Hoofdstuk 4

advertisement
Hoofdstuk 4
1. De tien jaren
Het succes van de Opstand
Het succes van de Opstand was te wijten aan de steun van Engeland, en de verschuiving van
Filips’ aandachtspunt naar Frankrijk.
Hollands welvaart
Het economisch zwaartepunt verschoof in de 17e eeuw naar Holland, Amsterdam. De
wereldhandel kwam op gang, schepen maakten langere reizen. Er was behoefte aan een soort
voorraadkast, een stapelmarkt, die zich in Amsterdam vormde. Omdat scheepvaart risico’s
met zich meebracht had men een soort aandelensysteem. Daaruit ontstond in 1602 de VOC.
Holland sloot de Schelde-monding af, om de aanvoer naar Antwerpen af te sluiten. Dit was
een noodzakelijke oorlogsdaad omdat Antwerpen bij de vijand hoorde. Amsterdam
profiteerde van de immigratie van Antwerpse handelaren met hun kapitaal en hun netwerken.
Om succesvol te zijn moet een regering zorgen voor een constant inkomen door gespreide
belastinginning. In Nederland was de welvaart gespreid, voornamelijk door indirecte belasting
op consumptiegoederen.
De bestuursvorm van de republiek
Nederland bestond uit 7 Staten, het autonome Drente en de generaliteitslanden (staatsVlaanderen en staats-Brabant). De Staten moesten een middenweg vinden tussen
onafhankelijkheid en samenwerking. Vanwege de bestuursvormen binnen de republiek is het
gewoon het bestuur niet aan een persoon, maar aan een college toe te vertrouwen. Maar een
stadhouder deelt zijn ambt met niemand. Maurits van Oranje werd stadhouder. Hij was vooral
militair leider. Johan van Oldebarneveldt was raadpensionaris, en hij was vooral politiek
leider. Hij was voorzitter van de gewestelijke statenvergadering, maar hij kon niet
concurreren met de macht en het aanzien van de stadhouder.
De plaats van de kerk
Om privileges terug te krijgen van Filips II moesten Nederlanders het katholieke geloof
herstellen. Juist dat betekende een inperking van hun vrijheid.
- Libertijnen  iedereen is welkom, lidmaatschap is vrijblijvend
- Calvinisten 
 overeenstemming op wezenlijke geloofspunten
 hechte kerkelijke organisatie
 handhaving van de kerkelijke tucht
 lidmaatschap is niet vrijblijvend, wel vrijwillig
Het verloop van de oorlog
Maurits en Oldebarneveldt vormden een gouden combinatie. Maurits ging zeer zorgvuldig en
geduldig te werk, en hij werkte ook samen met Willem Lodewijk van Friesland.
2. Het vraagstuk van oorlog en vrede (1598 – 1609)
Onzekerheid omtrent de oorlogsdoelstellingen
Oldebarneveldt wilde Duinkerken innemen om kapers de pas af te snijden. Dit leidde tot de
slag bij Nieuwpoort in 1600, die wel gewonnen werd, maar totaal geen winst opleverde. Het
zuiden was niet geneigd zich bij de Republiek te voegen, en het was niet zeker meer of de
Republiek dit wel wilde. Spanje probeerde nog gebieden terug te veroveren, maar haar macht
was teloorgegaan.
Vrede of bestand?
In de vijandige atmosfeer werd in 1609 een twaalfjarig bestand afgekondigd. De partijen
waren achterdochtig en bleven buiten de Republiek tegen elkaar vechten. Bovendien bleef de
Schelde dicht.
3. De twisten van het twaalfjarig bestand
Politieke tegenstellingen
Frankrijk is tegen Habsburg, maar Frankrijk is katholiek. Oldebarneveldt wil toch een
alliantie met Frankrijk. Maurits wil een alliantie met Engeland. Dan neigt Frankrijk naar
Spanje, en Oldebarneveldt wil toch vasthouden aan die alliantie. Het wantrouwen tegen hem
rijst.
Godsdienstige tegenstellingen
- Calvinisten  Je gelooft doordat je door God bent verkozen om in vergiffenis te
ontvangen.
- Arminianen  Je ontvangt vergiffenis omdat je tijdens je leven gelovig bent.
Men noemt hen ook wel contraremonstranten en remonstranten. Oldebarneveldt wil
tolerantie, en zelfs onderdrukking van de contraremonstranten om de Arminianen een kans te
geven. Het wantrouwen groeide nog meer, en Maurits liet hem arresteren in 1618.
