtelijke nota Cultureel Erfgoed. Planning 2015-2019 Doorlopend Doorlopend Doorlopend Doorlopend Doorlopend 2015 2015-2019 2015 2015 51 - Extra toezicht op monumenten houden om onherstelbare schade tijdens werkzaamheden zoveel mogelijk te voorkomen. 2015 e.v. 4.11 Veiligheid Doel / actie - Vergunningen op peil houden en daarmee ook controles op vergunde activiteiten. - Controles meer richten op bestaande gebouwen, waarbij de focus ligt op bouwkundige veiligheid (ankers, daken, sneeuw, water). Hiervoor dienen structureel mensen en/of middelen te worden vrijgemaakt. - Beleid ontwikkelen om brandveiligheid van bestaande gebouwen op een hoger niveau te brengen. - Stimuleren van het vervangen van asbestdaken door zoveel mogelijk aansluiting te zoeken bij landelijke en provinciale projecten, zoals het project ‘Asbest eraf, zonnepanelen erop!’ - Voorlichting over het voorkomen en beperken van risico's waarbij mensen gewond of gedood kunnen worden, zoals brandgevaar, blootstelling aan giftige gassen, het gevaar van instortende gebouwen en andere calamiteiten. Planning Doorlopend Doorlopend 2015 2015-2019 Doorlopend 52 Lijst van afkortingen en begrippen BRO C2C CCS CO2 EHS EMO ETS EVZ GHOR IPO KIDV KRW LAP MOED MoMo NMP NO2 NSVV OMWB PM10 RWZI STRONG SWUNG UvW VGRP VNG VNL VVE Wabo Wm Basisregistratie Ondergrond Cradle to cradle (alle gebruikte materialen kunnen na hun leven in het ene product, nuttig worden ingezet in een ander product) Carbon Capture and Storage (afvangen en ondergronds opslaan van kooldioxidegas dat vrijkomt bij verbranding van (fossiele) brandstoffen) Koolstofdioxide Ecologische Hoofdstuctuur Energie Management Overleg (intern) Emissions Trading System (Europees handelssysteem voor het recht om CO2 uit te mogen stoten) Ecologische Verbindingszone Geneeskundige HulpverleningsOrganisatie in de Regio Interprovinciaal Overleg Kennisinstituut Duurzaam Verpakken Kaderrichtlijn Water Landelijk Afvalbeheerplan Midden-Brabantse Ontwikkelingsmaatschappij voor Energie en Duurzaamheid Modernisering van de Monumentenzorg Nationaal Milieubeleidsplan Stikstofdioxide Nederlandse Stichting Voor Verlichtingskunde Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant Fijnstof Rioolwaterzuiveringsinstallatie Structuurvisie Ondergrond Samen Werken in de Uitvoering van Nieuw Geluidbeleid Unie van Waterschappen Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan Vereniging van Nederlandse Gemeenten Verordening bescherming Natuur en Landschap Vereniging van eigenaren Wet algemene bepalingen omgevingsrecht Wet milieubeheer 53