De nieuwe orde van zaken
Oldebarneveldt werd geëxecuteerd. De nieuwe partij in de overheid was voor de
contraremonstranten, maar de remonstranten vestigden zich als religie. Het bondgenootschap
met Engeland liep uit op een aantal geschilpunten:
- Indië
- Godsdienstoorlogen in Duitsland
De VOC trachtte haar monopolie op de handel op Indië te vestigen. Internationaal werd de
strijd aangebonden met schenders van dat monopolie, ongeacht of dit vrienden of vijanden
waren. Engeland was hier slachtoffer van. Bovendien was Engeland niet bereid de Duitse
godsdienstoorlog van materieel te voorzien. Dit was te ver van het bed. Nederland wilde
Duitsland wel helpen.
In 1625 stierf Maurits, en er kwam ruimte voor verandering
4. Het goud van de gouden eeuw
Consolidatie
Onder Frederik Hendrik ging de Republiek een bondgenootschap aan met Frankrijk. Engeland
was te zeer verdeeld door burgeroorlog. Frankrijk was verdeeld door interne spanningen. De
Republiek had een economische voorsprong. De VOC boekte winst, de WIC minder. Binnen
Europa had Nederland de meeste winst, wat toegeschreven kan worden aan het grote aantal
kleine beleggers met gering kapitaal.
De aard van de Noord-Nederlandse cultuur
Er lag een concentratie van artistiek talent in Nederland in de 17e eeuw. Veel technieken
werden echter gekopiëerd vanuit andere streken elders in Europa. De Nederlandse cultuur
steunde op het christendom en de klassieken.
-
poëzie met een boodschap
harmonie  nobele gedachten vervat in de schoonste vorm
De Hollandse schilderschool
De Nederlandse schilderkunst bestaat uit een vormentaal, in een realistisch schilderij.
Vrijheid en gebondenheid
Er bestond vrijheid van drukpers, maar kritiek op wat de staten misschien zouden beslissen
was toegestaan, kritiek op wat ze werkelijk doen kon men beter niet uitspreken.
Geleerden waren veelal competent op meerdere gebieden.
De relatie tussen kerk en staat was begin 17e eeuw zeer goed. Dit toont zich in het opstellen
van de Statenvertaling van de bijbel. Deze vertaling droeg bij aan de standaardisering van de
Nederlandse taal.
De vrouw was onevenredig belast, omdat veel mannen werk vonden in de scheepvaart en de
visserij. De vrouwen moesten alleen de thuissituatie in de hand houden. In het oosten was de
cultuur anders. Daar was men zich minder bewust van een staatseenheid.
Van oorlog naar vrede
Men wilde vrede 
- De Duitse dertigjarige oorlog was voorbij
- De inlijving van Vlaanderen bij de Republiek zou vooral Holland geen voordeel
opleveren
- Spanje koesterde geen hoop meer de Republiek in te kunnen nemen.
1648  de vrede van Munster wordt getekend
- Spanje erkent de Republiek als soeverein
- De Republiek krijgt vrije vaart op Indië
- De Schelde blijft dicht
5. De Ware Vrijheid (1648 – 1672)
Willem II en de Europese machtsverhoudingen
Frankrijk won op Habsburg. In Engeland kwam Cromwell aan de macht, en hij liet de koning
executeren. Willem II was in de Republiek aan de macht gekomen in 1647. Hij wilde wél
oorlog met Spanje, en vobendien inmenging in de Engelse koningshuiskwestie. Hij trad met
geweld op tegen recalcitrante Staten van Holland, inzake de eigenmachtige
troepenvermindering. Na deze actie zette men vraagtekens bij de macht van de stadhouder.
Willem II stierf in 1650.
De Hollandse regenten
1650-1672: Eerste stadhouderloze tijdperk. Holland en de aan haar gebonden gewesten
besloten de functie van stadhouder onvervuld te laten. Zijn plaats werd vanaf 1653 ingenomen
door de raadpensionaris, met dit verschil dat deze geen leider, maar een dienaar van het volk
was. Hij moest overtuigen (persuasie), omdat hij niets op kon leggen.
- heerschappij van de regenten ( Ware Vrijheid)
- handelsoorlogen
Regenten worden eigen baas in stad en gewest.
Regent 
- van aanzienlijke geboorte
- in het bezit van enig vermogen
- onkreukbaar en onomkoopbaar
- deel hebbend aan dezelfde cultuur van Latijnse school en Franse taal
Culturele activiteiten voor regenten waren wetenschap, literatuur, muziek en het verzamelen
van kunst. Regenten dienden een tolerante levenshouding te hebben.
Godsdienst en politiek onder de regentenheerschappij
Nadere Reformatie: Hervorming van de praktijk van het christelijk leven.
De kerk mmocht van de regenten geen uitspraak doen over de leer, om polarisatie te
voorkomen. De kerk mocht de politieke verdeeldheid niet bevorderen. De regenten
onderdrukten de kerk om een stabiele machtsbasis te creëren. De kerk sympathiseerde
logischerwijs met de verdreven stadhouderlijke familie. Er was echter geen sprake van een
constante polarisatie.
De handelsoorlogen
Engeland en Frankrijk konden hun eigen economie alleen een impuls geven ten koste van de
republiek.
1651 Akte van Navigatie  Nederlandse schepen mogen alleen goederen van Nederlandse
herkomst vervoeren naar Engeland. Deze bepaling leidde tot de eerste Engelse oorlog (1652 –
1654). Nederland was zwakker. De republiek moest beloven dat geen Oranje ooit meer
stadhouder werd, in de Akte van Seclusie. Dit vergrootte de tegenstelling tussen
staatsgezinden en stadhouderlijken.
Nederland moest Denemarken te vriend houden In de Noordse oorlog tegen Zweden (1658)
stond Nederland dus aan Deense kant. De Witt, raadpensionaris had de vloot uit laten breiden,
was zijn vruchten afwierp.
In Engeland werd de monarchie hersteld. De betrekkingen tussen Engeland en Nederland
werden echter niet beter. De tweede Engelse oorlog woedde van 1665 tot 1667. Nederland
was duidelijk sterker geworden. Ze gaf Nieuw-Nederland aan Engeland, in ruil voor
Suriname.
Zweden, Engeland en Nederlandgingen in 1668 een verbond aan tegen machtsuitbreiding van
Frankrijk onder Lodewijk XIV. Frankrijk verhoogde de invoerrechten voor Nederland.
Nederland was min of meer beschermd doordat noch Engeland, noch Frankrijk het zich kon
veroorloven de Republiek in de handen van de ander te laten vallen. Maar Frankrijk en
Engeland sloten een verbond in 1672 en vielen Nederland samen aan. De Witt trad af, en
Willem III werd stadhouder. De Witt werd door het volk vermoord.
6. De Republiek onder Willem III
De oorlog van 1672
Het snelle verloop van de Engels-Franse oorlog was voor het Nederlandse volk verbijsterend.
Dat moest de schuld zijn van slecht bestuur. In 1672 leek Nederland bijna overwonnen, en
Frankrijk hield een adempauze, in afwachting van de Engelse aanval op de kust. Maar de
Nederlandse vloot rekende af met de Engelsen, en op het land bouwde men aan de
verdediging. Willem III was een inspirerend man.
1673  Quadruple alliantie tegen Frankrijk: Habsburgse keizer, Spanje, Lotharingen en de
Republiek. In Engeland kwam de anti-Franse partij aan de macht, waardoor Engeland geen
oorlog meer voerde tegen de Republiek.
Door onenigheden in de Staten-Generaal kon Willem III de controle krijgen over 4 van de 7
stemmen. Maar Amsterdam had controle over Holland, Holland over de Staten-Generaal, dus
Willem kreeg geen steun voor zijn oorlog (Vrede van Nijmergen, 1678).
Willem III tegen Lodewijk XIV
1685: herroeping van het Edict van Nantes  protestanten zijn niet langer een getolereerde
minderheid in Frankrijk. Vluchtelingen stroomden naar het noorden.
In Engeland kwam de katholiek Jacobus II op de troon. Uit angst voor een katholieke dynastie
vertrok Willem III naar Engeland en verjoeg Jacobus II, zijn schoonvader en nam zelf de
troon over. 25 jaar oorlog tegen Frankrijk volgden.
De Spaanse koning Karel II stierf, en Lodewijk XIV zou voor zijn kleinzoon deze troon op
kunnen eisen: Spaanse successieoorlog, vanaf 1702.
Willem II stierf in 1702. In dezelfde tijd raakte de basis voor Nederlandse welvaart in verval.
7. De grote mogendheid in verval (1702 – 1751)
Politieke achteruitgang
De Republiek leed financieel onder de Spaanse successieoorlog. In het noorden was men zich
daar nauwelijks van bewust. De functie van Amsterdam als stapelmarkt werd echter minder,
en haar aandeel in de internationale handel kromp. De Republiek had niet genoeg middelen
om een leger staande te houden.
Barrièretraktaat: De Republiek mocht garnizoenen leggen in de Zuidelijke Nederlanden, in
vestingsteden langs de Franse grens.
Vrede van Utrecht 1713.
De Republiek was uit op vrede, omdat oorlog haar voortbestaan bedreigde. In deze rust was
het bestuur van ondergeschikt belang. Men had geen behoefte aan opvallende figuren.
Hiermee werd het tweede stadhouderloze tijdperk ingeluid, van 1702 tot 1747.
Binnenlands bestuur
Vanaf 1702 was de Republiek een nachtwakerstaat. Tot de oorlog tegen Frankrijk in 1747
weer losbarstte had men geen exceptioneel bestuur nodig. Willem IV werd gevraagd
stadhouder te worden van alle gewesten. Het ambt werd erfelijk, de Staten konden de keuze
niet meer maken, wel of niet.
Democratische oppositie
Plooierijen  discussies tussen het Oude en het Nieuwe Plooi over de politieke structuur.
De hoge schuldenlasten, en het geringe succes van Willem IV kweekten opnieuw onbehagen.
Men vond de belastingdruk te hoog en men kon zelf lezen over de gang van zaken in de
wereld. Er ontstonden actiegroepen uit de schutterijen (middenstand). Men vroeg om een
bredere machtsbasis, hier en daar om machtsherstel van de ambachten. Willem IV gar uit
conservatisme geen gehoor aan deze onrusten.
Cultureel en kerkelijk leven
De elite communiceerde in het Frans, dreigde haar voeling met het Nederlands te verliezen.
Binnen de katholieke kerk namen de Nederlandse katholieken een achtergestelde positie in.
Als tegendaad koos men in Utrecht zelf haar aartsbisschop. Er ontstond een scheuring met
Rome, die echter van weinig belang is geweest.
Men leefde volgens tradities, maar onderhuidse veranderingen in politiek, economie en
cultuur maakten dat dit achteraf achterhaalde glorie lijkt.
8. De naderende crisis (1751-1780)
Economische en politieke problemen
Het relatieve aandeel van de Republiek in de internationale handel nam af. De bevolking
groeide en het reële loon nam af.
Nederland, Spanje en Zweden verdwenen naar de achtergrond; Engeland, Rusland, Frankrijk,
Pruisen en Oostenrijk kwamen op. Nieuwe allianties werden gevormd.
Oostenrijk was in het bezit van de Zuidelijke Nederlanden. In de zevenjarige oorlog tegen
Engeland en Pruisen (1756) sloot het een verbond met Frankrijk. Engeland was bevriend met
de Republiek, maar die was haar buffer, de Barrière met Frankrijk kwijt, dus moest ze wel
neutraal blijven. Een hachelijke positie dus.
Om zich tegen Frankrijk te verdedigen was een landleger nodig, tegen Engeland een vloot. Zij
moest keizen, voor één van twee als bondgenoot, of op beide verdedigingen half werk
leveren, omdat er geen geld was om een vloot en een leger te bouwen en uit te rusten.
De zeeprovincies waren i.v.m. de handel voor een bondgenootschap met Frankrijk. De
landprovincies waren samen met de stadhouders voor een bondgenootschap met Engeland
(connecties met het Engelse hof, en voortdurende dreiging van Franse landlegers).
Toen Willem IV in 1751 stierf kwam zijn zoontje onder voogdij. De strijd over de
verdediging werd buiten hem om gevoerd. In praktijk nam Kapitein-Generaal, de hertog
Ludwig Ernst van Brunswijk-Wolfenbüttel voor hem waar. Toen Willem V in 1766 aan de
macht kwam was hij zo afhankelijk van Brunswijk dat ze feitelijk samen stadhouder waren.
Willem V was besluitonvaardig, en hij had weinig vertrouwen in zichzelf en anderen. Hij
gebruikte zijn patronagestelsel voor benoemingen niet voor een krachtig beleid.
Cultuur en politieke vernieuwing
Er werden geen grote, maar wel constante prestaties geleverd in de 18e eeuw op literair en
kunstzinnig gebied. In de 17e eeuwlag de nadruk op de harmonie tussen christelijke en
klassieke traditie, in de 18e eeuw op harmonie tussen de christelijke traditie en de verlichting,
de verheerlijking van de ratio.
Er ontstaan organisaties die kunst en wetenschap willen bevorderen  Hollandse
maatschappij der wetenschappen (bijv.)
Daaruit vloeiden discussiegroepen voort, zoals, in 1777, de Oeconomische Tak.
De oplossing brachten ze niet. Ze borduurden teveel voort op oude tradities.
Regenten die op zoek waren naar afschaffing van het stadhouderschap richtten hun aandacht
op Amerika, als ‘democratisch ideaal’, en een mogelijkheid om zich tegen Engeland te
wapenen.
Download